| |
| |
| |
19
Zoals het dagbladartikel, veroorzaakte ook de televisieuitzending vele en velerlei reacties. Nog voordat Sophie thuis was, werd zij opgebeld door een kijker in de provincie, die haar dringend moest spreken. Hoe de man zo vlug aan het telefoonnummer gekomen was, begreep niemand, maar nog dezelfde nacht belde de voortvarende onbekende haar opnieuw op en vroeg haar meteen maar ten huwelijk. Hij vertelde dat hij een gereïncarneerde landedelman was en in zijn tegenwoordig leven de staat van hereboer voerde, dat hij tachtig stuks hoornvee en een auto bezat, dat hij kerngezond, zestig jaar, maar nog vitaal als een jonge kerel, een meter tachtig en recht van lijf en leden was. En denkt u nu niet dat ik een grap maak, zei hij, toen hij haar hoorde lachen. Ik vertel u al die bijzonderheden alleen maar om te voorkomen dat u zou denken dat ik een avonturier ben. Geloof mij, ik bedoel het ernstig. Ik geloof, neen, ik weet, dat wij elkaar gelukkig kunnen maken.
Sophie wilde wel aannemen, dat haar aanbidder het bij het rechte eind had en dat het geluk in de warme stal bij die tachtig koeien op haar wachtte. Zij zou al genoegen hebben genomen met de helft van die kudde, als die man ook maar de helft jonger zou zijn geweest. Zestig jaar kwam haar wat veel voor, maar omdat er ook nog een auto was, sloeg zij het aanbod niet onvoorwaardelijk af en antwoordde dat zij er nog eens over wilde nadenken. Of hij niet even mocht aankomen om persoonlijk ken- | |
| |
nis te maken en haar meer bijzonderheden te vertellen. Nog niet; zij zou wel schrijven. Liever telefoneren, stelde hij voor. Zij gaf maar toe en noteerde zijn nummer. Mijn gedachten zijn voortdurend bij u en ik wens dat u mijn vrouw zult worden. Toen hij dit gezegd had, klonk een diepe zucht, die door het tikje waarmee het contact verbroken werd, afknapte als een snik.
Er volgden meer aanzoeken, zowel telefonisch als schriftelijk. Het was zo veel, dat het verwarrend werkte, zodat zij niet wist wat zij met al die aanbiedingen moest beginnen. Zij was als een kind, dat op de ochtend van zijn verjaardag voor een tafel vol geschenken staat en geen keus kan maken. Voorlopig las en herlas zij haar post maar en legde de meestbelovende brieven apart. Het liefst zou zij de afzenders van al die brieven hebben uitgenodigd om bij haar te komen, maar daarvoor was zij te slecht behuisd. Zij kon die mensen niet ontvangen in een kamertje dat zo eng was, dat er tussen het ledikant en de muur nauwelijks nog plaats was voor een tafel en een paar stoelen. De salon van mevrouw de gravin! Alles de schuld van Brog, die te laks was en niet opschoot met het huren van dat grote huis. Als zij hem aan zijn belofte herinnerde, wist hij alleen maar te antwoorden, dat je de dingen niet dwingen kon en dat zij zakelijk blijven moest. Dat beantwoorden van die brieven had geen haast en hij meende, dat zij dat ook beter aan hem overlaten kon. Hij was de man die alles wist en de lakens uitdeelde. Zij wilde wel toegeven dat zij veel aan hem te danken had, maar dit nam niet weg, dat zijn bedillerig optreden haar begon te hinderen en dat zij zich soms afvroeg of Blieks, die gezegd had dat Brog jaloers op haar was, het toch niet bij het rechte eind had. Vaker dan vroeger hield zij geen rekening met zijn wensen en volgde zij haar eigen zin en daarbij bleek haar, dat het tòch goed ging. Hoeveel beter dan hij zij het vaak wist, was in die kwestie met het gravinnekostuum ge- | |
| |
