| |
| |
| |
12
Op zaterdagmiddag, als zijn klanten zich kwamen voorzien van bibliotheek boeken, week bladen en raadselkrantjes, deed de bedrijvigheid in Joop Holmers' boekhandel niet onder voor die bij slager en banketbakker. Om een uur of vier, als de bezorgers hun stapeltjes dagbladen hadden gehaald, trad meestal een korte pauze in, waarin de juffrouw de ingeleverde bibliotheekboeken wegruimde en Holmers gelegenheid kreeg om even de krant in te kijken.
Die middag greep hij het eerst naar het bijvoegsel, dat hij gewoonlijk niet inkeek. Walter had hem verteld dat zijn artikel er in zou staan en het benieuwde hem om te zien wat hij ervan gemaakt had. Veel fraais verwachtte hij niet. Bedwing je nieuwsgierigheid maar totdat je de krant hebt, had de journalist geantwoord, toen hij hem gevraagd had wat hij over het geval Klint dacht te publiceren. Ondanks zijn geringe verwachtingen, was zijn eerste indruk teleurstellend. Een vet gedrukte sensationele kop ‘Uit de dood terug gekeerd??’ en daaronder de foto's van de beide vrouwen, die de lezer ter vergelijking werden voorgelegd. Het onderschrift leek naar niets en hij begreep niet hoe iemand op de gedachte kon komen om te schrijven, dat die twee vrouwen op elkaar zouden gelijken. Een vreemde vergissing van die pientere Walter. De tekst viel hem mee en was objectiever dan hij had verwacht. Behalve een paar snieren op het bijgeloof in het algemeen, waren spotternijen en grapjes achterwege geble- | |
| |
ven en toen hij het hele stuk gelezen had, kon hij tot zijn verrassing vaststellen, dat Walter de uitspraken van het medium ernstig genomen had, al liet hij de geloofwaardigheid daarvan dan ook in het midden. Het bewijsmateriaal moest toch wel heel wat houvast bieden, om een man als Taverne een dergelijk gunstig oordeel in de pen te geven. Voortreffelijk, was zijn conclusie toen hij het blad opvouwde, heel wat beter dan hij zelfs van iemand met minder solide vooroordelen had mogen verwachten. Nooit gedacht dat een man als Walter, die zoveel critischer en nuchterder dan hij was, hem nog eens een handje zou helpen om over zijn twijfel heen te komen. Verklaard was er echter niets en zo lang dit niet gebeurd was, bleef het geval hem een raadsel, een fantastische geschiedenis, die spotte met alle redelijkheid en waarin je alleen maar kon geloven. Maar het onaannemelijke was weer ietwat waarschijnlijker geworden en hij had weer wat meer steun voor zijn verwachting dat alles waar zou zijn. Een kinderachtig verlangen, misschien, maar het was het bestaan zelf waardoor dit verlangen werd ingegeven en waaraan het, evenzeer als de door de rede verworven zekerheden, zijn recht op erkenning ontleende.
Hoe dan ook, Joop Holmers was blij met dit stuk, hij voelde zich gesterkt en had weer hoop. Waarop eigenlijk, vroeg hij zich af, toen hij door het venstertje in de deur een blik wierp in de met mensen gevulde winkel. Hij moest gaan helpen, het meisje kon het alleen niet af, want daar stonden er te veel die hongerden naar woorden en die opgekikkerd wilden worden met leutigheid en valse romantiek. Joop Holmers' boekhandel: een kroeg waar alleen versneden bocht werd verkocht. Een nare, armzalige, existentie. En met dergelijk gedoe werd het bestaan verloederd waaraan hij zozeer gehecht was, dat hij op een voortzetting of herhaling daarvan hoopte. Maar wat er ook gebeuren mocht,
| |
| |
in een volgend leven voor hem geen boekwinkeltje meer!
