| |
| |
| |
Vijfde bedrijf
Zeventiende tafereel.
Wij bevinden ons op een van de vele wegen, die naar Rome leiden, de via Aurelia, een niet geplaveide weg, op de achtergrond afgesloten door een rustieke muur waar het lover van een boomgaard overheen hangt. Rechts en links een pauselijke gardist, met blauw en geel gestreept uniform, stalen kuras, helm en hellebaard. Hun houding vertoont afwisselend een ceremonieel en agressief karakter. In de verte hoort men de monotone melodie van een litanie die langzaam afneemt. Van rechts komt een groep pelgrims, van noordelijk aspect, uitgehongerd en uitgeput, voorafgegaan door een geestelijke mentor die er nauwelijks beter uitziet.
Wat zijn we begonnen? Ik geloof dat wij Brugge en Gent nooit meer terug zullen zien.
Ik kan niet langer. Help, help. Help mij een handje om mijn kuil te graven voor de eeuwige rust.
Dat komt van die eeuwige litanie, je wordt er sjagrijnig van.
(hoogst nieuwsgierig) Zou je dat werkelijk geloven, broeder?
Noem mij alsjeblief geen broeder.
Nou, verre neef dan maar.
Wis en waarachtig, het is zoals ik zeg. De begijntjes in Brugge sterven van de magere kippesoep en de weesgegroetjes.
(resoluut) Geestelijke vader, eerwaarde, laten we uitscheien met de litanie. We hebben een opwekkertje nodig.
Lichtgelovigen, ik zal jullie allemaal een pintken bier reiken en dan kunnen wij verder.
| |
| |
Een pintke bier en een toespraak.
Een toespraak? Bedoel je een preek of een grol?
Beide, een preek en een grol, zo beide lekker door elkaar gehutseld en geknutseld, net iets voor een geestelijke mentor met een twijfelachtig verleden.
Wij hebben voor ons vertrek uit Vlaanderen de gelofte van gehoorzaamheid aan de over ons gestelde machten afgelegd.
Laten wij de kerel te lijf gaan.
Laten wij de kerel zijn kloten afsnijden.
Wij zijn hier gekomen om ons van smetten te zuiveren en niet om ons met gruweldaden te belasten.
Amen. (De pelgrims verwijderen zich, zakkerig volgzaam, terwijl zij wederom de litanie aanheffen)
Hoorde je wat die ene zei?
De schele of die ene met het punthoofd?
Neen, die ene met de kleporen.
De kleporen heb ik niet gezien.
Nou ja, ik bedoel de brandwijnneus.
Hij wilde ons te lijf gaan.
Je moet op je hoede zijn voor de Transalpijnen.
Het zijn net een paar zwijnen.
(Na een poos stilte, waarin men onverwacht enige slagen van een nachtegaal hoort, verschijnt een nieuwe groep pelgrims, eveneens uit Vlaanderen, maar jonger en eerder opgeruimd van aard)
(blijmoedig) Laten wij hier een poos verpozen. De Heer heeft ons gezegend met een hemels uitzicht op Rome.
(behoedzaam om zich heen kijkend) De pau-
| |
| |
selijke hellebaardiers hebben een reputatie op te houden van rovers en plunderaars. Zouden wij niet een eindje verder lopen?
(met toenemend idealisme) De mens is datgene waarvoor men hem houdt.
U bedoelt, het zijn net honden.
Raaskal niet zo, je moet de eerwaarde laten uitspreken.
Dierbare gelovigen, de Heer heeft ons dit uitzicht geboden om een blik op de Heilige Stad te werpen. Zie toe! Daar ginds die hoge koepel is van de kerk van Sint-Pieter.
(met afwisselend oprechte en voorgewende verwondering) De Sint-Pieter. Kijk de kerk van de Heilige Petrus. De koepel van de Sint-Pieter.
(met stijgende zielsverheffing) Daar heeft zich kortelings een mirakel voorgedaan. Kortom een wonderlijk wonder.
(met afwisselend oprechte en voorgewende opgetogenheid) Een mirakel! Een wonderlijk wonder!
Ik heb nooit gehoord van een wonder in de Sint-Pieter.
Raaskal niet zo. Hoor je niet dat het kortelings is gebeurd? Kortelings blijft kortelings.
Welnu dan, dierbare broeders, het zij dan voor het overige zoals het zij. Maar in de Sint-Pieter zit Sint-Pieter op een marmeren zetel tegen een marmeren pilaar.
Zo zit hij dan, op een marmeren zetel tegen een marmeren pilaar. Wees niet bezorgd, Petrus, wij zullen je niet driemaal achtereen verraden zoals je de Heer hebt verraden.
