| |
| |
| |
Tweede bedrijf
Op de achtergrond ziet men, symmetrisch geplaatst, de vijf grote maatschappelijke rotsen. In het steen gehouwen treden vergemakkelijken het beklimmen der rotsen. Op iedere rots is met koeieletters de branche aangegeven, die respectievelijk de Professor, de Journalist, de Stepdanser, de Invalide en de Anarchist vertegenwoordigen: wetenschap, pers, kunst, zware arbeid en revolutie. Op de voorgrond een begrinte wandelweg, met een enkele bank en een enkele kartonnen hond, die zijn dij optilt tegen een prachtige rozestruik. Wanneer het doek opgaat, ziet men een paar verstrengeld liggen op de rots ‘Zware Arbeid’: de Volgeling van Versteeke en het Meisje. De andere rotsen zijn voorlopig onbezet.
(zich losmakend uit de omstrengeling) Neen. Ik weet het niet. Soms is het mij of Versteeke gelijk heeft: automaten, automaten...
(haar kleren ordenend) Wie is dat nou opeens, die Versteeke?
Heb je dan niet gelezen of gehoord van het proces van luitenant Versteeke, die terechtstond omdat hij geweigerd had de Anarchist te executeren? Nou, een fraaie boel! De Anarchist heeft nog netjes tegen hem getuigd, heeft er zich nog netjes uitgedraaid, want zoals hij zei: hij was bekeerd! Hij wist nu, dat zijn grootste vijand niet was de kapitalistische staat, die nog een gemeenschap vooronderstelde, maar de verwilderde individualist, die van geen gemeenschap wilde horen.
En had die Versteeke van jou dan zo verschrikkelijk gelijk!
Kalm aan, snoes! We gaan nu geen ruzie maken. Ken je mevrouw Van Kamme? Of niet?
| |
| |
Waarom zou ik mevrouw Van Kamme niet kennen?
Ik mag haar zeker niet kennen, omdat het zo'n deftige dame is, niet?
Kan best: een deftige dame. Tijdens het proces zat zij altijd op de tribune. Doodsbleek.
Juist: doodsbleek in de passende kledij. Ze wou maar laten denken, dat de intimiteiten die Versteeke in zijn opgewondenheid uitkraamde, haar persoon betroffen. In ieder geval niet smakelijk van Versteeke: slaapkamerintimiteiten slinger je niet zomaar weg in het openbaar. Versteeke is een beetje kinderachtig, ook een beetje slap. Maar iedereen lachte mevrouw Van Kamme vierkant uit. Iedereen wist dat Versteeke nu eenmaal monogaam is! Het is bijna een gebrek aan de man: zoals vrouwen de vrouw zijn van hun man zo is hij de man van zijn vrouw. Iedereen weet ook wat voor vlees hij met mevrouw Van Kamme in de kuip heeft.
Een raar mens is ze, met al haar deftigheid.
Kan best: deftigheid. In ieder geval heeft zij nog het liefst dat je bij de schemerlamp met de ringen aan haar hand speelt. Je zit maar naar haar hand te staren. Dan flappert nog zo'n oude mot eindeloos tegen de kap van de lamp. Verschrikkelijk! Ik geloof dat het op zulke ogenblikken is, dat jonge officieren zelfmoordplannen uitbroeden.
Wat heeft zo'n mens eraan te laten denken dat er heel wat bij haar te doen is, als er niets bij haar te doen is?
Het zal wel deftigheid zijn... Maar jij bent dus ook weleens bij mevrouw Van Kamme geweest?
(terwijl zij opstappen) Wat heb je?
Jullie maken mij allemaal ziek. Versteeke heeft gelijk: automaten. Jammer dat die Versteeke geen flinke kerel is, anders zou hij ze mores leren.
Nou, zal ik je zeggen wat ik van jouw Versteeke denk? (beiden af)
| |
| |
(De Invalide en de Stepdanser komen op, heftig redetwistend)
Dat was één officier, maar niet ónze Officier!
