| |
| |
| |
20
Het pronkstuk van Sophie's nieuwe verzameling, was een met grote letters op zwaar geschept papier geschreven brief. Het epistel was afkomstig van een jonkheer, wiens naam, Radboud de Backer van Gamerode, in fijne druklettertjes bovenaan het papier stond. De jonker schreef, dat haar verschijning en optreden voor de televisie een diepe indruk op hem hadden gemaakt en hij verzocht haar om hem in de gelegenheid te willen stellen persoonlijk met haar kennis te maken. Het was zowel een zeer bijzondere als een veelbelovende brief, die zich door zijn welverzorgdheid en de voorname afkomst van zijn afzender, van de andere correspondentie als een orchidee van paardebloemen onderscheidde. Als zij 's avonds in bed lag, zag zij het ronde regelmatige handschrift en sprak zij zijn naam uit, die als een toverspreuk klonk. Jonkheer, dat deed haar aan kastelen en paleizen, aan jeugd en schoonheid denken. Zij trachtte zich voor te stellen, hoe de schrijver van de brief er uitzag. Gemakkelijk viel haar dit niet. Het beeld bleef vaag, omdat zij haar onbekende bewonderaar wel een gestalte maar geen gezicht kon geven. Met de kleding had zij geen moeite; die bestond onveranderlijk uit een kuitbroek, een jas met kanten lubben en een sierdegen. Dit was wel geen kostuum voor de twintigste eeuw, maar zij vond dat het bij haar adellijke vriend en zijn brief paste. Een gezicht kon zij er echter niet bij bedenken. Meestal draaide het uit op een filmkop, iets ouds met een bepoederde pruik. Als zij er iets jeug- | |
| |
digers van trachtte te maken, werd het Albert, zoals hij tijdens hun verkering was geweest of, nog gekker, zag zij David, die een witte pruik boven zijn dikke brilleglazen droeg. Het leek naar niets en zij wist dat het nooit iets worden kon, zolang zij Radboud, die jong en mooi en rijk moest zijn, niet gezien had. En met dit inzicht was zij dan weer op het dode punt aangeland. Omdat zij bij die eerste ontmoeting haar gravinnekostuum wilde dragen, zou het thuis moeten gebeuren. Maar wat viel er te beginnen in dat ellendige kleine kamertje? Als zij alleen was moest zij er al voor oppassen om niet met haar kleren aan de meubelen of het oliekacheltje te blijven haken. Het enige vertrek dat zich althans een beetje voor de ontmoeting leende, was de kamer waarin Brog zijn klanten ontving. Na enig praten was het in orde gekomen en had ook Coba het goed gevonden, dat zij de kamer voor één keer zou gebruiken. Bij Holmers had zij het mooiste briefpapier gekocht dat hij in voorraad had en zo was dan eindelijk haar antwoord in zee gegaan.
En nu was het wachten alleen nog maar op het rinkelen van de bel, dat als het klaroengeschal van herauten, de komst van jonkheer de Backer van Gamerode zou aankondigen. Sophie zat naast de schoorsteen waar zij, zonder zelf te worden gezien, de straat in het oog kon houden. Zij hoefde zelf de deur voor haar bezoeker niet te openen, omdat zij met Coba had afgesproken, dat deze dit tegen beloning van een doos chocolade zou doen. De visite zou in geen geval langer dan een uur mogen duren, omdat Leo daarna de kamer weer nodig had. Als haar jonker nu maar op tijd kwam!
Het rinkelen van de telefoonbel gaf haar een schok. Zij herademde toen zij hoorde dat het iemand was die Brog wilde spreken. Maar er kon nog een ander telefoontje komen, er bleef haar nog een kwartier waarin hij kon afbellen.
| |
| |
Zij liep naar de deur, stelde zich voor dat zij haar bezoeker ontving, maakte een lichte sierlijke buiging en bood hem een stoel aan achter de tafel. Als hij half afgewend van de schoorsteenmantel met familieportretten zat, zou hij die smoelen alleen maar zien als hij zich omdraaide. Geen vertoning, al die proleten! Een mooi huis om een edelman in te ontvangen. En alsof het nog niet erg genoeg was, verpestte Coba ook nog de lucht door, juist nu, spek uit te braden. Het was hoog tijd dat zij hier vandaan ging, hetzij met of zonder Leo's hulp.
