| |
| |
| |
Zesde bedrijf
Eenentwintigste tafereel.
Wij bevinden ons op de via Flaminia, een eindweegs in de richting van Rome naar Toscane. Het landschap wordt op de achtergrond beheerst door het beeld van de ruïnes van een kilometerslang aquaduct uit de Romeinse tijd. De bogen zijn verdwenen, meer of minder hoge resten van de pijlers zijn overgebleven die de indruk van voorhistorische monolieten wekken. Het landschap is gehuld in de bruinig blauwe schemer van een zon die reeds achter de heuvels is verdwenen. Op verscheidene armlengten van elkaar staan twee hellebaardiers op wacht. Er heerst een poos volstrekte stilte waarin wij slechts de roep vernemen van late vogels die naar hun nestverblijven terugkeren. Tijdens het gesprek, dat de hellebaardiers met elkaar voeren, blijven zij strak voor zich uitkijken, als door nekstijfheid getroffen.
Heb je gehoord van die verschrikkelijke gebeurtenis?
Wij doen er geen goed aan verschrikkelijke gebeurtenissen op te roepen.
Zullen wij maar liever om de hete brij blijven draaien?
Laten wij dit zaakje maar liever in de doofpot doen.
Zullen wij van ons hart een moordkuil maken?
Laten wij maar liever voor vogel struis spelen.
Heb je gehoord dat zij een aanslag op de Heilige Vader hebben gepleegd?
Waarom zou ik het niet hebben gehoord? Iedereen weet het. Jij bent mij ook een goochemerd.
| |
| |
(intens nieuwsgierig) D'r zijn er die zeggen dat de aanslag is gepleegd door handlangers van de koning van Spanje.
Als je het weten wilt, op de via Aurelia vertellen ze dat hij op slag dood is gebleven. Hij heeft geen hik, geen kik, geen snik gegeven.
Dur zijn ur, die zeggen dat de sluipschutters zich verscholen hebben op de linker kolonnade, achter het beeld van de heilige Nilamone.
Als je het weten wilt, op via Appia vertellen ze dat de Heilige Vader lont had geroken. Hij had al maandenlang gerekend op de aanslag, hij had zich van een dubbelganger verzekerd. (Zij lachen de grijns uit het kannibalentijdperk)
Dur zijn ur, die zeggen dat de aanslag is gepleegd toen de Heilige Vader de duiven op het plein van St-Pieter uit een papieren zakje voederde.
Als je het weten wilt, op de piazza Populi vertellen ze dat de Heilige Vader het voor dertig jaar met de koningin van de Spaanse landen heeft aangepapt. Stel je voor, hij heeft het aangepapt met de koningin van de Spaanse landen. Ze zeggen, hij was jong en zij was jong en op die leeftijd kan het een stootje velen en bijgevolg en mitsdien, zo vertellen ze op de piazza Populi, maar ook de piazza di Spagna, moet deze laaghartige daad aan de inflammatio van de jaloezie worden toegeschreven.
Dur zijn ur, die beweren dat de handlangers hulp en bijstand hebben gehad van de geheime dienst van het Vaticaan.
Als je het weten wilt, in mijn achterhoofd fluisteren ze dat niemand zijn leven meer zeker is sinds de inflammatio in de harten van de Spanjaarden binnengeslopen is.
Ik hou niet van de Spanjaarden.
Sst! Daar heb je de Vlamen weer
| |
| |
die nar Rome zijn gekomen om de walvissen uit de bomen te kijken. Laten wij maar doen of onze neus bloedt. (De Vlamen lopen voorbij zonder veel aandacht te schenken aan de hellebaardiers. Zware, logge en lange magere kerels, in lompen gehuld, in een toestand die het midden houdt tussen lichamelijke uitputting en geestelijke verwarring. Zij psalmodiëren onverstaanbaar, terwijl zij verder strompelen)
Het is toch maar verschrikkelijk zoals ze de bedevaartgangers hebben toegetakeld.
Zullen we moord en brand schreeuwen?
Laten we beter doen of onze neus bloedt.
Dur zijn ur, die zeggen dat de Transalpijnen zichzelf toetakelen om des te beter te kunnen bedelen.
In Toscane vertellen ze dat de pelgrims zich rijk bedelen, als ze maar genoeg builen en zweren kunnen uitstallen.
Wij leven in een wereld van leugen en bedrog.
Ze zit boordevol sadisten.
Dur zijn ur, die vertellen dat er in het geheel geen aanslag op de Heilige Vader is gepleegd.
