| |
| |
| |
Derde bedrijf
Midden op het overigens lege toneel een hoog kamerscherm, met enorme pauwe-ogen. De Oplichter en het Meisje hollen om het scherm, krijgertje spelend.
Pas op, meisje, of ik pak je.
Nee, zo gauw krijg je mij niet.
Wanneer wij zo tegenover elkaar staan, moeten wij elkaar in de ogen kijken, het geeft een prikkelend gevoel.
Wat een malle kunsten. Wat hebben de mensen eraan ons op en neer te zien hollen dat de planken ervan rammelen.
Nou goed. Laten we dan even achter de coulissen gaan.
Nee, dat doe ik niet. Na een enkele flauwe kus op mijn voorhoofd is het voor jou al gedaan. Dan lig je maar de ene sigaret na de andere op te puffen. Met je glazige ogen op het plafond gericht. Begrijp je niet dat dat voor mij een vreselijk uitzicht is?
De mensen hebben niets aan ons. Veel liever zouden zij nu eens kennis maken met mevrouw Van Kamme. Het publiek brult om mevrouw Van Kamme. Een brullend publiek, ook een vreselijk uitzicht, niet?
Je hebt gelijk. Wij onthullen dus mevrouw Van Kamme. (Hij wil het scherm wegnemen, maar het Meisje houdt hem tegen)
Neen nog niet. Vertel mij eerst, begrijp je iets van mevrouw Van Kamme? Een raar mens. Ze wil de mensen laten denken dat er heel wat bij haar te doen is, terwijl er niets bij haar te doen is.
| |
| |
Dan zit ze ook nog op de tribune, doodsbleek.
In de passende japon. Hoe rijm je dat?
Laat me nou even nadenken en kijk mij niet zo afschuwelijk zinnelijk aan.
Ik jou zinnelijk aankijken?!
Het geheim van mevrouw Van Kamme.
(tot het publiek) Luistert, dames en heren, het geheim ...
Neen, mevrouw Van Kamme moet maar zelf zeggen of ik goed geraden heb al dan niet.
(Het scherm wordt opzij geschoven. Men ziet een enorme schemerlamp met een grote zwarte ijzeren mot aan een dik stuk staaldraad. Mevrouw Van Kamme zit onder de schemerlamp op kussens, aan haar voeten zit de Volgeling)
Mag ik u even in de rede vallen? Het gaat om een aardigheid. Maar voor mij zijn alleen aardigheden van gewicht.
Zeker, mijnheer met het knappe uiterlijk. Dat onderbreekt tenminste de stortvloed van woorden, waarmee de Volgeling mij aan het verstand wil brengen dat hij officier Versteeke tenslotte toch nog heeft vermoord.
Is het nog niet uit met die vervelende Officier?
Ja, merkwaardig de rol die de dood speelt in jonge hersenen. Reeds de kleine ongemakken worden in de Sturm und Drang gekarakteriseerd als terechtstelling en moord. Neem nu bijvoorbeeld die jongen Hans Versteeke. Eerst zou hij terechtgesteld worden. En nog wel met knuppelslagen! Welzeker een fraaie boel. Dat ging dan ook niet door. Wel moest hij zijn ziel kwijt, of dat doorging is mij onbekend. In ieder geval zag ik hem paardrijden in het park met zijn onbezielde Eliza. Voorlopig leefde dus zijn lichaam nog. Nu zit hier zijn Volgeling mij half grienend te vertellen dat hij Versteeke zou hebben omgebracht. Naar hij zegt op een stille gracht.
Ach mevrouw, die Volgeling is niet goed wijs.
| |
| |
Vandaar ook dat ik mij met hem occupeer, aan u bijvoorbeeld zou ik weinig plezier beleven.
Ik kwam ook niet om een aanzoek te doen, mevrouw, ik zal mijn liefde en mijn ontelbare sigaretten voorlopig maar in de buurt van dit deerntje verbruiken. Zij heet Annie. Nou Annie, geef eens een poot ...
Doe niet zo gek, anders vertel ik dat je al drie keer gezeten hebt.
Dierbare Oplichter, ik vind u inderdaad charmant.
Myra, waarom stuur je die mensen niet weg?
Weest u niet bevreesd. Wij vertrekken zo. Ik wil u nog alleen maar vragen of ik een juiste analuuze, let wel ik zeg niet: anna lize maar analuuze, van uw psuugee, let wel niet psiegee, heb gemaakt.