Geloof je me nou of geloof je me niet?
Zijn je slechte ogen dan opeens zoveel beter geworden?
In het pikkedonker kan ik nog wel een kat en een hond uit elkaar houden... Een hond blaft en een kat... balkt! Wil je wel geloven, bij ons thuis hadden wij een kat die balkte.
En ik zeg je dat het wél de Officier was.
(handenwringend opkomend) Daar loop ik weer de handen te wringen van wanhoop. Wanhoop is dit leven. Nu denken ze nog, dat ik omgekocht ben. Neen, neen, ik zal mij niet zomaar een twee drie als Iskarioth ophangen. Ik heb eerst zo gezegd: geen geweld, nergens en nooit geweld! En daar hou ik mij dan ook aan. Dat wil zeggen, in principe. Want hoe moeten wij het anders winnen? Mogen de kameraden dan niet een onverhoedse aanval doen?
Man, of je hoog of laag springt, een verrader blijf je! Je hebt de Officier verkocht en verraden. En wie ben jij, dat je een meerdere in rang mag verraden?
Dat komt omdat jullie niet op de hoogte zijn van de anarchistische literatuur. Jullie denken dat anarchisten mensen zijn met wilde haren, die alles omver willen werpen? Lekker mis! Mensen met wilde haren die alles omver willen werpen, dat zijn mensen als jullie Officier. Wij willen een gezagloze, maar ongehoord ordelijke gemeenschap!
Nou, dat moet ik zeggen, hij kan een aardig mondjevol praten.
(met Journalist opkomend) Daar staat die wanhopige Anarchist zich weer te verontschuldigen. En wat u betreft, mijnheer de vertegenwoordiger van de pers, ik vind die droom van u over de vogel die zijn grote behoefte
| |
| |
doet, vulgair, niet om het onderwerp, maar eenvoudig in zijn hoedanigheid van droombeeld.
Nu begrijp ik u werkelijk niet, Professor.
Dan druk ik mij voor de eerste maal mijns levens vaag uit. Verwerpelijk is uw droom niet als droom, maar als beeld. De droom moet bevrijd worden van zijn aardse banden, moet zich verliezen in de blinde ruimte der vier windstreken; moet, om het anders uit te drukken, gemathematiseerd worden... Doch Journalist, laat mij ook eens een volks woord pikken uit de rijke Dietse taalschat: wij staan hier smakelijk te ouwehoeren. Ter zake: hebben jullie de Officier gevonden?
Welaan, wij zoeken verder. (Allen af, de Professor voorop.
Eliza komt op, vluchtend voor Luitenant Versteeke, die met smekend gebaar achter haar verschijnt)
Loop niet weg, Eliza, laat mij niet alleen. Waarom laat je mij ook al alleen?
(blijft staan) Ik zal zeggen, Hans, wat je bent. Een onverantwoordelijke nietsnut!
Mogelijk, Eliza. Maar laat mij niet alleen hier tussen de eeuwige waarden van de automaten als in een woestijn met piramiden.
Begin je weer met je nonsens over piramiden en je plagerijen over automaten?
Blijf nog even Eliza. Waarom wil je niet geloven, dat het helemaal niet in mijn bedoeling ligt je te plagen.
