| |
| |
| |
Voordracht gehouden bij de opening van het Curaçao's museum
Excellentie, Heren Statenleden, Dames en Heren,
De taak, die op mij rust, is u een kort overzicht geven van de expositie die straks zal worden geopend door Z.Exc. de Gouverneur. U moet van mijn kort overzicht niet meer verwachten dan het kan zijn, een oppervlakkige oriëntatie in de groep van dertien schilders met wie u de komende twee maanden zult kennismaken. Ik kan u een overzicht geven, ik kan u geen inzicht bijbrengen. Het inzicht kan niemand u bijbrengen, dat moet u voor zichzelf verwerven wanneer u daar tenminste lust toe hebt.
Voor kenners van de schilderkunst, die zich eventueel onder u mochten bevinden, zijn deze woorden vrijwel overbodig. Zij zijn bedoeld voor degenen, die terecht of ten onrechte menen geen vertrouwdheid met de schilderkunst te bezitten. De hedendaagse schilderkunst valt in Nederland evengoed als in andere landen uiteen in verschillende scholen. Dat is nu bekend, het is zelfs een betrekkelijk afgezaagd thema om grapjes te lanceren op de verschillende ismen als kubisme, futurisme, expressionisme, verisme, dadaïsme, elementarisme enzovoort enzovoort. Welnu bij de samenstelling van een expositie van hedendaagse schilderkunst konden wij twee richtlijnen volgen. Ten eerste konden wij proberen een demonstratie te geven van de verschillende scholen, desnoods van alle scholen. Het spreekt vanzelf dat de kwaliteit daarbij enigszins in het gedrang zou zijn gekomen. Of wij konden ons eenvoudig laten leiden door de kwaliteit van de schilderijen. Wij hebben gemeend de laatste weg te moeten volgen. De meeste van de hier tentoongestelde doeken kunnen worden gerekend tot het voortreffelijke dat ook tegenwoordig op dit gebied wordt voortgebracht in Nederland.
| |
| |
Zonder al te zeer in details te treden kunnen wij zeggen dat het werk van deze 13 schilders in 4 groepen is onder te verdelen. 1. Een esthetische groep waartoe te rekenen zijn jan sluyters, matthieu wiegman, charles eyck, wim oepts en johan buning; 2. een expressionistische groep die mijns inziens op indrukwekkende wijze is vertegenwoordigd door henk chabot en charley toorop; 3. de groep van de neorealisten die enkele van hun prachtigste schilderijen hebben afgestaan. Hiertoe worden gerekend a.c. willink, wim schuhmacher, dick ket en e. fernhout en tenslotte: 4. de surrealisten die hier vertegenwoordigd zijn door de buitengewoon charmante jeroen voskuyl en herman kruyder die behoort tot de oorspronkelijkste schilders van de laatste tijd.
Uit de namen van deze groepen kunt u reeds gevolgtrekkingen maken omtrent het wezen van deze kunstenaars. Ik zal er even in het kort op ingaan.
Ten eerste de esthetische groep. Bij Jan Sluyters vindt u in zijn beste schilderijen een uitgesproken voorkeur voor de bekoringen van de kleur. Hij wordt gerekend tot de belangrijkste koloristen. Hij werd beïnvloed door de Fransman matisse. Matisse werkte graag met sterke enkelvoudige of beter gezegd onvermengde kleuren rood, groen, blauw en geel. Bovendien verwaarloosde hij het perspectief en de vorm om de kleur des te sterker te laten spreken. Door de sterke enkelvoudige kleuren kreeg zijn werk iets wilds, iets panterachtigs. Zijn werk werd dan ook fauvistisch genoemd. Fauve betekent immers wild dier. Een typisch fauvistisch schilderij op deze expositie is het Naakt van Sluyters dat in de zogenaamde hoofdzaal hangt. Ik zal u ronduit verklaren: op deze tentoonstelling is naar mijn inzicht Sluyters niet op zijn sterkst vertegenwoordigd. Ook bij de samenstelling van een tentoonstelling heeft men met de verwikkelingen van de werkelijkheid te kampen. Daarbij komt dat het werk van Sluyters zo ongelijk is, dat men het gehele oeuvre van deze rasschilder moet hebben gezien om zich een oordeel over hem te kunnen vormen.
