| |
| |
| |
Derde bedrijf
Negende tafereel.
Het kerkhof van Toledo. Don Pablo is bezig de kransen, verse en verwelkte, op een zerk te verschikken. Het ontgaat hem niet dat hij daarbij wordt gadegeslagen door pater Antonius, die steeds dichterbij komt.
(vlotter dan men van deze lakonieke priester zou verwachten) De Heer zij u genadig, don Pablo, bewaker van de doden van Toledo.
De hulp des Heren moge u evenmin verstoken blijven, pater Antonius, geheim agent van het Vaticaan.
(verrast) Hoe weet u dat ik deel zou uitmaken van de geheime dienst van de paus?
In Spanje weet men alles maar men zegt het niet.
(adrem) Dan mag ik verwachten dat ook het lot van de Infanta niet onbekend is.
Men weet het, maar men zegt het niet.
Weet men ook waarom verzwegen wordt wat men weet?
Dat is wat men het beste weet en het moeilijkst kan zeggen.
Nou ja, maar dan is het voor de bakker, doodgraver; ik bedoel, het is in orde; ik bedoel, het zal verder geen moeilijkheden opleveren; ik bedoel, de oplossing ligt voor het grijpen.
Dan bent u een gelukkig man, ik mag u wel feliciteren.
Neen, zover is het bij lange na nog niet. Neen, ik ben voorshands nog diep bekommerd.
En u heeft zojuist gezegd, de oplossing ligt voor het grijpen.
| |
| |
De oplossing van de eerste opdracht zal niet lang meer op zich laten wachten, ik bedoel een bijkomstige opdracht, een opdracht voor zo tussen de bedrijven door, maar laat ik u wat toevertrouwen, don Pablo, deze bijkomstige opdracht is zo mogelijk nog moeilijker dan de eerste.
Ik maak u wel mijn compliment, uw geheime dienst werkt perfect, de strekking van de tweede opdracht is nog niet tot de Spaanse wereld doorgedrongen.
Luister nou 'ns goed naar mij, beheerser van de onderwereld.
Mijn gezicht wordt de laatste tijd steeds minder, maar mijn oren worden steeds scherper.
Paus Veracius, dat moet u vooral goed begrijpen, paus Veracius, dat de Heer hem genadig zij, verkeert in wat men zou kunnen noemen een ernstige crisis.
In de overgang, bedoelt u. Net iets voor de hogere prelaten om de vrouwen na te bootsen.
Je moet weten, de paus is in zijn jonge jaren in de eerste plaats een man van het zwaard geweest, een veldheer om het zomaar eens te noemen.
Een veldheer? Een krijgsoverste? Maar welke slag heeft hij dan gewonnen?
Nou, jij bent ook een bijdehante doodgraver. Nou ja, een krijgsoverste, dat heb ik zomaar voor het gemak gezegd. Hij is alleen maar in figuurlijke zin een krijgsman geweest. Hij heeft vooral als diplomaat naam gemaakt.
Dat is heul, heul wat anders.
Nou goed, laat het dan maar heul heul wat anders zijn. Het vraagstuk wordt er toch niet minder moeilijk door.
Wat voor vraagstuk is er dan aan de hand?
(kort aangebonden) Als ik eerlijk moet zijn, zou ik moeten toegeven dat hij krijgsman, staatsman noch diplomaat is. Hij verkeert in een crisis (onverwacht luid) , hij is een doorgefourneerde waarheidszoeker.
(enigszins geroerd) Een doorgefourneerde
| |
| |
waarheidszoeker. Onderzoek alle dingen en behoud het goede. Dat is heel mooi. Heel heel mooi.
Waarom zeg je ineens heel heel mooi en zo straks sprak je nog zo heul heul boers?
Dat is heul en heel wat anders.
(neemt de bewaker onderzoekend op en vervolgt) Ja, dat is makkelijk gezegd, onderzoek alle dingen en behoud het goede, maar daarvoor moet je over de nodige tijd beschikken.
Wie tot de ziel der dingen wil doordringen, moet geheel zijn leven en al zijn tijd daarvoor over hebben.
Je hebt het gezegd, doodgraver. Begrijp je nu waarom hij blijft zweven tussen kwaadaardigheid en onkreukbaarheid?
Ik zou het niet beter kunnen zeggen.
Begrijp je nu waarom wij hem werk uit handen moeten nemen?
Neen, u mag een verdorven monnik zijn, dat staat wel op uw gezicht te lezen, maar u heeft toch gelijk, wij moeten de Heilige Vader werk uit handen nemen, maar wat voor werk zal dat zijn, vermomde monnik, en wie zal met dat werk moeten worden belast?
Het zal niet moeilijk zijn uw vragen te beantwoorden. De pontifex maximus, laat het u wel gezegd zijn, heeft een groot aantal werkzaamheden te verrichten die even goed en in vele gevallen, let wel, ik zeg alleen maar in vele gevallen, nog beter door een ander zouden kunnen worden verricht.
Het concilie van kardinalen is hetzelfde oordeel toegedaan.
Dan zal het wel zo zijn, zonder enige twijfel.
Neemt u eens het grote aantal zegeningen die hij moet uitspreken. Het aantal zegeningen urbi et orbi moge beperkt zijn, de zegeningen van congregaties, legereenheden, alsmede de agrarische en industriële bedrijven zijn niet in cijfers vast te leggen. Wat moet er al niet geze-
| |
| |
gend worden: de eerste groene spruitjes in de lente, de rozen in de meimaand, de wijnoogst in de herfst.
Een gewoon mens zou misselijk worden van zoveel zegeningen.