De gelovigen komen en gaan, afzonderlijk of in kudden, gedurende maanden, jaren en eeuwen. Duizenden zijn aan hem voorbij gegaan. Duizenden hebben zich voorovergebogen. Zovelen hebben de voet gekust dat zij tot op de zenuwen en het bot is uitgehold.
Tot de zenuwen en het bot uitgehold.
Maar Petrus geeft geen krimp.
| |
| |
Goed zo Petrus, geen krimp geven, om de verdommenis geen krimp geven.
De zwarte Petrus heeft eeuwenlang de proef doorstaan.
Waarom wordt hij opeens zwart afgeschilderd?
(zijn idealisme met een cynische [...] onderbrekend) Omdat hij in zwart marmer is uitgevoerd (wederom met zielsverheffing) maar kortelings heeft hij zijn voet teruggetrokken, want een moordenaar van een weduwe met zeven wezen had een kus op zijn wreef gedrukt.
(nieuwsgierig op het geniepige af) Wat doet Sint-Pieter als hij door een overspelige vrouw wordt gekust?
(aarzelend tussen cynisme en idealisme) Bid in Rome voor je mooie, overspelige vrouw.
Kent u nog meer wonderen in Rome?
(aarzelend tussen conservatisme en liberalisme) Ik heb er een zak vol van, maar zij moeten met voorzichtigheid worden toegediend.
Met de medicijnen van de dokter.
(openhartigheid parend aan onbeschaamdheid) Eerwaarde, u bent een opportunist.
Krek zo. Maar laten we terstond doorlopen. De hellebaardiers kijken ons met schele ogen aan.
Ik hou niet van de zijdelingse blikken. (Mentor met pelgrims af, onder het zingen van een blijmoedig lied)
Ik hou het ervoor dat je evenmin aan het mirakel van Sint-Pieter gelooft.
Je bedoelt van die grote teen die teruggetrokken wordt?
(aarzelend tussen ernst en scherts) Een pauselijke hellebaardier behoort wat meer goedgelovigheid aan den dag te leggen. (Derde groep pelgrims komt op, eveneens uit Vlaanderen, maar van het
| |
| |
fantastische soort, alsof zij net uit het narrenschip zijn gestapt)
Broeders, gelovigen. Wij naderen de Heilige Stad. Laten wij ons voorbereiden op de gedaanteverwisseling die ons te wachten staat.
Ik hou het ervoor dat u dat symbolisch bedoelt.
Verrek, je moet het innerlijk opvatten.
Innerlijk en symbolisch, hinderlijk en alcoholisch, het is allemaal eender.
Je hebt gelijk, boerenstumper, het is één pot nat.
(stoorloos) Dierbare gelovigen, wij mogen de Heilige Stad niet betreden zolang wij niet de diepstinnigste betekenis hebben doorgrond van het kinderlied van Rome.
Wat bedoelt de gozerd met zijn kinderlied? Ik laat mij niet in slaap sussen. Ik laat mij om de verdommenis niet in slaap sussen.
Ken je niet het kinderlied van Rome, punthoofd?
Je moet op je termen passen, gozerd. Ik laat niet met mij sollen. Ik laat om de verdommenis niet met mij sollen.
Het kinderlied van Rome het diepstinnigste kinderlied uit de schatten van de diepstinnigste volkskunst tussen Gent en Brugge.
Of tussen Hamburg en Homburg.
Of tussen Moordrecht en Goordrecht.
(accentuerend) Uiting van de diepstinnigste volkskunde. (Nadrukkelijk declamerend) :
In die oude stad van Rome,
daar hangt een walvis in de bomen.
Die zingt zo aardig en zo fijn,
dat is te zeggen in het Latijn.
| |
| |
Wat voor diepe zin zou er kunnen steken in die walvis in de bomen.
Wij bevinden ons, zwaarmoedige gelovigen, op de stoffige weg van de via Aurelia. Wij zijn allen, zwaarmoedige gelovigen, hol, log en zwaar, gelijk de walvis. Wij zijn allen, zwaarmoedige bedevaartgangers, wanschepsels, onogelijk en onmogelijk, inlelijk en schreeuwlelijk, wanstaltig en wanstandig, gelijk het bakbeest de walvis. (Hoogst depressief) Wij zijn allen log en zwaar. (Hij beeldt het dier met enkele streken van de hand in de lucht)
Wullie benne geen walvissen.
Laten wij bekennen, wij zijn woelwaters en woelgeesten.