In een dorp dicht bij Napels vertellen ze dat het valse geruchten zijn, gewone valse geruchten die door de hellebaardiers worden rondgestrooid om onrust in de gemoederen te zaaien.
Let op uw woorden, kameraad, wij zijn evengoed hellebaardiers.
(haalt een rozenkrans uit zijn broekzak) Laat ons voor de zielen van de hellebaardiers bidden.
Ik heb in geen drie jaar een rozenhoedje gebeden.
| |
| |
De rozenkrans hoort bij de uniform van de hellebaardier, je vindt hem vast en zeker als je maar diep genoeg in je zakken graait.
(al graaiend in zijn broekzak) Heilige Stefanus, geprezen zij uw naam, heilige Stefanus, geprezen zijn de pijlen in uw bovenlijf en in uw dijen (hij haalt de rozenkrans te voorschijn) , geprezen zij uw naam, mijn naamheilige, mijn patroonheilige met de pijlen in uw dijen en uw keel.
(gaat in gebed voor) Ave Maria gratia plena. (Terwijl het achterdoek opgaat verdwijnen de hellebaardiers achter de coulissen de ene ter linker-, de andere ter rechterzijde)
| |
Tweeëntwintigste tafereel.
Een vertrek voor vrouwelijke gasten van hoge geboorte in het Klooster der Zuivere Bemiddeling. Indeling en meubilering vrijwel gelijk aan het vertrek van de gravin van Morina. Ook hier op de achtergrond een gordijn dat het vertrek van de daaraan grenzende slaapruimte scheidt. Ook hier achterin een sofa met ter weerszijden wandspiegels met luchtige putti die aan vergulde kolibri's herinneren. Alleen de kleur is verschillend. Instede van blauw domineert een crème oker met hier en daar rose tinten. In de kamer bevinden zich doña Emilia en Rosario en zuster Diafana. Doña Emilia, in lilarood, zit links aan een klavecimbel, doña Rosario rechts met een harp. In het midden staat zuster Diafana met een horizontale fluit. Terwijl het gordijn opengaat hoort men de non en de twee dames enkele frasen van de pavane spelen.
(terwijl zij de fluit van de lippen neemt) Ja, zo is het, de pavane is niet alleen ceremonieel, zoals men pleegt te zeggen. Zij moet ook emotioneel worden gespeeld, op de rand van emotioneel en sentimenteel.
Juist, zuster Diafana, hoe diafaan gezegd. Wanneer zij puur formeel dreigt te worden zwelt zij gelei-
| |
| |
delijk aan weer tot emotioneel en wanneer de emotionele overgave dreigt te worden bereikt keert zij in ongerepte gematigdheid weer tot zichzelf in.
(hulpeloos als een vogeljong) Ja, van emotioneel tot formeel en van formeel tot emotioneel, hoe moeten wij stand houden op het slappe koord.
Wij moeten steeds de vocale begeleiding in herinnering houden.
puisque mon coeur est tien.
Ja, de Fransen weten het toch altijd maar fijntjes uit te drukken.
Fijntjes, fijntjes, fijntjes.
Ma belle en plus rebelle zijn emotionele heffingen, mon bien en mon coeur est tien zijn de formele dalingen.
Laten we maar weer een poging wagen.
Met het rijmpje in ons achterhoofd.
(Zij spelen enkele frasen van de pavane die eensklaps weer afgebroken wordt door zuster Diafana)
(laat zich op de stoel neervallen en kruist de benen) Het lied weigert in mijn achterhoofd na te zoemen.
Ik geloof dat u preoccupaties heeft.
Ik zal het u ronduit zeggen. De pavane kan mij vandaag geen fluit schelen.
Ik had het aanstonds wel gemerkt, u heeft andere zorgen.
Ik zal het u ronduit zeggen, ik word gekweld door de zonde van de nieuwsgierigheid. Ik ben zo benieuwd, zo erg benieuwd als ik het zo mag uitdrukken, zo ontzettend benieuwd wat toch met u voorgevallen is,
| |
| |
voor tien jaar in de kelderruimte van het Alcazar van Toledo.
Wij kunnen het hier onder elkaar gerust aan u toevertrouwen. Er is weinig voorgevallen. Er is zowat niets voorgevallen.
Er doen vele geruchten de ronde.
De mens kan niet alleen van brood leven, hij heeft ook zijn geruchten nodig.
