| |
| |
| |
17
In geen jaren en misschien nooit had Sophie zoiets gezelligs meegemaakt. Het was zelfs leuker dan haar bruiloft. Brog had nu wel gezegd dat er geld moest komen en dat er daarom zakelijk aangepakt moest worden, maar nu had zij tot haar vreugde ontdekt, dat dit even goed op een feestelijke manier kon gebeuren. Opeens had zij begrepen, dat alles eigenlijk toch alleen maar om haar ging. Brog mocht dan beslissingen nemen en alles beredderen, zonder dat zij aanmerkingen maakte of zich er zelfs ook maar mee bemoeide, hij was tenslotte toch alleen maar de ceremoniemeester van haar feest, de regisseur van het stuk, waarin de gravin van Rimshagen en Blauwvelden de voornaamste rol speelde.
Zij zat bij Betlem in het café, waar zij zou blijven wachten totdat het bovenzaaltje geheel met mensen gevuld was. Dit was zo afgesproken, omdat Brog meende dat het meer indruk zou maken, als zij plotseling in de volle zaal verscheen. Nog mooier zou zij het gevonden hebben, als zij op een toneel zou hebben kunnen opkomen, maar bij gebrek daaraan was het beter om het zo te doen, dan haar tussen het publiek te laten wachten totdat er begonnen werd. David's aanbod om haar zo lang gezelschap te houden, had zij van de hand gewezen. Zij wilde niet te veel aanpappen met die jongen, die tòch al zo aan haar kleefde en als zij alleen was kon zij er ook rustig nog eens over nadenken wat zij te doen had. Zoals voor de televisie-uitzending, was ook voor dit
| |
| |
optreden alles gerepeteerd, al was er dan ook geen tekst bij te pas gekomen, die zij van buiten leren moest. Brog had er haar na lang praten weten af te brengen, dat zij ook voor dit feest een historisch kostuum zou aantrekken. Te opzichtig en te duur, had hij gezegd. Het zou anders wel fijn zijn geweest, als zij in die volle zaal met zoveel bekenden, in een prachtige ouderwetse met kant versierde japon zou zijn verschenen. Een uitgezochte gelegenheid om de afgunstigen te pesten en bij de anderen zou het zeker in de smaak zijn gevallen. Waarom zou zij bij een gelegenheid als deze, nu zij vertellen moest wie zij eens geweest was, het de mensen ook niet laten zien? Niet doen, had Brog gewaarschuwd, je moet maat weten te houden en het niet te bont maken, anders geloven ze je niet. Waarom kan het dan wel voor de televisie? Dat is een vertoning, had hij geantwoord, comedie die wel een beetje overdrijving verdragen kan. Wij moeten zakelijk blijven en geen poespas maken. Vertrouw nu maar op mij, dan zul je zien dat alles best in orde komt. Zij had zich laten overreden en zich er maar bij neergelegd, ofschoon zij het jammer was blijven vinden.
Betlem was bij haar komen staan, zei dat de zaal al zowat vol was en vroeg of zij niet zenuwachtig was.
- Waarom?
Als iemand zeker van zijn zaak was, dan was zij het. Zij had zich in de laatste tijd zo vaak met haar vorig leven bezig gehouden, dat zij zich daarin thuis voelde als in een lang gedragen kledingstuk en er met evenveel, zelfs met groter gemak over praten kon, dan over gebeurtenissen, die zij pas had meegemaakt.
Blieks kwam haar halen het was zover. Onderaan de tra p bleef hij staan en liet haar een enveloppe zien, waarop hij een berekening had gemaakt.
- Als de kosten er af zijn, houdt Brog nog een dikke honderd
| |
| |
gulden aan dit avondje over, legde hij haar uit. En dit is nog maar het begin. Wij doen het werk en hij strijkt het geld op. Wat schiet er voor jou over?
Sophie zei, dat zij dit niet wist, dat hierover geen afspraken waren gemaakt.
- Luister dan naar mij en doe het nu, voordat er begonnen wordt. Hij zit met een zaal vol mensen en kan zonder jou niets beginnen. Zij zijn voor jou gekomen en niet voor hem.
Dat hoefde hij haar waarachtig niet te vertellen: natuurlijk kwamen de mensen alleen voor haar. Maar dat was toch geen reden om hem de pen op de neus te zetten? Hij had voor alles gezorgd en zonder hem zou er niets van deze avond zijn gekomen.
