| |
| |
| |
De droom aan de bleke baai
[fragment]
Ruim twee maanden na het treffen bij de euphorbiahaag had de gouverneur een droom die een beslissende rol in zijn leven zou spelen. Het begon al te schemeren, hij zat aan de oever aan de bleke baai, hij kon de vissen niet zien, wel kon hij ze voorbij horen schieten, een enkele keer viel een koele druppel water op zijn gezicht. Na enige tijd kwam een man naast hem zitten, het was zo een man die hij ternauwernood kende. Naar alle waarschijnlijkheid was dat de commandant van de Doomsday die hij een paar keer bij de lazaretten had ontmoet en met wie hij een vaag praatje had gehouden over de kwaliteiten van dr. Jorge en de gevaarlijke en minder gevaarlijke verwondingen waarvan zij geen van beiden enige notie hadden. De man prevelde voor zich uit zoals helderzienden dat doen: Ik bewonder u om uw listigheid, de euphorbia en de schemerige toren hebben ons de nederlaag bezorgd; het maispad heeft de priester zijn leven gekost. Ik bewonder u om de compositie van uw nederzetting, dat is geen kleinigheid, de fokkerij, de tuinen, de kerk met haar porseleinen engelen, de apotheek, het exercitieveld en de grotten.
Ik bewonder u het meest om uw humane gevoelens, u hebt geen slaven maar medebewoners, vrije ingezetenen, van onze jonge roodhuiden gemaakt. Ja ja, ik bewonder u, maar ik benijd u niet. U hebt de zijde van de koningin in Tordesillas gekozen, u zult eenmaal de strijd moeten aanbinden met de bondgenoten van het Escorial. U zult door hen verpletterd worden, daar helpt geen euphorbia tegen. Hij hoorde hoe de ander, die hij ternauwernood kende maar die toch zo stellige taal sprak, langzaam opstond en langzaam heenging.
Hij werd meteen wakker en begreep dat de helderziende
| |
| |
gelijk had, dat hij zou worden verpletterd, maar toch meende hij dat zijn humane gevoelens niet volledig tot hun recht gekomen waren. Daar moest iets aan gedaan worden, hij wilde bij het nageslacht beslist geen smerige naam achterlaten. Hij had geen bezwaar tegen een listigheidje meer of minder, maar een smerige naam, daar had hij alles op tegen. Hij nam zich voor een uitvoerige brief na te laten waarin hij zijn levensgeschiedenis tot in de bizonderheden zou beschrijven. Hij wist dat hij deze brief pas zou kunnen schrijven als hij de juiste woorden voor zijn ideaal had gevonden. Hij wist dat zich nog een tweede moeilijkheid zou voordoen: tot wie zou hij de brief moeten richten zonder de geadresseerde in levensgevaar te brengen. De enige mogelijkheid dat de brief in de komende eeuwen zou worden bewaard was als hij een plaats zou vinden in een van de kelders van de franciscanen in Oaxaca.
De geschiedenis van de laatste jaren van gouverneur Eugenio Resuende op Curaçam vertoonde vele lacunes die pas definitief konden worden aangevuld nadat de Venezolaanse historicus Pedro Manuel Arcaya in 1915, bij een excavatie onder de ruïnes van een klooster in Tehuantepec, een vrij uitvoerig epistolair document ontdekte dat door niemand anders dan door Resuende persoonlijk kon zijn geschreven. Vele misverstanden konden zonder veel moeite worden gecorrigeerd zowel ten aanzien van de persoon van deze merkwaardige gouverneur als ten aanzien van het verval van het Spaanse bewind op Curaçam dat tenslotte leidde tot de bemachtiging van het eiland door de zeesoldaten van de lage landen. Het was niet moeilijk voor een geleerde als Arcaya op te maken in welke periode of perioden de brief werd geschreven, hoewel plaats en datum van verzending niet werden vermeld en hoewel het gebruikte papier niet strookte met de meestal in de Spaanse landen gebruikte papiersoorten. Het belangrijkste van de brief is wel dat hij een eenheid vormt in de zin dat hij niet een aaneenschakeling van meer of minder interessante maar losstaande feiten bevat maar een vlijmscherpe ontwikkeling geeft van een magistraat uit de tweede
| |
| |
periode van de conquista met haar neiging tot buitensporigheid zowel in de realiteit als in de wereld van de fantasie. De brief van Resuende was aan een denkbeeldig persoon gericht waarvan de identiteit totnutoe niet kon worden vastgesteld. Men heeft in het bizonder gedacht aan de kardinalen Zambrano Velasco van Valencia in Venezuela en Quantro Quantro van Nueva Granada maar deze kerkvorsten behoorden eveneens tot de personen die hij ternauwernood kende. De brief kon eerder beschouwd worden als een getuigenis tegen de blasfemie van het Escorial. Resuende was geen Julius Caesar en evenmin een Sahagun, maar het scheelde toch niet veel, het was een kwestie van dimensies. De eerste uitgave van de Carta del Coronel Resuende werd door de franciscanen in Oaxaca verzorgd, de omslag was geïllustreerd met het symbool van de onzichtbare bloem dat een bloem en toch niet een bloem voorstelt.