Hoort u wel, daar schept hij mee op. Met zijn gevangenis-geleerdheid.
Driemaal zitten. Voor rijwielplaatjes. Daar draai ik mijn hand niet voor om. Daar schaam ik mij ook niet voor.
Dat hoeft ook heus niet, mijnheer. Een analyse van mij, dat lijkt mij aller-alleraardigst.
Neen mevrouw: boeiend, boeiend is het juiste woord.
Mevrouw, ik beschikte in dit geval niet over een volledige gevangenisbibliotheek. Ik moest uitsluitend bij mijn ervaringen en mijn parate kennis te rade gaan. Ik was eens chauffeur. Bij een sjieke familie wel te verstaan. Ik had eens verkering met een keukenmeid op het Museumplein. Van liefde en sjieke mensen en zo, let wel: en zo, heb ik dus wel enige kaas gevroten.
Ja mevrouw, het is een echte souteneur, hij vreet je het brood uit de mond.
Nu meisje, als je je niet weet te gedragen, moet je maar fluks ophoepelen.
(tot het Meisje) Hoor je 't (tot mevrouw Van Kamme) En ik beschikte maar over zeer karige gegevens.
| |
| |
(brommerig) Waarom stuur je dat stuk patjepeeër niet weg?
Dat stuk patjepeeër, mijn waarde, is heel wat amusanter dan vele Volgelingen.
Dank u, mevrouw. De karige gegevens waren dan dat u doodsbleek in de passende japon op de tribune zat. Deze woorden zijn nog van... hem (hij wijst naar de Volgeling)
En verder dat u het voor de mensen wil laten voorkomen of er veel bij u te doen is, terwijl er niets bij u te doen is. Deze woorden waren weer van... hem (wijzend naar de Volgeling)
Niet al te grappig willen zijn, Oplichter, anders overschrijdt u licht de grenzen der welvoeglijkheid.
Ik bied u mijn verontschuldigingen aan.
Dewelke zijn geaccepteerd. Wat een bekoorlijk boefje is u eigenlijk.
Ik zou bij mevrouw geen aanzoek durven doen.
Wie weet, wie weet. Misschien dat u dan nog zou kunnen zingen van de man uit de Jordaan heeft een mevrouw Van Kamme opgedaan.
Nou dan zal ik mijn beste beentje voorzetten. Mijn conclusie was, mevrouw, dat u een lieve en hartelijke vrouw bent.
Wat een flater, Oplichter, wat een flater!
Neen, neen. Ik weet wel beter. Ik heb u door. Ik ken u door en door. U is veertig jaar. Daaromtrent. Let u wel: daaromtrent. U laat ze maar aan uw ringen spelen. En het zijn zulke stommeriken, mevrouw, geen turkoois van een topaas onderscheiden kunnen ze. Neen mevrouw, kijkt u niet bezorgd, ringen jatten doe ik niet. Zij draaien aan uw ringen als een zeeman aan zijn stuurwiel in een zee berucht om haar woeligheden.
Zeer juist, Oplichter. De zee is de Sturm und Drang.
| |
| |
Pardon, mevrouw: de Golf van Biscaye.
Enfin, daar praten we nog weleens over.
Mag ik enige hoop koesteren, al doe ik ook geen aanzoek?
Schiet op, man. Eerst je analuuze.
Zij draaien maar aan het stuurwiel. U daarentegen kijkt neer op hun krullebol. U peinst: Ik ben tien jaren ouder, ik telde vanmorgen voor de spiegel zeven grijze haren en sommige rimpels kan ik ook met massage en plastische operatie niet geheel meer wegwerken.
Blijf asjeblieft complimenteus, lieverd, het is al erg genoeg.
Ik spreek objectief, mevrouw. Dat gebiedt de wetenschap. En zegt u nou zelf: is ouderdom niet aantrekkelijker dan de jeugd? Kijkt u eens naar zo'n jonge meid. (Hij trekt Annies lip op, zodat de tanden zichtbaar zijn) Een goede bek met tanden. Ze wil niet geloven, dat onze kiezen eigenlijk molaren heten... En dan zo'n zacht vel... Maar zegt u nou eens zelf: wat heb je er in godsnaam aan? Het hangt je de keel uit, je gaat naar het plafond liggen staren.
Oplichter, Oplichter, nu moet je niet al je kennis in enen willen luchten. Zo komen wij niet verder. Ook verspeel je zo mijn vriendschap.
Nou, ik hou u aan uw woord.