Een zwarte, onfeestelijke auto reed langzaam voor en stopte geluidloos, als een volgkoets van een begrafenisstoet. De enige passagier, een goed geklede meneer, bleek bijzonder klein te zijn, toen hij naast de wagen stond. Een treurige verschijning voor een edelman, een teleurstelling, ondanks de bloemen die hij had meegebracht. Dat zoiets bestond! Zelfs de gedachte, dat de kamer groot en goed genoeg voor een dergelijk mannetje was, had niet veel vertroostends.
Toen hij tegenover haar stond, kwam hij haar, ondanks zijn niet meer zo jeugdig uiterlijk, nog jongensachtiger voor. Naar zijn formaat had hij haar zoon, naar zijn uiterlijk had hij haar vader kunnen zijn. Zij moest toegeven dat hij keurig sprak, maar dit maakte hem toch niet tot de man, die zij met een buiging had willen ontvangen. Hij maakte zo weinig indruk op haar, dat zij hem meteen maar tutoyeerde en hem onachtzaam een stoel toeschoof. Best mogelijk dat hij een oplichter was, iemand die in een gehuurde wagen reed en die dat mooie briefpapier had laten bedrukken met een titel die hem niet toekwam. Zijn gemoedelijk optreden en de grote briljant aan zijn ringvinger, die te kleurig fonkelde om namaak te zijn, deden haar echter deze verdenking vergeten. Toen zij, door te gaan zitten, min of meer op gelijk niveau waren gekomen, ontstond een voorlopig evenwicht tus- | |
| |
sen Sophie's wensen en de werkelijkheid en behandelde zij haar bezoeker wat vriendelijker.
Hij sprak levendig en met een speelse openhartigheid, die gedurfd maar nog juist niet onbeschaamd was, over de gevoelens en gedachten die bij hem opgekomen waren, toen hij haar in de televisie gezien had. Na de uitzending was hij gedwongen geweest zich voortdurend met haar bezig te houden. Ofschoon hij steeds meer naar haar was gaan verlangen, was daarbij de vraag bij hem opgekomen of de werkelijkheid geen teleurstelling zou opleveren en of het daarom niet beter zou zijn om geen aanraking met haar te zoeken en een mooie herinnering ongeschonden te bewaren. Er was zo weinig in deze wereld van schijn, reclame en bedrog, dat het bij een nadere critische beschouwing uithield. Wat bleef er van de meeste toneel- en filmschoonheden over, als de schmink en de poeder er af waren? Ondanks deze overwegingen had hij haar niet kunnen vergeten, niet willen loslaten, omdat van haar verschijning iets uitging, dat geen make-up nodig had om indruk te maken, iets eigens, iets persoonlijks, dat alle schoonheidsmiddelen van de wereld niet konden geven: ras. Wat dit betrof vergiste hij zich zelden, hij had er een neus voor en rook het, zoals een jachthond het wild. Maar, neus of niet, hij had het eenvoudig niet kunnen nalaten haar te schrijven. En nu zat hij voor haar als een boetvaardige bewonderaar, die hoopte dat hem zijn tekort aan vertrouwen zou worden vergeven en die bereid was om zich in de hoek te gaan staan schamen over zijn twijfel.
- Ik meen er veel meer van dan u schijnt te denken, zei hij, toen zij lachte. In alle ernst: ik wens en geloof ook dat wij goede vrienden zullen worden.
Sophie was al voldoende over haar teleurstelling heen om dit geloof te delen. Hij had haar al zozeer voor zich ingenomen dat
| |
| |
zij, toen hij opstond, opeens wel weer zag hoe klein hij was, maar zich er niets meer van aantrok. Het was niet beslist noodzakelijk om rechtop te staan, als je het samen gezellig wilde hebben. Binnenshuis, waar anderen je niet zagen, kwam lengte er niet op aan en als je uit ging zat je naast elkaar in de auto. Voor de rest bleek hij een echte edelman te zijn, een heer, die haar keurig behandelde.
Het gesprek werd nog interessanter, toen hij het over haar afstamming kreeg. De Rimhagens behoorden tot een zeer oud geslacht dat, naar hij zeker meende te weten, nog met het zijne geparenteerd was. Als zij er belang in stelde, kon hij het wel laten uitzoeken. Curieus anders, die kwestie van die reïncarnatie. Daar moest zij hem bij gelegenheid toch eens wat meer van vertellen. Om te beginnen moesten zij het nu eerst eens over de toekomst hebben, de naaste toekomst, bijvoorbeeld de volgende avond. Schikte haar dat? Zijn haast en voortvarendheid overrompelden en imponeerden. Hij liet er geen gras over groeien, er zat pit in dat kleine kereltje! Een gezellig avondje, in intieme sfeer, om de kennismaking te verstevigen. Hij zou haar wel komen afhalen. Was dat afgesproken? Dan nog één vraag, niet uit nieuwsgierigheid of bemoeizucht, maar alleen uit belangstelling. Wat zij dacht aan te trekken, als zij uit gingen. Hij vond haar kleed prachtig, zou zich niet iets meer passends voor haar kunnen denken, vond het in één woord, ideaal. Maar de wereld van vandaag had geen oog voor die dingen en smaak viel bij de moderne mens ver te zoeken. Als het aan hem lag, kleedde hij zich ook liever in een fluwelen kostuum met kuitbroek.
