| |
| |
| |
10
Frans Herder was vertrokken naar Zwitserland voor herstel van zijn gezondheid. Drewes en Taverne hadden hem naar de luchthaven gebracht. Op de terugweg stapte de journalist uit voor de woning van Luns, die hij spreken moest over de gang van zaken in het Wijkcentrum. Samen met het schoolhoofd en een door het hoofdbestuur gezonden waarneemster, had hij het op zich genomen om Frans gedurende diens afwezigheid te vervangen. Inplaats van in het verenigingslokaal, zoals was afgesproken, zou de bespreking ten huize van Luns worden gehouden. Hij kon niet van huis, omdat zijn dochter afwezig was en hij zijn vrouw, die reeds maanden bedlegerig was, niet alleen wilde laten.
Toen Walter naar haar toestand informeerde, antwoordde Drewes, die Bertha behandelde, dat daar niet veel verandering in kwam. Het zag er weinig hoopvol uit; een van die ziektegevallen, die een medicus bescheidenheid konden bijbrengen.
Omdat de bespreking vlugger was afgelopen dan hij had verwacht, bleef Taverne nog voldoende tijd om een glaasje bier in Het Kruispunt te drinken en hier was het dat hij kennis kreeg van een ogenschijnlijk onbeduidend voorvalletje, dat zou uitgroeien tot een der meest sensationele gebeurtenissen, waarmee hij in zijn journalistieke loopbaan in aanraking gekomen was. Als hij er later nog eens aan terugdacht, begreep hij dat er, ook als toen dat glaasje bier achterwege zou zijn gebleven, toch niet
| |
| |
aan te ontkomen zou zijn geweest, maar dat hij dan waarschijnlijk niet vooraan op het toneel der gebeurtenissen terecht zou zijn gekomen, maar zich als ingewijd toeschouwer met een plaatsje tussen de coulissen zou hebben kunnen vergenoegen.
Kroegpraat, de gewone kletskoek, had hij gedacht, toen hij brokstukken had opgevangen van een gesprek, dat aan een ander tafeltje werd gevoerd. Zonder opzettelijk naar de oninteressante conversatie van zijn buren te luisteren, had hij echter al gauw voldoende te horen gekregen om zich af te vragen, of er uit dit zouteloze geklets, voor de journalistieke kok toch niet een hartig hapje sensatie te bereiden viel. Hij had de woordvoerder eens opgenomen: een beweeglijke man, die zijn op een nogal leerstellige toon gedane beweringen van heftige gebaren met zijn vlezige handen vergezeld deed gaan. Een standwerker in betere uitvoering, die zichzelf een verduiveld geschikte jongen vindt, had hij getaxeerd.
Toen Betlem zijn opnieuw gevuld glas terugbracht, had hij gevraagd wie dat druk doende mannetje was. De naam Blieks zei hem niets, ook niet toen hij vernomen had dat hij bevriend was en samenwerkte met Brog, die danslessen op de bovenzaal gaf. Zij verzorgden ook spiritistische avonden, waar men tafels liet dansen, de vrouwen geesten zagen en het op hun heupen kregen. Er was nu een juffrouw die enorm moest zijn. Dat was het medium, waarover hij zo stond op te scheppen. De hele geschiedenis kon dat mens terug kijken, alsof zij er zelf bij was geweest en zij deed allerlei onthullingen. Een gravin of iets dergelijks zou zij vroeger zijn geweest. Tegenwoordig werkte zij als schoonmaakster in het Wijkcentrum en meneer zou haar wel kennen.
- Wij hebben daar maar één werkster en voor zover ik weet, is die niet van adel, had hij geantwoord.
Betlem vond het ook een rare historie, waarvan hij niet veel
| |
| |
wist, maar het scheen toch wel in orde te zijn, want zij hadden officiële stukken en verklaringen van professoren, die zeiden dat alles klopte en dat het geen bedrog was.
Wellicht toch iets voor het zaterdagavond-bijvoegsel, had hij gedacht, toen Betlem hem voorstelde om Blieks te vragen of hij die stukken wilde laten zien. De uitnodiging werd gedaan en geaccepteerd. Blieks was bij hem komen zitten en had hem een amusant kwartiertje bezorgd, toen hij hem een met de dampen van oude klare geparfumeerd verslag gaf van de verrichtingen, mededelingen en onthullingen van Sophie Klint. Mogelijk dat de invloed van de alcohol er niet vreemd aan was, maar deze man scheen een overtuigde, die geen spot of zelfs maar twijfel gedoogde en daarom had hij met een effen gezicht en zonder opof aanmerkingen naar zijn krankzinnig verhaal geluisterd. Als hij klaar was en er niets meer uit hem te halen viel, was hetnog vroeg genoeg om deze idylle van bijgeloof en gewichtigdoenerij te verstoren. Taverne kwam echter aan critiek niet toe, want toen hij de brief van de gemeentesecretaris van W. gelezen had, begreep hij dat er, hoe dan ook, in deze zaak stof voor interessante copie moest zitten. Hij moest er meer van te weten trachten te komen en daarom was het beter om de mensen die er bij betrokken waren, niet te alarmeren.
