De religieuze tekortkomingen
[V.W.D. Schenk, Tussen duivelgeloof en beeldenstorm. Van Oorschot, Amsterdam 1946.]
Tussen duivelgeloof en beeldenstorm heeft de psychiater dr V. Schenk zijn twee studies genoemd, een over Erasmus en een over de schilder Jeroen Bosch, die bij Van Oorschot zijn verschenen.
Zijn probleemstelling getuigt van diepzinnigheid en originaliteit, maar de uitwerking is helaas niet altijd van een zekere psychoanalytische schoolsheid vrij te pleiten. Waaraan, zo vraagt zich de schrijver af, moeten wij de melancholie toeschrijven, waardoor zovele levenslustige humanisten en renaissancefiguren werden getroffen.
De oorzaak, zou ik hierop willen antwoorden, is niet steeds gelijk. In sommige gevallen zullen de schuldgevoelens te wijten zijn geweest aan binding aan een middeleeuws verleden, in andere gevallen aan de religieuze ontoerekenbaarheid van het humanisme met zijn typische onderschatting van de irrationele levensfactoren; in weer andere gevallen zal de depressie niet het gevolg zijn geweest van iets specifiek zestiende-eeuws, maar van de existentiële situatie als zodanig, met de bekende angst en wanhoop, waarover de laatste tijd te veel gesproken is dan dat ik er hier nog over zou uitweiden.
Ik meen, anders dan dr Schenk, dat de depressie van Erasmus geheel anders ligt dan die van Jeroen Bosch. Zijn studie over de grote Rotterdammer heeft uitmuntende kwaliteiten, met name wordt hier een poging gedaan om de invloeden van het familiemilieu en de tijdgeest, die door cultuurhistorici enigszins willekeurig worden gehanteerd, aan een psychologisch onderzoek te onderwerpen. Schenks theorie van een