David Gorris las het stuk wel drie keer. Toen hij klaar was had hij een gevoel van leegte en staarde misnoegd naar de krant, alsof deze hem verongelijkt of iets ontnomen had. Vanavond nog zou haar naam bekend zijn tot in de verste hoeken van het land, zouden honderdduizenden haar portret zien en zich verbazen over haar prestaties. In één slag was zij beroemd. Hij had het gewenst en er aan meegeholpen, maar nu het zo ver was en anderen het, buiten hem om, voor haar hadden klaargespeeld, voelde hij zich terzijde geschoven. Hij zat er naast, Sophie had hem niet meer nodig. Wat had hij zich ook voorgesteld? Wie was hij, vergeleken bij een vrouw die dit presteerde, die de wereld versteld deed staan en met haar dubbel portret uit twee levens zelfs de beroemdste filmster of voetballer in de schaduw stelde? Tegenover al die grootheid had hij niets anders aan te bieden dan de vriendschap van een onbekende winkelbediende met een platte portemonnaie. Hij kon niets bijzonders, bezat geen talenten en was zelfs niet in staat gebleken om te tonen, dat hij recht had op zijn plaats in de kring der ingewijden, waarvan zij de hoge priesteres was. Hij had er genoeg zijn best voor gedaan om, zoals de anderen, in slaap te vallen en mededelingen uit het rijk der geesten te doen. Geen spat had hij er van terecht gebracht, herhaaldelijk was hìj aan tafel gaan zitten zonder dat er iets met hem was gebeurd. Veel had hij niet verlangd en hij geloofde niet, dat hij ooit iets beters zou zijn geweest dan de David Gorris die hij thans was. Als hij maar had kunnen bewìjzen, dat ook hij vroeger al eens geleefd had, al was het dan maar als lijfeigene of als bedelaar. Zelfs dit was hem onthouden gebleven. Hij had niets en hij was niets; zijn leven scheen met zijn geboorte te zijn begonnen. Nu zij beroemd was, scheen het geen zin meer te hebben om te blijven wroeten, kon hij zijn pogingen om te bewijzen, dat hij haar
| |
| |
vriendschap waard was wel opgeven. Jammer, maar hij was altijd een pechvogel geweest.
Objectief, maar toch nog net iets te weinig voor iemand die zich tot de feiten beperken en afstand bewaren wil, constateerde dokter Drewes glimlachend. Zijn vrouw had hem opmerkzaam gemaakt op het artikel, dat hij met belangstelling en geamuseerd gelezen had. Het stuk was onthullend voor zijn schrijver, die zich inschikkelijker tegenover het onverklaarde toonde dan Drewes had verwacht. Misschien had Taverne het gedaan om aan de nieuwsgierigheid van zijn lezers tegemoet te komen, maar door het geval interessanter te maken dan nodig was, had hij zijn onpartijdigheid prijs gegeven. Dat was nu dezelfde man die hem een bijgelovige, een mysticus genoemd had, toen hij het occultisme verdedigde.
- De journalist heeft hem parten gespeeld, zei hij tot zijn vrouw, hij heeft zich laten verleiden door het sensationele karakter van de stof. Dat zaakje was nog niet rijp, te troebel voor publicatie en hij had er in dit stadium niet over moeten schrijven. Dit muisje kan wel eens de staart van een kangoeroe blijken te hebben.
Mathilde was niet op de krant geabonneerd en kreeg het nieuws van haar buren te horen. Dat gebeurde, toen zij na de avondmaaltijd nog even een boodschap ging doen. In het trapportaal trof zij een vergadering van buurvrouwen, die ophielden met praten toen zij beneden kwam. Zij had al begrepen dat men het over haar had, toen zij de roodharige vrouw van de buschauffeur, de kwaadaardigste roddelaarster uit de hele buurt, hoorde zeggen, dat het huis gewoonweg krioelde van de adel. De anderen hadden gelachen en toen had zij gevraagd, wat er aan de hand was. Met hen gelukkig niets, zij waren nog altijd gezond, had dat rode loeder geantwoord. Het had zo vijandig geklonken, dat zij zich had afgevraagd wat deze mensen, met wie zij nooit
| |
| |
ruzie had, opeens tegen haar hadden. Nog gelukkig dat zij de hatelijkheid, die zij op haar lippen had, had weten in te slikken. Zonder dat zij iets gevraagd had, Het de juffrouw uit het benedenhuis haar de krant met Sophie's portret zien en toen had zij opeens alles begrepen. Of het maar niks was, zoiets in je eigen familie! Of zij er dan echt nog niets van gehoord had. Wat wist zij van haar zuster? Die dacht alleen maar aan haar familieleden, als zij ze nodig had. Maar voor de rest? Ho maar! Geen sterveling die daar achter kwam, die gek genoeg was om te begrijpen wat dat mens uitspookte. Griezelig, zoiets had je toch maar in je huis, vonden de vrouwen. Zij mochten wel op hun kinderen passen, meende de chauffeursvrouw. Je kon immers nooit weten.