Zeg dat wel. Dan moet hij nog het huishouden van het Vaticaan leiden, met de Zwitsers, die altijd maar om verhoging van bezoldiging zeuren, en de juiste verhoudingen tot het buitenland in acht nemen, met de koningen die om echtscheidingen en de pelgrims die om audiëntie voor hun onbetrouwbare verhalen bedelen.
U mag niet zo van leer trekken tegen de pelgrims. Dat vele lopen maakt de mens onbetrouwbaar en onberekenbaar. Dat slaat onwillekeurig naar het hoofd.
Dan moet de Heilige Vader zich nog de zorgen van zijn lijfarts laten welgevallen. Heb je daar wel eens aan gedacht, don Pablo, de onnoemelijke last die je van een lijfarts kunt hebben. Hij let op alle buitenissigheden van lijf en leden, druipneus, buikloop, oorharen, ontsierende wratten en liesbreuken. Dat moet allemaal verwijderd worden, met medicijn of met het lancet.
Onder ons gezegd en gezwegen, pater Antonius, de Heilige Vader heeft toch maar een prinsheerlijk bestaan. Hij heeft gratis pedicure, manicure en de chirurgijn tot zijn beschikking en ook de begrafeniskosten worden door de organisatie van Sint-Pieter gedragen. Wat wil hij nog meer.
En hoe denkt u over de zegeningen?
Onder ons gezegd en gezwegen, het moet een bevredigend gevoel geven zo'n zegen uit te delen. Van het balkon, van een statige façade of van een draagstoel die kantelt en desalniettemin niet omvalt.
(listig) Wat zou u ervan denken enig werk van de Heilige Vader over te nemen?
(nog listiger) Maakt u zich niet bezorgd, pater Antonius, ik heb uw voorstel terstond begrepen. U ziet in mij een dubbelganger van de Heilige Vader. Geeft u maar toe, is het zo niet?
| |
| |
Zo is het, don Pablo, ik had u reeds op het eerste gezicht herkend.
Nou ja, niet helemaal een dubbelganger, maar zo een na een beroerte of een ernstig ongeval.
Ik kan niet zeggen hoezeer ik uw intelligentie bewonder en die heeft zich nog wel op een dodenakker moeten ontwikkelen.
Nou, als u het mij vraagt, ik zou niet aarzelen de werkzaamheden van de Heilige Vader over te nemen.
U bent dus bereid zonder ernstig tegenstribbelen de zegeningen te verrichten alsmede de ingrepen der kleine chirurgie te ondergaan?
Potverdikkie neen, ik draai er mijn hand niet voor om.
Ik heb mij niet vergist, ik heb dan ook tevoren op uw inschikkelijkheid gerekend, ik heb reeds mijn voorzorgen genomen. Het contract is al opgesteld. Wij kunnen morgen naar de notaris. U heeft toch hier een notaris in de buurt? En wij kunnen dan overmorgen de reis aanvaarden.
Wij moeten toch in Rome komen! En zonder de reis gaat dat nu eenmaal niet.
Men merkt nu wel dat u een monnik bent die niet met de eisen van de werkelijkheid rekening houdt.
U begint toch niet terug te krabbelen?
Begrijpt u dan niet dat ik mijn vrouw zal moeten raadplegen?
Ja, een rechtschapen huisvader behoort altijd zijn vrouw te raadplegen. Maar zij zal toch wel instemmen?
Dat weet ik nog zo net niet. U moet zich voorstellen wat dat voor een mens van eenvoudige afkomst moet betekenen tot de vrouw van de paus te worden gepromoveerd. Als zij maar niet de stuipen krijgt, als zij maar niet de stuipen krijgt.
Nou ja, de vrouw van de paus, zo mag je
| |
| |
het niet voorstellen. Het gaat niet om de paus, maar om de schijnpaus.
De verhuizing naar een vreemd land zal haar ook niet gemakkelijk vallen. Waar moet de kat blijven?
Hoor eens, don Pablo, wij zullen niet nalaten haar in het gebed te herdenken. Wij zullen de bemiddeling van de nonnenkloosters inroepen. Daar hebben wij drieëntachtig van in Rome en drieënzeventig in Toledo. Geloof mij, dierbare don Pablo, alles komt in orde.
(zeer bezorgd) Dat weet ik nog zo net niet. Ik moet ook de raad van de doodgravers raadplegen.
(ontstemd) Hoor eens, don Pablo, je bent onder ons gezegd en gezwegen een lastige oude heer.
Alle oude heren zijn lastig. Sommigen zijn zelfs verdomd lastig. Dat komt van de tandeloosheid en de liesbreuk.
Geloof mij, alles komt in orde. Over een week spreken wij elkaar nader.
| |
Tiende tafereel.
Als het doek van de achtergrond opgaat, is het gehele toneel zichtbaar. Het park van Aranjuez. Perken met banken tussen berken met varens. Op een van de banken zit het prinsje Manrique, negen jaar, vroegrijp, knap van uiterlijk, maar met kwaadaardig stekende ogen. Aan zijn voeten op het gras zit de nar, van het dwergtype van ‘de niño de Vallecas’, zoals door Velasquez geschilderd, een zitreus, met lange romp en korte beentjes, met snor en puntbaard. Hij draagt scheef op het hoofd een breedgerande hoed.
Vertel eens, Vallecas, waarom reizen wij zo op en neer van de Guadarama naar Aranjuez. Waarom gaan wij niet naar Madrid terug?
Het is onrustig in Madrid, mijn prins, het is er zeer onrustig.
Wat doen ze als het zo onrustig is?
Ze zitten op hun drempel en slijpen hun dolk.
Is dat nodig voor de samenzwering?
| |
| |
Gebeurt het wel eens, dat zij het paleis in brand steken?
Ze hebben het wel eens geprobeerd, maar dat gaat niet zo makkelijk. Het paleis wordt bewaakt door de politiemacht, het garnizoen en de lijfwacht.