Weet je dan niet dat in de liefde beloften niet tellen?
Dat was weer zo'n flater van mij. Mij ontbreekt de academische opleiding, kortom de Alma Mater.
Maar nu schiet op, beste man, met de analyse, de tijd is beperkt, de Volgeling heeft mij nog een boel van moord en doodslag mee te delen.
Spot niet, Myra, zeker niet in bijzijn van het ergste schorriemorrie. (Allen lachen onverwacht hartelijk)
U hoort dan zo de levensmoede dromen van de
| |
| |
krullebollen aan en weet niet of uw weemoed, uw spleen, uw blues, uw melancholie de dood betreft die zich langzaam in uw eigen haren en rimpels aftekent, danwel de dood die in de vorm van levensmoede malligheden zich voor de eerste maal aankondigt in de hersenen van jeugdige krullebollen.
Dat is juist, Oplichter, wij tekenden allen de huwelijksakte met de dood.
Ik persoonlijk ben necrofiel als sommige zenuwachtige koningen en enkele bekwame diplomaten.
Geen vieze grappen asjeblieft.
Vandaar dat u zoveel gelegen is aan uw doodsbleke verschijning in het openbaar. De mens wil nu eenmaal dat zijn uiterlijk het beeld zij van zijn innerlijk... Onder ons gezegd, mevrouwtje, u en ik, wij zijn rare snuiters. De mensen begrijpen ons niet.
Mij begrijpen ze maar al te goed.
Ja, ze spreken zoveel kwaad van u, dat er wel enige waarheid onder schuilen zal. Niet alleen de weemoed speelt een rol bij uw verboden omgang met onvolwassen luitenants. Neen, ik heb u door. Ik ken u door en door! Diep in u wordt ook... de vrouw beroerd.
(het hoofd lachend naar achter werpend) Juist, Oplichter, laten wij het zo maar noemen en weer vlug over deze beroering heenstappen. Ik maak u mijn compliment, de analyse was uitstekend. Geeft u mij nu weer over aan de heel wat minder snuggere Volgeling. Au revoir, dierbaar boefje.
Al heb ik dan ook geen aanzoek gedaan, mag ik toch enige hoop koesteren, zalige mevrouw? (Mevrouw Van Kamme lacht luid, het hoofd naar achter werpend, totdat de Oplichter en het Meisje van het toneel verdwenen zijn)
Nu, daar zijn wij weer alleen, mijn sombere vriend. Je hebt het natuurlijk beneden je waardigheid geacht te luisteren. Veel wijsheid heb je aldus aan je voorbij laten gaan.
| |
| |
De wijze wordt niet geëerd...
Mij voor pietsnot laten zitten om het oor te lenen aan de fielt!
Niettemin is het deze fielt, en niemand! anders, die je in je benarde omstandigheden helpen zal. Heb je niet gezegd dat je je vriend Versteeke had omgebracht, en wel in een stille rimpelloze gracht, om met zijn grote waarheid een nieuw rijk te stichten, waarin de zon ook alweer niet ondergaat.
Ik heb nooit geweten dat mij tenslotte na de moord de moed in de schoenen zinken zou. Het is ongelooflijk zo sterk als ik afgeleid word door de gedachte aan mijn dode vriend. Een moord, Myra, wel potverdikkie, dat is iets vreselijks, al denken sommige mensen er tegenwoordig nogal licht over.
De Oplichter heeft mij zojuist beloofd het nieuwe rijk voor je te stichten. Daar komt trouwens, zoals je weet, altijd een oplichter bij te pas. De volgeling gaat immers altijd diep gebukt onder de onmenselijke moord op zijn in de grond zo goedhartige en vriendelijke voorganger. Als volgeling krijg je dan ook al gauw iets stars en kinds. Op dat ogenblik ben je ook juist bizonder geschikt voor heerser.
Nee maar, daar kijk ik van op. Heeft de Oplichter je beloofd dat hij de oprichting van het nieuwe rijk op zich zou nemen? Daar kijk ik van op, waarde Myra. (De Volgeling wordt zienderogen levendiger) Daar kijk ik van op. Of lieg je mij maar wat voor? Want ik heb er niets van gehoord. Ik heb alleen maar gehoord dat hij zeurde over Annelies of Anna Liza. Waarschijnlijk bedoelde hij de Mona Liza. Enfin, je kunt zo'n onbeschaafde donder zo'n kleine vergissing niet kwalijk nemen.