Zij had zich niet eens de tijd gegund om haar boodschap te doen en was met de krant in haar hand naar boven gegaan. Jacob had haar het stuk moeten voorlezen.
- Zo, en nu jij! had zij op uitdagende toon gezegd, toen hij klaar was. Nu zag hij er eens de gevolgen van, dat hij zijn schoonzuster altijd de hand boven het hoofd hield. Sophie wist dat zij geen kwaad bij hem kon doen, trok zich van niemand iets aan en ging haar gang. Maar zij zat met de misère. De hele buurt sprak er over. En nu jij, herhaalde zij. Wat doe je, wat ben je van plan?
- Wat kan ik er aan doen? vroeg hij. Ik begrijp er niets van.
- Als jij het weer niet weet, dan zal ik het je wel zeggen. Jij weet nooit iets als het om Sophie gaat. Maar dat neem ik niet langer, begrijp je? Zij moet er uit, weg.
- Gemakkelijk gezegd, maar er is nog zoiets als woningnood. Als zij niet wil, krijg je haar er niet uit.
Hij trok er een gezicht bij, alsof het hem plezier deed.
- Wij hoeven die gek niet in huis te houden. Er zijn hier kleine kinderen.... Maar als jij, als vader te lamlendig bent, dan zal ik er wel werk van maken. Desnoods haal ik de politie er bij.
| |
| |
Hij probeerde haar te kalmeren, zei dat zij verstandig zijn en zich niet belachelijk maken moest. De politie trok zich er niets van aan, al zou je van jezelf ook beweren, dat je Satan of de geest van Alva was. En wie weet, misschien was er wel iets bijzonders met Sophie. Er bestonden van die mensen, die in verleden en toekomst konden kijken, die voorspellingen deden of die bloed huilden en op hun handen en voeten de wonden van de gekruisigde Christus kregen. Zeker, het was niet leuk als dergelijke dingen in je huis gebeurden, maar het waren geen misdaden en de politie deed er niets tegen.
Mathilde had met toenemende boosheid naar hem geluisterd. Zij had niet veel hulp van hem verwacht, wist dat zij niet op hem kon rekenen als het er op aan kwam, maar dat hij Sophie zelfs nu nog in bescherming nam, was meer dan zij kon verdragen. Maar had hij haar niet altijd in de steek gelaten, als het om Sophie ging? Zoiets was de vader van je kinderen, dat noemde zich je man.
- Je doet wèl je best voor je schoonzuster. Mij een beetje te veel!
Haar ogen schoten vol tranen en haar handen moest zij samenknijpen om ze stil te houden en hem niet te laten merken hoe zij trilden. Grote goedheid, zij moest er niet aan denken, zoiets! Idioot die zij geweest was om haar destijds uit medelijden in huis te nemen, om niet te begrijpen dat Albert heus wel zijn redenen moest hebben gehad om bij haar weg te lopen. En op deze manier werd zij beloond. Een slang had zij aan haar borst gekoesterd, een gravin die haar als een voetveeg behandelde, haar in opspraak bracht en haar huwelijk verpestte. Dit nam zij niet langer.
Niet langer in staat zich te beheersen, Het zij haar hoofd op haar arm vallen en barstte in krampachtig snikken uit. Jacob, die gezwegen had toen de eerste zenuwtrekkingen om haar mond verschenen, had haar toenemende opwinding bezorgd gadegeslagen. Dat zag er verdacht uit, deed hem denken aan vroegere
| |
| |
scènes, waaruit toevallen waren voortgekomen. - Maak je nu maar niet bezorgd, zei hij vriendelijk. Als jij het niet langer met haar kunt uithouden, dan moet zij weg, woningnood of niet. Wij zullen wel zien.
Zij hief haar hoofd op en keek hem met betraande ogen aan.
- Beloof je mij dat?
- Natuurlijk. Het gaat toch in de eerste plaats om jou. Ben jij dan niet mijn vrouw?
De warmte van zijn stem deed haar goed en werkte kalmerend.
- Het zal heus wel in orde komen.
Hij streelde haar arm en wierp een steelse blik op zijn polshorloge. Als hij nog even zo met haar doorging, was het gevaar voor een toeval wel voorbij en zou hij nog op tijd op de klaverjasclub kunnen zijn.