- Zo'n avond kan iedereen verzorgen, dat kan ik ook. Maar wat begin je zonder medium en nog wel iemand zoals jij? Je hebt minstens recht op de helft.
- Het kan mij niets schelen, antwoordde zij geërgerd en liep de trap op. Die Blieks met zijn gezeur verveelde haar. Het kon best waar zijn wat hij over het geld gezegd had, maar dat waren zaken die hem niet aangingen. Zij begreep niet wat Brog zag in die man, die niemand nodig had en die er bij hing als het vijfde rad aan de wagen.
Op het portaal wachtte zij even om op adem te komen. Aan het gegons van de stemmen achter de gesloten deuren kon zij horen, dat het binnen stampvol moest zijn. Aanstonds, als zij binnenkwam, zou het opeens stil worden en dan zou iedereen naar haar kijken. Dat is zij, daar heb je haar, zouden de mensen tegen elkander zeggen, alsof de koningin voorbij ging. Wie dacht nu bij zoiets nog aan geld, zoals die idioot van een Blieks?
Het ging zoals zij had verwacht en onder doodse stilte schreed zij over de rode loper van het middenpad naar haar plaats. Zij herkende verschillende van de gezichten, die naar haar waren
| |
| |
toegewend, maar zij keek niemand aan en ging voorbij zonder te groeten. Mooier en statiger kon het niet.
Op de eerste rij, vlak voor het podium, was een stoel voor haar vrij gehouden. Zij had vooruit geweten waar zij zou zitten, maar nu zij tussen de bezoekers moest plaatsnemen, vond zij dat het beter zou zijn geweest als zij een afzonderlijke plaats zou hebben gekregen. Het effect van haar indrukwekkende opkomst werd op deze manier weer teniet gedaan. Alles het werk van Brog, die met zijn overdreven voorzichtigheid van haar feestavond een gewone vergadering dreigde te maken. Zoals hij daar in zijn colbertje op het podium stond, deed hij haar denken aan een spreker, die in het Wijkcentrum een lezing hield. Hij vertelde hoe hij haar ontdekt had en sprak met een nuchtere saaiheid over hun bijzondere experimenten, alsof hij het over het onderhoud van aquariums of het kweken van bloemetjes had. Voor zoiets droogs en kinderachtigs waren de mensen toch waarachtig niet hier gekomen! Het begon pas wat interessanter te worden, toen Blieks op zijn wenk een van de bandopnamen ten gehore bracht. Zodra haar stem uit de luidspreker klonk, werden de mensen aandachtiger, scheen er iets te veranderen, verdween de dorre vergaderingssfeer en kwam er spanning. De gravin van Rimshagen en Blauwvelden sprak voor een zaal vol mensen met Sophie Klint's stem en zij zat er zelf bij en hoorde het aan. Het was alsof zij verdubbeld, in drievoud aanwezig was. Het feest begon op dreef te komen!
Het afdraaien van de spoel duurde lang, maar toch kwam het einde onverwacht, omdat zij op het laatst niet meer had geluisterd en met haar gedachten op Groot Klingerden vertoefde. Het grote ogenblik was aangebroken, toen Brog haar verzocht om op het podium te komen. Anders dan vroeger, toen zij optrad in toneelstukken, ging het nu alleen om haar en toch was zij minder
| |
| |
zenuwachtig. Waardig en rustig en met een gemak alsof zij thuis aan tafel ging zitten, nam zij tegenover Brog plaats en liet even haar blik over al die hoofden gaan, ongeïnteresseerd en zonder een gezicht te zien, alsof zij naar een bak vol aardappelen keek. Ook zonder Brog's grimassen om haar in slaap te krijgen, zou zij over haar roemrijk verleden hebben kunnen spreken, maar omdat hij vond dat het er bij hoorde en zij geen spelbreekster wilde zijn, liet zij hem zijn gang maar gaan. Het duurde maar kort voordat zij ingeslapen was en hij haar zijn eerste vragen kon stellen.
- Kunt u mij horen? klonk het als gewoonlijk.
Zij antwoordde met een duidelijk uitgesproken: Ja.
- En kunt u mijn vragen over uw vroeger leven beantwoorden?