Als ik groot ben, maak ik ze allemaal dood. Politiemacht, garnizoen en lijfwacht. Allemaal.
Zal de koning dat goed vinden?
Ik laat de koning naar het schavot voeren.
Je bent heel wat van plan, mijn prinsje.
De koning samen met zuster Gardiana. Beiden naakt naar het schavot.
Maar zal de kroonprins lijdelijk toezien?
De kroonprins bestaat dan allang niet meer. Hij moet ook naar het schavot, maar hij mag zijn kleren aanhouden.
Maar wat zal de koningin ervan zeggen?
De koningin zal ik sparen. Zij lijkt op het portret van de Infanta.
Zal ik ook het lot van de koning en zuster Gardiana delen?
Ik zal je sparen om je korte beentjes en je deftige snor.
Stil! Ik hoor geritsel. Daar komen mensen aan.
Dat is zeker de koningin met haar hofdames.
Neen, het zijn niet de stappen van hofdames. (Prins en nar hebben zich inmiddels achter een der banken verscholen. Twee edellieden komen op, broze don Quichotfiguren die van links naar rechts kijken)
Ik zou er mijn hoofd om durven verwedden.
Ik geloof niet dat men tegenwoordig veel waarde hecht aan het hoofd van een edelman.
Ik ben er zeker van. (Ingehouden lachen achter de stenen bank)
| |
| |
Dat is het geritsel van een specht.
Ja, de specht brengt een geluid voort dat het meest lijkt op een avondsnik.
Een avondsnik, daar heb ik nog nooit van gehoord.
Dan moet je je oren voortaan maar beter de kost geven. Dan zul je hem horen. De snik van de aarde als het avond wordt. Je zult hem overal horen. In het bos en aan de rivier. Op het land en in de straten van de stad.
Ik heb de indruk dat je mij maar wat wijsmaakt. De avondsnik. De avondsnip.
Dat is ook zo. De avondsnip doet ook mee.
Je bedoelt dus dat de avondsnip meedoet aan de avondsnik?
Zo is het, hoogwelgeborene.
Het zij zoals het zij, als het maar veilig is.
Wij kunnen het sein op veilig stellen. Op mijn verantwoording.
Nou, dat moeten wij dan maar ook doen.
Het sein op veilig stellen. Hoe doen we dat?
Je blijft doodstil staan, de rechterarm in de hoogte. (De twee edellieden exit. Men hoort het gekras van uilen, die elkaar beantwoorden. Even weer ingehouden lach achter de stenen bank en het is weer stil als tevoren. Dan verschijnt de koningin met haar hofdames, onder wie ook doña Emilia en doña Rosario zich bevinden. Lange sleepgewaden. Het gevolg stelt zich zo op, dat de koningin zich in het midden van haar hofdames bevindt. Hare Majesteit vertoont uitgesproken gelijkenis met de gravin van Morina. Zij is evenwel van smaller, brozer maaksel. Bij het spreken beweegt zij de ene arm, traag en hoekig; haar hoofd leunt terzijde en zij steunt voornamelijk op de
| |
| |
rechterheup. Ook als zij het woord niet voert, neemt zij onverwacht gotische houdingen aan. Zij is lichter van haar en tint dan de gravin van Morina, blond met een zweem van rossig. Haar stem heeft twee toonhoogten die elkaar zonder aanwijsbare aanleiding afwisselen)
Dames, het zal u niet ontgaan zijn waarom ik u verzocht heb vanavond op deze heimelijke plek te komen.
Zouden wij hier veilig zijn, majesteit?
De kamerheren willen er hun hoofd om verwedden (de ingehouden lach even hoorbaar) , ja het kraakt soms onheilspellend in het lover, maar wij moeten er ons niets van aantrekken. In het donker is de mensenziel nu eenmaal bijzonder gevoelig voor kreunende twijgen. Maar u weet wat de reden is van onze bijeenkomst?
Wij meenden dat wij hier gekomen waren om afscheid van u te nemen, majesteit.
Zo is het dames, zo is het. Wij zijn hier vanavond bijeen om afscheid te nemen van doña Rosario en doña Emilia die ons vandaag voor lange tijd verlaten. Voor heel lange tijd.
Ach, Rosario en Emilia gaan ons verlaten.
Ik had zoiets wel vermoed.
Maar weet u ook waarheen zij gaan?
De bestemming zal vermoedelijk wel Rome zijn. Tegenwoordig gaat iedereen naar Rome. Via Aurelia en Flaminia, via Salavia en via Appia, alle wegen leiden naar Rome. Elite en plebs, iedereen trekt naar Rome.
Men zou u freule Vermoedelijk moeten noemen. U kunt geen zin uitspreken of u stopt ergens wel een vermoedelijk in.
Haar vermoedens, pardon, haar gissingen zijn meestal raak.
Ja, zo is het, haar vermoedens hebben een grote waarde voor het hof. Ook ditmaal heeft zij goed geraden. De onafscheidelijke vriendinnen trekken naar Rome.
| |
| |
Het gezicht van Rosario laat daarover geen twijfel bestaan.
In gedachte prevelt zij alreeds haar rozenkrans in een van de bonte kapellen van de [...] of van Pietro, vermoedelijk tenminste. (Algemeen gelach, ook van de nachtuilen)
Het gezicht van Emilia spreekt ook boekdelen.
Luchtige, vluchtige brochures. In gedachte wandelt zij alreeds langs de klaterende fonteinen van Rome met een jonge prelaat in purper.
(aanvullend) Ten prooi aan opwellingen van de kostelijkste aard. Vermoedelijk tenminste. (Wederom algemeen gelach, de nachtuilen fladderen verschrikt heen)
Ja, dames, u kent de bestemming, maar kent u ook het doel van de reis?