Zou het waar zijn, Hans, dat je behalve een onverantwoordelijke nietsnut ook nog, wat sommigen beweerden, een ontoerekeningsvatbare krankzinnige bent? Begrijp je dan niet, dat je mij verschrikkelijk gecompromitteerd hebt met je uitflappen van de ergste intimiteiten. Kun je je nog altijd niet in mijn plaats indenken? Vroeger was je toch niet altijd zo bot. Begrijp je dan niet, dat je zoiets voor een tjokvolle krijgsraad had moeten verzwijgen. Begrijp je dan
| |
| |
niet, dat zij mij nu allen met de vinger nawijzen: ‘Daar gaat de vrouw van die Officier. Haar benen schokken in de nacht ...’ Neen, laat mij nu uitspreken. Ik kon mijn ogen niet geloven, toen ik dat in de krant las. Ik geef toe, tenslotte heb ik de krant tot een bal verfrommeld en naar de vreemde ogen gekogeld, waarmee ik mijzelf plotseling uit de spiegel aankeek. Ik heb een paar slokken valeriaan genomen, ik ben iets kalmer geworden; de ogen in de spiegel keken weer rustig naar de vrouw die in bed lag onder de stille lakens. Maar het schandaal blijft, ik ben gecompromitteerd; misschien voor mijn leven. In ieder geval moet ik beginnen met mij uit de voeten te maken, als papa tenminste royaal over de brug wil komen. Een paar maanden in Biarritz, in ieder geval ver hier vandaan, doen misschien veel vergeten. Neen, zij zullen het niet vergeten, ik zal wel mijn leven lang in het zuiden van Frankrijk moeten rondzwerven ... De steek is te goed: haar benen schokken in de nacht. En ik dacht dat je zoveel vlotter en aardiger over mijn benen dacht ... (half huilend) Ach Hans, hoe heb je dat kunnen zeggen, terwijl het je toch helemaal niet redden kon ... ik word zo nog half mal, ik ben al naar een dokter geweest om te vragen of er niets aan te doen was ...
(haar troostend op de schouder kloppend) En wat zei de dokter?
(zich nijdig losrukkend) Wil je wel geloven, Hans, je kunt iemand des duivels maken. Wat heeft zo'n belletjestrekker van een dokter ermee te maken? Is het niet ernstig genoeg dat je mij gecompromitteerd hebt? Wil je nu ook nog hebben dat ik mij verneder en al mijn malligheden uitpak?
Je hebt gelijk, Eliza. De dokter heeft er natuurlijk niets mee te maken. Ernstig is de toestand voor jou, dat weet ik, Eliza. Ernstig is echter de toestand ook voor mij, vergeet dat evenmin. Maar laten wij elkaar niet lastig vallen met persoonlijke moeilijkheden. Toch moet je één ding goed begrijpen: dat ik geen schuld heb aan dat lasterpraatje.
| |
| |
Maar Hans, je weet dat ik, niettegenstaande alles wat er gebeurd is, niettegenstaande je onterende degradatie, mij nog altijd niet geheel van je heb kunnen losmaken. Hans, hoe graag ik je ook zou willen geloven-hoe graag ik je ook zou willen vrijpleiten van alle schuld, - ben jij het niet zelf, die op mijn vraag hoe toch dat lasterpraatje in de wereld kwam, opmerkte, dat dat nou zo'n probleem niet was. Je had het immers zelf in het publiek en, wat nog erger is, onder vier ogen aan een loslippige anarchist verteld.
Dat is zo. Maar daar ging het nou eenmaal niet om. Die Anarchist had weliswaar mooie dromerige ogen, maar het zijn nu eenmaal allemaal automaten.
Hans, laat nou even je dwangvoorstelling varen en antwoord op mijn vragen.
Dwangvoorstelling van mij? Nee, Eliza. Niet van mij. Van de anderen! Hoe komt het toch, dat het zo moeilijk is de mensen aan hun verstand te brengen dat het hier niet eens om de ouwe tomaten gaat. Luister nou even, Eliza, (om zich heen kijkend) waarom blijven wij hier op het grint staan? Waarom leggen wij ons niet neer op een van die maatschappelijke rotsblokken. Luister. Voordat men kan weten dat de anderen automaten zijn, moet men zelf al opgehouden hebben automaat te zijn. Ik was dus al geen automaat meer toen ik zei dat de anderen automaten zijn.
Wat ben je dan wel, Hans, nu je zo hemelsbreed van alle, alle mensen verschilt.
