Lof der geldsucht, ofte Vervolg der rym-oeffeningen(1702)–Jeremias de Decker– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio *6r] [fol. *6r] Op het Vervolgh Der rym-oeffeningen Van Wijlen den E. Jeremias de Decker. Nae des selfs overlijden uytgegeven Door sijn Broeder D. de Decker. NA dat de Decker was dees wereld overleeden En zijne hand met hem ging rusten in het graf, Die uyt een nette pen, daer Rijm in stack en reden, Doe hy in 't leven was ons veel Gedichten gaf, So diende na zijn dood niet in de nacht te smooren Wat hy des achter liet: dies vond zijn Broer geraen Wat uyt die herssenen noch verder was gebooren En noyt het licht en zagh ter pers te laren gaen, Gejijck als hy nu hier 't Vervolgh der Oeffeningen Zijns Broeders door den druck doet koomen voor den dagh Dat ick den levenden en den naekoomelingen Niet aen te prijsen schroom schoon ick 't noch niet en zagh, [Folio *6v] [fol. *6v] Die noyt yet van die pen, wanneer hy wouw beklimmen Apolloos Helicon of toppen van Parnas, Gesien heb, dat de Nijd uyt spijt niet most begrimmen En alle lof en eer niet dubdeld waerdigh was. O onversoenbre Dood, die deftige verstanden Niet meer verschoonen wilt als 't grove boeren-bloed, En Koningen zo wel als Huys-luy aan derftranden En Spae en Scepter treed met een gelijke voet, Gy hebt u boog gelost en hem de schoot gegeven Die niemand kan ontgaan: maar even wel zal hy Al hebt gy hem gevelt in aller monden leven Die rechte kenders zyn van edle Poëzy. J. Westerbaen. Vorige Volgende