Wat een vraag! Het oude, afgezaagde liedje. Alsof de mensen die hele geschiedenis zoëven niet uit de bandrecorder hadden gehoord.
Toen haar antwoord uitbleef en hij de vraag herhaalde, knikte zij maar even, om van hem af te zijn en de zaak niet op te houden.
- Kunt u in gedachten naar dat verleden terugkeren?
Schiet nu maar op, dacht zij en knikte opnieuw.
- Vertoeft u op het ogenblik op uw kasteel?
Zij zuchtte. Eindelijk dan was het zo ver, kwam de beurt aan haar en mocht zij, zonder dat er een machine tussen zat en zonder verdere bemiddeling van Brog tot de menigte over haar verleden spreken. Waar anders zou zij kunnen zijn dan in haar kasteel, in die grote met gobelins behangen en door kaarsen verlichte zalen, waar zij eens een gelukkiger en voornamer leven geleid had? Het was nu anders dan de vorige keren, toen zij over haar verleden gesproken had. Zij zat boven Betlem's café en hoorde zelfs de radio, die beneden aan stond, maar zo lang zij haar ogen dicht hield, kon zij zich voorstellen dat al die bezoekers, die iets van
| |
| |
haar verwachtten, in een klein zaaltje zaten, dat aan de ridderzaal grensde. Zij was de gastvrouw van al die bekenden en onbekenden, die door gangen en zalen wandelden en die alles nieuwsgierig bekeken en betastten, om na te gaan of het echt was. Wantrouwen uit afgunst. Alsof het hun ooit zou gelukken om er achter te komen wie gravin Sophia was! Zij zou die dames en heren eens even iets laten horen, hun een lesje geven dat hun zou heugen.
- De vijand is in aantocht! riep zij. Er dreigt gevaar, moord en doodslag. Het kasteel is goed verdedigd en de bruggen zijn opgehaald, maar bij de vijand zijn de trompetten geblazen en de aanval zal dadelijk beginnen. Te wapen!
Daar schrokken al die bezoekers toch wel even van, dit was iets waarop zij niet hadden gerekend.
- Welke vijand? vroeg Brog.
Gewoon laten kletsen, niet op letten. Zijn stem was trouwens maar nauwelijks hoorbaar in het wapengekletter en het angstgeschreeuw van vrouwen en kinderen. Het was nu geen tijd om op kletspraatjes in te gaan, er moest gevochten worden voor het behoud van Groot Klingerden, voor de bevestiging van haar roem. En er werd gevochten! Zelf stond zij op de transen en vuurde de mannen aan. De bezwerende gebaren van Brog beletten haar niet om op te staan en een zwaard te grijpen. Haar stem sloeg over en zij trilde over haar gehele lichaam, toen zij, nadat haar goede Albert gewond was, de soldaten toeschreeuwde dat zij moesten volhouden. Zij nam het bevel over en liet haar mannen een onverwachte uitval doen. De vijand, volkomen verrast, sloeg op de vlucht, maar de dappere belegerden vervolgden hen en hakten er op in. Het werd een bloedbad, een bacchanaal, een hel van verpletterde schedels, afgeslagen ledematen en vertrapte ingewanden. Maar Groot Klingerden bleef behouden en de verdedigers riepen Hoera en hieven hun aanvoerster op de schouders.
| |
| |
Met een diepe zucht opende zij haar ogen en staarde naar Brog, die zij eerst niet herkende. Zij hijgde alsof zij heel lang hard gelopen had en haar handen, die de leuningen van de stoel omklemd hielden, waren nat van zweet. Zij schrok en kreeg een schok, toen de toeschouwers applaudisseerden.
- Was het goed? vroeg zij fluisterend.
Na Brog's geruststellend knipoogje stond zij op om, als een actrice aan het eind van het stuk, voor het publiek te buigen.
- Enorm, beter dan ooit, prees Brog, toen zij in de garderobe koffie zaten te drinken. Ik begreep eerst niet wat het worden moest, maar het was prachtig, groots.
David kwam binnen, zonder zich iets aan te trekken van Brog, die zei, dat Sophie rust nodig had en alleen blijven moest. Reusachtig was het geweest, zei hij, de mensen waren er vol van. Zij wist dat zijn lof gemeend en dat de bewondering der toeschouwers niet overdreven en verdiend was, maar toch vond zij het prettig het hem te horen zeggen. Hij moest maar even gezellig bij haar blijven zitten en niet op Brog letten, die haar het liefst ergens zou hebben opgesloten, waar niemand bij haar komen kon.