Ik was een officier, die op tijd opstond, op tijd in de kantine zat, op tijd commando's uitdeelde: geef acht, geweer schouderen, rechtsomkeert. Op tijd ook zijn sabel trok en hoofden afhieuw. Wat er met mij gebeurde, is wat in de hele natuur gebeurt. Neigingen ontstaan, ze bloeien op, ze vallen weg. Met name viel de neiging weg om op tijd de sabel te trekken en andermans hoofd af te houwen. Niet alleen wilde ik dat niet op zijn tijd doen, ik wilde het helemaal niet meer doen; de neiging was weggevallen, ik behoorde voortaan tot de enigszins suffe groep die niet meer naar de wapens grijpt en die niet meer doodt.
| |
| |
Hoe heb ik het nou? En je was de eerste die er zich met kracht tegen verzette toen men je in de pacifistische bladen prees. Jij was het die in de zitting van de krijgsraad hun vermoeden met kracht van je afwees: ‘neen, ik ben geen pacifist. Met pacifisme heb ik niets te maken.’ En wil je wel geloven, Hans, wanneer iets je had kunnen redden, dan was het niet het te koop lopen als een dwaas met intimiteiten, dan was het wanneer je rustig bekend had dat je een pacifist bent, wat je trouwens tenslotte volgens je eigen woorden ook werkelijk bent. Wanneer je niet uit louter eigenzinnigheid of kinderachtige ijdelheid ook dat had tegengesproken.
Neigingen ontstaan, bloeien, vallen weg. Wat heeft dat in godsnaam te maken met pacifistische vergaderingen, waar men trouwens vanmorgen, zoals de kranten met grote koppen melden, het besluit genomen heeft een onverhoedse aanval te doen. Daar valt mij evenwel iets anders te binnen. Lukraak heb ik de benen gekozen als voorbeelden van het automatisme van ons bestaan. Mijn keuze had net zo goed op iets fatsoenlijks in ieder geval minder kwetsends kunnen vallen, de voorbeelden lagen voor het grijpen ... Neen, laat mij uitspreken. Ik zal ronduit spreken. Van mijn advocaat en uit de kranten weet ik dat zowel je vader als jij die kwestie hoog opgenomen hebben. Van je vader vind ik het flauw.
Ja, laten wij die lastige ouwe man erbuiten houen. Om kort te gaan, ik zal de heleboel goedmaken voordat ik terechtgesteld word.
Ha ha, mijnheer wil de boel goedmaken ook nog.
Nu onderschat je mij, Eliza.
Laat mij je ook eens onderschatten, ik heb je de drie jaren van ons huwelijk hogelijk overschat. Maar goed, hoe wil je het dan nog goedmaken? En wanneer?
Hoe, dat zul je wel zien. Wanneer? Tijdens mijn terechtstelling. Zeg, heb je er een idee van hoe ik terechtgesteld zal worden?
Ik dacht dat het gewoonte was officieren te fusilleren.
| |
| |
Je weet wel, met zo'n zakdoek voor de ogen, alsof ze even voor het laatst nog een kinderspel mogen doen.
Maar als ik nu niet gefusilleerd word?
Ja hoor eens, je hebt mij indertijd dat boek gegeven over de beulen van Parijs. Ik heb het niet uitgelezen. Ik vond het eigenlijk te griezelig.
In Amerika elektroku ... ku ... ku ... ja, ik kan het woord niet uitspreken, maar je begrijpt wel.
Nou ik zal er maar een eind aan maken voordat je mij guillotineert, kielhaalt, radbraakt en mij het hoofd afhakt en de vingers als breipennen in de ogen steekt.
Nu moet je niet onrechtvaardig zijn, Hans. Je bent het zelf, die met dat spel begonnen bent.
