| |
| |
| |
Negende bedrijf
Negenentwintigste tafereel.
Het kerkhof van Toledo. De tijd vordert tussen nacht en dageraad. De schemering weifelt dusdanig tussen licht en duister dat men de contouren van de figuren, don Pablo, de schim van zijn vrouw en de zwarte kat, alsmede zerken en planten, nauwelijks kan onderscheiden. De contouren zijn afwisselend helder en vaag. De schim vertoont een bleekheid die men zelden bij levende wezens aantreft. Wasachtige bleekheid, zoals men zegt. De koude van de dageraad doet zich het duidelijkst gelden in het geritsel van het lover.
Heb je het nog altijd zo koud?
Wij hebben het altijd koud, wij weten niet anders.
Schimmen leven dus altijd in de koude?
Zo is het, het is het koude vuur van het vagevuur.
Je houdt het wel lang uit in het koude vuur, ik wist niet dat je zoveel op je kerfstok had.
Het oordeel des Heren is niet gelijk aan het oordeel van de mensen. Ik had juist te weinig op mijn kerfstok.
Het zij zoals het zij, ik zal nog een paar missen voor je zieleheil laten lezen.
Ik ben je dankbaar, mijn vriend, ik kan best een stootje in de goede richting velen.
Maak je niet bezorgd, ik zal de gemeente aansporen voor een extra gebed.
Doe dat maar, zo erg is het overigens ook niet in de koude van het vagevuur.
Nou als het je eender is, dan wacht ik tot pater
| |
| |
Antonio teruggekeerd is. Hij geeft mij een speciale prijs met vijftien procent korting.
Ik dacht dat de prijzen door de paus in Rome worden vastgesteld.
Dat is ook zo, maar pater Antonio weet er altijd wat op te vinden.
Nou ja, doe dat maar, je kunt best op die scharrelaar met zijn korting wachten.
Zoals je mij geleerd hebt, men moet niet met zijn spaarpenningen rondstrooien. Men moet bij de pinken wezen.
Nou, dan heb je tenminste wat van mij geleerd, tijdens ons lammenadig bestaan.
Nou, dat moet je niet zeggen. Het was niet altijd zo lammenadig. Het was soms ook best erg gezellig.
Ja, dat moet ik je nageven. Het kon best lammenadig gezellig wezen.
Of bedoel je limonadig kleverig?
Laten wij ons niet meer afsloven met een woordentwist van kleverigheid of temerigheid, van lijmerigheid of slijmerigheid.
Van narigheid of schraligheid.
Van lammenadigheid of limonadigheid.
Of limonadigheid of marmeladigheid.
Hoor eens, ventje, ik heb je hier een hele tijdtussen de struiken gemist. Wat heb je al die tijd uitgevoerd?
Ik heb het je tevoren verteld.
Dat is best mogelijk, maar je weet, het ene oor in en het andere oor uit. Ik lijd gelukkig aan geheugenverlies.
Het kan je misschien niet bommen hoe het mij in dit lammenadig eenzame leven vergaat.
Neen ventje, dat mag je niet zeggen, je mag zo niet spreken. Ik hoor wat graag watje zoal uitvoert en wat je zoal overkomt.
Ik dacht zo, wat mij overkomt, dat is juist wat ik uitvoer.
| |
| |
Wat je overkomt hoef je niet uit te voeren en wat je uitvoert hoeft je niet te overkomen.
Ik vind het wat gezellig, je oude orakeltaal aan te horen. Het is nog net alsof je nog in leven bent.
Nou, dan moet je ook maar eens gezellig wezen en de gebeurtenissen van de laatste maanden opbiechten.
Het was een lange reis naar Italië.
Wat is dat voor iets, Italië?
Dat is het land van de Heilige Vader.
Het begint mij weer voor de geest te schemeren.
(terzijde tot de zwarte kat) Dat kan niet moeilijk wezen, zij is helaas alleen maar geest. Aan haar is geen vlees of bot te bekennen.
(verwijtend) Hou je bek, vuilik.
Ja, het begint mij weer voor de geest te schemeren. Je bent ervandoor gegaan met die pater Antonio met zijn speciale prijzen en zijn vijftien procent korting.