Wij zijn log en zwaar. In Rome worden wij licht en luchtig. Wij zijn averechts en bot. In Rome worden wij subtiel en vief. Wij zijn kleinsteeds en kleingeestig. In Rome worden wij astrant en penetrant.
(tot in hart en nieren getroffen) Wij worden licht en luchtig. Wij worden subtiel en vief. Wij worden astrant en penetrant. (Altstemmen wisselen af met basstemmen) Schenk ons de metamorfosis. De metamorfosis religiosa.
Wij leggen onze logheid af. (Met uitdrukking van diepstinnigste afkeer en afschuw) Wij leggen onze vieze vetheid af herhaal onze vieze vetheid en leven voortaan als de vogels in het lover.
(altstemmen) Wij leven als vogels in het lover, wij vangen aan te zingen.
(luchtig dirigerend) Wij vangen aan te zingen.
Dat is te zeggen in het Latijn. (Verwijderen zich zingend)
Je moet op je tellen passen met de noorderlingen.
Zij zitten vol streken.
(Leontien en Valentijn komen op)
Wat zijn die kerels vreemd opgedirkt.
| |
| |
Dat zijn de hellebaardiers van de paus.
Je moet niet naar ze kijken.
Waarom zou dat niet mogen?
Als je ze niet ziet, zien ze je evenmin.
(diepstinnigst gelukkig) Je hebt gelijk, laten wij doorlopen en ons geloof aan de Vogel Struis niet prijsgeven.
(nieuwsgierig) Zeg, Leontien, geloof je nog aan de ooievaars?
Aan de ooievaars niet, maar wel aan de Vogel Struis.
(Leontien en Valentijn af. De twee hellebaardiers komen langzaam naar elkaar toe totdat zij zich midden op het toneel bevinden. Alles welbeschouwd zijn het gevaarlijke lieden)
Ik geloof dat wij de enige hellebaardiers zijn die de pelgrims niet beroven.
En toch moet het zo moeilijk niet zijn, heb ik laatst van een kameraad gehoord.
Heeft hij verteld hoe hij het aanlegt?
Ja, hij was stevig onder de olie. Hij was zo [...] als een zwijn. Het moet vast niet zo moeilijk zijn, heb ik begrepen.
Hoe legt hij het dan aan?
Heel eenvoudig, hij wacht tot ze een meningsverschil hebben en dan hakt hij er maar op los.
Hij treedt dan dus hardhandig tussenbeide?
Neen, hij hakt er maar op los.
Maar als ze geen meningsverschil hebben?
Als je maar goed luistert, hebben bedevaartgangers altijd een meningsverschil. Zo zegt hij tenminste.
(kwansuis intelligent grinnikend) Hij heeft gelijk, zij hebben altijd een meningsverschil.
| |
| |
Kijk, daar komen twee dames van hoge geboorte. (Doña Emilia en doña Rosario gaan behoedzaam voorbij)
(als de hertoginnen voorbij zijn) Ik zou de blonde wel lusten.
Maar de taaie donkere heit de centen.
(Zij grinniken beiden kwansuis intelligent)
| |
Achttiende tafereel.
Wij bevinden ons in de kloosterhof van de Congregatie der Zuivere Bemiddeling. De moeder-overste, zuster Pristina, zit op een stenen bank. De andere zusters zijn om haar heen geschaard, groepsgewijs afwisselend op de betegelde vloer en de lage muur tussen kloostergang en hof. Enkele jongere zusters, onder wie ook zuster Agnes, hebben zich eveneens op de bank genesteld. Het ensemble van nonnen in smetteloos wit verwekt aanvankelijk de indruk van archaïsch mysticisme dat het midden houdt tussen devotie en exaltatie. De individuele trekken komen pas onder het spel op de voorgrond. Uit de enscenering dient aanstonds te blijken dat de nonnen door haar superieure voor een belangrijke mededeling bijeengeroepen zijn.
Mijn lieve kinderen, laat ik u dan met een maagdelijk overstatement mijn lieve kinderen noemen. Het is dan zoals ik u al eerder heb gewaarschuwd. Het aantal bedevaartgangers zal dit jaar hoger zijn dan ooit tevoren. Zij komen uit het Zuiden, het zijn Castilianen, Sevillanen en Napolitanen. Zij komen uit het Noorden, uit Brugge en Gent, uit Keulen en Parijs. Zij komen uit het Oosten, uit Kreta en Athene, uit Rhodos en Knossos.
Moge de Heer hun zielen heiligen.
(zwaanachtig deinend) Moge de Heer hun zielen heiligen.
