| |
| |
| |
Vierde bedrijf
De woonzaal van de familie Darault. De kamer is op dezelfde wijze, slechts een weinig luxueuzer ingericht dan de galerij. Links een piano, de klep open. Rechts een brede divan, met wijnrode sjaals overdekt; daarnaast een lage ronde rooktafel. Midden in de kamer een grote ronde tafel, met enkele fauteuils slordig eromheen. De achtergrond wordt gevormd door twee donkerbruine gordijnen, die dichtgetrokken zijn; terzijde een radiokast, die het geluid voortbrengt als van een orkest heel uit de verte. De stilte wordt onderbroken door een gil achter de deur rechts.
(komt in nachtjapon de woonzaal binnen gelopen) Wat een verschrikkelijke droom! Je zou er grijze haren van krijgen als je ze niet al had. Clementina! Clementina! Het schijnt dat er hier muziek wordt gemaakt ... Wie doet dat? ... Ach ja ... (In een nerveuze lach) ... Natuurlijk de radio.
(in nachtjapon) Heeft sjon Graciela mij geroepen?
Hoor eens, Clementina, als we niet oppassen, loopt het verkeerd af. Hoor 'ns, Clementina, blijf er niet zo onderdanig bij staan, het is er tegenwoordig niet de tijd naar. De politiek en zo heeft alles veranderd. Ga er maar rustig bij zitten.
Dank u, sjon Graciela. (Zij blijft niettemin in de vorige houding)
Clementina, je moet er eerlijk voor uitkomen. Zul je dat doen, Clementina?
Welnu, Clementina, zeg mij eens ronduit. Geloof je in dromen?
| |
| |
In dromen, sjon Graciela?
Ik vraag je tenslotte wat ik je vraag, je moet mij niet voortdurend mijn vragen laten herhalen.
Soms geloof ik erin, soms hecht ik er geen waarde aan.
Ik had een vreselijke droom. Eerst zag ik het gezicht van Frans Cijntje. Je weet toch wel dat die ook gedongen heeft naar de hand van sjon Adela.
Welnu, een bepaald fijn gezicht heeft die niet. Ik heb hem indertijd geholpen, want aan cijntjes ontbreekt het Cijntje niet.
(lachend) Mijnheer Cijntje heeft veel voorspoed in zijn zaken gehad.
Welnu meisje, in mijn droom vertoonde zich aan mij het gezicht van deze welvarende koopman. Lelijk zoals het in de werkelijkheid is. Met zijn terugwijkend voorhoofd, zijn afstaande oren, zijn grote kromme neus en de ogen achter grote brilleglazen.
(staat op om de radio af te zetten, gaat weer zitten en vervolgt) Langzaam, terwijl hij mij scherp aankeek, trad de verandering in de tronie op. Het begon met de oren, die zich met een steeds dichter wordende beharing bekleedden. Tenslotte was het een tijgerkop, die ik voor mij zag en waren het tijgerogen die mij meewarig maar met de nodige wreedheid aanstaarden.
Toen begreep ik dat het een tijger was, die zich tot springen voorbereidde. Ieder ogenblik kon ik in zijn klauwen worden vermorzeld.
U moet met een gil wakker zijn geworden. Ik was al door een ongewoon geluid gewekt, toen ik mijn naam hoorde roepen.
Hoor 'ns, Clementina, geloof je dat Frans Cijntje ons kwaad zal doen, omdat sjon Adela de voorkeur aan mijnheer Morel heeft gegeven?
Mijnheer Cijntje ken ik niet.
| |
| |
Zeg hoor 'ns, meisje, je spreekt alsof je mijnheer Morel wel onder je intieme kennissen telt.
Mijnheer Morel ken ik evenmin.
(die even zwijgend om zich heen heeft gekeken) Maar begrijp je dat ze zo lang wegblijven? (Zij kijkt op haar polshorloge) Het is al over twaalven.
(verlegen lachend) Ja maar, sjon Graciela, zij zijn verloofd.
Verloofd of niet, men moet zich aan de goede zeden en gewoonten van ons land houden. In mijn tijd ging het er heel anders toe. De jongeman kwam aan huis, maar er werd streng toezicht gehouden door de chaperonne. Het jonge meisje zette zich aan de piano. De jongeman drukte zich zo dicht mogelijk in haar buurt. Het spelen werd er niet altijd door vergemakkelijkt.
Heeft u ook veel piano gespeeld tijdens uw verloving?
(haar scherp opnemend) Zeg, hoor 'ns, ik mag toch aannemen dat er geen dubbelzinnigheid in het spel is?
Hoe bedoelt sjon Graciela?
Vergeef mij, mijn duifje, ik zie, je bent de onschuld zelf. Ja, sjon Graciela heeft veel piano gespeeld tijdens haar verloving. Het liefst speelde zij Schumann, neen, Grieg, het liefst nog Chopin. (Zij zet zich aan de piano en begint enigszins gebrekkig een nocturne van Chopin te spelen maar houdt dadelijk weer op en loopt onrustig door de kamer op en neer) Zij moesten toch allang weer terug zijn. Er zal toch geen ongeluk gebeurd zijn?