bleken. Eerst had hij er niets van willen weten dat zij het kocht en daarna had hij te keer gegaan en het bespottelijk genoemd, dat zij het kostuum wilde dragen, als zij hem als medium hielp. Van die verkleedpartij kwam niets, hij wenste er geen poppenkast van gemaakt te hebben. Zij had hierop niets geantwoord, maar de eerste de beste keer dat hij haar weer nodig had, had zij het er toch maar op gewaagd en was in het kostuum verschenen. Brog was eerst bleek van schrik en daarna rood van woede geworden, maar had in tegenwoordigheid van de bezoekster geen aanmerkingen durven maken. Deze, een oude en rijke dame, die er twee teckels en een eigen chauffeur op na hield, had gezegd dat Sophie er prachtig uitzag en haar aan een jeugdportret van haar grootmoeder herinnerde. Zij had haar uitgenodigd om eens bij haar te komen en het schilderij te bekijken. Het was een beminnelijke oude dame, die zoals Sophie later had onthuld, in haar vroeger leven met een burgemeester getrouwd was geweest en veel goede werken voor de armen en ongelukkigen van haar stad had gedaan. Als oude vriendinnen hadden de vrouwen afscheid van elkaar genomen. Na dit overtuigend succesvolle begin, had Brog er maar niets meer van gezegd, dat zij in vol ornaat op het spreekuur verscheen. Hij vermeed liever conflicten en had ook wel iets anders te doen, dan met zijn lastige assistente over haar ijdelheid te kibbelen. Van vroeg tot laat was hij bezig met zijn eenmanszaakje, waarin vrijwel alles door hem persoonlijk moest worden gedaan. Aan Blieks, die afgunstig en niet meer te vertrouwen was, had hij niet veel. Sophie's hulp betekende geen vermindering van werk, omdat hij bij elke zitting tegenwoordig moest zijn om de mensen te hypnotiseren of het tenminste te proberen. Hij moest iedereen zelf te woord staan, telefoon aannemen en brieven beantwoorden en hij moest voor technicus spelen en kopieën van de geluidsbanden maken. Het
| |
| |
ergste was, dat hij willens en wetens te veel hooi op zijn vork nemen moest, dat hij gehaast was en zoveel mogelijk tegelijk trachtte te doen, omdat hij er bang voor was, dat aan zijn voorspoed onverwacht een eind zou komen. Omdat hij toch reeds tijd te kort kwam had hij, jammer genoeg, ook de aanbiedingen van uitgevers, die hem flinke bedragen voor een boek over de ervaringen met zijn beroemd medium hadden aangeboden, van de hand moeten wijzen. Hoezeer hij er ook van profiteerde, moest hij in de grote belangstelling voor het occultisme, die mede door zijn toedoen was opgelaaid, een gevaar blijven zien. Onverwacht kon er van allerlei onaangenaams gebeuren, kon de bedreiging, waarvan hij zich nu alleen nog maar vage voorstellingen maken kon, concreet worden. Bij de dag werd deze mogelijkheid groter, sedert anderen, die waarschijnlijk alleen maar op geld beluste charlatans waren, zijn voorbeeld hadden nagevolgd en belangstellenden tegen concurrerende prijzen aan een vroeger leven hielpen. Dat dit verkeerd moest gaan, bewezen de tot nu toe gelukkig schaars nog gebleven ingezonden stukken in de bladen, waarin artsen gewaarschuwd hadden voor het gevaar dat hypnotiseren door onbevoegden meebracht. Brog was het hiermee eens, maar hij had te weinig vertrouwen in het onderscheidingsvermogen van de justitie om te verwachten dat hij met rust zou worden gelaten, als die knoeiers zouden worden aangepakt. Als de politie zich ermee ging bemoeien, werd goed en slecht over één kam geschoren en dan kreeg je niet eens de kans om te bewijzen, dat je geen prutser was. Wat hem betrof, mochten zij gerust de proef nemen door hem personen die zij aanwezen te laten hypnotiseren. Zij konden bij hem terecht, al was het ook de commissaris van politie of de minister van justitie. Maar zoiets durfden zij niet aan. Daarom moest je zelf voor je bewijzen zorgen, een reputatie opbouwen, proberen je te laten dekken door de wetenschap. Daar- | |
| |
om kon dokter Drewes, als er iets mis ging, goud voor hem waard zijn. Veel had hij bij zijn patiënte tot nu toe nog niet bereikt, maar het onontbeerlijke contact was er en daarom bleef hij vertrouwen en hield hij vol.