Je bent nooit bizonder scherpzinnig geweest, maar na de moord verminderen je geestvermogens zienderogen. Gesproken heeft de Oplichter natuurlijk alleen over Anna Liza of Mona Liza of zoiets dergelijks. Maar de woorden die worden uitgesproken, zijn niet de belangrijke. Het zijn de woorden die verzwegen
| |
| |
worden, waarnaar wij met gespannen aandacht moeten luisteren.
(de vinger in de lucht of hem een licht opgaat) Juist, juist, Myraatje, die boef heeft je dus een stilzwijgende belofte gedaan. Hij heeft je de stilzwijgende belofte gedaan het Nieuwe Rijk van de ouwetomaten voor mij op te richten. Maar dat is subliem, kind. Ik kan nu wel mijn handen in onschuld wassen. Geef mij een waskom als je die bij de hand hebt. Nee maar, dat is prachtig. Niettegenstaande mijn gedruktheid vanwege die afschuwelijke moord komt dus alles toch nog voor de bakker. Neen maar Myra, kom laten we gaan. Daar moet ik een borrel op pakken. Neen, ik moet mijn handen in onschuld wassen! Of kortom, ik moet mijn handen wassen. Ik zal ook een schoon boordje omdoen. Ik zal mij kortom verschonen. Schone sokken. Schoon ondergoed. Ik moet piekfijn in het Nieuwe Rijk verschijnen.
(Gearmd wandelen mevrouw Van Kamme en de Volgeling het toneel af, slepend langzaam)
(vlak voordat zij van het toneel verdwijnen) Ik zal hem wel mores leren ...
(Nauwelijks zijn mevrouw Van Kamme en de Volgeling het toneel af of met veel lawaai verschijnen de Anarchist, de Stepdanser en de Invalide, die timmermans- en metselaarsgereedschappen en tevens enige bakken met steen bij zich dragen)
Wij zullen de bevelen van de Oplichter stipt opvolgen. Iedereen moet tenslotte wijs worden. ‘Wie met achttien geen socialist is, heeft geen hart; wie met veertig nog altijd socialist is, heeft geen brein.’ Dat zijn de woorden van een groot staatsman. Letten jullie er dus wel op. Wij zullen wel degelijk een nieuw rijk oprichten, maar ons tevens stipt houden aan de bevelen van de Oplichter.
Ik begrijp niets van jouw koeterwaals. Dat is makkelijk gezegd, een nieuw rijk oprichten. Maar hoe moet dat nou? Zal ik je wat zeggen, Stepdansertje, we zitten lelijk met onze handen in het haar.
| |
| |
Zal ik dan maar een aardig dansje ten beste geven?
Ja, doe dat maar, dan ga ik met de pet rond voor het Nieuwe Rijk.
Wat weten julie ervan hoe een rijk, laat staan een nieuw rijk, wordt opgebouwd.
Ben je dan zoveel als de majordomus van het Nieuwe Rijk?
Neen, want in het eerste begin van een Nieuw Rijk behoort niemand te weten wie hij is of wat hij doet.
Maar ik wil niet met die kist met stenen in mijn handen blijven staan.
In het begin worden overal stukjes muur opgezet. Die kan men later gebruiken zonder dat men nu al dadelijk behoeft te weten waar zij later toe dienen zullen. (De drie beginnen muurtjes te bouwen op het podium)
Dit wordt misschien later de schouwburg, waar ik toegejuicht zal worden vanwege een paar nieuwe danspassen, die ik aan het instuderen ben.
Dit wordt misschien het ouwemannenhuis, waar ik mijn laatste dagen zal slijten. Ik zal de muren extra dik maken. Tegen de kou, begrijpen jullie? Ja, tegen de kou. Als ik het maar warm heb op mijn oude dag, een andere wens heb ik niet.
Dit is misschien de gevangenis, waar ik later opgehangen word. Ik heb altijd angst opgehangen te worden. Daarom misschien heb ik de Officier verraden.
O zo ... Nou maar we moeten de muurtjes niet te hoog maken.
(een sigaret opstekend, terwijl hij het werk staakt en slechts toeziet) Neen, zeker niet te hoog maken. Of wel te hoog maken. Het is allemaal eender. Ik steek de laatste tijd nog weleens een sigaretje op, dat smaakt helemaal nog zo gek niet. (Op zijn vingers aftellend) Ik ken al de Miss Blanche, de North State, ik heb me laatst zelfs aan een Kyriazi vergrepen als aan een Arabische vrouw.
