Je had je nooit met de kunst moeten inlaten. Men krijgt er vreemde gedachten van.
Wie zich aan de kunst waagt, zal ook het gevoel van machteloosheid leren kennen. Maar hij zal het nimmer betreuren dat hij er zich mee opgehouden heeft.
Wetenschap doet niet anders dan de mens van zijn natuur vervreemden.
De ignorantia docta heeft mij niet veel kwaad gedaan.
Politiek is leugen en verraad.
Ik heb nooit anders verwacht dan daar leugenaars en verraders te zullen aantreffen.
Maar waarom ben je dan ontgoocheld?
Het zijn degenen die de vraag stellen, die het antwoord weten.
Wat bedoel je toch, Zebedeus, mijn Zebedeus?
Adela, Adela, je weet evengoed als ik dat ik aan de aardse liefde ziek ga.
Wordt je liefde dan niet beantwoord?
Misschien meer dan voor mij of voor haar goed zou zijn.
Waarom ben je dan ongelukkig?
Omdat zij een blanke is en ik een bastaard.
En wat betekent dat, als zij zich daar niet om bekommert?
Maar haar moeder bekommert er zich wel om. Het zou haar moeder doden.
Wat gaat je haar moeder aan?
Ik ben nog niet zo vooruitstrevend om mij daar in het geheel niets van aan te trekken.
En als haar moeder, door een schone droom gewaarschuwd, niets anders koestert dan de vurige wens dat de liefde tussen dit wit maagdekijn en deze vurige bastaard tot werkelijkheid wordt?
Kan dit de waarheid zijn?
Het is de waarheid. Ik zweer.
Dan heb ik mijn geluk in het manzenillenbos gevonden!