Leo Brog's voldoening zou volmaakt zijn geweest, als ook zijn portret bij het stuk zou hebben gestaan. Hij had er eigenlijk op gerekend, nadat die journalist zijn foto gevraagd had en het was een teleurstelling voor hem, toen hij alleen maar die twee plaatjes van Sophie kon ontdekken. Het stuk zelf, waarin hij als de hypnotiseur beschreven en zijn naam drie keer genoemd werd, had echter veel goed gemaakt. Iets moois om achter glas in te lijsten en aan de wand te hangen. Hij zag het al in zijn wachtkamer, die straks vol mensen zou zitten. Met of zonder portret, maar dit artikel was een prachtig stuk reclame en hij zou zich wel heel erg moeten vergissen, als er nu geen betere tijden voor hem aanbraken. De dansleraar en de radioverkoper konden binnenkort op sterk water worden gezet en met zijn oude smoking, die door een witte doktersjas zou worden vervangen, zou hij het Leger des Heils gelukkig maken. Hier was dan eindelijk de grote kans, waarnaar hij zo lang uitgekeken had. Deze Sophie was een ge- | |
| |
schenk uit de hemel en dit wonder had hij, Leo Brog, toch maar ontdekt. De weg naar roem en welstand lag voor hem open, een brede zonnige boulevard, waarover hij in een slee van een wagen zou voortglijden. Hoe hij die weg bereiken, zijn kans benutten moest, was hem nog niet duidelijk. Het enige wat hij met zekerheid wist was, dat hij voorzichtig te werk gaan en er voor zorgen moest, dat anderen geen roet in zijn eten gooiden. Met het succes nam ook het gevaar toe, de speurhonden en struikrovers waren gewaarschuwd en wachtten hun kans af om hem te bespringen. Wat zijn portie betrof zou het wel loslopen - Leo Brog was van zijn geboorte af op de wereld en wel gewend aan moeilijkheden - maar van Sophie was hij minder zeker. Hypnotiseurs waren als wanzen in een oud huis: je zag ze niet, maar zij kwamen bij regimenten tegelijk voor de dag als zij bloed roken. Maar waar vond je zo'n tweede bijzonder en begaafd medium? Om haar ging het in de eerste plaats, zij stond in het middelpunt van de belangstelling. Van de draaimolen der wonderen, welks spil zij was, was hij niet meer dan de spullebaas. Hij had de bescheiden maar belangrijke taak om te zorgen dat de centen binnen kwamen. Voor dit baantje zouden liefhebbers genoeg komen opdagen, die alles zouden doen om hem zijn medium af te troggelen. Een ander gevaar was, dat Sophie haar mond voorbij praten en verkeerde dingen zeggen zou. Van het begin af had hij haar er voor gewaarschuwd zich bloot te geven. Waardoor zij hem en zichzelf zou kunnen schaden, wist hij niet, maar hij was er nooit zeker van dat zij zich, in het nauw gedreven, niet verspreken zou. Alleen onder zijn leiding en in zijn handen was zij veilig, samen en verenigd moesten zij optrekken langs de weg naar succes, die nu voor hen open lag.
- Wat is er met jou aan de hand? Je staat in de krant, zei Clara, toen zij het kantoortje binnen kwam.
| |
| |
Sophie ging met haar mee naar de leeszaal, waar de krant met haar portret opengeslagen op de tafel lag. Terwijl zij las, nam Clara haar onafgebroken op met de nieuwsgierigheid en de wantrouwige aandacht van een kind, dat voor het eerst met vuurwerk speelt en op de ontploffing wacht.
- Is dat allemaal echt waar? vroeg zij, toen Sophie met lezen klaar was.
- Wat anders? Daar staat geen gelogen woord in.
- Maar dan moet jij... Zij hield op en ging een stap achteruit. Dan ben jij dus een gravin, die dood geweest is?
- Nooit gehoord van reïncarnatie? Sophie legde haar uit wat dit betekende, vertelde haar van haar gesprekken met professoren en van het onderzoek dat geleerden hadden gedaan. Zelf wist zij er niet veel van en ook de geleerden stonden voor een raadsel en hadden zoiets nog nooit meegemaakt. Maar het onderzoek had bewezen dat het waar was. Dacht zij soms dat het anders in de krant zou zijn gekomen? Die journalisten waren heus geen kinderen.
- Gek, vond Clara. Zoiets kan toch niet?
- Alles kan. Alle mensen hebben eerder geleefd en zijn vroeger al eens iets geweest. Jij ook. Of denk je soms dat je uit de holle boom komt of dat de ooievaar je heeft gebracht?
- Een gravin! Zij lachte ongelovig en trok haar schouders op.