(uiterst kwezelachtig) Weest u op uw hoede, majesteit. De hofdames verstoppen hun ware gevoelens achter hun vermoedelijke aardigheden.
Vanavond hoeft niemand haar ware gevoelens te verstoppen. Wij trekken allen het masker af (smekend) , ach dames, laten wij vanavond voor een hoogst enkele maal onze ware aard tonen, laten wij allen ons hart uitspreken, laten wij allen alle schijn laten varen.
(in vervoering) Hoe heerlijk ontmaskerd te worden.
Hoe heerlijk onze wondeplek tonen.
Hoe heerlijk alle schijn laten varen.
Dames, doña Rosario en doña Emilia ondernemen deze pelgrimage op dringend verzoek van hun diepbedroefde vorst en vorstin.
(lucide) Zij moeten om voorspraak van de Heilige Vader smeken.
(in tragische houding) Ja, dat is het, ik had het juiste woord nog niet gevonden.
(in koor, in nabootsing van het Griekse treurspel) De voorspraak voor de koning.
| |
| |
(in de houding van boetelinge) Die zich verslaapt en de staatszaken verwaarloost.
De voorspraak voor de koningin.
Die zich aan gotische houdingen te buiten gaat.
Die de mensheid schuwt en de voorkeur geeft aan dieren- en plantenwereld.
Vergeet, o vergeet de kleine Manrique niet.
Die alreeds op zo jeugdige leeftijd de wellust van de Bourbons en de kwellust van de Habsburgers beoefent.
De voorspraak voor de verdwenen prinses ...
(de toon van boetelinge verwisselend voor die van smekelinge) Opdat naar graf worde opgespoord en haar naam geheiligd worde. (De toon van smekelinge verwisselend voor die van society-dame) Rosario, kom dat ik u in mijn armen drukke. (Rosario wentelt van omarming tot omarming, afscheid nemend van koningin en hofdames) Emilia, kom dat ik u eveneens in mijn armen drukke. (Emilia wentelt eveneens van omhelzing tot omhelzing) Gij zijt mij beiden van harte lief. (Rosario en Emilia maken de révérence) U vertoont, ieder op eigen wijze, een bijzonder facet van het hofleven. (De twee dames maken nogmaals een révérence, waarbij niet alleen buiging maar ook de gezichtsuitdrukking van Rosario en Emilia aanvankelijk moeten verschillen)
De prelaten te Rome worden voor een moeilijke keuze gesteld.
Vermoedelijk tenminste. (Het begin van gelach wordt tijdig gesmoord)
Laten wij ons voor de spot hoeden, laten wij ons naar de kapel begeven. Laten wij om een veilige reis voor de onafscheidelijke vriendinnen bidden (klapt ongeduldig, welhaast geërgerd in de handen) , waar blijven nu weer die kamerheren? Aranjuez is vanouds bekend om zijn slechte service. (De twee edellieden zijn inmiddels teruggekeerd)
| |
| |
De kapitein van de garde des konings verzoekt tot u toegelaten te worden.
Verzoek hem zich bij mij te vervoegen. (De kapitein is inmiddels verschenen)
Majesteit, de koning verzoekt mij u zijn eerbiedige groeten over te brengen en zijn bezorgdheid om uw veiligheid kenbaar te maken.
Ik dank u, kapitein, voor de woorden die u heeft overgebracht en verzoek u mij uw nadere opdracht te willen mededelen.
De koning heeft mij verzocht de dames, die naar Rome pelgrimeren, door de gevaarlijke zone te vergezellen. Daarna worden zij door de jonkers en pages vergezeld.
Is het u toegestaan de reisroute kenbaar te maken?
(in diepe ernst) Zij zal voorlopig geheim dienen te blijven. Zo heeft de koning het verordineerd.
(nabootsend) Doe gelijk de koning heeft verordineerd. Dames, reken in de gevaarlijke zone op de hoede van de kapitein van de garde, maar nog meer van uw beschermheiligen daarboven (zij wijst in de richting van de boomtoppen) . Wij begeven ons dus eerst naar de kapel, (tot de edellieden) zorg ervoor, dat de service nu in de puntjes is, (tot de kapitein) sluit u bij ons aan, ik kan niet ontkennen dat de bescherming van een stevige gardist mij niet nalaat een veilig gevoel te geven. (Het gezelschap exit. De prins en de nar komen uit hun schuilplaats te voorschijn en nemen weer hun vroegere plaatsen in)
(kwaadaardig vastberaden, na langdurig zwijgen dat niet veel goeds belooft) Ik wil ook naar Rome.
Mijn prins, het is hier ver vandaan, heel ver hier vandaan. Wij hebben geen paarden, geen karos, geen begeleiding.
(rancuneus) Als je niet zorgt dat ik er kom, laat ik je ook naar het schavot brengen.
| |
| |
| |
Elfde tafereel.
Alleen de voorgrond van het toneel zichtbaar. Wij bevinden ons in de cipressenlaan van het kerkhof te Toledo. Wij zien eerst de bewaker die van links komt aansjokken met een bos takken in zijn handen. Op enige afstand volgt hem een jong meisje van achttien jaar of iets ouder in het blauw, met een boeket bloemen in de hand.
Mijnheer ... mijnheer ...
Wie zou er toch alsmaar door ‘mijnheer’ roepen?
Mijnheer ... mijnheer ...
Als je een mijnheer moet hebben moet je elders zoeken. Maar zeg maar op, wat zoek je.
Aan zerken ontbreekt het hier niet. Wie zoek je?
Ik zoek het graf var Valentijn Delaet.
