| |
| |
| |
19
De gebeurtenissen op Miraflores hadden een wending genomen door niemand verwacht, hoewel zij in alle opzichten het bijgeloof bevestigden dat bij wisseling van eigenaars op de plantages de grootste rampen plaatshebben; vooreerst wordt dan de dood van drie leden van de vorige eigenaarsfamilie verwacht, maar ook in andere opzichten wordt niet anders dan wanhoop en verwarring voorspeld. Nog jaren later zouden over de gebeurtenissen uit die tijd, of beter nog, over de atmosfeer in die tijd verwekt, de wonderlijkste verhalen de ronde doen, waarin werkelijkheid en fantasie zich tot een onontwarbaar weefsel verdichtten. De enige die nauwkeurige gegevens had kunnen verschaffen was de vroegere opzichter Goeroe, maar deze leefde in zijn lemen hut terzijde van het landhuis in de omnachting gewikkeld van zijn hoge leeftijd.
Nadat de koopakte tussen de Bournouilles en de Petroleum was verleden, waren eerst enkele weken van stilte voorbijgegaan, waarin Oscar nog eens op de plantage was verschenen om verschillende dingen, kasten, meubels en dozen met paperassen, niet minder uit gevoels- dan uit zakelijke overwegingen, uit het huis te laten wegslepen en in de truck waarin hij was gekomen mede te nemen. Bij die gelegenheid had hij ook geruime tijd bij Goeroe doorgebracht, om hem mee te delen dat men voor hem een klein kapitaal op de bank had geplaatst, die hem maandelijks een kleine uitkering zou doen; dit geld zou hij bij pastoor Hendrikx kunnen halen. Bovendien vertelde Oscar hem dat hij, indien hij dat verkoos, tot aan zijn dood toe in dezelfde hut zou kunnen blijven wonen; de Petroleum maakte daar tenminste voorlopig geen bezwaar tegen. De laatste keer dat hij Oscar had gezien, had deze hem beloofd terug te zullen keren. Maar dat had hij waarschijnlijk alleen gedaan om zich aan de droefgeestigheid van het afscheidnemen te onttrekken, want korte tijd later had zich pastoor Hendrikx bij Goeroe vervoegd om hem zijn eerste uitkering te overhandigen en verder om de twee
| |
| |
Bournouilles te verontschuldigen, die door onvoorziene omstandigheden gedwongen waren geweest plotseling te vertrekken, zodat hun de tijd had ontbroken om afscheid te komen nemen. De pastoor en Goeroe hadden elkaar lang in de ogen gekeken.
Plotseling, nadat de stilte die om de plantage hing nog een poos had voortgeduurd, waren de nieuwe eigenaars verschenen; het waren eerst drie grote Cadillacs geweest vol lichtblonde mannen in smetteloos wit, die onmiddellijk de wagen waren uitgesprongen en zich met snelle stappen hadden verspreid, enkelen in de oase, weer anderen over de heuvels achter het huis; de hut en het huis schenen hun geen belang in te boezemen. Zij hadden zich trouwens weer vrij spoedig verzameld om even stilzwijgend als zij waren gekomen weer met de auto's te verdwijnen. De volgende dagen reden er trucks af en aan; de witte vreemdelingen brachten arbeiders mee, die grote kisten aandroegen, terwijl zij zelf zich met driepoten en kijkers op verschillende hoogten tussen de heuvels opstelden, met mannen naast zich die bij tijden snelle signalen gaven met witte, groene en rode vlaggen. Het was Lee-lee die Goeroe zo'n beetje inlichtte: ‘Je begrijpt, oude Goeroe, dat je ook niet hier zult kunnen blijven. Dat hebben ze wel beloofd, maar er is niemand die een machtig mens zijn beloften kan afdwingen. Het zijn ernstige mensen, maar daarom juist houden zij hun beloften niet, want machtige mensen zijn zo ernstig dat zij alleen maar lachen kunnen als zij anderen plagen en hun beloften niet nakomen. Weet je wat zij gaan doen? Zij gaan hier een dorp bouwen, zoals zij ook elders hebben gedaan: het terrein achter het huis zullen ze zo glad maken als een kikkerbil. Je zult zien, over enkele dagen worden de heuvels in de lucht geblazen. Wij beiden, Goeroe, zullen hier tot het laatst toe blijven, maar ook voor ons komt de laatste dag. Er zal hier niemand blijven, zij zullen allemaal werk krijgen op de Petroleum. Trucks zullen ze 's morgens halen en 's avonds terugbrengen, maar waar zij terugkomen, daar is Miraflores niet meer; daar is een nieuw dorp met van die nieuwe vervelende huizen. Miraflores zelf is dan in de lucht gevlogen. De mensen zullen dan op Miraflores zijn en toch niet op Miraflores
zijn.’