Sommigen fluisteren dat de opstandelingen zich aan onwelvoegelijkheden en handtastelijkheden hebben schuldig gemaakt, anderen houden vol dat zij zich in alle opzichten onberispelijk hebben gedragen.
Welnu, zuster Diafana, als u het niet verder vertelt, dan kan ik u toevertrouwen dat de opstandelingen zich in alle opzichten onberispelijk hebben gedragen.
En hoe komt het dan dat de leerboeken de opstandelingen van onwelvoegelijkheid betichten?
Vae victis, zuster Diafana, vae victis. U moet bedenken dat het een eeuwenoude gewoonte is, die tot aan het begin van de geschiedenis van de mensheid reikt, de overwonnenen te laken en aan de kaak te stellen.
(preuts maar oprecht) En vooral als zij tot de lagere standen behoren.
(diep mijmerend) Laten wij de algemene beschouwingen en vertelt u maar zonder omwegen: hebben zij zich lief of onberispelijk gedragen? Lief of on-be-ris-pelijk?
Zuster Diafana, ik heb u door, u vertrouwt ons voor geen cent.
De huisvesting in de kelder van het Alcazar was voor onze veiligheid bedoeld. Dat is de enige plaats waar men niet door de kogels kan worden getroffen.
Wij konden de kogels boven onze hoofden horen fluiten.
Wij werden vrijwel uitsluitend door vrouwelijk personeel bediend. De officieren kwamen in de late middag of in de vroege avond een gesprek met ons voeren.
(overeind springend) En wat zeiden de of-
| |
| |
ficieren in de late middag of de vroege avond? Wat zeiden ze? En wat deejen ze?
Ze vertelden van hun hoge idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Ze zeijen, het was hun niet te doen om wraak te nemen. Ze zeijen, het ging hun alleen om hun hoge idealen. Ze zeijen dat al hun idealen al waren gepredikt in de sloppen van Nazareth en aan het meer van Genesareth.
(diep mijmerend) Liberté, égalité et fraternité.
Zij wilden de Spanjaarden vrijheid van vrees en armoede verschaffen.
Edel van hier tot gunder.
Van hier tot gunder. U bedoelt dat het edele nooit werkelijkheid wordt maar altijd naar de toekomst wordt verschoven.
(diep mijmerend) Ja, van hier tot gunder.
Ze zeijen dat ze geen wraak tegen enkelingen, maar de welvaart van de gemeenschap beogen. Ze zeijen dat de latifundia niet aan enkelingen maar aan de gemeenschap behoren. Ze gooiden er met de Franse pet naar en zeijen, la propriété est le vol.
(ongeduldig) Ze zeijen, ze zeijen, maar wat deejen ze? Wat deejen ze?
Wij gingen met elkaar om net als broers en zusters.
Gedroegen zij zich lief of gedroegen zij zich onberispelijk?
(vernuftig) Ze waren lief en onberispelijk beide. Ze waren vriendelijk en hartelijk.
Juist, Rosario, dat waren ze. Vriendelijk en hartelijk.
(ongeduldig) Maar wat deejen ze dan?
Ze hadden een voorkeur voor dammen en domino.
| |
| |
Ik vond het bijzonder gezellig domino te spelen. Ik vind het zo gezellig te schuiven met die schijven met hun witte ogen.
En al spelend begon u vriendschappelijke gevoelens te koesteren.
Ik zal een van de officieren met zijn blauwe ogen en zijn donkere lokken nooit meer vergeten.
(preuts maar oprecht) U moet weten, zuster Diafana, mijn lieve vriendin heeft een eigenaardige hebbelijkheid. Met de ene man deelt zij haar sponde en met een ander haar dromen.
En die officier, met zijn blauwe ogen en donkere lokken, wilt u zeggen dat u hem nooit terug hebt gezien?
(tranen wellen naar haar grijze ogen) Hij is op de derde dag gevallen vlak voor de Poort van Bizagro.
En speelden ze met u ook dammen en domino, doña Rosario?
Ik hou niet van gezelschapsspelen. Ik vind het heerlijk voorgelezen te worden.
En wat lazen ze u al dan zo voor?
Opstandelingen hebben een voorkeur voor het Nieuwe Testament of voor de Ridder van de Droevige Figuur. Zij vertelden van de dromen van de ridder of van de honger van zijn knecht. Tussen het lezen door keek de officier mij soms vragend aan. Ik vergat dan de verbijsterde ridder. Ik vergat dan de dwaze knecht. Ik zag een derde gezicht verschijnen. Het verscheen tussen de nevelen van verre herinneringen. Het leek, ach hoe moet ik het zeggen? Het leek sprekend op Degeen die gepredikt heeft aan de oever van het meer van Genesareth.
