| |
| |
| |
Zesde bedrijf
In de hut van de heks Doriana. In twee van de talloze petroleumlampen brandt een lage pit. Men ziet niemand anders dan Doriana in de kamer, het waterzuchtige been op een lage stoel uitgestrekt.
Wat ben ik droevig, Lampoot. (Na een poos zwijgen) Of hoor je mij niet, hoerenkind?
(vanachter het schot) Ik was in een liefdesdaad met mijn droomvrouw gewikkeld.
Ik ben bedroefd, Lampoot. Kun je je droomvrouw niet even laten rusten en naar mij luisteren?
Zij is schoon, Doriana. Zij heeft haar als groen koperdraad en wimpers als de cactushaag bij Savaneta. Zij is schoon, Doriana, maar als het om jou gaat, kan ze voor mijn part verrekken. Wat bedroeft uw edel waarzegstershart? Of heb je te veel gezopen van de basora pretoe en de lamoengras?
Ouderdom komt zonder gebreken.
Ik word oud, Lampoot, ik mis vandaag de kracht mijn geest tot helderziendheid op te wekken. Zou je even willen kijken wat er op Curaçao en zijn omgeving gebeurt? Ik kan niet afgaan op de onvolledige en onbetrouwbare berichtgeving van de Curaçaose pers.
Ik probeer, maar het wil niet.
Doe zoals ik het je heb geleerd. Druk je hoofd op de rechterschouder. Druk je wijsvinger in je linkeroor. Wacht tot je een zoemtoon hoort en wek vervolgens je geest op tot helderziendheid.
De gebeurtenissen dringen zich aan mij op. De zoemtoon houdt op storende wijze aan.
| |
| |
Klets niet, straatrover, biecht op, wat zie je?
Een brede grijze rivier. Ik zie Chinezen, die er bij duizenden overtrekken, in ponten.
Dat is buitenlands nieuws, ik stel er geen belang in, laat de Chinezen maar hun eigen oorlog uitvechten.
Ik zie een flink gebouwde man die op een we zit.
Ik zie een triestige weg, grijs en rose, lichtgebogen met een onbeschrijfelijk liefelijke glinstering.
Zoals ze alleen bij ons op Curaçao bestaan in een eenzame maannacht.
Ook na onze dood zal Curaçao in onze ziel gegrift blijven.
Curazao, tu nombre adorado
en mi alma immortal vivirà.
Zie je alleen een weg? Zie je niets anders? Druk toch je hoofd beter tegen je rechterschouder.
Ik moet zeker mijn nek breken!
Je torenschedel op je rechterschouder, melkmuil!
Daar verschijnen drie figuren op de weg. Ze komen langzaam aangelopen.
Kun je ze niet herkennen?
Ze slenteren voort, op een afstand van elkaar af. Ze lopen niet, ze zweven niet en ook slenteren doen ze eigenlijk niet. Het zijn zwevende slenteraars. Het zijn schimmen. Het zijn vast geen levende mensen.
Levend of dood, dat maakt geen onderscheid. Maar kun je ze niet herkennen?
Die ene herken ik wel. Dat is de vader van de mooie Adela, dat is meneer André Darault.
De ongelukkige die de dood gevonden heeft door in staat van dronkenschap in ondiep water te duiken.
Nadat hij zich tevoren had te goed gedaan aan de versnaperingen van Venus en haar gezusters. Hij ziet er net uit als vroeger met zijn deftig dophoedje, zijn snorretje en zijn gezicht dat van drankmisbruik een beetje gezwollen is.
| |
| |
En de anderen, kun je die niet herkennen?
Het lijkt wel of die twee uit een circus of het krankzinnigengesticht zijn weggelopen. De een draagt een broek van wit satijn die niet verder reikt dan zijn knie, en een jas van zilverbrokaat.
En hij heeft lobben aan zijn polsen, een brede witte das om zijn hals en een witte pruik op het hoofd.
Van de drie heeft hij de weemoedigste oogopslag.