De enige manier voor Goeroe om zich aan de ingewikkelde angstaanjagingen van Lee-lee te onttrekken was plotseling beide armen in de lucht te werpen en onverstaanbare woorden eruit te
| |
| |
gooien, waarop Lee-lee de oude man met een obscene kwinkslag aan zijn lot overliet. Goeroe had zo graag de laatste jaren van zijn leven in de hut willen blijven, hoe armzalig die eigenlijk ook was. Het interieur bestond uit een enkele ruimte met een gebarsten cementen vloer, maar met een oud juten schot was zij in twee ‘kamers’ verdeeld. In de zitkamer bevond zich behalve de wrakke tafel, twee vervuilde rieten stoelen en een verschroeid houtblok met een komfoor, ook nog een oude afgedankte schommelstoel, die hij nooit gebruikte; hij zat altijd op het puntje van een lange bank, bezig met een mes te kerven aan een stuk hout, waaruit langzaam heel eigenaardige figuren ontstonden; zij herinnerden aan de in Europa zo geapprecieerde negersculptuur. Van de zoldering hingen allerlei afgedankte petroleumlampen, in eenvoudige en minder eenvoudige afwerking, en aan de wanden voornamelijk de vreemde afgodsbeeldjes die de oude man in zijn eenzaamheid had gemaakt. Door gaten in het juten goed kon men zich een vrij duidelijk beeld vormen van de slaapkamer, waarvan het enige ameublement bestond uit enkele matjes op de vloer, het ene nog meer versleten dan het andere, en aan de wand een grijnzend afgodsbeeld, van grotere afmetingen dan het werk dat gewoonlijk uit zijn handen vandaan kwam. Wanneer hij hier werd verjaagd, waarheen zou hij zich moeten begeven, vroeg hij zichzelf wel eens af, maar alleen om het antwoord schuldig te blijven en tenslotte al kervend in het toegankelijk hout ook de vraag te vergeten. Lee-lee leek in het begin gelijk te zullen krijgen, want een paar weken lang kon men dagelijks zware ontploffingen horen; de eerste keer had de nieuwsgierigheid hem naar buiten gelokt, waar hij wezenloos het vreemde schouwspel had gadegeslagen; hij zag hoe in de verte de heuvels zich als een enkele massa omhoog hieven om vervolgens in de lucht in klompen te worden uiteengereten, die zonder samenhang, ver van elkaar, op de aarde terugvielen. Hij had
zich al spoedig niet langer om de ontploffingen bekommerd, die trouwens even onverwacht tot een einde waren gekomen als zij waren begonnen. Het was alweer van Lee-lee, dat hij hoorde dat de gebeurtenissen een gelukkige wending hadden genomen. Volgens Lee-lee zouden geleerde vreemdelingen onderzoekingen hebben gedaan, in de oase en tussen de heuvels, en met bezorgde gezichten hebben vastgesteld dat de watervoorraad niet toereikend was voor het dorp dat zij hier
| |
| |
hadden willen bouwen. Jarenlang had toen de plantage stilgelegen. Wel waren er metselaars gekomen, metselaars en timmerlieden, die het huis prachtig hadden gerestaureerd, waarna er telkens grotere of kleinere families van witte vreemdelingen hun vakantie kwamen doorbrengen. Er waren er onder deze mensen die hem geheel met rust lieten; anderen kwamen hem bezoeken en lieten zich bewonderend uit over de houten beelden die hij maakte. De vragen die zij stelden kon hij grotendeels niet beantwoorden en wenste hij niet te beantwoorden. Zij vroegen hem hoe of hij heette; hij zei, dat hij de zoon van de duivel was oftewel sjon Nansi, de spin, waarom vooral de kinderen lachten. Zij kochten de beelden van hem en zorgden er vooral voor dat de kinderen uit zijn buurt bleven, want Lee-lee vertrouwde de mensen toe, louter uit boosaardigheid, dat hij er een gewoonte van maakte de meisjes te verkrachten en de jongens godslasterlijke verhalen in te fluisteren. In de jaren die nu volgden had de grote kerkelijke ambtswisseling plaats, maar Goeroe merkte er weinig van: pastoor Hendrikx was inmiddels tot bisschop bevorderd, maar voor hem in de plaats was een andere pastoor gekomen, die naar het gevoelen van Goeroe zich niet zoveel anders gedroeg dan de vorige. Om de zoveel tijd - Goeroe wist nauwelijks welke