Oplichter en fantast
Thomas Mann, Bekentenissen van de oplichter Felix Krull (vert. door Alice van Nahuijs). Em. Querido's Uitgeversmij, Salamanderreeks, [Amsterdam] 1938.
Reeds de titel van dit werk - Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull - levert welhaast onoverkomelijke moeilijkheden. Het ‘Hochstapler’ - type was vóór 1914 al bekend, maar het beleefde zijn grootste glorie in het thans weer bijna prehistorisch aandoende naoorlogse tijdperk van de hoogconjunctuur. Hij verenigt in zich zowel de sluwheid van de oplichter als de argeloosheid van de fantast. Ik weet niet, of een Nederlands equivalent ervoor bestaat. De keuze van de vertaalster, die zich op uitnemende wijze van haar hachelijke taak gekweten heeft, zal wel bepaald zijn door de overweging, dat het door haar gekozen woord beter in een Hollandse titel past dan het meer uitheemse ‘fantast’.
Het verschil tussen de oplichter en de fantast is, dat de eerste een net van verdichtselen samenweeft teneinde er munt uit te slaan, terwijl de tweede dit enkel uit aangeboren aandrift doet. Thomas Mann beschrijft in dit boek, dat een fragment is van een oorspronkelijk weidser opgezet werk, slechts de jeugd van Felix Krull, zodat er dus van werkelijke oplichterij geen sprake kan zijn, maar de schrijver laat ons tevens tussen de regels door lezen, dat zijn held mettertijd zijn talenten wel op lucratieve wijze zal weten uit te buiten. Felix Krull bezit dus zowel de kwaliteiten van de dromer als van de handelsman. Dit komt ten slotte neer op de antithese burger-dichter, een thema dat telkens weer bij Mann terugkeert.
Thomas Mann heeft, misschien wel door dit antithetisch procédé, de neiging een grote aanloop te nemen, voordat hij zich aan het essentiële waagt. Om in Der Zauberberg tot het