Neen, ik zie al. Je hebt het proces niet met aandacht gevolgd. Anders zou je weten hoe ik terechtgesteld word: gelyncht met knuppelslagen. Je zou zelfs weten: waarom en door wie. Waarom? Omdat ik mij aan het specifieke misdrijf tegen de gemeenschap heb schuldig gemaakt met mijn doodeenvoudige pocherij: Ik tegen allen! Door wie? Niet door het gepeupel in al zijn gelederen; zoals de Officier in zijn requisitoir terecht opmerkte, stuitte dat niet tegen de borst, doch wel op bezwaren van technische aard, het zou verkeersopstopping veroorzaken. Dus op een afgelegen plek. En door de vertegenwoordigers van de gemeenschap, van wie jij ook in een van die kranten zult gelezen hebben, waarmee je je spiegelbeeld bekogelt. Of weet je niet wie het zijn? Nou toe, zeg op. Een kind kan dat raden.
Maar je weet, dat ik dom ben.
Maar natuurlijk, kind: de voornaamste getuigen.
(Op ongehoord parmantige manier verschijnen nu de Professor, de Journalist, de Anarchist, de Stepdanser en de Invalide; de drie eersten van rechts, de twee laatsten van links. Zij maken alle vijf een diepe eerbiedige buiging voor Versteeke en zijn vrouw, begeven zich vervolgens behoedzaam op de tenen naar de rotsen, die zij echter met donde- | |
| |
rend luide stappen beklimmen. Op dit ogenblik begint de schemering in te vallen, de lichten worden getemperd)
Wanneer je ze zo met luide stappen de maatschappelijke rotsen ziet beklimmen, begrijp je wel dat het eigenlijk nare kerels zijn. Misschien heb je wel gelijk, Hans. Het zijn automaten.
Nu moet je ook niet overdrijven, Eliza. Je mag de mensen niet belachelijk maken. De mens is een redelijk schepsel Gods en geen automaat.
Je kan het ook nooit met iemand eens zijn.
Je vergist je wanneer je denkt dat zij het ook altijd zo plezierig hebben op hun maatschappelijke rotsen. Daar valt ook niet altijd veel te grazen.
Bedoel je, dat de Professor grijze haren opgelopen heeft van de zorg?
Neen, ik denk vooral aan de Journalist en de Stepdanser. Weet je dat ik tranen in de ogen krijg wanneer ik denk aan de Stepdanser, met zijn vetvlekken, met zijn paarse papegaai, waar zo'n slechte port geschonken wordt, en met zijn lichtzinnige vrouw, die een waanzinnige glans in de ogen krijgt wanneer zij achterna gezeten wordt.
En hoe denk je over de Invalide?
Ach, die heeft het nog zo kwaad niet. Met zijn vuilnisemmer, zijn houten been en zijn gasmasker.
(verschrikt in de richting van de rotsen wijzend) Zie je daar niets tussen die rotsen?
Je weet dat ik in de schemering niet zo goed zie, ik zou weer eens naar de dokter moeten.
Kijk daar heb je hem weer. Zo'n vreemde man heb ik nog nooit gezien. Het lijkt wel een reusachtig dwaallicht. Kijk ... daar heb je hem weer. Wat een voddige kleren draagt hij! Maar wat een kleurige vodden, rood en geel! En op zijn hoofd heeft hij een sjako van zilverpapier.
Neen, ik zie niemand. Ik zie alleen maar dat de getuigen op hun rotsen verzitten zoals kippen op hun stok; vooral de Journalist maakt geweldig onrustige bewegingen met zijn achterste, het schijnt toch niet zo makkelijk een plezierig plekje te vinden op de maatschappelijke rotsblok-
| |
| |
ken. Wat blijven ze stil, die getuigen! Het gaat er werkelijk onheilspellend uitzien.
Kijk daar heb je hem weer. En hij heeft een stok met een zilveren knop in de hand.
Ik zou ook eens eindelijk die eigenaardige sinjeur willen zien, die blijkbaar al je aandacht in beslag heeft genomen, zodat je geen woord meer over hebt voor mijn toekomstige moordenaars.
