Verzameld werk. Deel 5. Over literatuur
(1987)–Cola Debrot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| |
George Santayana[George Santayana, Persons and Places I; The Background of My Life. New York 1944.] Tot 1900 was Santayana, die op 29-jarige leeftijd zijn herinneringen onder de naam van Persons and Places heeft uitgegeven (1944), uitsluitend als dichter bekend. Zijn gedichten waren gecomponeerd op christelijke en platonische motieven, die wij ook bij andere schrijvers uit het eind van de vorige eeuw kennen; ik denk dan aan versregels als ‘O man van smarten met de doornenkroon’ (Verwey) of ‘O mon dieu, vous m'avez blessé d'amour’ (Verlaine), aan de Mathildecyclus van Perk en aan de zinnelijke mystiek van de romancier Huysmans. Elders in ditzelfde nummerGa naar voetnoot* vindt men de vrije bewerking van een van zijn atmosferische, minder door een ‘idee’ gedragen gedichten. Wat hem echter dadelijk onderscheidt van zijn mededichters is zijn kritische zin, die er vooral op uit is de problematiek van zijn tijd, vervat in de tegenstelling realisme en idealisme, tot een nieuwe synthese te heffen. Zijn levenslijn buigt daarbij om naar het realisme, wat men ook reeds in zijn literaire loopbaan weerspiegeld ziet. Na 1900 heeft hij naam gemaakt achtereenvolgens als literair essayist, filosoof en ten slotte cultuurfilosoof. Wanneer hij zijn professoraat aan de Harvard University neerlegt om zich uit de speculatieve broeikasatmosfeer in het ‘volle leven’ te wagen, lijkt het een ogenblik of hij zich ook in de actuele strijd zal begeven. Uit deze eerste jaren na het professoraat stammen Winds of Doctrine en vooral het merkwaardige Egotism in German Philosophy, | |
[pagina 355]
| |
mij alleen bekend in de met zijn medewerking gedeeltelijk gewijzigde Franse uitgave L'Erreur de la philosophie allemande, waarin hij het Duitse subjectivisme vooral vreest als voedingsbodem van het dreigende Duitse imperialisme; hij karakteriseert dan ook de Duitse filosofie (niet de filosofie in Duitsland, zoals hij nadrukkelijk zegt) met het samenvattenden motto: ik besta, dus gij bestaat niet. Andere publikaties van hem, uit die tijd en daarna, bewijzen echter, dat hij te zeer een beschouwer, zelfs toeschouwer is, om zich geheel en al in de praktische politiek te mengen. Bovendien geloof ik niet, dat de strijd tussen realisme en spiritualisme in deze dichter-filosoof tot een definitieve oplossing is gekomen. Voor en na vinden wij in zijn werk de neerslag van dit conflict: zijn hardnekkig vasthouden aan het materialisme, ondanks zijn uitgesproken platonische voorstellingen; zijn vloeiende ‘victoriaanse’ stijl, afgewisseld met het grove, maar tegelijk levendig Amerikaanse idioom, zijn intellectualistische scherpte, samengaande met zijn kunstzinnige visie. Behalve de gedichten, heeft hij ook nog geschreven de roman Last Puritan, een meesterwerk uit de Amerikaanse letterkunde. Men zou graag een verklaring voor dit conflict willen vinden. Zo zou men hem kunnen beschouwen als een voortzetter van het Amerikaanse materialisme, dat in James' pragmatisme een crisis ondergaat en in Santayana's metafysica voor de eerste maal aan kritiek wordt onderworpen. Men zou zijn houding tegenover het spiritualisme eveneens kunnen beschouwen als een afkeer van het subjectivisme van de ‘idealistische’ Duitse filosofie. Nu Persons and Places is verschenen, zouden wij hieraan een derde verklaring kunnen toevoegen. Laat zich dit realisme, dat plotseling in spiritualisme omslaat, niet evenzeer uit zijn Spaanse geaardheid verklaren? Wie hyper-realistisch is, slaat licht het realisme de bodem in, daarmede toegang verlenend aan spiritualistische voorstellingen. In zijn boek vindt men een voorbeeld hiervan in de karakteristiek, die hij van zijn moeder geeft, die volgens hem zou hebben besloten het kleed van vrijheid en vooruitgang, dat een zwarte rouwvoering heeft, voortaan binnenste | |
[pagina 356]
| |
buiten te dragen. Er steekt in Santayana echter te zeer de Spanjaard, dan dat hij, behalve dit don quichotteske realisme, ook niet iets of veel zou hebben van Sancho Panza, die om de hoek komt kijken, bijvoorbeeld in de uitlating van zijn vader, die op zijn sterfbed zou hebben geschreeuwd om het Heilige Oliesel en... een kippebout! (La uncion y la gallina). In ieder geval wordt één ding verklaarbaar uit deze herinneringen, namelijk zijn gevoel van vreemdeling te zijn hier op aarde, wat ook zeker zal hebben bijgedragen tot zijn eigenaardige filosofie. Santayana is immers niet een Amerikaan van Spaanse herkomst, maar een volbloed Spanjaard, die door een samenloop van vrij pijnlijke omstandigheden zijn opvoeding in Amerika geniet. Zijn moeder, een Catalaanse, trad, nadat zij haar eerste man, een Amerikaan, had verloren, in het huwelijk met de toekomstige vader van George Santayana, een kunstschilder in Avila, die in vrij kommerlijke omstandigheden leefde en er ten slotte in berustte, dat zijn vrouw, die van haar eerste man drie kinderen had, zich met het gezin, dus ook met de jonge George, in het beschaafdere milieu te Boston vestigde. George (in de burgerlijke stand: Jorge Agustín Nicolás) Santayana is dus welbeschouwd zoiets als een koekoeksjong. Wat er ook van zij, deze memoires werden geschreven door een man met een verstand, dat op zijn qui-vive is, en vooral met koele ogen en dus uiterst geschikt om plaatsen en personen te beschrijven op een wijze, waardoor zij tastbaar en lijfelijk aanwezig zijn. Zij laten zich derhalve ook afzonderlijk lezen, als een boeiend avontuur. Werkelijk leven en zinrijkheid krijgen zij pas als men ze met voorkennis van zijn werken als ‘achtergronden’ beschouwt. Niet voor niets heeft hij de ondertitel ‘the background of my life’ uitgekozen. In ieder geval mogen wij de Amerikaanse literatuur benijden om het bezit van een ‘tachtiger’, die op zijn tachtigste jaar nog kans ziet op zulk een tedere en tegelijk onverschrokken wijze zijn herinneringen te boek te stellen. |
|