Veel beter vertegenwoordigd is hier matthieu wiegman
| |
| |
die ons evenzeer voor een esthetisch probleem stelt. Matthieu Wiegman heeft eveneens gevoel voor kleur, zelfs voor een enigszins weelderige feestelijke kleur. U hoeft maar te kijken naar zijn stilleven, zijn Vrouweportret en zijn Danseres, alle drie geëxposeerd in dit museum, om dit te beamen. Zijn voornaamste pre-occupatie is evenwel niet die van de kleur maar die van de vorm. Hij is niet in de eerste plaats een colorist maar een modelleur. Hij wil komen tot de uitdrukking van de vorm. De Franse meester, die hier zijn invloed heeft doen gelden, heet dan ook niet Matisse maar Paul Cézanne. In haar uiterste consequentie voert deze kunst tot het kubisme maar Matthieu Wiegman is deze weg niet tot het bittere einde gegaan, hij heeft een compromis gesloten tussen het kubisme en het realisme. Hij behoort tot wat in Nederland genoemd wordt de Bergense school, naar het plaatsje Bergen in Noord-Holland, waar vele schilders van deze school jarenlang werkzaam zijn geweest.
De neiging tot het compromis tussen een oude en een nieuwe stijl is iets wat u in Nederland nogal eens aantreft. Het is ongetwijfeld een vorm van wijsheid, maar ook van voorzichtigheid tot aan het angstvallige toe. Bij charles eyck vindt u een bij tijd en wijle bijzonder gelukkige combinatie tussen impressionisme en monumentaliteit. Er zijn critici in Nederland die hem het sterkst vinden als muurschilder. In die hoedanigheid zouden wij hem alle en kunnen vertonen door een tiental kerken uit Brabant en Limburg hierheen over te planten. En dat is nu eenmaal niet mogelijk. Eyck is het typisch voorbeeld van een groot virtuoos, hij schildert even makkelijk met de linker- als met de rechterhand.
Bij wim oepts vindt u het esthetisch georiënteerd Franse expressionisme, dat men eveneens kolorisme of iets anders zou kunnen noemen. Het werk van Oepts is niet groots, maar zonder twijfel ongemeen charmant. johan buning komt regelrecht voort uit de school van de Nederlandse impressionisten van de vorige eeuw; hij heeft zuidelijke invloeden ondergaan, maar zijn belang dankt hij aan de typisch Nederlandse intimiteit.
| |
| |
Ik ga nu over tot de groep van de expressionisten die, zoals ik gezegd heb, op indrukwekkende wijze vertegenwoordigd is door de schilderes Charley Toorop en de schilder Henk Chabot. Wij vinden zowel bij Charley als bij Henk Chabot de drang zich in te leven in het bestaan van de arbeiders en de boeren. Het beroemde schilderij De Kaasmarkt van Charley Toorop en Mensen in Oorlogstijd van Chabot behoren tot de beste voorbeelden van gemeenschapskunst.
Het is dan ook zeer toepasselijk dat zij een plaats gevonden hebben in de zogenaamde Industriezaal van het museum. De Nederlandse expressionisten stellen zich niet tevreden met een esthetisch ideaal, zij streven in de eerste plaats een sociaal ideaal na. Hun grootmeester is dan ook de domineeszoon van gogh, die men evengoed een moderne apostel als een kunstenaar kan noemen.
Het expressionisme hangt samen met het wezen van hun kunst. Zij zijn niet bereid passief te blijven en de natuur naar willekeur op hen te laten inwerken; zij treden integendeel actief op en vervormen de natuur in de zin van deze activiteit. Het misverstand ten opzichte van de expressionistische kunst spruit voort uit het vooroordeel dat men de natuur alleen met impressionistische ogen zou mogen benaderen. Er is op het gebied van deze expressionistische kunst veel dwaasheid begaan maar er is ook veel groots verricht. Tot dit grote moet zeker ook de kunst van Charley Toorop en Henk Chabot worden gerekend.