Ach neen, sjon Graciela. Er is vast geen ongeluk gebeurd. Zij zijn naar de film van negen uur gegaan. Nou, dat duurt tot over elven. Toen zijn zij opgestapt. Zij hadden de bedoeling naar huis te gaan, maar het was maanlicht. Toen zijn zij in de auto gestapt, zij rijden op goed geluk in de maannacht.
Zeg hoor 'ns, je spreekt of je een vrouw van ervaring bent.
| |
| |
Het lag niet in hun bedoeling een lange rit te maken.
Ik heb toch de indruk dat de woorden van dit meisje niet vrij zijn van dubbelzinnigheid.
Zij wilden niet lang wegblijven, maar daar loopt een band leeg. Mijnheer Arthur moet de handen uit de mouwen steken en aan het werk gaan.
Of zij hebben geen benzine meer of de radiateur is lek en de auto is met inhoud en al in brand gevlogen. Nou, Clementina, ik dank je voor je hartelijke troostwoorden. Maar ga nu maar slapen. Morgen is het weer een nieuwe dag. En deze week moeten wij alle zeilen bijspannen om klaar te komen met onze voorbereidingen voor het officiële verlovingsfeest.
Goedenacht, sjon Graciela.
Ach, was het al maar zover ...
(zich omwendend) Hoe zegt u?
Ik bedoel het verlovingsfeest.
Ja, sjon Graciela, was het maar zover ...
(Clementina af)
(peinzend) De onschuld maakt vaak de indruk van dubbelzinnigheid. Tante ... hoe heette die tante potverdikke ook weer? Die oude vrijster? Tante Gloria, ja tante Gloria. Als je haar hoorde praten, dan dacht je dat je met een heks, een wolf in schapevacht te maken had en zij was zo onschuldig als een lam. Overigens hou ik niet van mensen die in zichzelf rondlopen te praten. Dat heeft iets van de naderende ouderdom ... Als de winter komt ... Nou, hier op Curaçao kon je best een beetje winter gebruiken ...
(Zij zet zich weer aan de piano en begint weer de nocturne van Chopin te spelen, thans minder gebrekkig)
(komt haastig binnen) Zij zit in nachtpon Chopin te spelen. Je moet je wel ongerust hebben gemaakt.
(ernstig) Hoor 'ns meisje lief, je moet eens naar mij luisteren. Wie de goede zeden niet in acht neemt, die vergaat het slecht.
| |
| |
Dat je met Arthur alleen naar de bioscoop gaat, dat is tegenwoordig allemaal gewoon. Maar dat jullie daarna tot over twaalven in de auto blijven rondrijden, dat kan ik niet goedkeuren. Zeg hoor 'ns, doe mij een plezier en praat mij niet over de benzine die op is en de radiateur die hopeloos lek is. Ik ben geen monteur, ik heb geen belangstelling voor het moderne voertuig.
Maar wie zegt u dat ik met Arthur ben uitgeweest?
Zeg, hoor 'ns, je wilt mij toch niet vertellen dat je niet met Arthur bent uitgeweest?
Ik ben niet met Arthur Morel in het moderne voertuig geweest, maar met Frans Cijntje.
(beide handen aan het hoofd) Met Frans Cijntje! Zeg kind, laat mij even bijkomen. Ik voel mijn bloeddruk stijgen (Zij zet zich in een stoel neer)
Neen mama lief, maakt u zich niet ongerust. Deze gunst heb ik Cijntje uit medelijden toegestaan. Dit was niet de knipoog van een Maria Magdalena, maar het hulpbetoon van de barmhartige Samaritaan.
Ik had mij gewapend tegen de techniek van het moderne voertuig en nu word ik bestookt met de parabelen uit de Heilige Schrift. Ik geef het op Adela. Vertel mij maar wat er aan de hand is. Als je wilt kun je een juice nemen uit de refrigerator. Wij hebben heerlijke pear-juice gekregen vandaag.
Nee, dank je voor de juice. Het is zo gegaan. Eergisteren belde mij Frans Cijntje op. Hij wilde mij voor het laatst nog eens spreken. Ik zei dat het geen zin had, dat ik zijn grote liefde niet waardig was, dat ik al mijn keuze had bepaald.
Ik zie hem al, als een tijger houdt hij zijn slachtoffer in zijn blik gevangen.
Neen, ga maar door. En wat gebeurde er toen?
Ik gaf tenslotte toe en sprak af met hem voor vanavond.
| |
| |
Maar je had er mij niets van verteld.
Stel u voor als ik u dat verteld had. Wat een spektakel zou dat hebben gegeven. Ik heb het natuurlijk evenmin aan Arthur verteld.
Dat begrijp ik. Als man van eer, zoals hij algemeen bekend staat, zou hij een dergelijke stap van zijn aanstaande ten strengste hebben afgekeurd.
Moeder, u kunt zich niet voorstellen hoeveel Frans Cijntje van mij heeft gehouden.
Ik zou maar oppassen voor de hartstochtelijkheid van die koopman.