(snel opkomend, met een zweep) Wat is dit hier voor een warboel?
| |
| |
Wij bouwen kleine muurtjes.
Willen jullie wel eens gauw ophouden met zulke onzin. (Hij schopt de muurtjes omver) Nu wordt er ernstig gewerkt. Het Nieuwe Rijk wordt niet opgebouwd, maar uit de grond gestampt!
Mijnheer de Oplichter, de Anarchist is niet gewend aan handenarbeid, ik zal wel voor hem werken.
Wat voor schurkachtigheid steekt dáár nu weer achter?! De Anarchist zal evenzeer handenarbeid verrichten. De zweepslagen zullen vooral op zijn rug neerkomen. De laatste resten van een opstandige geest moeten eruit! Nu aan het werk voor de inwijding van het Nieuwe Rijk. Drie zetels rechts, een voor de Volgeling, een voor mevrouw Van Kamme en een voor de Oplichter. (Arbeider, Invalide en Anarchist komen aandragen met de zetels) Die schemerlamp met de ouwe mot eruit! En nu drie taboeretten links, een voor de Invalide, een voor de Anarchist, een voor de Stepdanser! Een katheder op de achtergrond voor de Professor! Een perstribune voor de Journalist. En nu rest nog de sarcofaag voor de martelaar Versteeke. De sarcofaag moet in het midden geplaatst worden. (Alle bevelen van de Oplichter worden prompt opgevolgd, maar bij het laatste bevel wordt geaarzeld)
Hoe groot moet die doodkist zijn, mijnheer?
Wat voor doodkist? Een sarcofaag is het, begrijp je? Geen doodkist, begrijp je? Maar daar zeg je me wat. Hoe groot moet die doodkist zijn? Ik mag wel doodkist zeggen, maar jullie moeten spreken van sarcofaag. Ja, maar daar zeg je me wat! Hoe groot moet het ding zijn. Voor mijn part spreken jullie ook maar van doodkist, wij leven in een vrij land, wij vallen niet over een woord. (Luid schreeuwend) Myra! (Na een stilte nogmaals) Myra!
(van achter de coulissen) Ja wat wil je, schat?
(nog steeds luid schreeuwend) Hoe groot was de knul? Hoe lang was Versteeke?
Ik zal het in mijn aantekenboekje nakijken, wacht even!
| |
| |
Ja, dat is heel verstandig, dat we de juiste maat nemen. Anders zouden de mensen ons niet geloven. De mensen, mijnheer, dat is zulk tuig!
Wat zeg je, Invalide? Neen, de mensen zijn helemaal geen tuig, wij zijn tuig, dat weten de mensen heel goed. Of ze weten het niet. Het laat mij trouwens koud. Wel potverdikkie, krijg ik nou de maat of niet? (Luid) Myra van je Kan mij.
Laten we dan maar een meter vijfenzeventig nemen. (De doodkist wordt gehaald en midden op het toneel geplaatst) Eindelijk zijn we klaar. Ik dacht niet dat je nog zoveel last zou hebben van een dode. Toch was het een goede gedachte van de Stepdanser: de maat! Gaan jullie je nu verkleden. Denk eraan: glimmende bruine schoenen aan en brillantine in je haar. De kleren doen er niet toe, een echte gentleman is trouwens nooit goed gekleed. Het gaat om je haren en je schoenen.
Komt de martelaar dan niet in de kist?
Je denkt zeker dat wij het niet druk genoeg hebben. We moeten zeker ook nog de rivieren gaan afdreggen. De Volgeling heeft hem ergens in het water gestoten. Of wisten jullie het niet? Dan weten jullie het bij dezen. Jullie moeten je vertrouwen in mij stellen en niet in de Volgeling. Een fijne jongen: mensen in het water stoten!
Moet er dan niet een zindelijke lijkenwa of een nieuwe vlag over de kist?
Een nieuwe vlag, een nieuwe vlag ... Daar zeg je me wat ...! Een nieuwe vlag ... Dat verwachten ze allemaal natuurlijk: een nieuwe vlag. En juist daarom niet doen. Geen vlag nodig. De kist gaat dicht. Potdicht. (Kist dichtgeklapt) Nu jullie je gaan verkleden!
Moet er dan geen pastoor bij zo'n kist, mijnheer?
Daar zeg je een verstandig woord, vrind. (Luid) Myra!