Valentijn ... Valentijn ... Daar zeg je me wat ... Die naam klinkt me bekend in de oren, maar ik heb niets aan namen. Ik moet zijn geschiedenis kennen. Vertel mij zijn geschiedenis, meisje.
Het is een treurige geschiedenis, bewaker, hij is gestorven.
Valentijn Valentijn ... Is dat een Vlaamse naam? Kwam hij uit Gent en omgeving?
Hij kwam uit Gent en ik kom uit de omgeving van Gent.
Zwijg, uilskuiken. Dan ken ik je geschiedenis.
Hoe zou u mijn geschiedenis kunnen kennen?
Ik weet alles van de doden en de levenden. Luistert u maar.
Als u mij ook niet vergeet te vertellen waar het graf is waarvoor ik deze bloemen heb geplukt.
Luistert u maar. Het gebeurde in de omgeving van Gent. Daar had uw vader een boerenhoeve. Daar bent u groot geworden tussen de paarden, koeien en kippen.
Daar waren ook varkens bij.
U had alleen maar omgang met de dieren en de dorpskinderen.
| |
| |
Elke zaterdag ging ik te biecht en elke zondag te communie.
En elke vrijdag kocht je van een sloddervos van een vriendin de zonden die je zaterdag moest biechten.
Ik was zo onschuldig als een pasgeboren kind, ik maakte mij niet eens schuldig aan dierenkwelling en zelfbevrediging.
Het moet zijn geweest op het feest van je zestiende verjaardag dat je een bijzondere ervaring opdeed.
Ja, ik bemerkte dat ieder ding een tale spreekt als de ziele luistert.
Op school hebben ze mij geleerd dat de Vlamen geen ziel hebben.
Ik luisterde naar de taal van de Leie.
Hij stroomt soms zo traag, dat het is alsof hij zich bezint en weer naar zijn oorsprong wil terugstromen tussen de rijen van peppels door.
De peppels, zijn dat mooie bomen bij jullie?
Wij noemen ze ook abelen.
Nou ja, als ze abelen heten, moeten het wel mooie bomen zijn.
Wat mij in die lente het meest verraste, waren de boterbloemen. Niet een enkele boterbloem maar een veld van boterbloemen. O, had u dat gezien, bewaker, een veld met boterbloemen.
Maar er is iets anders wat u die lente verraste.
Hoe kunt u mijn geschiedenis kennen? U moet die niet aan anderen vertellen.
Ik zal die niet aan anderen vertellen, maar ik weet alles van de levenden en de doden.
Ik ben het zelf vergeten die geschiedenis. Hoe was het ook weer?
U werd niet alleen verrast door de Leie, de peppels en de boterbloemen. U werd ook verrast door de drie manspersonen die naar uw hand kwamen dingen.
U moet zich niet zo laatdunkend over hen uitlaten. Twee van hen waren echte heren.
| |
| |
De een was een grijzende generaal, die op een kasteel woonde en een jonge vrouw zocht om zijn hart op te warmen door het vuur van de liefde of de ergste jaloezie aan te kweken.
Ja, die drukte zich altijd uit in de taal van de Franse courtoisie en verspreidde met zijn kragen, zijn jabots en zakdoeken een sterke lucht van Franse parfums.
De tweede was een zakenman uit de zakenwijk van Gent. Hij leverde weefsels en kant voor alle landen van de wereld. Voor Spanje en Portugal, voor de Venetianen en de Turken. Voor Amerika en Azië.
Hij was een zakenman. Hij sprak een zakelijke taal. Hij zei dat hij mij ten huwelijk vroeg om zijn geslacht voort te zetten en nog meer kant en weefsels te verkopen. Ik zou het goed hebben in de zakenwijk. Ik zou in weelde baden, ik zou niet zijn galjoenen privé-reizen kunnen maken naar Venetië en Byzantium, naar Lissabon en Cadiz, naar Mexico en Voor-Indië.
U zou hem ook zeker het oor hebben geleend, het oor, ja, zo niet meer nog dan het oor, als er niet een derde manspersoon was geweest.
Het was nauwelijks een manspersoon, het was maar een dichter.
Men noemde hem de page in het groen. U wandelde met hem langs de boorden van de Leie, onder het wikkelwikkelwaaien van de abelen, door de velden van boterbloemen. En, als het heel warm was, die vreemde zomer zwanger aan zomerwolken, dan rustte uw hoofdje aan zijn borst onder een heester van bloeiende meidoorn.
Het was er zo heerlijk, waarlijk zo heerlijk heerlijk.
Daar zou geen einde aan gekomen zijn als uw vader u niet ernstig had berispt om uw omgang met een dichter, die alleen gedichten maakte voor eigen kring, dié liedjes zong meer geschikt voor straatventers dan voor de concertzaal, die vioolsolo's pleegde met de strijkstok over de linkerarm.
Ik moest het hem wel uitleggen. U begrijpt, bewa-
| |
| |
ker, ik moest het hem wel zeggen. ‘Valentijn, je moet de wereld leren kennen. De grote wijde wereld. Dan zul je geen gedichten maken voor de prullenmand, geen liedjes voor de straatventers, geen vioolsolo's over je linkerarm. Mijn hart is voor jou. Ik wacht op jou.’
U weende toen hij vertrokken was. Het duurde maanden voordat u van hem hoorde. U had al besloten het oor te lenen aan de verleidelijke taal van de zakenman van de zakenwijk uit Gent. Galjoenen, Cadiz y Lisboa. Venezia y Bizancio. Asia y America.
Maar toen was ik weer zielsgelukkig. Ik kreeg met iedere post een brief van mijn geliefde. Hij had Frankrijk doorreisd. De stad van Parijs, met haar raffinement, de kastelen van Blois, met hun toverpracht, de Pyreneeën waar de zwaarmoedige Basken wonen, Castilië bekend om zijn cantos en santos.