Het begin van zijn onderzoek leverde geen moeilijkheden op. Hij begon met de hoofdpersoon, die hij de volgende ochtend aantrof in de zaal van het Wijkcentrum, waar zij de vloer aan het dweilen was. Omdat het wel meer voorkwam, schonk zij er geen aandacht aan dat hij, na haar te hebben begroet, bij een tafeltje plaatsnam en aantekeningen ging maken. Terwijl hij haar bekeek, vroeg hij zich af hoe hij van wal zou steken. Voorzichtig te werk gaan, geen slapende honden wakker maken door met de deur in huis te vallen en dadelijk over de metafysiek te beginnen.
| |
| |
Het goede moment was gekomen, toen zij bij hem in de hoek moest zijn om op te ruimen. Na een paar opmerkingen over Herder's ziekte en diens Zwitserse reis, onderbrak hij de conversatie en keek haar met meer opmerkzaamheid aan.
- Dat is waar ook, Sophie. Wat heeft men mij van jou verteld? Nooit geweten dat jij zo'n goed medium bent.
- Ik zelf ook niet.
Zij had een kleur gekregen en keek verlegen naar de bezemsteel, waarlangs haar vingers omhoog en omlaag gleden.
- En hoe ben je daar achter gekomen? Ga eens even zitten en vertel mij daar eens wat meer van. Ik stel veel belang in die dingen, heb vroeger ook wel wat aan spiritisme gedaan.
Wat zou zij moeten vertellen? Zij snapte er zelf niets van. Door Brog was het begonnen, toen die haar door magnetisme van haar hoofdpijn had afgeholpen.
- Nou, en zo is van het een het andere gekomen, nietwaar?
Zij zei het met haar blik op de rechtop gehouden bezemsteel gericht, alsof zij daarvan antwoord verwachtte.
Het zag er niet naar uit, dat hij haar gemakkelijk over dat andere aan het spreken zou krijgen. Durfde zij niet, was zij confuus, of speelde zij uit voorzichtigheid de verlegene? Overigens wel begrijpelijk dat zij terughoudend was en er tegenop zag om hier, bij stoffer en blik, als de gravin op te treden. - Ga nu toch eens even zitten, herhaalde hij, de bezem uit haar hand nemend.
Om haar duidelijk te maken dat hij geen vreemde in de wereld der wonderen was, verzon hij een verhaaltje van een verre nicht, die met de helm geboren was. Dat meisje had ook frappante staaltjes van helderziendheid geleverd, voorspellingen gedaan die uitgekomen waren. Hij diende een inspirerend en sterk verhaal op, waarnaar zij opmerkzaam en zonder een spoor van twijfel luisterde.
| |
| |
- En nu jij, zei hij. Men vertelde mij iets van een gravin uit oude tijden. Hoe zit dat eigenlijk?
- Ik weet het zelf echt niet. Je spreekt als medium in je slaap en als je weer wakker bent, dan weet je nergens meer van. Later heb ik alles gehoord, omdat ze het op de band hadden opgenomen.
- Toen hoorde je dus dat je een gravin zoudt zijn? En wat dacht je toen wel, wat kreeg je voor een gevoel?
- Helemaal geen gevoel. Ik vond het alleen nogal gek. Maar alles is nagegaan en ze zeggen dat het waar is.
- Merkwaardig, zei hij en keek haar peinzend aan. Zij scheen nauwelijks geïnteresseerd in haar eigen prestaties als medium, gedroeg zich als iemand die er buiten stond en ondanks zichzelf bij het gebeurde betrokken was. Hij wist niet of deze houding echt of gespeeld was en kon alleen maar vaststellen, dat zij zich geen moment had bloot gegeven. Omdat hij op deze manier niet verder kwam, probeerde hij het maar met wat zwaarder geschut en zei, dat hij in haar plaats trots op zo'n verleden zou zijn.