Het is dan zoals ik u al eerder heb uiteengezet, in het Italiaans met Latijnse citaten. De kasgelden van het Vaticaan zijn door uitvoering van zovele projecten
| |
| |
aanzienlijk geslonken. Wij worden bedreigd door ernstige liquiditeitsmoeilijkheden. Wij moeten er rekening mede houden dat de soldijen niet kunnen worden uitbetaald en dat de hellebaardiers uit de band springen.
Hoed ons voor de hellebaardiers.
Bewaar ons voor plundering, brandstichting en onverhoedse omhelzingen.
Heilig onze geesten en zuiver onze lijven.
Het College van Kardinalen heeft een pelgrimsjaar uitgeschreven. Het zal niet nalaten de financiële toestand te verbeteren.
Geprezen zij de wijsheid der kardinalen.
De wijsheid der kardinalen zij geprezen.
Pelgrims betekenen een financieel voordeel maar een moreel gevaar voor de Heilige Stad.
Laten wij ons hoeden voor de pelgrims.
In ons klooster zullen wel gasten van hoge geboorte worden opgenomen. Ik huiver van de scharlaken zonden die wit als sneeuw moeten worden. Ik moet er niet aan denken. Ik krijg er migraine van. Ik denk aan de gasten uit Spanje, verteerd door passie. Uit Parijs en omstreken, het dubbelzinnig oord van valsheid en bekoorlijkheid. Uit Beieren en Saksen, waar het forse plompe vlees zich aan alle druk van spangen en banden onttrekt.
Laten wij ons hoeden voor de zonden.
De zonden die veelvuldig en veelvormig zijn.
Mijn dierbare zusters, u hebt langere of kortere tijd de geloften van gehoorzaamheid, armoede en kuisheid gestand gedaan. Het is niet altijd even makkelijk geweest. (Wederom deining onder de nonnen, getuigend van exaltatie) De gelofte van armoede heeft voor ons nog de minste moeilijkheid opgeleverd. Onze congregatie heeft sedert haar ontstaan in collectieve welvaart geleefd (kwansuis geestig) , aan ons droogje en ons natje heeft het ons niet ontbroken. (Wederom tot bittere ernst overgaand) De geloften van gehoorzaamheid en kuisheid hebben aan ernsti-
| |
| |
ge verleidingen bloot gestaan. Wij moeten ons wederom hoeden voor den angel van de hoogmoed, die zich vooral op rijpe leeftijd doet gelden en voor de weelderigheid der verbeelding waardoor vooral de jongeren worden aangetast. Hoe zal ik u bijstaan? Hoe zal ik u bijstaan? Ik zou u zo graag een raad geven, maar, mijn kinderen, het is u bekend dat de raad van de moeder-oversten niet wordt opgevolgd. Hij wordt in water geschreven. Hij wordt door de wind voortgejaagd. Kijk, ik zie daar zuster Diafana. (Zij wijst naar een jonge non, het type femme de trente ans, zowel door haar jeugdige schalksheid en onbevangenheid als haar vrouwelijke schranderheid en verraderlijkheid) Zuster Diafana, u beantwoordt zo goed, zo bizonder goed aan uw naam. Waarom zou u niet eens in alle openhartigheid aan uw zusters toevertrouwen hoe u zo diafaan bent gebleven.
Weest u toch voorzicht, moeder-overste. Zuster Diafana zegt zulke afschuwelijke dingen, zulke godslasterlijke dingen. Zij maakt zulke stuitende toespelingen (fluisterend) zulke liederlijke toespelingen.
(streng) Zuster Agnes, u mag zich niet aan de ondeugd der overdrijving schuldig maken. Wie zijt gij dat gij een steen op uw zuster durft werpen? (Algemeen gelach)
(eerder schalks dan verraderlijk) Moederoverste, ik zal met genoegen aan uw verzoek voldoen, al vraag ik ieder vergiffenis die ik door mijn woorden zou mogen grieven.
Hoe fijn drukt onze zuster zich uit.
Ik heb aan beproevingen weerstand geboden door mij af te wenden van mijn verbeeldingen. Maar mijn pogingen hadden weinig succes. De engel van het kwaad glijdt geruisloos binnen met de schaduwen van de nacht.
Het gaat zoals met de verleidingen van de heilige Antonius.
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
| |
| |
Ik heb vervolgens de strijd aangebonden door mijn werkzaamheden op te voeren. Arbeid adelt. Mijn pogingen werden aanvankelijk met enig succes bekroond. Vooral het urenlang boenen van de vloeren kan tot deugdzaamheid bijdragen. Maar nauwelijks heeft men het werk gestaakt, of de verbeeldingen keren terug in de nevelen van de troosteloze namiddagen.
