dere; tegenover hem voelde Carlota een verlegenheid, die men het best een innerlijke blos zou kunnen noemen, over de bedrieglijke amourette. Wenkjes stond, in een confectiesmoking en met een te wijde boord, aan een sigaar te trekken, maar Mies kon men niet makkelijk in het gezicht zien. Men zag haar alleen van opzij of op de rug, zij had een belachelijk licht lila toilet aan met een grote bloem boven de heup; zij bewoog zich voortdurend door de kamers, zich nu en dan bukkend om iets op te rapen. Robert Chamloup stond zich te verontschuldigen tegenover de prachtige Rubensachtige Messalina, terwijl Redin de grijs geworden Thérèse tegemoet trad. Dat had iets angstwekkends: de man, die op de grijs geworden vrouw toeschreed. De angst had echter slechts het onderdeel van een seconde geduurd, want weldra stond zij weer geheel gerustgesteld naast Oscar, die er hoopvoller uitzag dan zij zich ooit van hem herinnerde. Nauwelijks stonden zij naast elkaar, of hun vertrouwelijke gesprekken begonnen zich weer af te wikkelen. Carlota vertelde dat
het eigenlijk een voorrecht was geweest voor Oscar, dat hij in haar ook precies het type had gevonden waarnaar hij altijd had gezocht. Zij zou niet kunnen zeggen of Oscar haar type was geweest. Weer voelde zij die innerlijke blos. ‘Neen,’ antwoordde Oscar, ‘ik weet wel. Waarschijnlijk is Van Mandere veel meer je type dan ik. Hij is langer, bij jou hoort een langere man dan ik. Hij is zo'n beetje een combinatie van Valdés en mij.’
‘Ja,’ beaamde Carlota, meer peinzend dan sprekend, ‘maar dat is het ook niet, waarom het gaat. Werkelijk bij elkaar horen doen niet de mensen die dezelfde lengte of de passende haarkleur hebben, maar alleen zij die elkaar tot leven hebben gewekt.’
Bij die woorden voelde Carlota diep in zich een groot geluk. Zij had Oscar bij de arm willen vatten, maar om een of andere reden was het of zij elkaar niet aanraken konden. Zij zag toen hoe de paren met elkaar dansten en telkens van partner wisselden, met een ernst alsof zij geen vermaak bij elkaar zochten maar integendeel een afscheid voor het leven van elkaar namen. Zij ging eveneens van arm tot arm, maar ook van de mannen met wie zij de laatste dans uitvoerde, was het of zij het stoffelijk wezen niet aanraken kon. De enige met wie zij tenslotte niet had gedanst, was Van Mandere geweest; toen zij met Oscar het huis verliet, keek zij om zich heen en zocht naar hem, maar kon hem niet vinden. Zij had