(Men ziet nu de Oplichter, de door Eliza beschreven figuur, enige sprongen maken tussen de rotsen. Hij maakt enige pirouettes en entrechats en verdwijnt weer achter een van de rotsen, springt weer te voorschijn. Vooral de rode vodden, de zilveren sjako en de zilveren knop van de wandelstok vallen op. Tenslotte stelt hij zich voor Versteeke en Eliza. Zijn gesprekken onderbreekt hij telkens met enkele danspassen)
De doodstraf is blijkbaar nog niet voltrokken. Ik heb tenminste het lijk nog niet gevonden. Ik heb achter alle maatschappelijke rotsblokken gezocht, ook met mijn ogen, maar met mijn neus vooral. Ik heb een fijne neus voor lijkenlucht!
Behoort u ook tot de nieuwsgierigen? Wilt u zo graag de afschuwelijke voltrekking van een doodvonnis bijwonen?
Neen, zoiets heb ik al zo vaak gezien. Belang in zoiets stel ik allang niet meer! De een ligt daar met zijn stil en bleek dodengezicht naast zich. Neen, zoiets doet te veel aan het einde van de mens denken. Een ander hangt aan de galg, met zijn tong uit de bek en met zijn baard, die doorgroeit, zodat gehangenen er altijd ongeschoren uitzien. Neen, zoiets doet te veel aan ons einde denken.
En weer een ander geëlektroku.. ku ... ku ...
Nou ja, niemand is verplicht moeilijke woorden uit te spreken. Neen, ik ben hier voor zaken. Ik ben kortom de aasgier, de jakhals ..
Vindt u ook niet? Want u begrijpt wel, zo'n lijk ligt daar met allerlei eigendommen bij zich.
| |
| |
Soms ook met een doosje lucifers.
Zonder lucifers kun je tenslotte niet roken, ook al heb je een volle doos van de beste sigaretten ...
(giechelend Versteeke in de zijde stompend) Ja, vindt u dat ook zo ondoorgrondelijk?
U kunt zich niet voorstellen hoe onaangenaam het is als mijn man 's nachts opstaat en roken wil, maar geen lucifers vindt.
Zouden wij die getuigen daar op hun rotsen zo lang kunnen laten wachten?
Als ze je eenmaal in hun macht hebben, dan zijn ze van een engelachtig geduld.
Het zijn eigenlijk nare mensen. Net automaten. Kijk ze eens verzitten. Net kippen op een stok. U moet weten, dat ik mijn man nooit napraat ... Maar wat heeft dat te betekenen? (De getuigen op de maatschappelijke rotsen beginnen nu zonder enige aanleiding dierlijke geluiden voort te brengen, de Professor kraait, de Stepdanser fluit als de nachtegaal, de Invalide blaat, de Journalist koert als de tortelduif, de Anarchist loeit)
Is de wereld dan een dollemanshuis geworden?
Dat is de wereld altijd geweest, mevrouw. U moet weten, mevrouw, dat de gemeenschap altijd graag met symbolen werkt, bij voorkeur halen zij er de dieren bij, zij bootsen de reinheid en kracht van de paradijswezens na.
Nogal een zielige vertoning, vind ik.
Maar maakt u zich geen illusie; als ze slaan, slaan ze hard, zo zielig als zij er uitzien.
Ik heb er geen bezwaar tegen dat zij hard slaan, maar ik vind die methode van knuppelslagen toch werkelijk een beetje ouderwets. Zoveel knappe koppen hebben zich het hoofd gebroken over een juiste methode om de mens af te maken en nu komen ze aanzetten met lynchen met knuppelslagen. Dat wil er bij mij niet in, het is een ouderwetse methode.
