Vestdijk in een ‘barokke’ tegenstrijdigheid tussen vorm en inhoud, vandaar ook de titel. Een ongeordende, chaotische inhoud wordt in deze poëzie beheerst door een strenge, van de weeromstuit zelfs hyperstrenge vorm. Vestdijk comprimeert zijn opvatting in de korte, suggestieve formulering: een verwoede aanval van de vorm op de inhoud. Het chaotische van de inhoud blijkt reeds uit Rilkes onderwerpen. ‘Hopelooze pogingen, een resultaat dat men niet beoogde, een onverhoedsche afkoeling van het brandende of smeltende, een barst, een verwording, een impuls die tot zichzelf terugkeert, een afgebogen en zichzelf verterend gevoel,’ zo staat er in hoofdstuk ii, met zijn rijke opsommingen, waarin voornamelijk Rilkes esthetica wordt behandeld. Als een voorbeeld van de hyperstrenge vormgeving geldt onder andere de prachtige vergelijking van gele herfstblaren, die over een muur hangen, met marionetten ‘kopfüber müde, umgebracht’ (Spätherbst in Venedig). Wie de schilderijen van Hynckes, Willink en Koch kent (en kennen betekent hier tevens vervuld zijn van een diepe bewondering), zal aan deze enkele aanwijzingen genoeg hebben om te begrijpen waarom Rilke nog steeds modern is, waarom het niet alleen belangrijk, maar ook actueel is, over hem te schrijven. Dit essay is een tweesnijdend zwaard. Want behalve, dat het onze kennis van het onderwerp verdiept, wijst het iedere moderne kunstenaar op het gevaar, dat hem onophoudelijk bedreigt. Chaos wekt uiteraard angst op, die ieder tracht op te heffen op de wijze, die met zijn eigen aard strookt. De gemakkelijkste weg is allicht de vlucht voor de chaos, de theoretische ontkenning ervan. Het is de weg, die zelfs een groot dichter als Rilke ten einde raad heeft menen te moeten volgen met de schepping van zijn levensleer, waaraan een eigenaardige metafysica ten grondslag ligt. Het is niet de geringste prestatie van
Vestdijk, dat hij ons Rilkes metafysica doet begrijpen als de verstarringsvorm van de barokkunstenaar. Rilke kent alleen aan de metafysische bovenlaag (de Vorm) betekenis toe, aan de ‘Engelen, die de eigen schoonheid in het eigen gelaat terugscheppen’. De doorsnee-mensen daarentegen komen als ‘chaotische inhoud’ hopeloos in de verdrukking, ongeschikt als zij