| |
| |
| |
Vijfde bedrijf
Wij bevinden ons in dezelfde kamer als in het vorige bedrijf. De nacht is verder voortgeschreden. Mevrouw Darault en Clementina zitten in nachtkleren op enigszins onwennige wijze naast elkaar op de divan.
Ik moest mij wel een beetje schamen dat ik je weer uit je slaap heb gehaald. Ik ben tenslotte geen kind meer.
U maakt zich voor niets zorgen, sjon Graciela.
Als je dat maar niets noemt.
Sjon Adela is lief en mooi, maar zij is tenslotte ook een meisje van vlees en bloed.
Welke kant gaat het gesprek nu weer uit?
Het is niet anders dan gewoon dat sjon Adela aarzelt nu zij de keuze voor haar leven moet doen.
Jullie meisjes denken allemaal eender. Jullie denken maar dat wij een idée fixe hebben. Dat wij nergens anders aan denken kunnen dan aan het levensgeluk van onze innig geliefde dochter.
Vergeef mij, ik heb u misverstaan.
(nadrukkelijk, bijna boos) Ik heb ook nog mijn eigen leven. Het is niet om het een of ander, maar dat heb ik ook nog. Die dokter Marchena, die zak van een vent ...
O, ik wist niet dat u zulke vreselijke woorden kon gebruiken.
Die dokter Marchena zegt dat Adela op de drempel van het leven staat met een beker aan de lippen. Ik sta op de drempel van de dood, maar ik heb ook een volle beker aan de lippen.
| |
| |
U moet niet letten op wat dokter Marchena beweert. De mensen zeggen dat hij tegenwoordig alles door elkaar haalt.
Niemand zou kunnen zeggen welke beker het meeste gif bevat.
Wat een vreselijke gedachte, sjon Graciela.
Bestonden er alleen maar vreselijke gedachten, de werkelijkheid is duizendmaal erger. Hoor eens Clementina, je moet me helpen.
Eerst zeggen of je mij helpen wilt.
Hoe ondankbaar zou het van mij zijn als ik u weigerde te helpen, die altijd in alles zo goed voor mij is geweest.
Ja, vergeet toch vooral niet het stel nylon ondergoed dat ik je laatst heb gegeven.
Neen, sjon Graciela, ik vergeet niet wat u voor mij hebt gedaan.
Ik heb ze met tien procent korting bij Cijntje gekregen.
Maar dan heeft u nog altijd veel te veel betaald.
(Zij lachen even)
Hoor eens, Clementina. Je moet eens even achter die gordijnen kijken.
Sjon Graciela, u maakt mij bang.
Neen, je moet eens achter die gordijnen kijken. En vertel mij dan of alles er 's nachts net eender uitziet als overdag.
(Clementina loopt naar de gordijnen en kijkt voorzichtig naar buiten)
Waarom zeg je niets, Clementina. Zie je dan iets bizonders?
Neen, het ziet er net uit als anders.
Ik zie het dak van de veranda en de trinitaria, die ertegenaan bloeit.
| |
| |
Verderop staan de karawara's op het erf. Zij staan er zoals zij er altijd hebben gestaan.
Een enkele keer valt een blad of een bloem van de takken.
Ja, zo is het precies, sjon Graciela.
Hoe droevig eigenlijk. Zo hebben onze voorouders ze ook gezien. (Na een kort zwijgen, terwijl Clementina langzaam naar haar plaats op de divan terugkeert) Hoor 'ns Clementina. Ik zal je iets vertellen. Dat moet je aan niemand overbrieven.
Op Curaçao komen ze toch alles te weten.
Ja, dat is waar, wij wonen in een glazen huis, maar vertel het toch maar liever aan niemand.
Neen, sjon Graciela, ik zal het aan niemand vertellen.
Hoor 'ns, kom wat dichter bij mij zitten. Anders moet ik zo luid praten en Adela zou wakker kunnen worden.
(schuift bij) Neen, het is beter dat die blijft slapen.
Die heeft het maar dadelijk weer over Cijntje en Morel. Je zou er gek van worden.
Neen, het is beter dat die blijft slapen.
Hoor 'ns. Daar heb ik al de hele week last van. Ik kan de slaap niet vatten. Tenslotte vat ik het besluit en neem een halve seconal.
Ja, dat is een goed slaapmiddel.
Nou ja, daar zijn vast betere, maar dit helpt ook wel.
Als het maar helpt, sjon Graciela.