Nogal een figuur, dacht zij, hem vluchtig opnemend.
Hij had haar blik gezien en begrepen.
- 't Zou nog wel eens kunnen meevallen, zei hij lachend. Niet groot, maar goed geproportionneerd. De de Backers zijn geen
| |
| |
van allen reuzen geweest, maar zij stonden hun mannetje. Beter klein en strijdbaar, dan lang en slungelachtig.
- Daar heb je gelijk aan. Het zit 'm niet in de lengte, beaamde zij, aan Albert denkend.
Bij het afscheid drukte hij een kus op haar hand en dit deed hij zo sierlijk en hoofs, dat zij hem, als zij aan haar neiging zou hebben toegegeven, over het kale topje van zijn schedel zou hebben geaaid. Klein en nogal kaal, maar lief en door en door een heer, dacht zij, toen zij de auto zag wegrijden.
Het was een verrassing, toen hij haar de volgende avond voorstelde om naar zijn huis te gaan. Als zij iets anders wilde, mocht zij het gerust zeggen, al had hij er dan ook min of meer op gerekend, dat zij naar zijn woning zouden gaan. Zij was nieuwsgierig naar zijn omgeving en zag er een blijk van vertrouwen in, dat hij haar meteen in zijn huis wilde ontvangen.
Kastelen waren uit de tijd en Radboud had ook niet veel van een burchtheer, maar toch meende zij, dat hem wel iets beters toekwam dan het, in een niet eens zo deftige buurt gelegen benedenhuis, dat hij bleek te bewonen. Ook binnen viel alles nogal tegen. Geen portretten van voorouders, geen gobelins en kostbare tapijten, maar gewoon burgerlijk meubilair, dat bovendien zijn beste tijd had gehad. Een nogal slonzige oude vrouw, die haar mantel in ontvangst nam en die hij voorgesteld had als juffrouw Stans, was waarschijnlijk zijn huishoudster. Omdat het kil in de kamer was, ging zij maar zo dicht mogelijk bij de haard zitten, een ouderwets gevaarte met veel krullen en koperwerk, waarin een kwijnend vuurtje flakkerde. Een sjofele boel en bij Brog zag het er beter uit, al was het hier dan wat ruimer.
Radboud had een lekker drankje voor haar klaargemaakt en kwam naast haar op de kleine sofa zitten.
| |
| |
- Op onze vriendschap, zei hij.
Glimlachend dronk zij hem toe, maar haar gedachten waren weinig vriendschappelijk. Zij wantrouwde hem weer, vond hem maar een kaal heerschap en betwijfelde of de briljant aan zijn vinger echt was. Zij zat niet verlegen om een vriendschap, die zo weinig scheen te beloven.
- Mooie ring, zei zij.
- Een erfstuk, het enige dat ik heb overgehouden. Het is mij in de laatste jaren een beetje tegen gelopen, ongelukkig gespeculeerd. Maar dat zal wel weer in orde komen. De magere en de vette jaren; het zijn de tegenstellingen die het leven boeiend maken. Drink nog eens.
Het drankje was lekker, het bekwam haar best en dus dronk zij de rest maar in één teug op. Ook het tweede glas ledigde zij zonder veel omslag.
- Jij weet er weg mee, zei hij prijzend. Hij bewonderde haar nylonblouse en kon het daarbij niet laten haar aan te raken.
Net David; zij zijn allemaal hetzelfde, dacht zij en haar aarzeling overwinnend vroeg zij, of hij een echte jonkheer was.
Hij keek haar verwonderd aan en barstte toen in een lach uit. Wat een vraag! Twijfelde zij aan zijn afkomst, dacht zij soms dat hij haar iets voorgelogen had?
- Dat niet, antwoordde zij, enigszins uit het veld geslagen. Maar je zou het in een vroeger leven geweest kunnen zijn, zoals ik eens een gravin was.