Ik heb je zo vaak gezegd dat je je op de hoogte moest stellen van het leven van de grote minnaars, alias Venusheuvelklauteraars of vrouwenjagers, die de geschiedenis heeft voortgebracht. Anders kun je ons vak niet deskundig uitoefenen. Je blijft anders een kwakzalver, een flut, een prutser, die het heilig beroep in diskrediet brengt. San Expedito, heilige gifmenger, sta ons bij. San Antonio, die alles terugvindt, laat ons niet langer zoeken naar het rechte pad! De schim met de pruik is niemand anders dan de beroemde Casanova, die vóór twee eeuwen heeft geleefd en vele dames het genot van de wederkerige genegenheid en de boezemhijging heeft geschonken.
De ander naast Casus Novus heeft...
Lange kousen aan, met iets als een brede kraag om zijn lendenen en eveneens een kraag om zijn hals. Aha, aha, dat is niemand minder dan don Juan el Tenorio.
Die kijkt als mensen die niets zien.
Die heeft nooit iets gezien. Tijdens zijn leven pleegde hij zijn liefdes uit balorigheid, na zijn dood keert hij naar de aarde terug uit louter slechte gewoonte.
Maar vanwaar de weemoedige oogopslag van de man met de bepoederde pruik?
Die komt terug op aarde om nogmaals de tedere geuren in zich op te nemen van de plekken waar hij vóór twee eeuwen heeft liefgehad.
Nou het bevalt hun niet in het dodenrijk als ze zo telkens weer naar boven terugkruipen.
Lampoot, Lampoot, het leven op aarde, vrees ik, wordt pas begeerlijk als het niet meer voor ons bereikbaar is.
| |
| |
Doriana, zulke dingen mag je niet zeggen, je maakt me aan het grienen.
Het leven is geen pretje.
Kijk, daar loopt een jonge vrouw voor ze uit. Die herken ik direct. Dat is Adela Darault. Die is schoon, van vlees en bloed.
André Darault komt naar de wereld terug om zijn dochterke weer te zien. Hij was een kwast, hij was een schavuit, maar voor zijn dochterke heeft hij een tedere liefde gekoesterd.
Casanova en don Juan slaan nu rechtsaf, zij lopen nu vlak achter elkaar, het is een smal pad tussen kreupelhout. Darault volgt op zijn eentje zijn dochter op de brede eenzame weg van Willebrord naar Siberië. Als zij zo doorlopen, komen ze nog hier bij ons terecht. Potverdikke, ja, Doriana, als ze zo doorlopen, komen zij bij ons terecht. Zal ik voor de gelegenheid een das aandoen?
Die ik vóór tien jaar voor je gekocht heb?
Neen, die andere met pauweogen.
Wat zal er nu omgaan in het levende hart van de ene en het dode hart van de ander?
Darault zet zich op een steen neer. Het is of hij zijn dochter heeft vergeten. Er tekent zich diepe zorg op zijn gezicht.
Zijn schimmentronie. Doden zijn nog grilliger dan de levenden. Zij volgen maar hun oude gedragslijn, uit gewoonte, die tweede natuur is geworden of uit stuursheid die zich van ieder op zijn tijd meester maakt. Maar het duurt niet lang of zij worden weer hardhandig herinnerd aan de eis der gedaantewisseling. Niemand mag blijven die hij is. De mens moet eeuwig veranderen temidden van de eeuwige veranderingen van het heelal.
Praat niet zo, Doriana. Angst slaat mij om het hart. (De deur gaat onverwacht open. Adela Darault stuift binnen, kijkt verwilderd om zich heen, gaat dan op de grond zitten bij Doriana.)
Doriana, Doriana, waar is Zebedeus Silié.
Een mooie bastaard. Zijn vader heet Paduro, zijn
| |
| |
moeder heet Omzigtig. Hoe in godsnaam komt hij aan die naam van Silié?
Doriana, Doriana, vertel mij toch waar mijn geliefde is.
Hij bevindt zich in het toevluchtsoord van alle diep ontgoochelden.
Waar is die plek? Hoe moet ik daar komen?