U meent dan weleens het gelaat te hebben gezien van Onze Here Jezus?
Ik geloof niet dat ik Hem ooit heb gezien. Ik geloof wel dat ik Hem zou kunnen herkennen.
Ja soms, op bepaalde uren van de namiddag.
En op bepaalde uren van de nacht.
| |
| |
Ja, als wij niet slapen kunnen.
En de gezichten verschijnen die wij eerder hebben gezien.
Welaan dan, geliefde zusters, laten wij op onze Here Jezus vertrouwen, laten wij onze naaste plicht doen en laten wij nogmaals een poging wagen om de pavane op de geëigende wijze te spelen met klavecimbel, harp en fluit.
Ja nu zijn we er echt voor in de stemming.
Ja, in de stemming voor het emotionele en het formele stemmen. (Terwijl zuster Diafana weer opstaat en de fluit aan de mond brengt, hoort men op de achtergrond duidelijk maar ver woorden die door etherische wezens worden gezongen)
puisque mon coeur est tien.
| |
Drieëntwintigste tafereel.
Wij bevinden ons op de via Flaminia in hetzelfde landschap als in het eenentwintigste tafereel. De avond is inmiddels enkele uren later gevorderd, de enigszins lugubere sfeer van zonsondergang is overgegaan in de geheimzinnige schemer van de wassende maan, waarvan de belichting wisselt al naar het hemellichaam al of niet achter de wolken schuil gaat. De hellebaardiers staan er, op dezelfde plaats en in dezelfde houding.
Kameraad, ik wou je een gewetensvraag doen.
Ik hou niet van gewetensvragen in de schemer, maar ga je gang maar, kameraad.
Heb je van de beloning gehoord die de Algemene Congregatie heeft uitgeschreven?
Ik kan mij van den dove houden, als zeden en gewoonten dat voorschrijven.
| |
| |
Dur zijn ur die zeggen dat de Spaanse prins met zijn dwerg voortvluchtig is.
Ze zeggen op de via Appia dat het tweetal de benen heeft genomen.
Ze zeggen op de via Aurelia dat ze naar Italië zijn overgestoken, in holle bolle boot.
In de Sacristie van de Maria Maggiore weten ze te vertellen dat je de dwerg kunt herkennen aan zijn lange bovenlijf en zijn kromme benen of aan zijn kneveltje met een krul en zijn hoedje met een veer.
Dur zijn ur die zeggen dat voor de aanhouding met voorgeleiding zesduizend dukaten zijn uitgeloofd.
Ze zeggen in de Sacristie van de Trinità, maar ook van Sint-Paulus-buiten-de-muren dat je voor aanhouding zonder voorgeleiding vierduizend dukaten in je handpalm gedrukt krijgt.
Dur zijn ur die zeggen dat je meer op je hoede moet zijn voor de prins dan voor de dwerg. De prins steekt nog handiger met zijn dolk dan de dwerg met zijn degen.
Ze zeggen in de Sacristie van het Lateraan maar ook van San Giorgio, dat de prins grote bedrevenheid in de wapenhandel bezit. Hij doet niet anders, zo klessen ze in het Lateraan en zo smoezen ze in San Giorgio, dan steken en prikken met zijn dolk.
Dur zijn ur die zeggen dat de dwerg Vallecas zo kwaad nog niet is. Hij haalt zijn vuile streken alleen maar uit om de prins een genoegen te doen.
Als je de mensen aan de overkant van de Tiber mag geloven, kan dat prinsje vreselijk akelig jengelen als hij zijn zin niet krijgt.
Dur zijn ur die zeggen dat je voor een nauwkeurige aanwijzing, die tot aanhouding leidt, tweeduizend dukaten uitgeteld krijgt.
Ik zal je wat zeggen, kameraad. Ik zou de dukaten en dubloenen best kunnen gebruiken.
(zakelijk maar diepongelukkig)
| |
| |
Er komt spoedig weer een korting op ons loon.
Het is de schuld van de Heilige Vader, zo smoezen ze in het Lateraan. Dat komt, zo kletsen ze, omdat de Heilige Vader geen belangstelling heeft voor de nodige trucjes met de aflaten en de collectebus om arme mensen het nodige geld te ontfutselen.
Laat het je gezegd zijn, de Heilige Vader is een heilig man.