Hoe hebben jullie het dan wel op reis gehad?
Goed en slecht. Nu eens goed dan weer slecht.
Dat is nu eenmaal het leven van de sterveling. Op zonneschijn volgt regen en op regen zonneschijn.
Krek zo, het is niet altijd rozegeur en maneschijn.
Laten we ons niet ophouden met spreekwoorden en zegswijzen, lieverd.
Het ging eerst te voet of met de ossekar.
Steken jullie tegenwoordig de zee over met de ossekar?
Je moet bedenken, wij moesten eerst een flink stuk van Spanje door.
Dat is waar ook, je kan nergens heen of Spanje staat je in de weg. Jullie zullen vast en zeker een afwisselend leven hebben gehad.
Ja, pater Antonio houdt van afwisseling. Dat hoort zo bij zijn vak. Zo hoort hij de mensen uit of luistert hun verhalen af.
Ik hoor het al. Het is het oude verhaal dat wij al
| |
| |
zo vaak hebben gehoord. Twee deugnieten trekken door de provincies van Spanje.
Ja, zeg me dat wel, pater Antonio wilde altijd de steden mijden. Hij zocht altijd maar het gezelschap van landjonkers en verwaarloosde edellieden. Van hovelingen had hij de buik vol.
Nou ja, dat kan wel zo wezen, maar hoe zijn jullie dan in Italië gekomen?
Wij zijn tenslotte scheep gegaan, ergens in een onooglijk gehucht aan de oever van de zee die er onheilspellend uitzag op die ochtend.
Toe lieverd, hoe zag de zee er wel uit.
Zij zag er onheilspellend uit, zo tussen de kleur van donkere wijn en grijze lijkwade.
En had je alles bij je? Je kam, schoon ondergoed en een extra paar sokken en veters voor de schoenen?
Ik heb er heel wat bij elkaar gestolen bij de landjonkers.
Je weet, dat mag niet. Je weet, gestolen goed gedijt niet.
Dat mag wel zo wezen, maar als vrome pelgrim vergeet je al gauw het verschil tussen mijn en dijn.
Wees op je hoede, vriendje. De zondaar zal zijn straf niet ontgaan.
Je hebt vast gelijk. Het heeft een haar gescheeld of het schip was met man en muis vergaan.
Jullie zijn dus bijna verzopen?
Ja, het heeft een haar gescheeld of wij waren naar de assegaaien.
Jullie zijn dus in een kolk terechtgekomen.
Noem dat maar een kolk, het was een zware storm.
Kolk en storm, dat is een pot nat. Wij schimmen noemen dat een kolk.
Nou, noem dat maar zoals je wilt. Het heeft weinig gescheeld of wij waren verzopen. De dames en monniken wierpen zich op de knieën voor een innig gebed om redding. De matrozen dronken de kruiken leeg of liepen te
| |
| |
tieren en te vloeken. De golven sloegen hemelhoog tegen het want. De zon hield zich schuil en de ratten verlieten het schip.
(ijzig) Ratten zijn lafaards.
Nou ja, een echte warboel.
Redde wie zich redden kan! Wil je geloven, de beschermengelen daalden al uit de hemel om onze zielen op te vangen en haar uit de klauwen van den boze te redden.
(grimmig innig) Nou moet je niet kwaad worden als ik je een paar vragen stel om te weten of je wel de waarheid spreekt.
(innig overtuigd) Het is bar moeilijk de waarheid te spreken.
Vertel mij eens, ventje, wat voor vleugels dragen de engelen?
De engelen hebben twee paar vleugels, aan elke zij een grote en een kleine.
Krek zo. En wat voor schoeisel dragen de engelen?
Krek zo. De engelen hebben mooie blote voeten. Om te kussen zo bloot, zo mooi, zo proper, zo bloot-mooipropertjes.
Ineens was de wind gaan liggen en was de zee weer spiegelglad geworden. De monniken en dames hadden hun bidden gestaakt, de matrozen hun tieren en vloeken. De golven keerden terug in de boezem van de echtgenote van Nereus en de ratten klommen weer naarstig aan boord.