Deze keer bleek er een sterker contact dan gewoonlijk te zijn. Dit constateerde Brog dadelijk toen hij zijn handen in de richting van mevrouw Luns bewoog. Zij voelde zich ook wat beter en hij vond haar opgewekter dan bij zijn vorige bezoeken. Het verschil was te klein om er een verbetering van haar toestand in te mogen zien, maar toch... Met hernieuwde kracht hervatte hij de behandeling, trachtte hij zijn energie over te gieten in dit verslapte, machteloze lichaam. Na een minuut of tien liet hij haar proberen of zij haar verstarde benen wat kon optrekken. Zij kon er nauwelijks enige beweging in krijgen en haar vruchteloze pogingen schenen haar nog even veel pijn als vroeger te veroorzaken. Of er toch niet iets meer beweging dan de laatste keer in zat, vroeg zij weifelend. Het was zeker niet meer, maar hij vond dat het geen kwaad kon om het toe te geven. Als zij het niet alleen zelf verlangde, maar ook geloofde, dan zou het krankzinnig zijn om haar tegen te spreken. Waar zo hevig iets gewild werd, diende je een handje te helpen.
- Ja, inderdaad, een snippertje, er zit een tikje meer beweging in, zei hij. Ik geloof dat wij op de goede weg zijn.
Dit laatste meende hij, omdat hij, al wist hij dan ook niet of het de goede weg was, toch een nieuwe weg ontdekt meende te hebben. Als u er geen bezwaar in hebt, zou ik het eens met hypnose willen proberen.
Hij legde haar het verschil tussen hypnose en magnetisme uit. De nieuwe behandeling zou niet veel van de oude verschillen, maar hij verwachtte er wel iets van. Zij vond het goed en ook Luns had geen bezwaren, als de dokter er mee akkoord ging.
| |
| |
Bij zijn volgend bezoek was dokter Drewes tegenwoordig en mocht hij de hypnotische behandeling toepassen. Zoals Brog verwacht had, kostte het hem maar weinig moeite om de patiënte in slaap te maken. Vooraf had hij haar gezegd dat het haar, als zij onder hypnose verkeerde, gelukken zou haar benen omhoog te trekken. Hij zei het met tegenzin en zonder er zelf iets van te geloven, maar nu hij begonnen was moest hij doorgaan en bleef er niets anders voor hem over dan de gok te wagen.
Toen zij sliep was het ogenblik aangebroken om de proef op de som te nemen, maar hij bleef besluiteloos en kon er niet toe komen de beslissende woorden uit te spreken. Als hij nu, nadat hij nieuwe verwachtingen gewekt had, niets klaarspeelde, kon hij alles wel opgeven. Hij had het warm en voelde zich gehinderd door de aanwezigheid van mijnheer Luns en de dokter, die aandachtig toekeken en niet minder in spanning schenen te verkeren dan hij. Een stommiteit om toe te geven aan zijn ongeduld, het op deze manier te proberen en alles op één kaart te zetten. De kans dat het mislukken en dat hij daardoor dat beetje moeilijk gewonnen vertrouwen weer verspelen zou, was groot. Om tijd te winnen ging hij maar even zitten en veegde het zweet van zijn gezicht. Dokter Drewes kuchte, alsof hij hem te kennen wilde geven dat er nu maar eens iets gebeuren moest.
- Moeilijkheden?
De vraag klonk vriendelijk genoeg, meer deelnemend dan wantrouwend. Hij keek de dokter aan en maakte een gebaar in de richting van de patiënt.
- Voor mij niet, maar voor mevrouw, al heeft zij er dan ook geen weet van. Ik moet het voorzichtig aanpakken. Bij iemand onder hypnose kun je gauw te ver gaan, iets forceren.
Drewes glimlachte. Brog's opmerking getuigde van een inzicht, dat menige medicus ontbrak. Hij stelde hem gerust. Er be- | |
| |
stond niet veel kans dat de patiënte zich zou schaden door bewegingen, die zij zelf in staat was uit te voeren.
- Ik vergelijk een mens maar met een machine, zei Brog. Als die lang stil gestaan heeft, kun je hem ook vernielen door hem met geweld aan de gang te maken. Enfin, laten wij het dan maar proberen, besloot hij.