- Reïncarnatie? Neen, dat is mij te ingewikkeld, dat gaat mij te ver.
- Geloof je het van mij dan ook niet?
- Ik geloof elk woord dat uit jouw mond komt. Het kan mij ook heus niet zoveel schelen. De hoofdzaak is, dat de mensen het schijnen te geloven. Voor mij ben je in de eerste plaats een bijzon- | |
| |
dere vrouw, iemand die er uit valt, die niet thuis hoort in het milieu waarin je leeft. Jij bent van top tot teen - hoe is het ook weer? - een Rimshagen van Blauwvelden. En voor het overige begrijp ik er geen atoom van. Je zoudt best een vertraagde nageboorte, een buitenechtelijk kind kunnen zijn; de adel heeft zich eeuwen lang door zijn bastaarden in stand kunnen houden. Maar wat maakt het allemaal uit. Wat zou je er van zeggen, als wij eerst eens een stukje gingen eten?
Hij stond op en trok de schuifdeuren open. Zij zag een kleinere, even schamel gemeubelde kamer, waaraan echter een voor twee personen gedekte tafel iets feestelijks gaf. De versleten met pluche overtrokken stoel, welke hij haar aanbood, had een verzakte zitting met gebroken veren, maar het damasten tafellaken glansde, alsof het juist uit de winkel kwam. Het servies was een allegaartje, maar de geschonden schalen waren gevuld met dure, uitgezochte delicatessen. Armoede en rijkdom, schaarste en overvloed vond zij hier bijeen; alles was van een tweeslachtigheid, die haar twijfel gaande hield en haar in het onzekere liet, zoals de gastheer, die een raadsel voor haar bleef.
- Wij zouden het samen gezellig kunnen hebben, er iets van kunnen maken. Hij legde zijn hand op de hare, speelde even met haar vingers, maar hield hiermee op, toen hij de onaangename ruwheid van de huid voelde. Noblesse oblige, vervolgde hij, maar dat verlangen van jou zou wel eens op een teleurstelling kunnen uitlopen. De adel is niet meer wat hij vroeger was. Verarmd en geen invloed meer. Ik ben geen uitzondering. Tegenwoordig hebben de grote industriëlen en de voormannen uit de vakbeweging het voor het zeggen. De massa vreet uit de ruif en de overigen moeten er maar tussendoor trachten te scharrelen, hun graantje meepikken als zij de kans krijgen. Jij hebt nu een uitgezochte gelegenheid, maar je moet er gebruik van maken.
| |
| |
Hij was tegenover haar gaan zitten en schoof haar een schaaltje met kreeftensalade toe. Na te hebben ingeschonken, hield hij zijn glas in de hoogte.
- Op het gezonde verstand en op onze toekomst.
Hij nam een teugje en zette zijn glas neer.
- Een verdienstelijk wijntje, als ik mij als gastheer tenminste veroorloven mag dit te zeggen. Maar voordat wij er zoveel van gedronken hebben, dat wij edelman en bedelman niet meer van elkaar kunnen onderscheiden - wat menigmaal toch al zo verduiveld moeilijk is - moeten wij eerst eens ernstig met elkaar praten. Akkoord? Mooi! Maar eet onderwijl gerust wat van dat nobele slaatje. Dat heeft geen nadelige invloed op het praktische denken, integendeel. Ik zal openhartig met je zijn, Sophie en rechtuit zeggen waarop het staat. Dat ik verliefd ben op je, zit mij daarbij niet in de weg, want ik ben oud en rijp genoeg om Amor onder de duim te kunnen houden. Als wij het samen zouden kunnen vinden, geloof ik dat wij een mooie grondslag hebben om een bondgenootschap aan te gaan. Liefde is mooi en geld is mooi, maar die twee verenigd vormen bijna een hemel op aarde. Dit ideaal lijkt mij voor ons wel bereikbaar, want wij zouden samen veel geld kunnen verdienen. Je zult het wel met mij eens zijn, dat geld alléén niet ongelukkig maakt. Een beetje weelde, mooie kleren, een goed huis, een wagentje...
Hij hield op en keek haar vragend aan.