Wat hebben we aan heilige vaders als ze kortingen op ons loon toepassen.
Sst. Ik hoor stappen. (De dwerg komt op, gevolgd door de jonge prins die er kwaadaardiger uitziet dan ooit, met zijn vossesnuit, zijn valse blik en zijn scherpe dolk; zij houden stil midden op het toneel, blijkbaar voor nader strategisch beraad)
Mijn prins, ik geloof dat wij maar beter doen de boel onmiddellijk in brand te steken.
Neen, wij moeten de stad eerst afzoeken. Je weet heel goed wat ze vertellen.
Ze houden de Infanta in Rome gevangen. Ik weet heel goed dat ze dat zeggen. Maar mijn prins, waar moeten we beginnen?
We beginnen in de nonnenkloosters.
Rome telt zevenentachtig nonnenkloosters.
Hoe ben je het getal zo precies te weten gekomen? Je bent toch niet een vermomde non, Vallecas?
Neen, mijn prins, dat heb ik van een boer met kiespijn gehoord. Hij had veel last van de kerkelijke belastingen.
Als dat maar geen verdomde zwartrok is geweest.
Rome telt zevenentachtig kloosters. Waar moeten we beginnen?
We zoeken eerst de kloosters af. Dan komen de sacristies aan de beurt.
Rome telt vierhonderdentachtig kerken.
Het kan mij niet bommen. Daarna komen de catacomben aan de beurt.
| |
| |
Mijn prins, wij kunnen dan ons leven lang wel blijven zoeken.
Het kan niet bommen. Dan komen de ziekenhuizen aan de beurt.
Wij zouden er een hartkwaal van oplopen.
Wij zoeken zeven dagen lang. Daarna steken wij de boel in brand.
Mijn prins, mijn arme prins, ik begrijp je, dan hebben wij tenminste onze plicht gedaan.
(crimineel maar naïef) Geef mij de vijf, oude schooier. (Zij drukken elkaar de hand en verdwijnen naar links)
Heb je gesnopen wie dat waren?
Het was de arme prins met zijn dwerg.
Ik ken geen medelijden met dat arme ventje.
Kameraad, laten we voor hem bidden.
Ik heb wel wat anders te doen, kameraad. Er is een beloning van zesduizend dukaten uitgeschreven.
Een hellebaardier moet zich gedragen als een brave dappere soldaat. Hij mag een persoon van vorstelijken bloede niet aanhouden.
Dat kan wel zo zijn, maar tweeduizend dukaten kan ik ook best gebruiken, (met overtuiging) je mag je de kans van je leven niet laten ontgaan. Wij moeten ook eens eindelijk aan onze troeven komen.
De Heer verhoede dat ik de gedachtenis van mijn Moeder Zaliger bezoedel. De Heer verhoede dat ik voorwendsels aangrijp om personen van vorstelijken bloede aan te randen. Laat het je gezegd zijn, als je aanvalt, krijg je met mij te doen. (De twee mannen hebben hun messen getrokken en bewegen zich in behoedzame gevechtshouding om elkaar heen. Zij blijven eensklaps stilstaan, verrast door de roep van de nachtelijke vo-
| |
| |
gels en het kobaltblauw van de atmosfeer. Zij laten de armen zakken)
Kameraad, zie toe, wij staan elkaar naar het leven.
Zie toe, kameraad, wij zijn betoverd.
Gezegend zij de Naam des Heren, het gevaar is aan ons voorbijgegaan.
De hemel zij dank voor onze jonge vrouwen en onze bloedjes van kinderen. Het heeft een haar gescheeld of wij hadden elkaar levend gevild. (Zij nemen weer plaats bij de ruïnes van de pijlers)
Wij hebben tenminste geen judaspenningen aangenomen. Wij zijn vrij van schuld gebleven.
Het zij zo, kameraad. Wij zijn arme sloebers en arme sloebers zullen wij blijven.
| |
Vierentwintigste tafereel.
Terwijl het achterdoek opengaat horen wij eerst zacht, vervolgens crescendo stemmen op de melodie van de pavane.
puisque mon coeur est tien.