Vertelde hij niet van Madrid?
Hij was daar opgenomen in de hofkringen en zou er ten gehore van koning en hof een vioolsolo geven ter gelegenheid van het grootste feest van Spanje. Het feest van de Infanta.
En toen trad weer het zwijgen in.
Ik begon het oor te lenen, het oor en de vingertoppen maar verder niets, aan de verhalen van de generaal die de jaloezie bij mij wakker riep.
Maar daar kwam de zakenman uit de zakenwijk tussenbeide die nu de avances van de generaal meer vreesde dan de absences van de groene page. Hij wist uw heiligste gevoelens te sparen en een conflict tussen u en de generaal uit te lokken.
Toen kwam juist de diplomatieke koerier. Hij vertelde dat de groene page in een van de relletjes in Madrid was omgekomen en in Toledo was begraven. Hij wist niet of de bijzetting had plaatsgehad in een particulier graf danwel in een verzamelgraf voor samenzweerders en andere onverlaten. Wat moest ik doen, bewaker? Wat moest ik doen? Ik heb een sprong in het duister gedaan. Ik ben in het huwelijk getreden met de zakenman.
| |
| |
De generaal was voor immer in ongenade gevallen.
Met zijn koude drukte, zijn jabots, zijn kragen.
U behoort dus de zakenman toe.
Ik ben in het huwelijk getreden maar onder voorwaarde dat het niet zou worden voltrokken voordat ik een boeket fraaie bloemen zou hebben gelegd op het graf van de groene page.
Is dat de waarheid die u spreekt?
Er is geen woord Frans bij.
Welnu, ik kan u verklaren, de groene page is niet omgekomen.
Niet omgekomen? Heeft de koerier dan gelogen, o, lelijke diplomatieke koerier!
Hij is maar lichtgewond. Alleen zijn naam bevindt zich tussen de doden van het verzamelgraf.
Dan weg met mijn bloemen! Ik zal hem zoeken. Ik zal hem vinden.
(die inmiddels opgekomen is) Wij hebben elkaar weer gevonden. Eindelijk! Wij zullen wandelen onder het wikkelwakkelwaaien van de abelen, langs de boorden van de traagzame Leie, door de velden van boterbloemen. Wij zullen ademloos liggen onder de heesters van meidoorn.
Waarom heb je niet geschreven? Valentijn, hoe kon je zo handelen. Waarom heb je niet geschreven?
Ik heb je dadelijk geschreven maar de censuur, ik begrijp nu, de censuur, hoe goed begrijp ik het nu, de vreselijke censuur heeft mijn brieven in de prullenmand gegooid.
Je gedichten en brieven waren allemaal voor de prullenmand bestemd. Arme jongen. Lieve jongen ...
Waarom nog treuren Leontien? Mijn hart om je te dienen.
(met een angstschreeuw) Arme jongen ... Lieve jongen, ik heb een huwelijk met de zakenman uit de zakenwijk gesloten.
(ontsteld) Een huwelijk gesloten!
(geruststellend) Maar het huwelijk is nog niet voltrokken!
| |
| |
De ontbinding dient uitgesproken te worden.
Moedertjelief, o moedertjelief, wie moet dat doen?
Ik heb u begrepen. Wij moeten naar Rome. Wij moeten een verzoekschrift laten opstellen door een advocatus diaboli de divortio matrimonii non consumati causa.
(Page en meisje af)
(alleen)
daar hangt een walvis in de bomen
die zingt zo aardig en zo fijn
dat is te zeggen in het Latijn.
| |
Twaalfde tafereel.
Als het doek opgaat is het toneel geheel in het duister gehuld. Langzaam worden de kaarsen ontstoken, door een kamerdienaar in donker habijt. De vormen tekenen zich steeds duidelijker af. Wij bevinden ons in het werkvertrek van paus Veracius die in dezelfde houding en op dezelfde wijze zit als in het eerste bedrijf. Het moet diepe nacht zijn.
Is er nog iets van uw dienst, Heilige Vader?
Hoe heet je ook weer, ragazzo?
Frater Tomasso, om u te dienen.
Frater Tomasso, treuzel niet en ga onmiddellijk pater Amargus halen.
Het is drie uur 's nachts, Heilige Vader.
Voor sommigen verloopt het gehele leven in het duister van de nacht. Zoals de Fransen zeggen, un voyage au bout de la nuit. Spreek je Frans, frater Tomasso?
Neen, Heilige Vader, ik versta alleen mijn moerstaal.
| |
| |
Je kunt er de Heer voor danken, frater Tomasso.
Zo is het, Heilige Vader, wie wetenschap vermeerdert vermeerdert smart.