- Een mooie gravin! antwoordde zij met een breed gebaar in de richting van de emmers, die middenop de vloer stonden.
Hij lachte maar met haar mee. Tegenover zoveel flegma legde zijn cavalcade van gehelmde nichten en andere verzinsels het af. Ook dit schot had zijn doel gemist, zijn appèl aan haar ijdelheid scheen te hebben gefaald. Het kwam hem onaannemelijk voor, dat deze nuchtere vrouw dat fantastische en romantische verhaal zou hebben verzonnen. Niettemin stond het vast dat zij het verteld had en zij deed ook geen poging om het te ontkennen. Zij vond het alleen maar een beetje gek, alsof zij een vreemde droom had gehad, waarvan zij in wakende toestand niet veel meer begrijpen kon. Zij had hardop in haar slaap gepraat en anderen hadden dit relaas van haar belevenissen in het rijk van het onbewuste met een machine vastgelegd. Aannemend dat het zo moest
| |
| |
zijn gegaan, werd haar houding wel begrijpelijk, maar voor het overige werd er niets door verklaard. Waar het in de eerste plaats om ging, was de klaarblijkelijke juistheid van haar mededelingen, het merkwaardige feit dat zij over gebeurtenissen en toestanden gesproken had die zij niet kende, dat zij kennis droeg van hetgeen zij redelijkerwijs onmogelijk kon weten. Zij kon de oplossing niet geven, omdat haar rol passief was geweest, omdat zij in slaap, in gehypnotiseerde toestand gesproken had. De enige, die hier misschien opheldering kon geven, was de man die de actieve rol had gespeeld, die alles bewust had meegemaakt: de hypnotiseur.
Het woord Pers werkte op de dansleraar als een katalysator, zodat het gesprek gemakkelijk op gang kwam. Taverne kreeg alle opnamen te horen en daarbij viel het hem op, dat het medium duidelijk sprak, te bewust en te zeer op een conversatietoon voor iemand die in slaap zou zijn. Hij maakte aantekeningen en had, toen de auditie geëindigd was, twee kantjes vol gegevens, die voor verificatie in aanmerking kwamen. De informaties die Sophie had verstrekt over Groot Klingerden en zijn bewoners, waren uitvoerig en precies, alsof zij haar dagen bordurend en feestvierend op het kasteel doorbracht, inplaats van als schoonmaakster in het Wijkcentrum. Hij had er zijn notitieblok wel mee kunnen vullen, maar volstond met een selectie van het belangrijkste en best controleerbare.
- Geen kleinigheid, zei hij, zijn boekje dichtklappend. Zelfs als niet meer dan de helft van haar mededelingen raak is, dan moet ik zeggen dat wij hier voor een wonder staan. En wat zegt u er zelf van?
- Het is een wonder, antwoordde Brog met nadruk.
- Tot nu toe heb ik alleen nog maar in weinig geloofwaardige boeken van wonderen gelezen, maar meegemaakt...
| |
| |
- Daar ligt het bewijs, zei de dansleraar, op de brief van de gemeentesecretaris wijzend.
- Voor mij nog niet, hernam Taverne. Die brief krijgt pas bewijskracht, als ik, na zelf een onderzoek te hebben ingesteld, tot dezelfde conclusie kom. Ik wil niet insinueren en u hoeft u er dus niets van aan te trekken als ik zeg, dat het maar een klein kunstje is om zo'n brief te vervalsen.
- Alsof zoiets niet gauw genoeg aan het licht zou komen!
- Misschien niet gauw genoeg. Elk bedrog is speculatief. Voor de bedrieger gaat het er in de eerste plaats om, dat zijn bedrog niet wordt ontdekt, voordat hij zijn doel heeft bereikt. Met verdere gevolgen wordt doorgaans geen rekening gehouden.
Brog onderbrak hem door naar de telefoon te wijzen.
- U kunt het gemeentehuis van W. opbellen.
- Ik heb u al gezegd, dat u in mijn opmerking geen verdachtmaking moet zien. Maar laten wij eens aannemen dat ik opbel. Zou daar aan de andere kant van de lijn dan geen medeplichtige kunnen zitten of iemand die te goeder trouw is maar zich vergist?
- U bent niet gemakkelijk tevreden te stellen. Maar is dat nu niet een beetje gezocht?
- Als ik zeg dat daar onder uw stoel een spook zit, zou u dit dan niet bewezen moeten zien, voordat u ervan overtuigd bent?
- Dat is iets heel anders. Trouwens...