Je had nog steviger moeten boenen, mens. Boenen-boenen-boenen, daar is geen duivelskruid tegen opgewassen.
Ik heb mijn toevlucht tot het gebed genomen. Het verdient aanbeveling bij ieder schietgebedje een diepe zucht te slaken, of weemoedig te hijgen, of het leven ons begeeft.
Hoe mooi vind ik dat gezegd. Zuchten slaken. Weemoedig hijgen.
Zie je wel, zuster Agnes, van de schranderheid van zuster Diafana valt nog wat te leren.
Ook het gebed is niet voldoende gebleken.
Foei, zuster Diafana, hoe kan zoiets vreselijks over uw lippen komen?
Weest u toch voorzichtig, zuster Diafana, u gaat weer de verkeerde kant op.
(eerder onbevangen dan verraderlijk) Het gebed moet gedragen worden door onze medeplichtigheid met de wereld.
Laat niets ongezegd, zuster Diafana.
Wij moeten het gebed beoefenen, maar wij mogen ons niet van de verleidingen van de wereld afwenden (opgelucht) . Wij moeten ons toewenden tot de verleidingen van de wereld. Wij moeten ons verdiepen in de romances van de Spaanse passie. Wij moeten de Franse intrigen met de vinger op de lippen volgen. Wij moeten met grote ogen aandacht hebben voor de volle boezems van de meiden van Beieren en Saksen.
| |
| |
Neen, veel liever zuchten slaken en naar adem hijgen.
Wij moeten het gebed op basis van een altijddurende nieuwsgierigheid naar den boze beoefenen. Dan kruipt de duivel in zijn schulp (ongelofelijk strategisch) , de duivel is dan teruggebracht tot wat hij in wezen is. Uitermate zielig en uitermate liefelijk.
Als dit geen ketterij is, dan ben ik een boon, placht mijn vader zaliger te zeggen.
Perfect uitgedrukt, zuster Diafana. Het zou in de Exercitiën van de heilige Ignatius moeten worden opgenomen.
Boenen, boenen, boenen. Daar is geen duivel tegen opgewassen.
(betoverd) Hijgen van weemoed en verzuchtingen slaken (met de hand aan de mond) alle kandelabers wat een vondst. (De klok begint te luiden)
Zusters, wij moeten het voor vandaag hierbij laten. Wij zijn allen zuster Diafana dankbaar. Wij hebben de panacee ontdekt. Het gebed beoefenen op basis van nieuwsgierigheid. (Het klokgelui neemt steeds meer toe) Mijn lieve zusters, de klokken roepen ons weer tot het werk. Al hoeven wij ook niet allen te boenen boenen boenen. (De zusters ex twee aan twee. Alleen zuster Pristina en zuster Agnes blijven achter)
Waarom die angst in uw ogen? Waarom die grote ogen van angst?
Ik weet dat hij toch zal komen.
Zuster Agnes, mag ik weten over wie u spreekt?
Over degeen die in dienst is van Satanas, maar zich in de kleren van een hoge prelaat heeft vermomd en het voorrecht geniet de vrouwelijke kloosters te mogen betreden.
Zuster Agnes, u hebt een ernstige verdenking uitgesproken. (Kardinaal Barberini loopt de hof op)
Ik had gehoopt u te kunnen verras-
| |
| |
sen tussen uw kloosterzusters. Het heeft nog geen vijfen geslagen en als ik mijn notities goed heb geraadpleegd, hebben de kloosterzusters van de Zuivere Bemiddeling haar recreatie tussen vier en vijf. (Hij haalt zijn agenda uit zijn binnenvoering) Ja, juist tussen vier en vijf.
Dat is zo in de wintertijd. In het zomerseizoen is het van kwart voor vier tot tien voor vijf.
(nadat hij een foutieve aantekening heeft gemaakt) Dus van tien voor vier tot kwart voor vijf. (Opgelucht) Ik tref zo graag de zusters samen. Dertig zusters in het wit. Duiven en nog eens duiven. Het archaïsch mysticisme houdt het midden tussen devotie en exaltatie. (Hij siddert) Het is de enige sensatie die ik mij nog veroorloof.
Wees op uw hoede, eminentie, zulke bekentenissen worden niet gedaan in het bijzijn van noviezen.
(de ogen neerslaand) Mea culpa mea culpa mea maxima culpa. (Wederom mysterieus sensationeel) Om geheel oprecht te zijn, ik ben niet gekomen om persoonlijk een schok te ondergaan, maar om u een verrassing te bereiden.