Het achterdoek is geweken en wij bevinden ons, evenals in het tweeëntwintigste tafereel, in het vertrek van doña Emilia en doña Rosario. De twee dames en de non zijn nog steeds bezig met haar muzikale oefening. Als de stemmen zwijgen, horen wij enkel het samenspel van klavecimbel, harp en fluit. Het is duidelijk dat de speelsters zich bijzonder inspannen voor deze oefening. Zuster Diafana, die eerst tussen de twee dames staat en de maat met de voet slaat, beweegt zich vervolgens door de kamer, terwijl zij de maat met hoofdbewegingen aangeeft.
| |
| |
(heeft de fluit van de mond genomen en leunt gracieus tegen de wand) Laten wij uitblazen.
Muziek is altijd inspannend.
Ik heb eerder de indruk dat zuster Diafana weer door nieuwsgierigheid wordt gekweld.
Ja, om eerlijk te zijn, ik ben zo benieuwd, ik ben zo erg benieuwd.
Zuster Diafana zou zo graag willen weten wat het lot van de Infanta is geweest.
(mijmerend) Het lot van de Infanta is geen ander geweest dan dat van alle vermisten.
(die overgaat tot de samenspraak van de litanie) De vermisten van de oorlog.
De vermisten van de opstanden.
Zij worden aangepast in de doornen van de overlevenden.
Of als zij weemoedig zijn.
Of als zij het niet langer kunnen dragen.
En de hand aan zichzelf slaan.
Of als zij voor de spiegel aarzelen.
En de glanzen van de iris bestuderen.
Of als zij de bladen van een boek dichtslaan.
(Zuster Diafana begeleidt de litanie een korte poos pianissimo met de fluit, maar neemt haar spoedig weer van de lippen)
Sommigen menen dat de Infanta met een schip verdwenen is naar de overkant van de Atlantische Oceaan.
En dat zij zich schuilhoudt op de hoogvlakten van de Azteken.
Of in de jungle van de Maya's.
Sommigen menen dat zij begraven is in een
| |
| |
van de grotten in het Noorden waar men de branding hoort bruisen tussen de slagen van de golven.
Of in een van de grotten in de valleien van de Guadarama.
Waar men de zon voelt gloeien.
(huiverend van emotie) De zon van Castilië voelt gloeien.
Sommigen menene ... (Zij aarzelt)
Sommigen menen dat zij zich in een klooster verscholen houdt.
Waar de Heilige Vader haar in zijn bescherming heeft genomen.
De Heilige Vader, die een zonderlinge vriendschap heeft gekoesterd voor de koningin van Spanje.
De Heilige Vader die steeds volgzame en constructieve bijdragen heeft geleverd voor de eerste geboorten van oude dynastieën.
Sommigen menen dat zij zich verscholen heeft in een klooster van de Sierra Morena.
Waar zij de bescherming geniet ... (Zij aarzelt)
... van Onze Lieve Vrouwe van de Vermisten.
( bidden langzaam een weesgegroete toonloos begeleid op de fluit door zuster Diafana, waardoor het gebed op wonderlijke wijze aan innigheid wint)
‘Wees gegroet, Maria, vol van genade.
De Heer is met U, gezegend zijt gij
onder de vrouwen en gezegend is de
vrucht van Uws lichaams Jezus. Heilige
Maria, Moeder Gods, bid voor ons zondaars
nu en in het uur van onze dood.
Amen.’
| |
| |
(Zuster Diafana improviseert nog even verder en staakt het spel, ofschoon zij de fluit spelgereed bij de mond houdt)
Infanta, Infanta, zij deelt het lot van de vermisten.
(welhaast snikkend) Infanta, Infanta, hoelang zul je het lot van de vermisten delen?
De vermisten van krijgsverrichtingen.
Van aardbevingen, branden en zeerampen.
(Zuster Diafana onderbreekt de litanie met een korte geïmproviseerde solo, waarna de litanie zich onmiddellijk weer voortzet)
Zij heeft zich aangepast in de dromen van hen die beven van angst of huiveren van vreugde.
Van hen die sympathiseren... (Zij aarzelt)
...met de opstandelingen die dromen (Zij aarzelt)
...van een hemel en een wereld (Aarzeling)
...van rechtvaardigheid en vrede. (Doña Emilia en Rosario kijken ontdaan om zich heen)
Laten wij de litanie op de muziek van de pavane voortzetten. (Terwijl de Spaanse dames het spel hervatten, brengt zij de fluit weer aan de mond en beweegt zich gracieus door de kamer terwijl zij de maat met hoofdbewegingen aangeeft)
(Als uit de verte, terwijl de muziek steeds zachter klinkt en tenslotte dooft)
puisque mon coeur est tien.
(Het wordt donkerder en donkerder tot het doek dichtslaat)
|
|