Het is niet zo ver hiervandaan. Een kwartier lopen hiervandaan en de mooie Adela is er, met alles wat bij haar hoort, haar gouden haar, haar warme wimpers, de ogen, de neus, haar hals ...
(luid) Met alles wat bij haar hoort!
Waar is dat, Doriana? Waar is dat?
Het manzenillenbos van Ascensión.
Waarom zou hij naar het manzenillenbos zijn getrokken?
Je bent als alle goeie Curaçaoërs. Je kent niet het natuurschoon en de geheime zeden van je land. Wat anders doet men in een manzenillenbos dan eten van de giftige vrucht die van alle aardse lijden verlost.
(in huilen uitbarstend) Hoe heb je dat kunnen doen, Zebedeus? Hoe heb je dat kunnen doen?
Hoe weet je dat hij het al gedaan heeft? Niet alle plannen worden uitgevoerd.
Ik moet er dadelijk heen. Vergeef mij dit ogenblik van zwakte.
Mijn zegen heb je, mooie Adela.
(Adela is vertrokken. Doriana drukt nu voorzichtig het hoofd op de rechterschouder en de vinger in het linkeroor)
(opgetogen) Lampoot, Lampoot, je mag je gerust weer met huid en haar overleveren aan de geneugten met je blankebuik-zwanehalsdroomvrouw. De helderziendheid is weer in mij teruggekeerd. Geprezen zij de Heer! Halleluja! Gezegend zij de naam Gods en van alle heiligen die mij hebben bijgestaan met hun voorspraak. Bestaat er iets schoners dan de helderziendheid?
Wat zie je dan? Wat zie je dan?
Het is het ogenblik dat Curaçao op de knieën valt
| |
| |
en zich de voordelen toeëigent van het gebed. Curaçao gaat straks naar bed, maar op het ogenblik bevindt het zich in gebed.
Zouden zij bidden voor Silié?
Dat kan je net denken! Ook in het gebed zoeken zij alleen zichzelf. Kijk, daar valt dr. Bengels op de knieën.
Doet hij zich nog altijd zo bar gewichtig voor?
Hij bidt vurig dat de Curaçaoënaars hem voor de grootste kunstenaar van alle eeuwen mogen aanzien.
Special pa mucha. Laat de onnozelen tot mij komen, ik zal misbruik van ze maken.
Daar vallen de Scharloïten op de knieën!
Die bidden vast voor een ereplaats voor zichzelf en echtgenote op het aanstaande diner van de Prins der Nederlanden.
Zij hebben Jehova reeds vijfhonderd gulden Curaçaose courant per plaats aangeboden.
Daar vallen de oude protestanten op de knieën. De bodem van Van Engelen en Otrabanda siddert van dit blijk van godsdienstzin.
Die bidden vast dat de oude tijd mag terugkeren.
Met ‘hopi’ slaven en huisdieren voor vrouw en kroost. Daar valt de apostolische vicaris op de knieën.
Monseigneur laat geen gelegenheid voorbijgaan om te bidden om de vroegtijdige dood van don Moisés, zijn politieke tegenstander.
Terstond ligt ook doctor Moisés Gomez op de knieën,en smeekt oorlog, pest en hongersnood af over monseigneur en diens medestanders.
Huju, zouden die mensen allen afzonderlijk en in vereniging aan zware geestesstoornis lijden?
Daar valt ook Cola Debrot op de knieën en vraagt om een gemakkelijke manier van geldverdienen zonder met de strafrechter in aanraking te komen.
Ik hou niet van die Antilliaanse intellectueel, hij heeft mij eens op mijn tenen getrapt.
| |
| |
Daar vallen de macamba's op de knieën, allen, die aardige jongen van de marinebasis erbij inbegrepen.
Hou eens eindelijk op met je Curaçao in gebed.
Je voelt zeker meer voor Curaçao op de plee.
Ik voel voor Curaçao in het donzen bed.
Het zij je van harte gegund, brave borst.
Ik lig voor eeuwig in de armen van mijn droomvrouw.
|
|