Weest u toch voorzichtig, moeder-overste, weest u toch voorzichtig.
U zult ditmaal met de taak worden belast een mannelijke gast van nederige geboorte te herbergen.
De regels van de orde verbieden opname van mannelijke gasten zowel van nederige als van hoge geboorte.
De dubbelganger van de Heilige Vader valt niet onder de gewone regels.
(verrukt) Men heeft hem dus eindelijk gevonden, de dubbelganger van de Heilige Vader.
Ja, dierbare zuster Pristina, men heeft hem eindelijk gevonden en u begrijpt dat hij met de nodige zorgen zal moeten worden behandeld.
Ja, ik begrijp het, ik begrijp ook dat een
| |
| |
nonnenklooster zich beter leent om de heilige dubbelganger schuil te houden, maar de regels van de orde laten het niet toe. Ik ben wel liberaal, maar ik ben ook wel zo'n beetje conservatief.
(huiverig grijnzend) Voor de dispensatie werd reeds door het College van Kardinalen zorggedragen.
(met grote ogen voor zich uitstarend) De duivel graast zo graag tussen de duiven.
| |
Negentiende tafereel.
Wij bevinden ons op de via Appia, kenbaar aan de bestrating van grijsblauwe kasseien. De weg wordt omzoomd met een smalle verschroeide berm met lage muur. Valentijn en Leontien zitten ergens op de muur in luisterende houding. Men hoort in de verte het verklinken van de zolen van soldatenlaarzen; hetgeen zonder twijfel tot de triestheid en eenzaamheid van de sfeer bijdraagt.
Waar luister je toch naar?
Zeg hoor eens, Leontien, hoor je niet de laarzen van de soldaten?
Ik hoor geen laarzen. Hoe zou ik ze ook horen? Er zijn hier geen soldaten.
(met verschrikte ogen) Luister, Leontien, luister. Dat zijn de soldaten van de Romeinse legioenen.
Er zijn geen Romeinse legioenen meer.
Luister maar. Dat zijn de Romeinse legioenen op weg naar de Peloponnesus.
Nou ja, het kan ook wel het zesde legioen zijn op weg naar Palestina.
Hoe kun je zo kinderachtig zijn? Dat is al tweeduizend jaar geleden dat hier legioenen marcheerden. Dat weet je toch wel?
Neen, neen, Leontien, je vergist je. Dat is nog
| |
| |
geen tweeduizend jaar geleden, op zijn hoogst vijftienhonderd jaar.
Nou ja, vijftienhonderd jaar, dat is ook lang genoeg voorbij.
Vast en zeker, wij zijn in de tijd en in het landschap verdwaald. (Legt het hoofd op de borst van zijn vriendin)
(strelend) Neen mijn lieve Valentijn, wij zijn alleen op de wegen en in de bossen verdwaald (terwijl Valentijn de ogen sluit) :
daar puiten loopt een schaap
een schaap met witte voetjes
drinkt er zijn melk zo zoetjes
daar buiten loopt een schaap
(komt weer overeind) Ja, Leontien, je hebt gelijk, wij zijn alleen maar zo'n beetje verdwaald. Op de wegen en in de bossen.
Hoe zijn wij zo verdwaald, Valentijn?
Dat komt, omdat de heirbanen in de loop der eeuwen zijn toegegroeid en de zijpaden zijn uitgedijd.
Heirbanen en geitepaden, zij lijken allemaal eender.
Laten wij onze rugzak maar weer opnemen. Wij wandelen in de richting van het noorden. Dan komen wij vast en zeker in Rome.
Hoe weten wij dat wij naar het noorden wandelen? Hoe weten wij dat wij de juiste weg volgen?
(inventief) Heel eenvoudig. Als wij maar op de grijsblauwe kasseien letten. De heirbanen hebben grijsblauwe kasseien, de zijpaden zijn louter grind en zand. (Zij maken zich op om de tocht voort te zetten)
(aarzelend) Luister, Valentijn, luister. Ik hoor stappen in de verte.
Bij de heilige Romulus en Remus, je wilt toch
| |
| |
niet zeggen dat wij toch in de tijd verdwaald zijn en naar de eerste eeuwen van onze jaartelling terugverplaatst zijn?
(doodsbenauwd) Ik hoop maar van niet, maar luister, Valentijn, ik hoor het geluid van zolen.
Ik hoor geen geluid van zolen, maar wel zie ik er iemand aankomen.
Hij lijkt op de doodgraver van Toledo.
