dan, met zijn voorkeur voor het muzikale, uitmunten in gedichten waarin het melodieuze en het psychologische om de voorrang strijden. Het vers, dat hem volledig zou vertegenwoordigen, kunnen wij evenwel hieruit niet construeren. Op dit gebied is alles mogelijk. Bovendien ontzeg ik mij het recht tot voorspellingen, niet zozeer omdat ik mij niet schuldig wil maken aan een stuk of wat onbewijsbare uitlatingen, alswel omdat het onbehoorlijk zou zijn met Delfische troostwoorden aan te komen bij een dichter, aan wie wij de vele voortreffelijke gedichten uit deze bundel te danken hebben.
Voor de dichterlijke ontwikkeling leven wij intussen in een beangstigende tijd. Ook Binnendijk weet dit. Getuige zijn ‘Hoc tempus’, waaruit ik dit kwatrijn licht:
Bevange' in twijfel over de ophanden
Met stelligheid voorspelde wereldbranden
En ondergangen, houd ik pijl en boog
Alsnog gevechtsklaar in mijn beide handen.
Primitieve wapens als pijl en boog, tomahawk en boemerang zullen weinig uitrichten in een gasoorlog. Niettemin is het verblijdend, dat Binnendijk, als dichter, het dichterlijke beeld verkoos. Want zeker behoort Binnendijk tot degenen, die niet om een tijdelijk gewin uit het kamp op de Parnassus deserteren. Wij mogen bedenken dat wij, met of zonder oorlog, toch tot de dood zijn veroordeeld. De politieke verwikkelingen kunnen niet een reden zijn na te laten het beste uit ons te halen. Daarmee halen wij ook het beste uit het ‘leven’. De dood - met of zonder oorlog - is weer een andere kwestie, waarmee sommigen wel, anderen echter volstrekt niet instemmen. Laten wij echter deze bespreking eindigen met onze vreugde erover uit te spreken, dat wij hier met een dichter te maken hebben wie geen moeite te veel is om het beste te geven dat hij bezit.