tijdsrekening deze mensen gebruikten - bracht hij hem zijn geldelijke uitkering; ondanks het protest van de nieuwe pastoor bleef Goeroe hem gemakshalve pastoor Hendrikx noemen. Hij had eens gehoord dat Ferdinand weer voor een korte tijd op Curaçao was terug geweest en had er zich toen een tijdlang het hoofd over gebroken waarom deze hem niet had opgezocht. Want hij had nog eens als vroeger een karbonade voor hem willen braden, zo fijn en brokkelig als men in het vreemde land zeker niet opgediend kreeg. Hij meende juist dat de heuvels en dalen van de plantage in de stilte van de dood zouden verzinken, toen er zich een onverwachte opleving had voorgedaan. In de
afgelopen jaren hadden de meeste negers die in de hutten en de spelonken van de plantage hadden geleefd deze verlaten om dichter bij de Petroleum te wonen, waar zij voortaan hun werk hadden gevonden; op de plantage zelf was er niets meer te doen, zout werd er niet gewonnen, de geiten werden afgeslacht, dividivi werd niet meer geplukt. Het waren de negerarbeiders, die weer terugkwamen en weer in de hutten en spelonken terugkropen. Het leek op het eerste gezicht
| |
| |
onbegrijpelijk, maar Goeroe kon het zich zeer goed begrijpen; was hij ook niet zelf aan deze dorre plek gebonden? De negerarbeiders hadden zich aan de nieuwe toestand aangepast. Zij werkten enkele weken op de Petroleum, totdat zij genoeg geld hadden bijeengespaard om het een tijdlang uit te kunnen zingen in de hutten en de spelonken. De oude man begreep wel dat de Petroleum maatregelen zou treffen en hun het verblijf op de plantage zou ontzeggen om hen aam geregeld werk te wennen, maar voordat het zover was had het leven op Miraflores weer een nieuwe wending genomen. Weer kwamen er metselaars en timmerlieden, die midden in de oase een huis begonnen op te trekken; het bleek toen het voltooid was niet veel meer te zijn dan een grote witte kluis, waarvan men uit de verte de witte muren zag schemeren tussen de stammen en het gebladerte van de bomen. Dit keer had oom Anton hem op de hoogte gebracht van de gewichtige gebeurtenis die zich had voorgedaan. De plantage was door de Petroleum verkocht aan een schatrijke Venezolaan, een zekere señor Valdés, die haar als woonplaats of misschien ook wel ballingsoord had bestemd voor zijn mooie, maar geestesgestoorde vrouw, van wie hij zich op deze wijze op een vrij nette manier trachtte te ontdoen. Oom Anton zette zich neer op de afgedankte schommelstoel en bleef daar dagenlang tegen Goeroe zitten praten. Hij bleef er ook slapen; het minst versleten matje was voor oom Anton gereserveerd, want tenslotte behoorde hij tot de sjons, die vroeger de baas hadden gespeeld op het eiland. Sommigen mochten hem al brutaalweg oom Anton noemen, voor Goeroe bleef hij voor en na sjon Anton. Hij was vreselijk zenuwachtig. ‘Die mijnheer Valdés uit Venezuela, Goeroe, dat is een schatrijke man. Het kan hem allemaal niet schelen wat hier gebeurt, als zijn vrouw hier maar wonen kan. Hij heeft aan Ferdinand geschreven, of die een goede bewaarder voor de plantage wist. Die heeft hem mijn naam genoemd. Ik heb nu
laatst een brief van hem gekregen. Hoe zijn ze te weten gekomen waar ik uithang in de stad? Ik geloof dat ik bespioneerd word. Wanneer ik het deed, zou ik weer schatrijk kunnen worden; ik zou ze beroven dat het een aard heeft. Maar ik heb geen behoorlijke kleren meer, geen boord, geen manchetten, tenminste niet zonder vieze randen. Hoe zou ik dan die man kunnen ontmoeten? Hoe zou ik een afspraak met hem kunnen maken?’ Plotseling veranderde hij dan weer van onder- | |
| |
werp: ‘Het komt door Lee-lee, die aan de mensen rondvertelt dat zij binnenkort een geestesgestoorde als meesteres van Miraflores krijgen. Dat werkt op hun zenuwen. Daarom doen die negers allemaal zo vreemd. Iedere avond bedrinken zij zich in de spelonken en lopen darmziekten op, waarvoor zij kruiden krijgen van Lee-lee. Een geestesgestoorde als meesteres van Miraflores!’
