Twee jaren in Congoland
(1900)–Constant Pierre-Joseph de Deken– Auteursrecht onbekend
[pagina t.o. III]
| |
Constant De Deken
belgische missionnaris in china en congo der congregatie van het onbevlekt hart van maria ridder der leopoldsorde. | |
[pagina V]
| |
Voorwoord.Nota der Redactie.Ga naar voetnoot(*) - Het boeiend verhaal, dat de E.H. De Deken onlangs over zijne reis door Tibet uitgaf, eindigde met deze woorden: ‘de zwaluwen zijn van natuur trekvogels, en sommige menschen gelijken hun onder dat opzicht; ik zal gaan waar God en mijne oversten mij zenden.’ Toen die regelen in ons tijdschrift verschenen, bevond de schrijver zich sedert een jaar in Congoland, in gezelschap van den H.E.H. Van Aertselaer, algemeen Overste der Congregatie, die eene rondreis deed in onze Afrikaansche missien. Den 5 Juni 1892 van Brussel vertrokken, waren onze reizigers er terug in den herfst van 1894. Hen die den beroemden reiziger van Tibet kennen, zal | |
[pagina VI]
| |
het niet verwonderen dat wij bij zijn vertrek alle moeite hadden om hem te doen beloven de groote en kleine voorvallen der reis dag voor dag op te teekenen: en, toen hij in ons midden was teruggekeerd, moesten wij hem langen tijd bidden en smeeken zijne aanteekeningen bijeen te brengen, en ze tot een doorloopend verhaal te maken. Eindelijk hebben wij dat verhaal in handen. Onze lezers zullen daarin den man herkennen, van wien een ander vermaard reiziger, de heer Julius Leclerq, oudvoorzitter van het koninklijk aardrijkskundig genootschap van Brussel, ter gelegenheid der reis in Tibet, schreef: ‘dat alles vertelt onze reiziger met een echt vlaamsche goedsmoedigheid, met die ongekunstelde eenvoudigheid, eigen aan mannen van verheven inborst, die alleen niet begrijpen hoe iemand de heldendaden bewondert welke zij verricht hebben.’ Dit werk van den E.H. De Deken wordt natuurlijk in vier deelen verdeeld: I. Van Antwerpen naar Banana; II. Van Banana naar Luluaburg; III. Van Luluaburg naar de kust, heen en weer, om de Zusters, voor de missie van den E.H Cambier bestemd, af te halen en op hare lange reis te begeleiden. IV. Van Luluaburg naar de Watervallen en terugkeer naar Europa. In de beschrijving dezer verre tochten, die hem twee jaren lang geen oogenblik rust lieten, legt de schrijver er zich bijzonder op toe, om twee zaken | |
[pagina VII]
| |
duidelijk te doen uitschijnen. Ten eerste: de klaarblijkelijke tusschenkomst der Voorzienigheid bij de ontwikkeling en den zoo onverhoopten vooruitgang onzer missiën, binst den korten tijd zijns verblijfs in Congoland. Ten tweede de betrekkelijke onschadelijkheid eener reis op afrikaanschen bodem, mits zekere voorzichtigheidsmaatregelen te nemen: zoodat, buiten de sterfgevallen door den oorlog veroorzaakt, de meeste ongelukken enkel te wijten zijn aan de roekeloosheid der slachtoffers, het gebrek aan mondbehoeften en degelijke inrichting, alsook aan al te zware vermoeienissen. Laten wij nu het woord aan wie het toekomt. |
|