Hij lijkt er wel op maar het zal wel een dubbelganger zijn.
(die inmiddels opgekomen is) Neen, wis en waarachtig niet, ik ben niet zijn dubbelganger.
Neen, wis en waarachtig niet, het is niet zijn dubbelganger, het is don Pablo in hoogst eigen persoon.
Pater Antonio, verdoemd zij zijn naam. Verdoemd zijn zijn nakomelingen die hij niet zal nalaten. Pater Antonio heeft mij overgehaald om als zijn dubbelganger mee te komen.
Stelt u zich gerust, u bent niet uw dubbelganger, u bent don Pablo in hoogst eigen persoon.
Pater Antonio, verdoemd zijn zijn nakomelingen, die hij niet zal bezitten. Hij heeft mij overgehaald om mee te komen als de dubbelganger van de Heilige Vader.
Dat komt net van pas. Als u de dubbelganger bent van de Heilige Vader, dan kunt u ons in het huwelijk verenigen.
Smachten jullie daarnaar?
(ontsteld) Maar lijkt hij dan werkelijk zozeer op de Heilige Vader?
Dat is het nou net, dat is het nou net. In Toledo was ik zijn dubbelganger, maar hoe meer ik Rome naderde, hoe meer mijn gelijkenis erbij inschoot.
Net iets voor geheime agenten. De dubbelganger in Toledo, de tegenhanger in Rome.
Tenslotte had ik zoveel gelijkenis verloren, dat pater Antonio mij maar in de steek heeft gelaten.
Geheime agenten hebben een hart van steen.
Misschien was het eens zo zacht als was en is het daarom van steen geworden.
| |
| |
(luisterend) Luister, ik hoor weer de laarzen der legioenen.
Wij moeten hier vandaan voordat de legioenen hun toverslaap beëindigen.
Waar moeten wij heen? Waar moeten wij heen? Kent u de weg naar Rome?
Als u mij maar volgt, dan komen wij in Rome.
Hoe moeten we aan onze kost komen in Rome?
Als ik het bij de levenden niet vind, dan vind ik het wel bij de doden.
Ja, laten wij niet treuzelen. Er zijn vast genoeg gezellige kerkhoven in Rome.
| |
Twintigste tafereel.
Een vertrek bestemd voor vrouwelijke gasten van hoge geboorte in het Klooster der Zuivere Bemiddeling. Achttiende-eeuwse stijl met goud en diepblauw als dominanten. De exuberantie van het rococo wordt door de geoefende smaak getemperd. Op de achtergrond een blauw gordijn dat het vertrek van de daaraan grenzende slaapruimte scheidt. Achterin, in het midden, sofa met stoelen. Ter weerszijden, steunend op consoles met marmer blad, smalle hoge wandspiegels met luchtige putti die om een of andere ondoorgrondelijke reden aan kolibri's herinneren. De aanwezigheid van narcissen en lelies sterk aan te bevelen. Zuster Pristina is op de sofa gezeten, naast haar op een stoel zuster Agnes die een vrij kalme indruk maakt en alleen door diepe adembewegingen aan haar latente nervositeit uiting geeft. Het moet voor iedere toeschouwer zonder meer duidelijk zijn dat zij de periode van de hete aardappel in de mond inmiddels te boven is gekomen, waarschijnlijk door bidden en vasten. De gravin van Morina staat voor de wandspiegel links en neemt zichzelf aandachtig op, alsof zij voor zichzelf een vreemde is en alsof zij zich niet bewust is van de aanwezigheid van de kloosterzusters.
Zou het zo zijn, zou het werkelijk zo zijn dat alles weer van voren af aan begint? Nog geen twee
| |
| |
dagen geleden, bij die merkwaardige paus!, wat een merkwaardige paus!, was ik nog de overtuiging toegedaan dat ik mij voorgoed aan de betovering had onttrokken (zij wandelt naar de andere kant totdat zij door haar beeld voor de spiegel wordt verrast) ; ik meende dat ik voorgoed tot de werkelijkheid was teruggekeerd; ik meende dat ik, zonder angst voor regressie en depressie, zonder pestilentie en incoherentie, naar La Mancha zou kunnen terugtrekken, La Mancha, het beloofde land. Naar de hemel zonder wolken, rotsen zonder vogels, de kurkeiken zonder schaduwen, naar de windmolens en de dolende ridders, naar de schape- en zwijnehoeders, naar mijn man en mijn kinderen (zij glimlacht esoterisch) en zie, ik bevind mij alleen weer tussen de spiegels, en zie, de betovering heeft zich weer van mij meester gemaakt, en zie (de nonnen ontwarend) , pardon, neemt u mij niet kwalijk, ik heb weer last van verstrooidheid en berooidheid, van gespleten zijn en versmeten zijn.