Dat wil zeggen, het helpt en het helpt toch niet. Nauwelijks heb ik de slaap gevat, of een eindeloze verwondering maakt zich van mijn geest meester. Ik zie hoe de gordijnen langzaam vaneen gaan, zoals in de schouwburgen in de grote plaatsen buiten ons eiland.
(in spanning) En wat gebeurt er dan?
Luister goed, Clementina. Ik zie een grote zaal met chandeliers met vele armen. Daar wordt een
| |
| |
bruiloftsmaal gehouden, zoals er voor dertig jaar zovele werden gehouden. De mensen dragen de kleren van die tijd. In het midden zit ik, met een gelukzalige uitdrukking op het gezicht. Naast mij zit wijlen mijnheer Darault, met zijn snorretje, zijn kinderwangen en zijn guitige uitdrukking alsof hij op het punt staat het buskruit uit te vinden.
Heeft hij het buskruit uitgevonden?
Dat is zo een van die uitdrukkingen van de macamba's. Het heeft niets om het lijf.
Neen, het heeft zeker niets om het lijf.
Er zitten nog verschillende andere personen aan het bruiloftsmaal van dit tweetal. Maar ik kan ze niet allen onderscheiden. Sommigen zijn als in een waas gehuld. Wel herken ik de dominee met zijn hoge boord en mijn vader met zijn gezellige walrussnor.
En stemt u dat alles niet gelukkig?
Het terugzien van het verleden wekt tegelijk verrukking en de diepste neerslachtigheid.
(barst in tranen los) Ach, wat ben ik ongelukkig.
Ik had het u willen verzwijgen, ik heb alle moeite gedaan om het te verzwijgen, maar ik draag een kind onder het hart.
Natuurlijk van Arthur Morel.
Hoe hebt u dat kunnen raden?
Ik heb het niet geraden, ik heb het van jullie oogopslag afgelezen.
Wat moet ik doen, sjon Graciela, wat moet ik doen?
Nou je begrijpt wel, van een huwelijk of zoiets dergelijks met Arthur Morel, daar komt niets van in.
Neen, sjon Graciela, dat begrijp ik wel. Hij heeft het mij zelf uitgelegd.
Of hij het uitgelegd heeft of niet, daar komt niets van in. Na veel heen en weer gezanik hebben wij hem voor Adela bestemd.
| |
| |
Heeft u samen met dokter Marchena hem voor sjon Adela bestemd?
Neen, mijn kind, wij hebben daar niets over te vertellen. Dat heeft de openbare mening gedaan.
Neen, dan is er niets meer aan te doen!
Maar wij moeten natuurlijk een uitweg vinden. Wij kunnen niet bij de pakken gaan neerzitten.
Alsjeblief niet. Laten wij dat niet doen, sjon Graciela.
Heb je niet een jeugdvriend die met je zou willen trouwen?
Neen, een jeugdvriend zou ik niet willen bedriegen.
Je hoeft hem ook niet te bedriegen, je vertelt hem precies wat er is gebeurd.
Neen, dan worden zulke jongens vrijpostig.
Maar dat is precies wat je nodig hebt.
Neen, zij zouden een wrok tegen mij houden.
(bizonder opgewekt) Ik heb het gevonden. Je moet in het huwelijk treden met Frans Cijntje.
Die zal mij niet willen, mevrouw.
Sjon Graciela vergeet dat ik een zwart meisje ben. Dat is ook mijn ongeluk geweest bij meneer Morel.
Meneer Morel laten wij verder rusten. Bovendien is Frans Cijntje een koopman. Ik vertel hem dat gouverneur Pieters zegt, dat de regering in handen van het volk zal worden gelegd. Wie niet van het volk is, zal het eiland moeten verlaten. Ta nos ta manda.
U denkt dus dat hij met mij in het huwelijk zal willen treden?
Wis en waarachtig. Het vraagstuk is opgelost.
(nogmaals in tranen uitbarstend) Ik ongelukkige, ik moet met Frans Cijntje in het huwelijk treden.
(in gepeins) Ja, ik moet toegeven dat
| |
| |
het geen Apollo is. Maar het is niet de eerste keer dat een vrouw een verbond met een monster aangaat.
(nog steeds in tranen) Ik moet met Cijntje het huwelijksbed delen.
Neen, nu ik mij dat zo indenk, moet ik zeggen dat dit wel veel geëist is voor een mooi meisje met nylon ondergoed.