En jullie stevenden weer verder naar het land van de Heilige Vader.
Wil je wel geloven, ouwe tante ...
Je moet geen onzin praten, ik mag een schim wezen, ik ben niet je ouwe tante.
Wil je wel geloven, in de verte konden wij duidelijk de kustlijn onderscheiden. Wij snoven al de geuren in onze longen. De geuren van de Italiaanse pijnbomen.
Italië, het land van de Heilige Vader. Het is best een mooi verhaal.
| |
| |
Als je wilt, zal ik je ook van mijn bevindingen in Italië vertellen.
Dat moet maar tot de volgende keer wachten. Het begint ochtend te worden en de ochtend brengt de warmte met zich mee. Ik kan niet tegen de hitte. Ik verlang zo naar de koude van het vagevuur.
Wat jammer, dat je weg moet. Het begon juist weer zo gezellig te worden.
Bedankt voor het gezelschap.
Tot ziens dan, ik zal maar weer in mijn eentje tussen de zerken gaan graven en harken.
Bedankt voor het gezelschap.
| |
Dertigste tafereel.
Het vertrek van de koning in het paleis te Madrid. De tijd vordert tussen avond en nacht. De ruimte is grotendeels door schaduwen bezet. Alleen in het midden, waar zuster Gardiana in een lage stoel aan een ronde tafel is gezeten, schijnt het zwakke licht van een oliepit. De verpleegster des konings bidt de rozenkrans die bizonder zwart afsteekt tegen het witte habijt.
(mompelt snel de weesgegroeten, waarvan slechts enkele woorden en zinsdelen verstaanbaar zijn) Wees gegroet Maria ... de vrucht Uws lichaams Jezus ... zondaars nu en in het uur van onze dood amen ... vol van genade ... de vrucht Uws lichaams ... (Zij sluimert in, schrikt wakker, kijkt om zich heen, zet haar gebeden voort)
(holen atonaal uit het aangrenzende vertrek) Infanta, Infanta, je hebt beloofd dat je terug zou komen en nog altijd ben je niet verschenen.
(zet haar gebeden voort) De Heer is met U, gezegend zijt gij onder de vrouwen ... nu en in het uur van onze dood amen ... (Zij sluimert in om terstond weer wakker te schrikken en haar rozenkrans voort te zetten) .
(is uit de schaduwen naar voren ge-
| |
| |
komen; men herkent in hem de nerveuze figuur die zich evenwichtig poogt voor te doen) U heeft vanavond al heel wat weesgegroeten gebeden.
Dat hoort zo bij mijn professie, ik hoor tot de Congregatie van de Heilige Rozenkrans.
De kralen van Uw rozenkrans hebben bijzonder grote afmetingen.
Ik kan u geruststellen, dat komt waarschijnlijk van de tegenstelling met het witte habijt.
(kinderlijk halsstarrig) Mij dunkt, zij hebben werkelijk bizonder grote afmetingen.
Bent u door de geheime deur binnengekomen?
Ik heb gedaan zoals u mij hebt bevolen.
Ik ben benieuwd, don Fernando, wat u mij zoal te vertellen hebt dat u zo op een vertrouwelijk gesprek hebt aangedrongen.
Ik hoop niet dat ik met u mijn verzoek derangeer of incommodeer.
(het diplomatiek jargon prolongerend) Het is altijd weer embêtant en obsedant als een non op een vertrouwelijk gesprek met een goedgeklede diplomaat wordt betrapt.
(grinnikend) Ja, tiré à quatre épingles (angstig) ik mag toch aannemen dat wij niet afgeluisterd worden?
Ik heb de koning vanavond een dubbele dosis toegediend.
Infanta, Infanta, je hebt beloofd dat je terug zou komen en nog altijd ben je niet verschenen.
De dokter zegt, het is niet de koning die spreekt, maar zijn diep-onderbewuste.
Hij bedoelt zeker zijn geweten.
Misschien bedoelt hij zijn geweten, maar hij zegt zijn diep-onderbewuste.