Maakt u zich niet ongerust, dat zijn zo de gewone kwalen van onze gasten van hoge geboorte.
(zet zich neer naast zuster Pristina) Ja, vergeeft u mij mijn onachtzaamheid. Ik heb de laatste tijd zoveel verrassingen ondervonden.
(met de openhartigheid van de geboren intrigante) U kunt zich vrij tegen mij uitspreken. Hier in Rome zal het u ook niet aan verrassingen hebben ontbroken.
(met de glimlach van de sfinx) Als ik oprecht mag zijn, dan moet ik zeggen dat uw klooster mij de eerste verrassing heeft geboden.
U heeft zich om te beginnen verwonderd over de weelde van onze gastenkamers.
Hoe kunt u dat zo goed raden?
Het is mij door de Sapientia ingegeven, zou kardinaal Barberini zeggen. (De drie vrouwen lachen hartelijk, waarbij zuster Pristina een huivering nabootst) Ja, ja, de Sapientia heeft het ons ingegeven. Er zijn dames, die ernaar verlangen zich in een krot van schape- en geite-
| |
| |
hoeders terug te trekken, maar het verlangen vermag alleen in de omgeving van het getemperde rococo stand te houden.
De exuberantie van het Franse rococo zou mij werkelijk tegenstaan.
Wij beschikken ook over krotten, maar die zijn voornamelijk bestemd voor dames uit de middenstand met poëtische opwellingen.
Ik heb u al begrepen, u heeft voor elk wat wils. U zoekt het in het extreme. Het wemelt hier van krotten en paleizen.
Ik zou niet willen overdrijven, maar ik mag wel zeggen dat wij over het best geoutilleerde gastenhuis beschikken.
Het is een klooster en een stad om van de ene verrassing in de andere te vervallen. Ik verwonder mij er bijvoorbeeld over dat zuster Agnes zomaar in enkele dagen van aard is veranderd. Nog twee dagen geleden gedroeg zij zich zo geheel anders. Kijkt u maar eens, zij grijpt niet meer angstvallig naar de mond.
(bleek en ironisch) Dat is heel eenvoudig gebeurd door bidden en vasten. Dat moet u ook eens proberen. Ik hoef nu alleen maar een beetje diep adem te halen en ben weer volledig gerustgesteld. Ik word niet meer bevangen door de voortdurende vrees dat ik de waarheid er eensklaps en onverhoeds, er zomaar uit zal flappen.
Wat een gelukkig mens, dat u zich van de aandrang van de waarheid heeft bevrijd.
Ik leefde in een voortdurende angst ...
En u meent dat u zich voorgoed van de angst heeft bevrijd?
De Sapientia zegt dat men zich nooit geheel en nooit voorgoed van zichzelf bevrijdt.
(mijmerend) Hoe juist heeft dit kind het opgemerkt (zij staat op en hervat haar tocht tussen de spiegels) , hoe fascinerend, hoe hallucinerend heeft zij het uitgedrukt. De Sapientia zegt dat men zich nooit voorgoed en nooit geheel van zichzelf bevrijdt.
| |
| |
En toch heeft het hallucinerend fascinerend, idyllisch en sibyllisch kind maar de halve waarheid gesproken. De volledige waarheid houdt in dat men zich telkens van zichzelf bevrijdt en telkens weer tot zichzelf terugkeert totdat men het rustpunt in zichzelf ontdekt.
Men heeft zich dan voorgoed van zichzelf bevrijd door voorgoed zichzelf te zijn.
De gravin van Morina is dan niet langer het beeld van de Infanta.
En evenmin haar evenbeeld.
Maar eenvoudig een gravin uit La Mancha.
(lachend) Zuster Pristina heeft diep gedronken uit de beker van de Sapientia.
Gravin, ik raad u aan in ons klooster te blijven totdat u het rustpunt in u zelf heeft gevonden. (De beide nonnen verwijderen zich door een deur rechts. Als zij de drempel zullen overschrijden, wenden zij zich om om goedenavond te knikken)
(hervat haar wandeling tussen de spiegels, waarin zij zich aandachtig opneemt, soms recht in de ogen, soms van terzijde, en wendt zich vervolgens eensklaps naar de deur waar de zusters verdwenen. Zij blijft naar de dichte deur kijken en mompelt voor zichzelf uit) Ach wat jammer, ik heb ze vergeten goedenacht te zeggen.
|
|