Op zekere nacht was oom Anton uit het huis verdwenen; zijn sporen, die Goeroe de volgende dag volgde, leidden niet naar de weg naar de stad, maar de weg op naar Mirafloresbaai. Hij begreep dat oom Anton door de visioenen van dronken feesten in de spelonken was gelokt; de negers zouden de aan lager wal geraakte blanke met open armen ontvangen, maar op zekere dag zouden zij hem toch afmaken, want met iedere blanke hebben zij tenslotte een appeltje te schillen.
Het dienstmeisje van mevrouw Valdés, dat vooruit gekomen was om het huis in te richten, bleek Goeroe tot zijn grote vreugde reeds van vroeger te kennen; het bleek hetzelfde Indiaanse meisje te zijn dat vroeger de familie Campbell hierheen gevolgd was; zij was alleen maar een beetje ouder geworden. Van haar langdurig verblijf destijds op Curaçao had zij wat Papiaments geleerd, dat zij met Spaans doorspekte. ‘Zij is niet krankzinnig,’ vertelde zij aan Goeroe over haar meesteres, ‘zij is alleen een beetje gestoord. Eno tat mucho loco, e ta un pokito kens. Je moet voorzichtig met haar omgaan, heel voorzichtig. Zij is heel lief, zij wordt met de dag liever. Zij zit de hele dag in boeken te lezen. Zij is dan heel lief, je moet haar alleen maar niet opschrikken. Alles wat je zegt, mi viejo, moet met geduld en zachtheid worden gezegd. Anders schrikt zij op en vraagt je of je die en die bent en of zij daar of daar is. La pobresita.’
Goeroe had zich wel gewacht een ontmoeting met de gestoorde mevrouw Valdés uit te lokken, hoewel zij in later jaren het enige voorwerp van verering was dat hij bezat. Het gaf hem een geheimzinnig, huiverig gevoel, dat daar in dat witte huis, dat doorschemerde tussen de bomen en struiken van de oase, een geestesgestoorde leefde, die voortdurend uit hem onbekende boeken las. Zelfs had hij aan de Indiaanse precies haar dagindeling gevraagd, zodat hij ontmoetingen met haar zorgvuldig kon vermijden. Het was of de sculptuur die hij maakte, schoner uitviel sinds haar aanwezigheid.
| |
| |
Oom Anton had hem nog eenmaal bezocht. Hij kwam in een auto uit de stad, waarheen hij dus ongemerkt moest zijn teruggekeerd. ‘Goeroe, ik ga je verlaten. Ferdinand komt zelf terug, die wordt hier bewaarder. Begrijp je dat? Een hoogst begaafde kunstenaar, bijna zo begaafd als jij, die gaat zich hier begraven.’
Zonder groet had oom Anton zich omgedraaid en met afgemeten passen was hij teruggekeerd naar de auto, die bij het hek op hem wachtte. Goeroe heeft hem nooit teruggezien.
|
|