Ik ben gekomen, zuster Gardiana, omdat ik u een ernstige mededeling moet doen, u moet vooral niet schrikken, maar het gaat misschien om ons leven.
| |
| |
U weet dat ik niet bizonder angstig ben uitgevallen, maar er zijn grenzen, mijn waarde don Fernando. Waarom zou u mededelingen doen waarmede leven en dood zijn gemoeid. Is het niet beter onwetend ons lot tegemoet te gaan?
U heeft misschien gelijk, ik heb eerst gemeend te moeten zwijgen. Wat voor zin heeft het ons te beklagen over een lot dat wij niet kunnen ontgaan.
(in gepeins) En toch heeft u gemeend te moeten spreken.
Mogelijk is het niet te laat, mogelijk kunnen wij ons lot ontkomen, kunnen wij de dans ontspringen.
Het moet dit keer wel iets verschrikkelijks zijn wat u te melden heeft, don Fernando.
Zuster Gardiana, luister goed, het is verschrikkelijk. Wij moeten ons hoeden voor een dreigende volkswoede.
U bedoelt een volkswoede zoals er een heeft plaatsgehad voor tien jaar?
Wij kunnen er nog niet de ernst van voorspellen.
(ongeduldig, bijna kwaad) Er moeten toch tekenen zijn waaraan u de dreiging kunt herkennen.
Zuster Gardiana, dat is zo moeilijk niet. Wij herkennen haar aan de toespitsing van de karaktertrekken van onze landgenoten.
Spreek niet in raadsels, don Fernando. De toespitsing, wat bedoelt u met dat woord?
En het is zo simpel, dierbare zuster Gardiana. De Basken worden nog wantrouwender dan zij al zijn, de Castilianen trotser, de Aragonezen koppiger, de Manchego's mistroostiger, de Andalusiërs wellustiger.
U bedoelt dat de Andalusische meisjes nog hartstochtelijker zullen dansen?
Ik bedoel dat de karaktertrekken zich toespitsen.
Maar kan er geen politiële of militaire bijstand worden verleend ter bestrijding van de toespitsing?
| |
| |
De minister van justitie heeft reeds verschillende relletjes geprovoceerd.
Spreek niet in raadsels, don Fernando. Politiële provocatie, waartoe zou zij dienen?
En het is zo simpel, zuster Gardiana. De minister hoopt hiermede de haarden te lokaliseren en de leiders uit hun schuilplaatsen te lokken.
Leiders? Is dat de nieuwste benaming voor belhamels?
De minister spreekt van leiders en de speurhonden van belhamels.
En hebben zij de haarden gelokaliseerd?
De leiders hebben de beweging in de hand. De provocaties hebben nog weinig uitgewerkt.
(opgelucht) Maar waarom zou de volkswoede juist tegen ons gericht zijn?
En het is zo simpel, zuster Gardiana. Hoe is het mogelijk dat u het niet begrijpt.
(ijzig) U moet u hoeden heilige verpleegsters van de Heilige Rozenkrans te krenken.
Het is zo simpel, lieve zuster Gardiana. De volkswoede is tegen de elite gericht, tegen alle lagen van de elite.
Ik ben maar de verpleegster des konings, ik behoor niet tot de elite.
U moet naar mij luisteren, zuster Gardiana. Wij mogen onze ogen niet voor de werkelijkheid sluiten. De volkswoede zal tegen alle lagen van de elite gericht zijn. De kastelen van de landadel zullen worden verwoest en de voorraadschuren van de kooplieden zullen worden geplunderd.
(haar handen in onschuld wassend) Ik behoor niet tot de landadel en evenmin tot de stand van de rijke kooplieden.
De geestelijken zullen worden gekruisigd, de nonnen verkracht en de hovelingen aan de schandpaal worden tentoongesteld.
| |
| |
U houdt er wel een eigenaardige visie op na.
Wij mogen de ogen niet voor de werkelijkheid sluiten.
U houdt er wel een sombere visie op na.
Het is zoals u zegt, mijn lieve zuster. Het is een sombere visie, het is een visie zonder perspectief.
Nou, dan is het eerder een visioen dan een visie.
Nou ja, visioen of visie, het schiet in ieder geval te kort aan perspectief.