Doe zoals ik je bevolen heb en ga aanstonds pater Amargus halen. (Kamerdienaar exit)
(praat half verstaanbaar voor zich heen) Hoe zal ik de geschiedenis ingaan? Als paus Voracius of als paus Ferocius? Of zullen er ook enkelen zijn die mij met een waardige gezichtsuitdrukking als paus Veracius zullen herdenken? Wie zou een dusdanig moeilijke vraag kunnen beantwoorden? Dusdanig, wat een plechtig woord, een echt woord voor dit plechtig oord. Het staat voor mij langzamerhand wel vast, dat ik door mijn dusdanig- en hoedanigheden als een homo Voracius ben begonnen. Homo Voracius, va bene. Onmatigheid, daar heb je wel ernstig aan geleden, papa Veracius, die binnenkort van jezelf zult kunnen getuigen dat je bent stof, as atque nihil nihil, niente niente. In de tijd mijner onmatigheden hebben de dames een belangrijke rol in mijn leven gespeeld. Les dames montrant tétons pour avoir plus largement d'hôtes. Gelukkig dat je geen Frans verstaat, frater Tomasso, het afluisteren valt moeilijk. Ik zou mijn mijmeringen in de Franse of liever nog Provençaalse taal voortzetten, als ik maar over voldoende kennis beschikte. Zoiets moet het geweest zijn, ik had de voracitas voor de ferocitas verwisseld, de onmatigheid voor de heerszucht. Dat moet hebben plaatsgehad zo tussen mijn vijfendertigste en mijn veertigste jaar. Ja, ja, zo moet het zijn geweest. Het was in de tijd mijner niets en niemand ontziende heerszucht dat ik de geheime dienst heb ingesteld om tot de harten der vorsten door te dringen. Ik vraag mij in vrezen en beven af welke vormen voracitas en ferocitas aannemen in het licht der veracitas. Ja ja, papa Veracius, luister in ootmoed en deemoed naar de woorden van het geweten. De woorden die naar de Transalpijnse wijsgeren getuigen van verre komen en in de verte verklinken. Betracht de ootmoed en deemoed. Van de vormen, die uw voracitas en ferocitas zullen aannemen in het licht
| |
| |
der veracitas, uitsluitend van deze vormen hangt het af of gij verlost zult zijn dan wel verdoemd. Verlost dan wel verdoemd ... verlost dan wel verdoemd ... (De paus heeft al sprekende niet bemerkt dat pater Amargus inmiddels binnengekomen is en op de gebruikelijke wijze op de voor hem bestemde fauteuil plaats heeft genomen)
Bonsoir, mijn waarde vriend Amargus, verontschuldig dat ik u zo laat op de avond nog heb laten ontbieden.
Mijn leven staat geheel tot uw dienst.
Welnu, pater Amargus, mijn hart is bekommerd en wel, als ik het zo eens mag uitdrukken, om de onzekere toestand in de rijken van de Spaanse koning.
Wij delen allen uw bezorgdheid, Heilige Vader.
Zijn er geen berichten binnengekomen van pater Antonius?
Er komen sedert tien dagen in het geheel geen brieven uit Spanje. De autoriteiten hebben de censuur ingesteld.
(eensklaps opgetogen lachend) Een merkwaardig man, die pater Antonius. Hij gebruikte zijn vaderstad als slaapmiddel.
Zo is het, Heilige Vader, pater Antonius behoort tot de indifferente priesters-met-een-slag-om-de-arm.
(nog steeds opgetogen) Een uitnemende karakteristiek. Indifferente met een slag om de arm. (Wederom tot mistroostigheid vervallend) Verontschuldig mij een uitgelatenheid die niet bij mijn jaren past.
Wij kennen allen de doorn in het vlees.
De doorn in het vlees volgens de brief van Paulus. De laatste loodjes wegen het zwaarst zeggen wij in onze moerstaal. Er zijn dus, als ik het wel begrepen heb, geen missiven of dépêches, voorzien van geparafeerde apostilles, binnengekomen. Maar hoe staat het met de koe-
| |
| |
riers en de bespieders van de koeriers en de bespieders van de bespieders?
Tot mijn leedwezen moet ik er u op wijzen dat de grenzen dusdanig zijn afgesloten dat er geen contact meer met de buitenwereld wordt onderhouden.
Ik heb u begrepen, het zal ons niet mogelijk zijn langs de natuurlijke weg inlichtingen te verkrijgen over de rijken van de Spaanse koning.
Zo is het, Heilige Vader, alleen de bovennatuurlijke middelen staan ons ten dienste. Wij zouden morgenochtend de kardinaal Barberini kunnen raadplegen.
Ik verzoek u de kardinaal onmiddellijk te ontbieden.
Het zij mij veroorloofd u erop te wijzen, Heilige Vader, dat het drie uur 's nachts is.
Zo straks was het ook drie uur 's nachts.
's Nachts gaat de tijd langzaam.
Kardinaal Barberini bezit een nachtelijke luciditeit, overdag is hij slaperig.
Ik zal overeenkomstig uw opdracht handelen. (Exit)
(kijkt eerst aandachtig naar zijn oude handen en praat dan mijmerend voor zich heen) Weldan, om op ons gesprek van zojuist terug te keren. Verlost of verdoemd. Te zijn of niet te zijn, heeft een jonge wijsgeer uit Elsenör gezegd. Ik druk het liever anders uit. Verlost of verdoemd. In de middeleeuwen meende men dat de verlosten in de vervoering der adoratie worden opgenomen. Het is een verlossing die bij jonge esthetische geesten past. Het zou mij misstaan. Neen, papa Veracius, de tijd der adoratie is voorbij. Ik heb van een missionaris, die alle landen in Azië heeft bezocht vernomen dat in een bepaalde streek van Voor-Indië de verlossing gezocht wordt in de vergetelheid. Zij noemen deze toestand Nirwana. Ik heb nooit voor de Nirwana gevoeld, evenmin als ik aangetrokken werd tot een duik in de wateren van de Lethe. Ik heb nooit voor het toerisme in de vergetelheid gevoeld. Ik ben
| |
| |
