Is het novellistische talent van Helman een gevolg van zijn Zuidamerikaanse afkomst? Men vergete niet, dat men zich maar al te makkelijk schuldig maakt aan taalfetisjismen, waarvan er indertijd door Carry van Bruggen verschillende werden op de kop getikt. Iedere Fries geeft blijken van koppigheid, iedere Spanjaard van trots, iedere Vlaming van lolligheid enzovoort. En iedere Amerikaanse schrijver van een novellistische geaardheid? Wanneer ik niettemin wijs op Helmans afkomst, dan komt dit, omdat de natuur details, momenten en gebeurtenissen, waarin deze schrijver zich verdiept, door geur en kleur zo duidelijk het kenmerk dragen van tropisch Amerika. Uit het boek dat ik nu bespreek, licht ik als voorbeeld enkele zinsneden: ‘zijn vriendelijkheid die, komend van iemand die mij eigenlijk niet sympathiek is, de aangename smaak heeft van bittere amandelen of van iets te zware havanna’, of elders weer: ‘de drukinkt geurt naar jasmijn’. Versta mij wel. Het tropische ligt niet in de beelden op zichzelf - moge de havanna in Cuba gekweekt worden, de jasmijn bloeit ook in Amsterdam -, maar in de wijze waarop in een verhaal als ‘De heenweg’, dat geconstrueerd is op de basis van een zakelijkheid à la Kafka, opeenmaal de wind en de natuurgeuren onvermengd binnenwaaien; bij Kafka zou dit tot de onmogelijkheden behoren, omdat Kafka de huurkazerne van een metropool, niet een plantagehuis bewoont.
Men verwijt Helman, dat hij een novellist is, die romancier wilde zijn, zonder te bedenken dat er toch een aanmerkelijk verschil bestaat tussen een mechanisch automaat en een kunstenaar. Ook de geboren novellist zal weleens vreemde wegen bewandelen, voordat hij in een novelle zijn ware aard hervindt. In het kort kan worden vastgesteld, dat de elegische toon, aanwezig in Zuid-Zuid-West, via Het hart zonder land en De stille plantage, uitstierf in boeken als Serenitas en Overwintering. Dat deze twee boeken aan zijn produktie van grote romans voorafgingen, bewijst dat hij reeds vóór zijn tour de force in een impasse was geraakt. Ik heb indertijd Serenitas horen kenschetsen als een ‘wit boek’, een terminologie overgenomen, zoals bekend, van Gerard Bruning en Cocteau, terwijl ook Lautréamont haar reeds in de vorige eeuw