- Het komt precies op hetzelfde neer, viel Taverne hem in de rede. In beide gevallen dient het onbestaanbare, het ongelooflijke het absurde waar te worden gemaakt. Het gaat hier ook om een spook, om de terugkeer van iemand die een paar honderd jaar geleden heeft geleefd, om niets minder dan een gravin, die eeuwen na haar dood gedoemd is om uit werken te gaan. Ik zeg het een beetje ridicuul, maar komt het daar dan niet op neer?
| |
| |
- Hebt u dan nooit eens van reïncarnatie gehoord?
- Jawel, ook van weerwolven, alruinmannetjes en moerasgeesten. Gelooft u daaraan?
- Het is bewezen.
- Waar, wanneer, door wie?
- Een van de sterkste bewijzen ligt hier voor u, antwoordde Brog, op de geluidsbanden wijzend.
Walter keek hem onderzoekend aan, zich afvragend of de man zelf geloofde wat hij zei. Helemaal zuiver scheen hij hem niet, er moest wel een stuk flessetrekker in deze dansmeester-hypnotiseur steken, maar voor een doorgewinterde oplichter was hij toch te kinderlijk, te weinig geraffineerd. Maar wat maakte het voor verschil of deze man het al dan niet ernstig meende, wat had het voor zin om naar zijn wazig geleuter te luisteren. Alles draaide alleen om de mededelingen van Sophie Klint. Als het daarmee in orde bleek te zijn, dan was voor hem de zaak rond, dan had hij stof voor een bijzonder artikel, waarover anderen zich het hoofd konden breken.
- Wij zullen er niet over kibbelen, zei hij. Dit zijn geen vraagstukken die je eens even in een gezellig praatje oplost. Die brief, kan ik daar een copie van krijgen?
Brog stond hem bereidwillig een exemplaar af. En als meneer nog meer inlichtingen wilde hebben, dan kon hij gerust nog eens aankomen.
- U hoort nog wel van mij, zei Walter. Een afscheid, dat zowel een belofte als een waarschuwing inhield.
Na enig gepraat verklaarde de redacteur van het dagblad zich bereid om de extra onkosten, die aan de reportage verbonden waren, voor zijn rekening te nemen. De brief van de gemeentesecretaris gaf de doorslag bij zijn beslissing. Als die er niet was geweest, zou hij niet op het voorstel zijn ingegaan.
| |
| |
Taverne kon zijn onderzoek voortzetten en ging eerst naar W. Toen hij daar aankwam, was het te laat om nog naar de gemeentesecretarie te gaan. De namiddag was al ver gevorderd, maar het was een mooie zonnige dag geweest, en voor dathet donker werd had hij nog voldoende tijd om naar de ruïne van Groot Klingerden te gaan. Een autobus bracht hem er binnen een kwartier. Even buiten het dorp, verscholen achter oude hoog opgaande beuken, vond hij de overblijfselen van het slot. Er stond niet veel meer van het bouwwerk overeind en er was nogal wat fantasie voor nodig om in deze door struikgewas en onkruid overwoekerde verzameling stukken muur en brokken metselwerk het door Sophie Klint beschreven kasteel te zien. Hij ging op een heuveltje zitten en liet het gekwetter der vogels, die in de boomkruinen zaten, over zich heen gaan. De tocht naar deze verlaten plek had hij zich kunnen besparen. Hij had niet verwacht dat dit bezoek veel zou opleveren, maar nu hij hier in de stilte bij een paar hopen puin zat, begon hij er aan te twijfelen of deze reis enig nut had. Een zaakje dat hem heel wat tijd ging kosten en dat waarschijnlijk niet veel opbrengen zou.