(in gepeins) Een leven zonder perspectief, een leven zonder horizon.
Zonder perspectief of horizon, in ieder geval het einde van het lied.
(heeft onwillekeurig naar het kralensnoer gegrepen) En hoe meent u dat wij de dans kunnen ontspringen?
Het is zo simpel, zo simpeltjes, zuster Gardiana. Ik weet dat de kralen van uw rozenkrans kostbare juwelen en briljanten bevatten. Ik weet dat u reeds lang voorbereidingen heeft getroffen voor een onverhoeds vertrek.
Neem eens aan, don Fernando, dat u de waarheid spreekt, neem eens aan dat ik mij van de rijkdommen van briljanten en juwelen heb verzekerd, hoe in 's hemelsnaam moeten wij ons in veiligheid stellen?
(met gedempte stem) U volgt mijn raadgeving, ik zal u de kleding verschaffen, de kleding om u te vermommen.
In welke kleding moeten wij ons vermommen?
Het is nog niet te laat, het zal niet moeilijk vallen in de uniformen van de nationale garde het land te verlaten.
En waar trekken wij dan heen?
Ik ken kastelen gehuld in de mist van Vlaanderen, die in half vervallen toestand verkeren en die wij voor een krats kunnen overnemen.
Dat is niet veel, een krats.
| |
| |
Wij zullen wel enig kapitaal aan de restauratie van gebouw en inboedel moeten besteden.
Wij hebben dan het kasteel voor een krats overgenomen. Wij hebben de restauratie voltooid, van het gebouw en de inboedel. Maar wat moeten wij daar met ons leven aanvangen?
Wij restaureren ook de huiskapel en nemen een huiskapelaan.
Maar u hebt mijn vraag niet beantwoord, wat moeten wij daar met ons leven aanvangen?
Wij leiden er het leven van ballingen, wij hullen ons in zwijgen en schrijven onze memoires.
U bedoelt voor het nageslacht?
Het is zo simpel, lieve zuster Gardiana. U schrijft ze voor de informatie van het nageslacht en ik schrijf ze uit sensatiezucht met commerciële doeleinden.
(uiterst nieuwsgierig) En als wij door de opstandelingen worden gevat, is het dan uw mening dat ik de verkrachting zal moeten dulden en dat u aan de schandpaal zult worden geketend?
Uit de gegevens van de Aragonese veiligheidsdienst moet ik opmaken dat de opstandelingen het voornemen hebben ons beide aan de schandpaal te ketenen.
(weifelend tussen verrukking en afgrijzen) En verwacht u dat wij zullen worden ontkleed?
Wij zullen de lendedoek mogen behouden.
Ik kan uw visie zonder perspectief niet weerleggen, maar zij heeft mij toch niet overtuigd.
Het is moeilijk, heel moeilijk de werkelijkheid onder de ogen te zien.
Infanta, Infanta, je hebt beloofd dat je terug zou komen en nog altijd ben je niet verschenen.
U moet nu heen, de koning is wakker geworden.
Wanneer hoor ik uw beslissing?
Het is mogelijk dan al te laat.
| |
| |
Dat de Heer ons zondaars behoede. (Talavera treedt in het duister terug)
| |
Eenendertigste tafereel.
Wij bevinden ons weer, evenals in het eerste en dertiende bedrijf, in het park van het kasteel in Vlaanderen. Op de bank zitten de page in het groen en de grijsblauwe hond die in de stemming, heerlijk dierlijk, van de naderende avond verkeren.
Valdemar, de nevelen omsingelen de navels van het bestaan. Wij zijn tot tranen toe bekommerd.
(terzijde liggend, laat zich aangenaam, ter hoogte van navel en omstreken strelen)
Het komt van de lente, geloof ik, Valdemar, het komt vast van de lente van de Lage Landen. Als je het mij vraagt, Valdemar, ik zou de Lage Landen niet kunnen missen, ik zou geen verre reizen kunnen maken. Het kan nergens zo vredig zijn als in Gent en omgeving.