Nou vat u het ook te letterlijk op, gelyncht met knuppelslagen wordt u heus niet. Zij hebben het niet op uw
| |
| |
lichaam gemunt, maar op uw ziel. Zij zitten daar rustig op hun rotsen af te wachten dat u uw waarheid ontkent. Dat vinden zij fijn, als er een waarheid gevonden wordt, dat brengt leven in de brouwerij. Maar de waarheid moet ontkend worden, dat geeft weer een veilig gevoel.
(vlijt zich droevig neer op een van de banken, vouwt de handen en bidt) O, geef dat Hans toch eindelijk zijn ziel verkoopt, dan kunnen wij zo aardig samen in leven blijven. Wij hebben weleens ruzie, maar eigenlijk hebben wij het reuze prettig met elkaar.
(met de handen op de rug op en neer wandelend, in diepe gedachten verzonken) Waarom zou ik de waarheid niet ontkennen? Het is trouwens geen waarheid, het is je reinste onzin. Wanneer ik de waarheid niet ontken, word ik natuurlijk toch afgemaakt met knuppelslagen, wat ook die voddige Oplichter ervan zeggen mag. Want ik begrijp: het was natuurlijk een voorwaardelijke veroordeling. Je moet op de rechtszittingen je hoofd er goed bijhouden, anders ontgaat je van alles. De waarheid kan voor mijn part een staart krijgen. Maar als ik mijn ziel verkoop, moet ik natuurlijk toch op zo'n rotsblok.
(nog steeds innig biddend) Geef dat hij toch eens eindelijk zijn ziel verkoopt. Wij hebben het reuze prettig met elkaar.
Maakt u zich geen zorgen, mevrouw. Zijn ziel zal hij heus wel verkopen. Om je lichaam te offeren heb je maar één ogenblik nodig van ondoordachtheid of moed. Wie daarentegen zijn ziel onbesmet wil houden, wordt gedoemd tot een levenslange strijd.
(Op de maatschappelijke rotsen worden nogmaals de dierlijke geluiden voortgebracht)
(haastig opkomend met het Meisje achter hem aan) Het is voor de tweede keer dat ik de rotsen victorie hoor kraaien! Dat gaat niet langer. Ik heb er ernstig over nagedacht. Neen Versteeke, je bent werkelijk te slap, te warrig. Je kunt je eigen waarheid niet verdedigen. Ik heb er de hele dag over nagedacht. Als ik diep nadenk, heb ik altijd een meisje bij me, zoals je van vroeger weet. Wanneer
| |
| |
mijn gedachten zo diep worden dat ik ze niet meer kan volgen, dan pleeg ik een kleine uitspatting. Dat frist op.
Maar betalen doet hij niet!
Ik heb je gewaarschuwd dat je uit de buurt van diepe denkers moet blijven. Zij willen wel betalen, maar zij hebben geen geld.
(De Oplichter en het Meisje verdwijnen nu dansend achter de rotsen)
Neen Versteeke, je bent te slap. Ik heb er de hele dag over nagedacht. Blijf voortaan maar zelf van je eigen waarheid af. Ik heb het op mij genomen om haar voortaan te verdedigen. Je maakt er geen ernst mee. Jij zou er toch geen nieuw rijk mee kunnen stichten. En daarvoor dient toch een waarheid: om een nieuw rijk te stichten. Ga jij maar met je lieve, maar wat onnozele Eliza een nest bouwen.
Eliza, laten wij maar weggaan. Die man wordt beledigend. Niets is trouwens zo vreselijk als waarheden waarmee ze nieuwe rijken stichten.
Maar beloof eerst, dat je je ziel verkoopt.
Maar je hebt toch gehoord dat dit niet een kwestie is van moedige of ondoordachte beloften, maar van een levenslange strijd.
(Eliza en Versteeke verdwijnen, de armen om elkaar geslagen, in de achtergrond van de rotsen)
(wijdbeens en de handen op de heupen) Ziezo, nu zal ik jullie drillen! Wat zijn jullie!
|
|