Hij heeft zoveel van mij gehouden, dat hij zelfs plannen beraamd heeft om mij van het leven te beroven.
O zo, de welvarende koopman wilde je niet aan een ander gunnen.
Je moet de liefde van Frans Cijntje niet onderschatten. Hij had op de bruilof de Franse bloem in mijn champagne willen dopen.
Ach kind, wie hecht nog waarde aan het verhaaltje van de Franse bloem. Dat kan je hoogstens een buikloop bezorgen, maar de dood is er nooit een gevolg van geweest.
Dat weet Frans Cijntje net zo goed als wij. De Franse bloem had hij dan ook alleen maar willen gebruiken als dichterlijke garnituur. Hij zou het werkelijke vergif evenmin hebben vergeten.
En daar heeft hij je tijdens de rit door de maannacht van in kennis gesteld.
Hij vertelde dat hij bovendien geen gevaar zou hebben gelopen in handen van de strafrechter te vallen. Want alle verdenking zou op Clementina zijn gevallen.
U wilt toch niet ontkennen dat er een onstuimige verhouding heeft bestaan tussen Clementina, de lieftallige, en Arthur, de wispelturige?
Geloof mij, Adela, dat is alles laster. Ik heb vanavond met dat kind gesproken. Zij is de onschuld zelf. Dat verhaal komt uit de koker van Cijntje.
| |
| |
Dokter Marchena en ik hebben het gepropageerd toen wij de kandidatuur van de koopman ondersteunden.
(zeer bleek wordend) Moeder, ik voel mij ineens draaierig worden. Vreselijk draaierig worden. (Zij legt zich languit op de divan, sluit de ogen, maakt braakbewegingen)
Wat is er aan de hand, kind? Heb je iets gegeten of iets gedronken?
Niet voor zover ik weet. Alleen maar van de bonbons en de champagne die Cijntje in de auto had meegenomen.
(snelt naar de telefoon, draait, luistert) Zo, verkeerd aangesloten? Nou dat is ook wat moois. Het is altijd verkeerd aangesloten. Ze moesten die ir. Willems van de telefonie voor zijn kont geven. Wat zeg ik: voor z'n kont? Neen, dat mag ik niet zeggen. (Draait nogmaals) Dokter? Ja? Hoort u eens. Wilt u dadelijk komen! Wat? Moet u naar een bevalling? Dan gaat u er deze keer maar eens niet naar toe. Adela is vergiftigd!
(langzaam overeind komend) Wat maakt u daar nou weer van? Ik ben alleen maar wat moe. Ik heb een paar glazen champagne gedronken en heb me wel erg moeten inspannen om die verhalen over vergiftiging bij te houden. Hoor 'ns, ik ga nu naar bed. Die dokter Marchena wil ik niet spreken. Als hij mijn kamer binnenkomt gooi ik hem een schoenhaak naar het hoofd.
(overgelukkig) O, wat ben ik gelukkig dat ze je niet vergiftigd hebben. Wees toch voorzichtig met die vreselijke mannen. Wat ben ik gelukkig, mijn zieleheil, mijn hartegoud. Ga maar rustig slapen, die dokter Marchena raak ik wel kwijt. (Zij begeleidt Adela naar haar kamer, terwijl men van buiten reeds het gemorrel aan de deur hoort)
Kom binnen, dokter. De mensen gaan dood en u morrelt maar.
| |
| |
Laat haar maar met rust, dokter.
Ik feliciteer u, sjon Graciela, dat het een wending ten goede heeft genomen.
Toch maak ik mij wel eens ongerust.
Ach, uw hoge bloeddruk valt mee. Ik heb die laatst zo hoog aangegeven om Adela angst aan te jagen.
Ik maak mij niet ongerust over mijzelf, maar over Adela.
Is er dan iets aan de hand?
Zij heeft het vroeger nooit gehad, maar de laatste tijd klaagt zij nogal eens over draaiingen in het hoofd. Het gaat meestal gauw over, maar zij heeft het vroeger nooit gehad.
Zij heeft toch geen last van haar ogen?
Het is een publiek geheim dat zulke draaiingen met een eenvoudige bril kunnen verdwijnen.
Van de geneeskunde, goede dokter, heeft u nooit veel geweten.
Je kind zou toch niet ondeugend zijn geweest?
Daar steek ik mijn hand voor in het vuur.
Ik zou ze niet de kost willen geven, de moeders die haar handen aan dit vuur hebben gebrand. Maar sjon Graciela, het is toch waarschijnlijk nog eenvoudiger. Adela staat op de drempel van het leven, met de beker aan de lippen. Wie aarzelt dan niet te drinken?
U heeft gelijk, dokter. Dank u dat u gekomen is. U is altijd erg vriendelijk voor ons.
Ja, laten wij nu gaan slapen.
(Dokter Marchena verdwijnt. Mevrouw Darault loopt langzaam het huis door; men hoort haar enige luiken sluiten. Dan staat zij weer in de woonzaal, enigszins verwezen, en kijkt om zich heen)
Als dit maar goed afloopt.
|
|