Hij boog zich over de patiënte, schoof zijn ene hand onder haar knieholte en legde zijn andere hand tegen haar voetzool.
- Nu kunt u het been dat ik aanraak weer bewegen, zei hij met luider stem. Trek het maar omhoog en buig de knie. Toe maar, volhouden, doorzetten, buigen!
En het ging! Zonder dat hij noemenswaardige druk behoefde uit te oefenen, kwam er beweging in het verlamde been en ging de knie omhoog. Ofschoon hij wist dat zijn hulp niet veel te betekenen had en dat zij het dus zelf moest doen, kon hij zijn ogen niet geloven. Wat hier door zijn toedoen gebeurde, had hij nog nooit meegemaakt, dit wonder, dat zich voor zijn ogen voltrok, was groter dan alle manifestaties en materialisaties uit het verleden. Hij dacht niet meer aan succes en reputatie, lette niet meer op de toeschouwers, was alles om hem heen vergeten en zag alleen nog maar de beweging van dat been, dat zo lang verstard geweest was. Dat zo iets toch maar echt kon gebeuren en dat hij het deed!
- Nu omlaag!
Met ingehouden adem bleef hij wachten of het bevel zou worden opgevolgd. Hij had zijn handen teruggetrokken en terwijl hij het zweet van zijn lippen likte, zag hij hoe het been zonder enige hulp weer gestrekt werd.
- Buigen! commandeerde hij.
Opnieuw en vlugger dan de eerste keer werd de beweging volbracht. De patiënt lag er rustig bij en haar ontspannen gelaat
| |
| |
scheen er op te wijzen, dat zij geen pijn had of althans geen pijn voelde. Met het rechter been ging het precies zo.
- Voor vandaag is het genoeg, zei hij eindelijk. Hij voelde zich als geradbraakt en had moeite om zijn trillende arm stil te houden, toen Luns zijn hand drukte.
- Ongelooflijk! Wat zegt u er zelf van?
- Meer dan ik durfde verwachten, bekende hij.
Drewes knikte goedkeurend. Dit antwoord was gemeend en geen voorgewende bescheidenheid.
- Ik zou toch nog wel iets willen proberen, zei Brog, die weer aan zichzelf en zijn succes begon te denken. Denkt u dat mevrouw napijn zal hebben van die bewegingen?
Dat was mogelijk, meende Drewes. Spieren die zo lang buiten gebruik waren geweest. En dan de kans op zenuwpijnen, die tot nu toe op elke poging om te bewegen waren gevolgd.
- Laten wij het dan proberen te voorkomen, besloot Brog. Kwaad kan het in ieder geval niet. Hij richtte zich weer tot de zieke en zei haar met nadruk dat zij straks, als zij ontwaakt was, geen pijn zou voelen. Nadat hij dit nog eens herhaald had, maakte hij haar wakker. Bertha, die zich niets herinnerde, was diep onder de indruk, toen zij hoorde wat er met haar was gebeurd. Zij had gehoopt, geweten dat dit komen zou, maar zij had het nooit durven geloven. Haar toestand was, zoals nu gebleken was, dus niet hopeloos. Neen, geen pijn ook, constateerde zij verheugd, toen het haar gevraagd werd. In een opwelling van overmoedigheid, deed zij eigener beweging een poging om haar been te buigen. Het gelukte haar niet.
- Met zoiets moet je ook nog niet beginnen, waarschuwde Drewes. Nog even geduld.
- Wat denk je er van? vroeg Luns, toen hij, na Brog's vertrek, met Drewes in de woonkamer stond.
| |
| |
Wat moest hij er van zeggen? Medische ervaring maakte hem wel zo voorzichtig, dat hij nog niet van een gunstige kentering in Bertha's toestand wilde spreken. Er viel dus nog niet veel te voorspellen. Dat echter de pijn, die redelijkerwijs had moeten volgen, weggebleven was, was wel zo merkwaardig, dat je op meer verrassingen mocht rekenen.
- Een wonder, ja. En zich een zin herinnerend, die hij eens ergens gelezen had, zei hij: Het merkwaardigste van wonderen is, dat zij gebeuren.
|
|