De dansleraar verzette zich niet langer en stond het toe dat David bleef, mits hij er voor zorgde dat er geen anderen binnen kwamen. Hij wist niet of er mensen van de pers of andere pottekijkers in de zaal waren, die pogingen konden doen om haar aan het praten te krijgen. Blieks, die nergens te bekennen viel, had zich niet gehouden aan hun afspraak om hem op dit punt in te lichten.
- Ik zal zelf even gaan kijken, zei hij, maar denk er om: geen woord!
- Wat zeg je er van? vroeg Taverne.
| |
| |
- Aardig voor een geïmproviseerde monoloog en niet eens zo gek gespeeld.
Dokter Drewes beademde zijn brilleglazen en wreef ze zorgvuldig schoon. Op verzoek van Walter, die ook voor de kaarten had gezorgd, was hij meegegaan naar deze vertoning.
- Maar jij? hernam hij na een korte pauze. Sta je nog stevig of begin je in de gaten te krijgen, dat je drijfzand onder je voeten hebt?
- En als dat zo zou zijn, ben jij dan de man met de reddende plank?
- Was het maar waar, dan kon ik misschien tegelijk die Brog een handje helpen, die er nog een stuk dieper dan jij in zit.
- En Sophie?
- Die loopt er omheen en zorgt er wel voor dat zij zelfs geen natte voeten krijgt. Om dat nummertje, dat zij zo mooi heeft weggegeven te brengen, lijkt het mij niet beslist noodzakelijk, dat je eerst een paar honderd jaar dood geweest moet zijn. Wanneer zou die gravin ook weer zijn geboren?
- In zestien achtenveertig, het jaar van de vrede van Münster.
- Dan mogen wij dus wel aannemen, dat de gebeurtenissen, die zij zo kleurig heeft beschreven, niet eerder dan omstreeks, laten wij zeggen, zestien honderd tachtig hebben plaats gevonden. Onze gravin moet toch wel een jaar of dertig geweest zijn, toen zij haar Jeanne d'Arc rol speelde. Nu weet ik niet of het jou is opgevallen, maar mij deed haar verhaal van dat beleg meer denken aan de middeleeuwen, dan aan de laatste decenniums van de zeventiende eeuw.
- Daar zit iets in, gaf Taverne toe.
- Jammer dat dit relaas niet op een band is opgenomen. Achteraf valt het nu zoveel moeilijker te controleren. Maar nogmaals: hou deze dame in de gaten. Brog lijkt mij niet belangrijk, die is
| |
| |
waarschijnlijk ook meer dupe. Ik heb er nu genoeg van gezien. Blijf jij nog?
Taverne wilde nog wel zien wat er na de pauze voor de dag kwam. Toen hij in het zaaltje terugkeerde, had Brog het podium alweer betreden en kondigde aan, dat de experimenten zouden worden voortgezet. Hij hield een korte en weinig verhelderende inleiding over hypnose en reïncarnatie en eindigde met de mededeling, dat toehoorders die daarvoor iets voelden, zich door hem konden laten hypnotiseren. Dat zijn pogingen slagen zouden kon hij niet beloven, maar hij wilde het proberen.
Na zijn mededeling trad een gespannen stilte in. De bezoekers keken om zich heen, op zoek naar iemand die moedig genoeg was om het schavot te betreden. Toen niemand zich bleek te melden, brak de spanning en ging de stilte over in een door gefluister en zenuwachtig gegichel veroorzaakt rumoer, dat de stemming dreigde te bederven. Brog herhaalde zijn uitnodiging, verzekerde dat het niet gevaarlijk was en dat men het gerust kon wagen. Als het op deze manier doorging, het hem niet gelukte het dode punt te overwinnen en de mensen over hun aarzeling heen te helpen, dan had hij alle moeite voor niets gedaan. Als er nu tenminste maar één het aandurfde, het eerste schaap over de dam kwam, dan was de situatie gered. Juist op dit laatste deel van de avond, dat nu dreigde te mislukken, had hij zijn hoop gevestigd. Te laat begreep hij, dat het een fout van hem geweest was om geen afspraak met iemand van de spiritistische kring te maken, te zorgen voor een gangmaker, die het goede voorbeeld gaf. Terwijl hij voor de derde keer zijn uitnodiging tot de zaal richtte, viel zijn oog op David Gorris, die hem vragend aankeek en bewegingen maakte alsof hij wilde opstaan. Zou hij, die jongen? schoot het door zijn hoofd. Tijdens de séances had hij nooit iets gepresteerd en hij was zeker niet de man om hem in een zaal vol mensen
| |
| |
als proefpersoon te gebruiken. Maar als zich nu niemand anders aanbood?