Buitengewoon rijk vertegenwoordigd is hier de derde groep, de groep van de neorealisten, met Carel Willink, Dick Ket, Schuhmacher en E. Fernhout.
Deze groep wordt dus neorealisten genoemd. Realisten zijn zij, omdat zij de neiging hebben de zogenaamde dagelijkse werkelijkheid met minutieuze soms bijna fotografische nauwgezetheid weer te geven. Zij zijn echter nog iets anders en nog iets meer dan realisten; zij hebben ook de neiging deze werkelijkheid in een onwerkelijk licht te plaatsen zodat zij ondanks haar nauwgezetheid het karakter krijgt van een droombeeld. Willink en Dick Ket willen voornamelijk de fataliteit van het leven tot uitdrukking brengen.
| |
| |
Vanaf 1935, dus lang voor de tweede wereldoorlog, schildert Willink voorstellingen van een dreigende wereldondergang. Daarnaast heeft hij doeken waarop een heimwee naar het verleden hem ertoe gebracht heeft meer of minder arcadische landschappen te schilderen. De fataliteit draagt bij Dick Ket een meer individueel karakter. De medici onder u zullen met een enkele oogopslag van het Zelfportret van Dick Ket de oorzaak kunnen aflezen van de vroegtijdige dood van deze schilder, die op zijn achtendertigste jaar is overleden.
Het werk van Schuhmacher en Fernhout draagt vaak het stempel van de intimiteit en vertoont in het algemeen een grotere mildheid. Ik vestig vooral uw aandacht op Stilleven met Vogels, vruchten en eieren van Schuhmacher. Een voorbeeld van neorealistische precisie vindt u in het Zelfportret van Fernhout, die een zoon is van Charley Toorop en een kleinzoon van de beroemde Jan Toorop.
Ten slotte nog de surrealisten. U stelt mogelijk de vraag die reeds zo vaak is gesteld: Wat is het surrealisme? Ik zou u niet beter kunnen antwoorden dan met een anekdote die ik eens gehoord heb van de beroemde Zwitserse psychiater C.G. Jung. Jung wordt in zijn kwaliteit van psychiater geraadpleegd door een jonge vrouw die er zich over beklaagt dat zij zich niet op straat kan begeven zonder door allerlei vogels te worden aangevallen. De psychiater meent met een hallucinatie of een dwangvoorstelling te maken te hebben en stelt voor haar aan een behandeling te onderwerpen. De ene week na de ander gaat voorbij, de ene maand na de ander, zonder dat zij enig resultaat hebben bereikt. Op zekere middag verschijnt weer de patiënte. Het is zomer, het is warm binnen. Jung stelt voor de behandeling in de tuin voort te zetten.
De patiënte stemt daarin toe. En wat gebeurt er nu, tot grote ontsteltenis van Jung? Zijn patiënte wordt werkelijk door de vogels aangevallen.
Wij kunnen het dus zo uitdrukken. Het surrealisme geeft
| |
| |
het droomleven weer van het zogenaamde onderbewuste. Deze dromen zijn soms zo wezenlijk dat zij ieder ogenblik werkelijkheid dreigen te worden, evenals de vogels van de patiënte van professor Jung. Het surrealisme is op deze expositie vertegenwoordigd door Jeroen Voskuyl en door Herman Kruyder. Jeroen Voskuyl heeft een plaisante atmosfeer; het is natuurlijk geen toeval dat de vogels een belangrijke rol in zijn werk spelen, maar dit is meer een medische dan een schilderkunstige aangelegenheid. Bij Kruyder staan de dromen ongeretoucheerd als dreigende werkelijkheid voor ons. Zoals ik u reeds zei, behoort Kruyder tot de meest oorspronkelijke schilders van de laatste tijd, niet alleen in Holland, maar waar ook ter wereld.