Zullen we een pastoor of een dominee nemen?
| |
| |
Ik bedoel voor die doodkist. (En nadat er even stilte heeft geheerst, donderend luid) Voor die doodkist!! Nu zul je mij toch wel verstaan, niet? Anders moet je wat minder luisteren naar woorden die verzwegen worden.
Neem maar een pastoor! Die hebben meer gevoel voor ceremonie! Geef hem niet te veel bier! Anders wordt het een dolle historie!
Jullie hebben het gehoord. Alles wordt hier zo maar van de daken af geschreeuwd! Gevoel voor discretie heeft niemand meer! Dus een bidstoel voor de pastoor!
(Het bevel wordt gehoorzaamd, waarna zij allen het toneel verlaten, behalve de Oplichter die nadenkend en langzaam enige malen over het toneel heen en weer loopt)
(alleen op het toneel) Die Volgeling moet ik een loer draaien. (Langzaam af)
(Nu komt de Pastoor binnen, knielt neer op de bidstoel, waar hij zijn brevier begint te bidden. Nonnen komen binnen met kaarsen, plaatsen ze om de sarcofaag, en verdwijnen, behalve een enkele non die bij de doodkist blijft kruisen slaan)
Kom zuster Eulalia, een beetje opschieten. Dadelijk komen de dames en heren. Die zijn niets voor jou. Je zou van ze schrikken. (Ook de laatste non verdwijnt)
Wat dat nonneke bezielt, mag Joost weten! Ik zou weleens een potteke bier willen drinken met de vrijdenkers. Dat moeten vreemde snuiters zijn met opmerkingen waar men aangenaam van rilt. Ik zou ze op mijn beurt ook heel wat kunnen vertellen. Zo over zuster Eulalia. Van doden is zij niet weg te slaan. Zo'n raar nonneke. In de biecht is ze niet veel soeps.
(die binnen komt snellen in zichtbaar verwilderde staat en direct op de doodkist afloopt) Ligt hier iemand in de doodkist? Ik moet het weten voor de ochtendeditie. De krant wordt over een half uur gedrukt!
Als verslaggever behoorde u beter op de hoogte te zijn. Daar ligt natuurlijk de martelaar.
Waarom klinkt die kist dan zo hol?
| |
| |
U is klaarblijkelijk geen theoloog, anders zou u weten dat martelaars hol klinken.
(De anderen komen nu binnen en nemen de voor hen bestemde plaats in. Eerst de Invalide, de Stepdanser en de Anarchist. Gevolgd door de Volgeling, Myra en de Oplichter)
Weet u volkomen zeker dat hier iemand in ligt!
Wat voor wanordelijkheid moet ik in uw gedragingen vaststellen? Weet u niet waar uw plaats is? Vragen moet u ook niet stellen. Dat doen alleen intellectuelen.
Dan ga ik maar weer naar die perstribune, waar ik sinds het begin van de wereld zit ... Mijn vogel is mij uit de hand gevlogen ... Holle kisten zitten vol martelaars ... Wat een vreselijke martelaars ... Hol klinkende ... Juist de volste vaten klinken tegenwoordig het holst.
(Iedereen heeft nu zijn plaats ingenomen)
(tot de Oplichter) Denk eraan, klokslag twaalf begint onze wilde amourette.
Mens, spreek niet zo luid, de Volgeling zou het horen. Een fijne jongen, mensen in het water stoten!
Vrees niet, hij bestaat niet meer, tot voor kort dacht hij nog aan zijn moord, nu is hij niets dan een officieel persoon, met lintjes op zijn borst, met zenuwtrekkingen op zijn wang.
Ja ja ... met een stijve boord.
En die zijn hoofd keren noch draaien kan. Een vreselijke vent eigenlijk.
Wij zullen hem wel krijgen. We zullen hem wel klein krijgen. Hoe zal ik je voortaan noemen? Of zal ik je voortaan alleen maar een beetje knijpen? Of zal ik je voortaan noemen Lady Macbeth? Of Russische Catharina? (Myra lacht luidop)
Wordt er gelachen om die holle kist?
Ik waarschouw jou, dat wij geen wanordelijkheden zullen dulden.
(met de hand tot stilte manend) Het slot be-
| |
| |
vestigt mijn voorspelling. Ik weet trouwens alles. Een belangrijke waarheid moet door de volgeling gaan, opdat alles blijve als vanouds. Ik weet alles.
Leve de Volgeling! Leve Myra! Leve de Oplichter! Ja leve de Oplichter! Leve de Automaten!
|
|