humanist, eindelijk heb ik het juiste woord gevonden, ik ben half religieus humanist, religieus ten dele ook ter wille van de functie. Ik heb de indruk dat ik, evenals kardinaal Barberini, lijdende ben aan nachtelijke luciditeit. De genade van insomnia. Wel zij die slaapmiddelen tot zich nemen en de vergetelheid nastreven. Het omgekeerde is bij mij waar. Ik zoek niet de vaagheid van de vergetelheid, ik zoek de helderheid der herinnering. Als je het mij vraagt, papa Veracius, dan zou ik de verlossing tot in de decimalen nauwkeurig kunnen omschrijven. Tot in decimalen nauwkeurig, zo'n formule betekent niets en betekent alles-wat word ik lucide. De verlossing is niet anders dan zonder schroom weer met de vrienden bijeenkomen. Alle misverstand is weggevaagd. Wij zijn weer bijeengekomen en bespreken zonder bijgedachte de eerste en de laatste vragen van het leven. De problemen van een schoenveter, een rugkrabber en de Heilige Drie-Eenheid worden achteloos door elkaar gehutseld. Wij doen het met een glimlach, wij weten dat de laatste vragen in de eerste en de eerste in de laatste vragen besloten liggen. Rafaël heeft een poging tot het schilderen van een bijeenkomst van deze aard gedaan. De school van Athene, hij is er niet in geslaagd. Hij was te jong, de enige geslaagde figuur is de Sokrates-figuur in olijfgroen die de eerste en laatste vragen op zijn vingers aftelt: de rugkrabber, de tandenstoker, het martelaarschap van de wijsgeer en het geloof in de valse goden. Ik vraag mij af of Rafaël zou geslaagd zijn als hem een langer leven beschoren was geweest. Of zou alles neerkomen op een echec, zoals de Transalpijnse wijsgeren getuigen. De arme Transalpijnen ... met hun ongeneeslijke pijnen ... (De paus heeft al sprekende niet bemerkt dat de kardinaal Barberini is binnengekomen en, na een poos aan het venster te hebben gestaan, zich weer bij de paus heeft gevoegd. De kardinaal is een lange man vol tegenstrijdigheden. Het
gerucht wil dat hij door een Franse grenadier is verwekt bij een gravin Barberini, een van de meest verfijnde representanten van de Romeinse society. Hij heeft iets lucide en slaperigs, iets tegelijk ernstigs en schertsends, iets van een ma-
| |
| |
thematicus en een kamersierplant. De tegenstrijdigheden worden nog geaccentueerd door het diepe rood van zijn habijt en de bleke Bourbon-achtige vorm van zijn gezicht)
(nog steeds in zichzelf verzonken) Was Luther een wijsgerige Transalpijn of eenvoudig een zwijn?
(die zich in een fauteuil heeft neergezet) Sursum corda, Heilige Vader, sursum corda. Als Luther een zwijn was, moeten wij hem vergeten. Als hij een wijsgerig Transalpijn was, moeten wij hem in ere houden.
(verheugd) Waarlijk ik ben verheugd, ik hoop dat u mij verontschuldigt dat ik u diep in de nacht ontboden heb.
(in de lach schietend) Geen opdracht had mij meer welkom kunnen zijn. Ik zoek zo vaak naar een metgezel om de nacht door te komen.
Ja, kardinaal Barberini, laten wij nachtelijke metgezellen zijn. U had het niet eleganter kunnen uitdrukken.
Ik dank u voor uw vriendelijkheid, Heilige Vader.
Eminentie, wij pogen geruime tijd een oplossing te vinden voor de onzekerheid van de Spaanse Rijken. Dat moet u wel bekend zijn.
Ik heb er kennis van genomen, Heilige Vader.
Het is tot nu toe niet gelukt. Al de natuurlijke middelen daartoe zijn uitgeput.
Het is niet onmogelijk dat u uw geheime dienst zou moeten reorganiseren.
Het is mogelijk, maar ik had het mij in dit geval toch bepaald anders voorgesteld. Ik heb u ontboden, zo diep in de nacht, ik hoop dat u mij wel zult verontschuldigen.
Ziet u wel, u bent een man van de grote wereld. Ik wilde een beroep op u doen en wel in uw hoedanigheid van moderator van de drieëntachtig nonnenkloosters in Rome.
| |
| |
U heeft wel een nauwkeurige telling verricht. (Hij lacht van plezier dat zich als een sierlijke en huiverige klimplant om zijn leden en lendenen windt)
(gaat onverstoord verder zonder acht te slaan op het vegetatieve plezier van de prelaat) U zou de nonnen kunnen opdragen de oplossing van de Spaanse troebelen in haar gebed op te nemen.
Heilige Vader, nonnen zijn eigenaardige wezens met veelsoortige overgevoeligheden.
(zoveel als doenlijk de vegetatieve plezierbibberingen van de prelaat nabootsend) Ja, eminentie, het zijn persoontjes om met glacé handschoenen aan te pakken.
Wordt een opdracht aan al de congregaties verstrekt, ik moge erop wijzen dat het getal thans tot zevenentachtig is gestegen ...
Zevenentachtig! Lijkt dat niet op een epidemie?
Wordt de opdracht aan al de congregaties verstrekt, dan zullen de nonnen haar zonder twijfel met toewijding vervullen. Maar het blijft een algemene opdracht, een opdracht, om zo te zeggen, aan de lopende band, een confectie-opdracht. (De paus poogt nogmaals vergeefs de vegetatieve bibbering na te bootsen) Ja, ja, een confectie-opdracht. (De prelaat kijkt even peinzend voor zich uit en vervolgt) De toewijding zal niet ontbreken maar wel zal de innigheid ontbreken die vereist is om de hemelse machten gunstig te stemmen.
(met een hopeloos gebaar) Wat moeten wij dan aanvangen? Wat moeten wij dan aanvangen?
Ja, het is niet eenvoudig. Als wij de voorkeur aan een bepaalde congregatie geven, verwekken wij de jaloersheid van de anderen.
(het gebaar wordt nog hopelozer) De oplossing wordt steeds moeilijker.
(met de glimlach van een landschap bij zonsondergang) Moeilijkheden zijn daar, Heilige Vader, om overwonnen te worden.
| |
| |
Ik hoop dat u niet voornemens is hierbij geweld of list aan te wenden.
Le pape propose, le cardinal dispose.
|
|