- Dat kan allemaal, meid, hernam hij. Je wil het ook wel, maar je doet het verkeerd en bent op het ogenblik hard bezig het voor jezelf te verknoeien. Met die Brog wordt het niets, die man profiteert alleen maar van je en pakt de zaak te prutserig aan. Hoe kun je zo met je laten sollen? Vergeet niet dat jij iets bijzonders bent, dat er op de hele wereld maar één teruggekeerde gravin van Rimshagen en Blauwvelden is. Nogmaals, ik weet niet en
| |
| |
het kan mij ook niet schelen wat er met je aan de hand is en ik geloof, dat jij verstandig genoeg bent om je daarvan geen fluit aan te trekken. Waar het op aan komt is, dat hele volksstammen in je geloven, dat jouw rimram van Rimshagen een openbaring is voor ontelbaren, voor wie jij een soort Messias bent, die ze het eeuwige leven komt brengen. De oogst is rijp, de vruchten moeten worden geplukt, voordat ze gaan rotten. Als jij de mensen niet van hun angst en hun geld afhelpt, zullen anderen de graantjes pikken, die voor jou bestemd zijn. Kijk maar eens in de krant, dan zul je merken dat het spel al begonnen is. Advertenties van dames en heren waarzeggers en genezers, die hebben overgeschakeld op hypnose, om de liefhebbers aan een verleden te helpen. Hypnotiseren kan ik ook, daarvoor draai ik mijn hand niet om bij gewillige sukkelaars. De zaak flink aanpakken, een keurig huis op goede stand en, meid, in een paar jaar zijn wij binnen of ik heet geen Radboud. Zullen wij?
Sophie twijfelde, verkeerde in tweestrijd. Wat hij van Brog beweerde, was niet helemaal onjuist. Maar Leo had bewezen wat hij waard was, zij wist wat zij aan hem had en het bleef de vraag, of een ander het beter zou doen. Radboud had zijn afkomst voor, hij woonde op een wat betere stand in een huis dat meer ruimte had en waarvan wel iets te maken viel. Sjofel, maar met een deftige inslag, meubelen die versleten waren, maar waaraan je toch nog kon zien, dat ze heel wat meer hadden gekost dan die nieuwe fabrieksrommel. De borden waren beschadigd, maar zij kreeg er de fijnste hapjes op opgediend, die bij Brog nooit op tafel kwamen en die hij misschien niet eens kende. Het zou zo gek niet zijn als hij, goed gemanierd en welbespraakt, zijn beweringen waar maakte en slagen zou, waar Brog, die toch maar een scharrelaar was, moest mislukken. Maar dat hypnotiseren? vroeg zij. Dat is heus niet zo gemakkelijk als je denkt.
| |
| |
Radboud trok zijn schouders op. Hij had het meer bij de hand gehad en wist waarover hij sprak. Op het gebied van suggestie hoefde men hem niets te leren, hij had er een groot deel van zijn leven van bestaan.
- Maar dat met ons dan? vroeg zij. Ik ben niet alleen, ik heb nog een dochtertje van elf jaar.
- Geen bezwaar, vond hij. Als eerst dat zaakje maar op poten staat, dan regelt de rest zich vanzelf.
Hij somde alle voordelen van een samenwerking nog eens op, tikte bij elk punt met zijn vinger op de tafel, als een veilingmeester die een bod vastlegt. De nadrukkelijkheid waarmee hij sprak, had een omgekeerde uitwerking, omdat haar juist door deze toon weer opviel hoe klein hij was.
- Ik moet er toch eerst nog eens over nadenken, besloot zij.
- Maar vooral niet te lang, waarschuwde hij. Voortmaken, je kans niet voorbij laten gaan.
Het was een teleurstelling voor hem toen zij, betrekkelijk vroeg, te kennen gaf, dat zij naar huis wilde. Hij was niet veel opgeschoten met zijn zakelijke voorstellen en aan de liefde was hij niet eens toegekomen.
- Waarom ook zo vroeg? vroeg hij.
- Een volgende keer langer, beloofde zij. Ik heb beloofd dat ik niet te laat thuis zou zijn.
Het was een ongeloofwaardige uitvlucht, maar hij mocht er van denken wat hij wilde. Geen wijn meer en geen vriendelijkheden; voor vanavond was het genoeg.
Hij drong niet verder aan en bracht haar met de wagen naar huis. Hem mee naar binnen nemen kon zij niet, met het oog op haar huisgenoten. Daar kon hij inkomen, maar zo'n steriel afscheid, zonder een enkel kusje was toch waarachtig ook niet nodig. De straat was verlaten; geen sterveling zou het zien.
| |
| |
Zij moest haar hoofd buigen om het binnen het bereik van zijn lippen te brengen. Toch gaf zijn krachtige omhelzing en het prikkelen van zijn baardstoppels haar wel het gevoel, dat zij geen kind maar een man zoende.
|
|