Florrie Rodrigo
De geschiedenis van de kunstdans in Nederland reikt zo weinig ver, dat er onder de levenden velen zijn, die er een groot gedeelte van persoonlijk hebben medegemaakt. In hun herinnering passeert spoedig ook Florrie Rodrigo de revue. Zo zij al niet tot de allereersten uit deze geschiedenis behoort, zij sluit zich al dadelijk bij de eerste groep aan. Wij mogen haar dan ook met recht tot de pioniers van de danskunst in ons land rekenen. Wanneer ik in dit kort overzicht haar werk niet alleen met de reverentie, verschuldigd aan de pionier, beschouw, maar ook kritisch behandel, dan komt het omdat haar loopbaan niet is afgesloten, maar integendeel, indien de tekenen niet bedriegen, binnen afzienbare tijd haar rijkste, rijpste fase zal vertonen.
Deze pittige, donkere vrouw, met het iets te grote hoofd, die herinneringen wakker roept aan sommige figuren op de schilderijen van Velasquez, vertegenwoordigt, zoals ik al liet uitkomen, een kwarteeuw Nederlandse danskunst. In deze kwarteeuw heeft zich ongetwijfeld een duidelijke ontwikkeling baangebroken, maar evenzeer moeten wij hieraan toevoegen, dat deze ontwikkeling zich niet in een definitieve stijl heeft kunnen bevestigen. Wat ik hiermede bedoel, laat zich juist met het werk van Florrie Rodrigo bijzonder goed illustreren. Ook haar danskunst heeft een duidelijke, indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Wij herinneren ons de tijd, toen zij de ‘Dorpsjongen’ danste, een periode van louter vitale danslust, die haar individuele verdieping vond in latere prestaties als de ‘Dodendans’, terwijl zij tenslotte, na moeitevol experimenteren, in haar laatste dansen als ‘Rouwdans voor de Gevallenen’ en ‘Naar het Front’ in de individuele verdieping ook de wijdere dimensies van haar collectieve gevoelswereld weet te betrekken. Een indrukwekkende ontwik-