(jankt omdat zijn baas het strelen heeft gestaakt)
(hervat het strelen teneinde de stilte te herwinnen) De schuur staat tussen de berken en de appelbomen. De vogels leiden hun bedrijvig leven tussen de onthoofde Venus en de verminkte fluitspeelster. De merels, die hun jachtveld met hun gele snavel verdedigen, verjagen de spreeuwen die er zo'n vulgair loopje op na houden. Zie, daar is een Vlaamse Gaai neergestreken op een Vlaamse berketak. Zie, een Vlaamse wolk strijkt langs de Vlaamse berketak, die siddert onder het gewicht van de Vlaamse gaai met zijn blauwe Vlaamse borst.
(jankt wegens de klagelijk-lyrische herhaling van het Vlaamse woord)
Of zou deze droefgeestigheid aan de afwezigheid van mijn moeder moeten worden toegeschreven? Ma chère Maman, die uit het vagevuur is verlost door het gebed van de gemeente en nu in voortdurende adoratie in de hemel verblijf houdt.
| |
| |
(sluit behagelijk de ogen en opent belangstellend de oren voor de voortgang van het gesprek)
Ik zal het je zeggen, Valdemar. Ik zal het je toevertrouwen, maar je mag het aan niemand oververtellen. Ik zal het je toevertrouwen. Onze dagdromen zijn afhankelijk van onze stemming.
(schrikt even op van het toevertrouwde geheim, maar legt zich aanstonds weer languit neer om thans over borst en snoet te worden geaaid)
Ik had er op kunnen zweren, Valdemar. Ik was er eerst van overtuigd dat de prinses gedurende de dagen van de opstand de dood had gevonden. Ik was ervan overtuigd dat haar stoffelijk overschot verborgen gehouden werd in een van de vele grotten, waaraan Spanje rijk is, in de kuststreken van het Noorden of de valleien van de Guadarama. Ik was er heilig van overtuigd dat zij door de engelen zou worden opgenomen en op het kerkhof van Toledo te ruste zou worden gelegd.
(wordt afgeleid door de Vlaamse gaai die het tweetal ernstig opneemt vanaf de berketak)
Zo droomde ik vanochtend, maar met het scheller worden van het licht heeft ook de dagdroom een verandering ondergaan. Ik had er vanmiddag op kunnen zweren dat zij in een fregat de oceaan was overgestoken naar de overzijde en dat zij zich daar temidden van haar getrouwen schuilhield op de hoogvlakte van de Azteken of in het oerwoud van de Maya's. Ik was er zielszeker van dat zij zou terugkeren op de voorplecht van haar fregat in de kleuren geel en rood van Spanje.
(gaat overeind zitten om de bewegingen van de gaai nauwkeuriger te kunnen volgen)
Het licht is afgenomen, de nevels omsingelen het park met zijn beelden, zijn bomen, zijn bloesems, zijn vogels, zijn lissen, zijn sprieten.
(jankt uit gemis aan streling)
Koest, Valdemar, blijf maar rustig liggen, ik zal je over je snoet en je oren aaien. Ik zal je een geheim toevertrouwen. Onze dromen zijn het spiegelbeeld van
| |
| |
onze verlangens en onze verlangens veranderen niet alleen met onze stemmingen maar ook met de diepst innerlijke ontwikkeling van ons diepst innerlijk wezen.
Ik zal het je eerlijk bekennen, de prinses is niet omgekomen en evenmin is zij naar de overzijde gevaren. Zij is naar het Noorden gevlucht, naar de landen waar de nevels boven Seine, Maas en Leie hangen.
Wij zijn mensen van de Lage Landen. Wij schrikken terug van Engelen en Azteken. Wij houden van berken en peppels, van meeuwen en spreeuwen.
(kijkt nieuwsgierig om zich heen)
Ja, ook van koolmeesjes en roodborstjes.
Ja, ongetwijfeld, Valdemar, wij houden ook van de Vlaamse gaai met zijn blauwe Vlaamse borst op de Vlaamse berketak.
(sluit diep de ogen voor een hazeslaapje)
Ik zal je mijn dromen verder vertellen. Niets zo heerlijk als een droom vertellen in de schemer.
En niets zo heerlijk als een droom in de sluimer aan te horen.
|
|