- Misschien ben jij wel een aap geweest of een muis of ik weet niet wat. Droom je nooit eens vreemd, dingen die je niet begrijpt of waarvan je bang wordt? Dat zijn herinneringen uit een vroeger leven, die je weer vergeet als je wakker bent. Maar mijn dromen hebben ze nagegaan en ze hebben gezien dat het uitkomt en dat er geen speld tussen te krijgen is. Ik weet er zelf niets van. Maar is dat zo gek?
Haar uiteenzetting gaf Clara wel een andere kijk op de zaak,
| |
| |
maar begrijpen deed zij het niet en het duizelde haar bij de gedachte aan de vreemde dingen die met een mens konden gebeuren. - En wat ga je nu doen? vroeg zij.
Op deze vraag, die zij zichzelf ook al had voorgelegd, moest Sophie het antwoord schuldig blijven. Wat kon zij doen? De kwestie was niet dringend geweest, zolang alleen haar bekenden waren ingewijd, maar nu de hele wereld het te weten gekomen was, was de toestand opeens veranderd. Nu zij overal bekend stond als gravin, was het te gek om de werkster te blijven spelen. Zij was niet trots en sloeg zich niet op haar borst, maar zij had geen zin om zich bespottelijk te maken en zich door de eerste de beste te laten uitlachen. Dat zij nu ook juist op zo'n ellendige manier, als een armoedzaaister was teruggekomen! Dit moest veranderen en heel gauw ook, als wist zij dan ook nog niet hoe dit zou moeten gebeuren. Om te beginnen zou zij van houding veranderen, zich wat meer laten gelden en van zich afbijten, als de mensen een loopje met haar wilden nemen. Zij had zich nog nooit op haar afkomst beroemd en alle hatelijkheden en grievende opmerkingen langs haar heen laten gaan, maar daaraan moest nu maar eens een eind komen. Van nu af zou zij zich niet meer in een hoek laten drukken en tonen wie en wat zij was.
De eerste gelegenheid daartoe kreeg zij toen zij thuis kwam en Jacob een opmerking over het stuk in de krant maakte. Onmiddellijk was zij op haar hoede en ging, zonder verdere praatjes af te wachten, tot de aanval over. Met vooruit gestoken kin en een minachtende blik op het tweetal werpend, vroeg zij, of zij er soms iets op aan te merken hadden.
- Wij mogen toch zeker wel wat vragen, zei Jacob, wat geïntimideerd.
- Hoe haal je het hart in je lijf, smaalde Mathilde. De hele buurt spreekt er over, maar mevrouw neemt geen aanmerkingen.
| |
| |
Geen ruzie, zij is het niet waard, dacht zij en hield haar antwoord in. Die krentenogen met hun stekende blik, waaraan zij zich anders ergerde, deden haar niets meer en zij voelde alleen maar weerzin en medelijden. Inplaats van haar harde vijandige ogen, zag zij de hele Mathilde, een slordig geklede vrouw met een ordinair gezicht en een verwaarloosd lichaam. Een paar afgunstige stakkers, maar een ordinair stelletje, dat niet aan haar kon tippen. Hoe had zij ooit zo stom kunnen zijn om zich kwaad te maken op dergelijke stumpers. Van nu af zou zij rustig blijven, de zelfbeheersing bewaren, die haar machtig maakte tegenover deze stumpers.
- Laten wij er geen woorden meer aan vuil maken, zei zij. Als het jullie niet aanstaat, dan moeten jullie het maar zeggen.
Jacob, opgelucht nu zij het hem zo gemakkelijk bleek te maken, zei dat hij het met haar eens was. Ruzie was niet nodig, maar voor allen zou beter zijn als zij maar een andere woning zocht.
- Blij dat je er mee voor de dag komt, antwoordde zij. Ik had jullie al lang willen zeggen dat ik hier vandaan wil. Geen buurt hè, geen omgeving, ook voor Elsje, dat begrijpen jullie zeker wel. Beroerd, want ik weet hoe jullie moeten scharrelen om rond te komen en dat jullie het geld goed kunnen gebruiken, maar ik moet hier nu zo gauw mogelijk weg. Fijn, dat het zo is opgelost.
Voordat Mathilde voldoende van haar verbazing bekomen was om te antwoorden, had zij zich omgedraaid en was de kamer uitgelopen, opgeheven en statig als een koningin, die, na mededeling van haar onherroepelijk geworden besluit, haar raadslieden verslagen achterlaat.
|
|