Ik zou natuurlijk nog een hele tijd meer of minder diepzinnige beschouwingen kunnen leveren over de verschillende schilders en hun werk, maar ik meen hiermee te mogen volstaan. Ik zou behalve dit zuiver zakelijk woord ook een persoonlijk woord tot u willen richten. Toen het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen mij verzocht deze tentoonstelling naar Curaçao te vergezellen, heb ik eerst geaarzeld. Ik meen ook nu nog dat ik daar reden toe had. Curaçao is bezig zichzelf te worden, is bezig een staatkundige zelfstandigheid te verkrijgen. Ik vroeg mij af: Moeten wij niet wachten totdat deze zelfstandigheid verkregen is voordat wij overgaan tot de strijd om een culturele zelfstandigheid? Ik heb deze vraag voor mijzelf ontkennend beantwoord. Een volk bestaat als een geheel, ook zijn functies moeten als een eenheid worden beschouwd. Wie zijn zelfstandigheid in het ene opzicht bevordert, bevordert het ook in alle andere opzichten. Wie zijn culturele zelfstandigheid steunt, steunt ook zijn zelfstandigheid in staatkundig opzicht. Dit was de gedachte, die mij ertoe heeft gebracht aan het verzoek van het ministerie gevolg te geven. Want een van de middelen tot culturele rijping is de kennismaking met de grote kunstwerken die waar dan ook ter wereld worden tot stand gebracht. En hiertoe behoren zeker ook de doeken van de Nederlandse schilderkunst.
| |
| |
Ik wil u nog een bekentenis doen: toen ik dit verzoek had aanvaard, had ik aanvankelijk geen tijd om mij met de toekomst op te houden. Mijn tijd werd geheel in beslag genomen door meer of minder tijdrovende pogingen om de hand te leggen op de verschillende schilderijen uit musea en particuliere collecties. Dit is niet zo makkelijk als het lijkt, ik maakte dan ook dankbaar gebruik van de hulp van de vertegenwoordigers van de afdeling beeldende kunsten van het ministerie en van de bekwame schilder Jan Wiegers. Maar tenslotte had ik dan de schilderijen in handen. En toen verrees voor mij een buitengewoon onaangenaam schrikbeeld. Stel je voor zei ik tot mijzelf, als het Curaçaose Museum niet aan de eisen beantwoordt, die een expositie stelt. Tenslotte hangt het slagen van een tentoonstelling voor een niet gering deel af van de plaats waar het zal worden ondergebracht.
De eerste dag na mijn aankomst op Curaçao ben ik dan ook stiekem gaan kijken naar het museum. Ik was onmiddellijk gerustgesteld. Het is niet groot, maar het bezit een kwaliteit die belangrijker is dan die van de geweldige afmetingen: het heeft ronduit gesproken iets toverachtigs, niet zozeer door zijn ligging alswel door zijn architectuur en zijn verlichting die beide van onverdacht Curaçaosen huize zijn.
Ik meen dan ook volkomen gerechtigd te zijn u de gelukwensen over te brengen van mijn opdrachtgevers en de kunstenaars die tot deze expositie hebben bijgedragen. Ik zou mij graag tot ieder van u persoonlijk willen wenden, maar zal mij toch moeten beperken. In de eerste plaats zou ik mij dan ook willen richten tot u, Excellentie, die niet geaarzeld hebt aan de plannen van de initiatiefnemers van het museum uw krachtdadige steun te verlenen. Vervolgens tot u, Heren Statenleden, die hebt beseft, dat de zelfstandigheid van Curaçao op alle gebieden van menselijke werkzaamheid moet worden nagestreefd. Ik meen ook vooral niet te mogen vergeten de heren van de Regentenraad en de Raad van Advies, die de lasten van deze onderneming op hun schouders hebben getorst. Ik meen dat ik niemand tekort doe door hierbij te noemen de architect de heer H. Werner en de directeur
| |
| |
Chr. Engels. En tenslotte richt ik mijn gelukwensen tot hen die ik in de laatste plaats noem omdat zij in mijn hart de eerste plaats innemen, al de mensen van Curaçao, tur hende di Corsow.
|
|