David wilde wel. Zoëven, toen het zo stil in de zaal was, had hij de indruk gekregen dat er iets bijzonders met hem aan de hand was en dat het Brog vanavond wel eens zou kunnen gelukken om hem in slaap te maken. Als Brog het nu met hem aandurfde en hem een kans gaf, dan zou wel eens aan het licht kunnen komen, dat hij nog iets anders was dan de gewone winkelbediende, waarvoor Sophie hem hield.
Had hij het goed gezien dat Brog hem wenkte, dat dat hoofdknikje voor hem bestemd was? Ik, mompelde hij, zijn hand op zijn borst leggend.
- U ja! Mijnheer Gorris, nietwaar? Wilt u het proberen? Komt u dan maar hier.
Het kan niet beroerder, maar in 's hemelsnaam, dacht Brog, toen David naar hem toe kwam. Hij wees hem een stoel aan en ging vlak voor hem staan, met zijn rug naar het publiek.
- Zet mij niet in mijn hemd voor al die mensen, beet hij hem fluisterend toe. Slapen en doen wat ik zeg.
Een overbodige waarschuwing. Hij was immers gekomen om te slapen en te doen wat hem gezegd werd?
Alles ging weer zoals bij de séances, alleen met dit verschil, dat hij nu dadelijk een gevoel van loomheid kreeg en zijn armen en benen zwaar werden, zodra hem gezegd was dat hij zijn ogen moest sluiten.
- Rustig en kalm blijven.
Brog steunde van inspanning, stortte met heftige en krampachtige stootbewegingen alle kracht die hij kon opbrengen over zijn proefpersoon uit. Of het iets uitwerkte kon hij niet nagaan, maar dat kwam er minder op aan, als de kerel tenminste maar begrepen had wat hij te doen had en zich slapende hield.
| |
| |
- Slaap! zei hij streng en bezwerend.
Vaak, maar heel lang geleden, had David ditzelfde en op dezelfde dwingende toon uitgesproken woord gehoord. Zo had de stem van zijn vader geklonken, als de kinderen 's avonds lawaai in bed maakten en een laatste waarschuwing kregen. En zoals toen, wilde hij ook nu wel gehoorzamen.
- Nu slaapt u.
Brog zei het minder overtuigd dan gewoonlijk. Gorris' gezicht was wel ontspannen en hij hield zijn ogen dicht, maar hij was er niet zeker van dat hij sliep. De zware onderkaak hing omlaag en in de geopende mond zag hij de brede vochtige snijtanden waarop het licht van een schijnwerper weerkaatste. De bek van een dier, dacht Brog, een paardekop.
- Kunt u spreken?
Een zacht gegrom was het antwoord.
- Zou u iets van uw vroegere levens kunnen vertellen?
Wederom klonk het gegrom.
- Zeg tenminste iets, fluisterde hij tussen zijn tanden.
- Wat? vroeg David zacht en zonder zijn ogen te openen.
Brog veegde het zweet van zijn voorhoofd en slikte krampachtig. Wat moest hij met die kerel beginnen? De zaal begon weer rumoerig te worden; het duurde te lang. Hij herhaalde zijn vragen, maar werd opnieuw met gerochel beantwoord. Je kon ook niet verlangen dat dit dier zou spreken. En waarom niet? Een gereïncarneerd paard, dat kan heel goed met zo'n smoel, flitste het door zijn hoofd. Hij moest voortmaken, iets doen. Er werd alweer gegicheld en de mensen begonnen te kuchen en met hun voeten te schuifelen.
- Als u niet kunt spreken, knik dan alleen maar ja of neen met uw hoofd. Kunt u knikken?
David deed het en Brog slaakte een zucht als een snik.
| |
| |
- Bent u in uw vroeger leven misschien een dier geweest?
