- Je hebt gelijk en het is bij de beesten af, dat iemand zoals jij dat voor die paar centen moet doen. Als ik het geld had, dan zou ik zeggen: kind, geen dag, geen minuut meer. Alleen heb ik het geld niet, nòg niet. Maar dat komt. Nog even geduld en dan is het leed geleden.
- Daar schiet ik nu niets mee op.
- Binnenkort gaan wij geld verdienen, jij en ik, en dan kun je leven als een prinses.
- Ik moet er uit, herhaalde zij, wat minder fel. Niet alleen dat werk, maar de mensen lachen me uit en het ergste is, dat zij ook nog gelijk hebben. Stel je voor, dat jij in een vroeger leven een graaf of baron zou zijn geweest, dat iedereen dit wist en dat je nu kolensjouwer of vuilnisman zou moeten zijn. Zou je dat leuk vinden, zou jij dat nemen?
Dat zou hij zeker niet. Zij hoefde niets meer te zeggen, want als iemand haar moeilijkheden begreep, dan was hij het. Maar het einde was in 't zicht, mits zij het niet voor zichzelf verknoeide.
- Je tanden op elkaar, meid, ouwe reus. Ik weet dat je het kunt. Laat ze maar lachen. Straks zijn wij aan de beurt, en hoe! Afgesproken?
Zij gaf maar toe en knikte, aarzelend en met tegenzin. Een afgedwongen belofte.
Een bof als zij er zich aan houdt, dacht hij, toen hij weer alleen was. Hij had zich wat aangehaald door haar in huis te nemen, maar toch was het het beste wat hij had kunnen doen. Zonder inzet kon je nu eenmaal niet gokken.