Ik zal doen wat sjon Graciela beveelt.
Kijk eens, je treedt met hem in het huwelijk, je bent dan verzekerd van je bestaan en dat van je kind. Het huwelijksbed zal je met hem niet delen, ik zal hem op het bruiloftsmaal een Franse bloem in de champagne dopen.
Ik zal doen wat sjon Graciela beveelt.
(onnozel lachend) Je begrijpt wel, de Franse bloem bij wijze van spreken, par manière de dire, zeggen de Fransen. (Vervolgens op angstige toon) Maar Clementina, je moet mij ook helpen. Ik voel mij zeer angstig vannacht. Doe mij een genoegen, blijf op de divan slapen. Dan hoef ik je niet te roepen als ik wakker word. Dan ben je bij de hand. Clementina, geloof mij, ik zal alles doen wat in mijn vermogen ligt om je te helpen. Maar laten wij eindelijk eens gaan slapen. Tot morgen, Clementina.
Si dios kier, sjon Graciela.
(Mevrouw Darault heeft zich in haar kamer teruggetrokken, na het licht te hebben uitgedraaid)
(nauwelijks ontwaarbaar in het duister) Zo hebben wij allemaal wat. Lampoot kan niet lopen, Doriana heeft waterzucht, Sjon Adela te veel vrijers en sjon Graciela lijdt aan gordijnen die langzaam opengaan. En Clementina zal nimmer meer liggen in de warme armen van haar dierbare Arthur Morel.
(Men hoort haar heftig snikken. Terwijl het snikken afneemt, hoort men het spel van violen, als in de verte; de muziek die wordt gespeeld, draagt een uitgesproken romantisch karakter. Langzaam gaan de gordijnen vaneen. Men ziet een zaal feestelijk verlicht door chandeliers in het midden. Opzij bevindt zich een lange tafel, waaraan een
| |
| |
bruiloftsmaal wordt gehouden. Men ziet jonge en oudere paren, alle gekleed in de mode van omstreeks 1920. In het midden zitten de jonge Graciela en André Darault. De achterwand van de zaal wordt geheel ingenomen door een enorm spinneweb met in het midden een reusachtige spin, met een mensenkop, deels monsterlijk, deels vriendelijk. Vijf jonge paren, onder wie ook Graciela en haar man, staan op en voeren een langzame wals uit onder de luchters en gaan vervolgens weer zwijgend zitten aan de feestdis)
Zij slaapt en verwondert zich dat haar dromen, eens vervuld van monsters, thans de innigheid hebben verkregen van schone herinneringen. Zij weet het niet, maar steeds sterker groeit in haar het voornemen het geluk van haar dochter niet langer te weerstreven. Spoedig zal haar besluit zijn genomen en ook ik zal dan als een laatste onooglijkheid zijn verdwenen. Er zal dan niets zijn overgebleven dan de herinnering aan een schone droom.
(De muziek speelt weer uit de verte. De vijf jonge paren staan weer op ten dans. Midden in de dans staan zij stil en kijken elkaar in de ogen)
De gifbeker is de lustbeker en de lustbeker is de gifbeker. Wie zal de afschuwelijkheid en de schoonheid van het leven doorgronden?
(Langzaam trekken de gordijnen weer naar elkaar toe. Een korte poos is het donker en stil. Dan wordt er weer licht gemaakt. Men ziet mevrouw Darault ergens tegen een van de wanden geleund. Op haar tenen sluipt zij vervolgens naar de divan waar Clementina ligt te slapen)
(over Clementina gebogen) Hoe rustig slaapt zij, zij weet niet van de boosheden in het hart van haar sjon Graciela. (Dan wekt zij de jonge vrouw) Clementina!
Voelt u zich weer zo ongelukkig?
Heb je niets gehoord? Heb je niets gezien?
Neen, alleen maar in mijn droom.
| |
| |
Wat zag je, wat hoorde je in je droom?
Vindt sjon Graciela het goed dat ik dat niet vertel?
Clementina, zeg mij nu voor eens en voor altijd. Hou je van Arthur Morel?
Ja, sjon Graciela, met heel mijn hart.
Dan zal ik ervoor zorgen dat je met hem in het huwelijk treedt. Ik zal die Morel zonder zijn moreel wel mores leren. Ik vraag je nu voor het laatst: zul je met hem willen trouwen?
(onderdanig) Ik zal doen zoals sjon Graciela beveelt.
|
|