Hij knikte opnieuw.
- Een paard soms?
David bevestigde het. Hij beaamde de vraag niet alleen om Brog te helpen en een eind aan de moeilijkheden te maken, maar ook omdat het waar was. Die vraag zou niet eens nodig zijn geweest om hem de zekerheid te geven, dat hij vroeger een paard geweest was, een bruin werkpaard met een witte vlek op zijn voorhoofd. Nog voordat Brog het woord had uitgesproken, had hij zichzelf al zien staan, ingespannen voor een kar, die op een grasveldje voor een boerderij stond.
- Boerenpaard, fluisterde hij.
- Stil! beet Brog hem toe. Hij richtte zich tot het publiek en vervolgde met luider stem: Dames en heren, ik verzoek u vooral rustig te willen blijven, dan kan ik u misschien een heel bijzonder experiment laten zien. Heel veel, ja misschien alle mensen zijn dieren in vroegere levens geweest. Zo is nu eenmaal de evolutie. Soms kost zo'n ontwikkeling van dier tot mens duizenden jaren, bij elke geboorte een trede hoger. Maar een enkele maal komt het wel voor dat het met een sprong gaat, dat een paar treden worden overgeslagen en als ik mij niet vergis, is dat hier het geval. Wij zullen zien, maar ik verzoek u vooral om kalm te willen blijven.
Hij draaide zich om en legde zijn hand op Gorris' schouder.
- U bent teruggekeerd tot uw vroeger leven en u bent nu dus weer een paard, een dier op vier poten. Kunt u opstaan?
David voelde de druk van Brog's hand en begreep wat er van hem verlangd werd. Langzaam kwam hij overeind, liet zich door zijn knieën zakken en boog zich, zodat zijn handen de vloer aanraakten. Loop f klonk het bevel.
Het paard liep, bewoog zich op vier poten over het podium.
| |
| |
Er werd gelachen en sommige toeschouwers applaudisseerden. Hierbij moest het maar blijven, vond Brog. De avond was gered, de mensen hadden iets te zien gekregen, maar nu moest hij er voor oppassen dat het niet te lollig werd.
- Dames en heren, dit is alles, zei hij. Meer kan ik u op het ogenblik niet laten zien, maar het lijkt mij voldoende. Een paard kan niet spreken en het medium is trouwens ook te vermoeid. Wij zullen hem nu maar weer wakker gaan maken.
Toen dit gebeurd was, had David een applausje in ontvangst te nemen. Er klonk ook enig protest van mensen die het een malle vertoning vonden. Maar de meerderheid was wel tevreden en dacht er anders over of dacht niet en vond het alleen maar onbegrijpelijk.
Hoe is het mogelijk, dat een mens een paard geweest zou zijn. Brog, verontschuldigend glimlachend, beantwoordde bij de rondvraag de nieuwsgierigen zo goed mogelijk. Men moest echter niet van hem verwachten, dat hij de raadselen van deze wereld zou oplossen. Hij was ook maar een mens. Maar had de wetenschap, zonder dat de reïncarnatie daaraan te pas gekomen was, dan niet vastgesteld, dat de mensen van de apen afstamden en dat zelfs vissen bij ons ontstaan betrokken waren? Waarom dan wel apen en vissen en geen paarden?
Er waren heel wat bezoekers, die er meer van wensten te weten en die ook wel eens wilden nagaan hoe het met hun eigen verleden was gesteld. Aan dit verlangen kon worden voldaan, daarvoor hoefde men zich alleen maar te laten inschrijven. Een privé consult met hypnotische behandeling kostte vijf en twintig gulden. Garanderen kon hij niets, dat begreep men natuurlijk wel, maar iedereen kreeg een volledige kans.
- Hoeveel inschrijvers hebben wij? vroeg hij, toen de laatste bezoekers vertrokken waren.
| |
| |
- Dertig, telde Blieks. Een aardig sommetje, vervolgde hij met een blik van verstandhouding naar Sophie. En hoeveel krijgen wij daar nu van?
- Geduld, antwoordde Brog, eerst hebben. Jullie zullen heus niet te kort komen.
- Ik hoop het, zei Blieks, het briefje opvouwend, waarop hij de namen en adressen van de inschrijvers had overgenomen.
|
|