Vier en twintig uur later stond de barometer van zijn verwachtingen een aanmerkelijk stuk hoger en kon hij tevreden vaststellen dat hij, hoe het onderzoek ook zou verlopen, in ieder geval voldoende stof voor een bizonder en sensationeel stuk had. Uit zijn bezoek op de secretarie en een nog maar oppervlakkig onderzoek van de archieven was hem gebleken, dat het met die brief in orde was en dat men op het gemeentehuis geen vergissingen had gemaakt. Ook de nieuwe, door hem genoteerde punten bleken, voor zover dit nog viel na te gaan, grotendeels met de gegevens overeen te stemmen. Op zijn verzoek had de gemeentesecretaris nagegaan, of de familienaam Klint omstreeks het tijdstip van Sophies geboorte in de registers voorkwam. Een voor- | |
| |
lopig onderzoek had uitgewezen, dat deze naam zowel in W. als in R. onbekend was. Er scheen dus niets anders over te blijven dan aan te nemen dat deze vrouw de waarheid had verteld en dat zij, hoe onbegrijpelijk het ook was, over kennis beschikte die zij niet alleen zelf niet kon hebben verworven, maar die haar ook niet door anderen was bijgebracht. Hij stond voor een raadsel, zag zich gesteld voor de opgaaf om een probleem op te lossen, dat inplaats van door onderzoek tot klaarheid te komen, in een allengs dichter wordende mist van vastgestelde feiten verdween. Had het zin om verder te gaan en blindelings die mist in te lopen? Zijn werk als journalist was gedaan. De gegevens waren nagegaan en in orde bevonden en hij had nu alleen nog maar zijn stuk te schrijven. Ingeval van bedrog had hij dit moeten signaleren, maar nu dit niet zo bleek te zijn, kon hij volstaan met de feiten en de onmogelijke taak om dit raadsel op te lossen overlaten aan degenen die zich daartoe geroepen voelden. Het vervelende was alleen, dat deze oplossing hem niet bevredigde, omdat die kwestie hem niet losliet. Ondanks alles kon hij niet tot de erkenning komen, dat hij hier voor een mysterie zou staan, niet alleen omdat hij niet in het verrichten van wonderen door samenwerkende schoonmaaksters en dansleraren geloofde, maar meer nog omdat hij zich niet kon losmaken van de gedachte, dat er toch een addertje onder het gras verborgen moest zijn.
Voordat hij zich aan het schrijven zette, besprak hij alles nog eens met dokter Drewes. Het werd een lang gesprek, waarvan hij ook nog wel iets opstak, maar dat tot de oplossing van het raadsel niets bijdroeg en zijn onzekerheid alleen maar groter maakte. Voorzichtig blijven, waarschuwde de dokter, je niet laten imponeren door ogenschijnlijk onaanvechtbare bewijzen. Beter het onverklaarbare te laten voor hetgeen het is of schijnt, dan een bewijs construeren uit onvolledig materiaal. Die juffrouw
| |
| |
Klint was geen patiënt van hem, maar hij had de indruk dat zij een tikje hysteroïde was. Met dergelijke naturen kon je de merkwaardigste verrassingen beleven. Maar waarom zou iemand die hysterisch was beslist moeten liegen en niet eens de waarheid kunnen zeggen, vroeg hij, waarbij hij constateerde, dat hij al zo ver was dat hij haar verdedigde.
- Ik zeg niet dat die mensen alleen maar liegen, antwoordde Drewes. Zij weten alleen doorgaans niet wanneer zij liegen. Ik begrijp dat de uitslag van je onderzoek het verleidelijk voor je maakt om juffrouw Klint te geloven, maar aan bewijs breng je niet veel meer op dan iemand die een bal zou laten zien om te bewijzen dat de aarde rond is. Hoe komt zij aan haar kennis? Daarom gaat het. Als dit bekend is, zal die zeventiende-eeuwse gravin met of zonder reïncarnatie wel afgeschreven kunnen worden. Het raadsel dat dan nog overblijft, zal waarschijnlijk alleen van psychologische aard zijn.
- Naar jouw mening kan dus alleen Sophie mij helpen om achter de waarheid te komen.
- Of zij je zou kunnen en willen helpen weet ik niet, maar ik ben ervan overtuigd, dat de oplossing bij haar moet worden gezocht. Het lijkt mij niet gemakkelijk en ik geloof niet dat jij dit zult klaarspelen. Misschien een psychiater, maar ook dat blijft de vraag en ik acht het best mogelijk, dat een ervaren rechercheur er meer van terecht brengt. De psyche is een verward kluwen, waaruit je niet veel lospeutert als je er de schaar niet bij durft te gebruiken. Als ik zeg dat Sophie hysteroïde is - en dat meen ik - dan gebruik ik een woord dat beslist niets verklaart, waarmee ik haar, op z'n best, indeel bij een groep van mensen, die ons voor raadsels stelt. Je drukt er dan maar een stempel op, een beetje geergerd, omdat dergelijke mensen je confronteren met je onmacht en onkunde. Hoe dan ook, Walter, de journalist in je kan
| |
| |
tevreden zijn met dit geval, waaraan hij zijn hart kan ophalen, al zal hij er dan waarschijnlijk ook niet uit kunnen komen.
- Wij zullen zien, zei Taverne.
Voorlopig stelde hij het schrijven van zijn stuk maar uit en besloot hij om eerst Sophie nog eens onder handen te nemen.
|
|