| |
De brief van Resuende
Eminentie,
Ik heb vele malen de pen opgenomen met de bedoeling dit relaas op te schrijven, maar ik moest haar telkens weer neerleggen omdat op een of andere wijze de instemming van mijn geest en vooral van mijn hart achterwege bleef. Ik heb nu begrepen dat ik niet langer mag uitstellen. Ik zal trachten dit relaas op te tekenen met de hulp van de Maagd Maria die velen in nood en de uiterste nood heeft bijgestaan. Santa Maria, ruega por nosotros.
Zoals u bekend is werd ik geboren in de stad Toledo, Nueva Castilla, op 4 mei 1502.
Ik heb een horoscoop laten trekken die ik inmiddels weer kwijt ben. Daar speelde taurus uiteraard een belangrijke rol maar door de bizondere stand van de planeten moest de invloed van aquarius even groot zo niet groter zijn. U weet veel, u kent de tovenaar van de Quebrada de la Vieja, misschien lukt het u hieruit wijs te worden.
Mijn vader maakte, evenals ik later, deel uit van de derde
| |
| |
divisie van de cavalerie die gelegerd was ten noorden van Toledo in Tavera. Hij was vaak thuis in zijn woning aan het Zocodover 41 die eigenlijk aan mijn grootvader van moederszijde behoorde. In een van de veldslagen van Karel v in Italië werd hij in zijn rechterknie door een kogel getroffen met het gevolg dat hij - met een schijntje pensioen - het leger moest verlaten. Hij heeft toen de woning aan het Zocodover omgezet in een eethuis dat voornamelijk door de cavaleristen uit Tavera en de artilleristen van het Alcazar werd bezocht. Ik bracht mijn dagen meestal zonder al te veel regelmaat in twee gedeelten van de stad door, de binnenstad die zich soms uitstrekte tot aan de overkant van de Taag die ik over de brug van San Martin bereikte, en de meer slordige buurt van de Calle del Comercio waar de meest uiteenlopende winkels gevestigd waren van comestibles, textiel en ijzerwaren en waar ik sedert mijn zesde jaar een franciscaanse school bezocht. In de stad bezocht ik ook vaak de kathedraal die veel op een bazaar leek, men zag er geestelijken die in het koor psalmodieerden, priesters die de meest zonderlinge paramenten aanpasten in de sacristieën waarvan de deur aanstond, en een uitgebreide menigte die gebeden prevelde of beurzen sneed. Men zegt wel dat deze enorme kathedraal van Toledo een groot aantal heiligen en nog meer picaro's heeft voortgebracht. Misschien heeft dat ook een schaduw op mijn leven geworpen al weet ik natuurlijk niet precies wat ik hiermee zeggen wil. 's Avonds bracht ik de tijd vrijwel altijd door tussen de opperwachtmeesters en de officieren die mij hoe langer hoe vaker in hun gesprek betrokken. Het verhaal dat deze soldaten allen gewone vloekbeesten zijn, is sterk overdreven. Dat is waarschijnlijk afkomstig van de Franse kappers en koks en koksmaats die zich niet anders dan als coiffeurs en cuisiniers kunnen voorstellen. De cavaleristen hadden veel te veel zorgen om zich met vloeken bezig te
houden. Onze provincies of landen, of hoe men ze noemen wil, hadden de laatste achthonderd jaar, dat is niet gering, Eminentie, een strijd op leven en dood, een guerra a la muerte, moeten voeren tegen een genadeloze en geslepen vijand. Men pleegt te zeggen dat de
| |
| |
strijd in 1492 tot een einde is gekomen en dat zal ongeveer wel zo zijn. Het gevolg was dat wij over een grote hoeveelheid cavaleristen beschikten die bovendien nog steeds in aantal toenamen, maar geen doelwit hadden, geen vijand. De ontdekking van de Indias was je ware buitenkans! Wij konden nu naar de honderden dorpen van Mexico en evenveel steden van Balbao tot La Plata oversteken. Het was niet altijd prettig, wij mochten in het begin alleen maar opstootjes en rellen onderdrukken. Wij hadden de ‘guerreros moros’ verwisseld voor de ‘guerreros indios’.
Ik volgde de loopbaan van mijn vader ondanks een zekere weerstand van mijn moeder die mij liever tot dokter of rechtsgeleerde had zien opgroeien. Dat doet nu eenmaal iedere moeder, een dokter of een rechtsgeleerde kan zijn klanten villen en toch buiten schot blijven.
Van mijn veertiende tot mijn zeventiende jaar bracht ik door in het garnizoen van Tavera.
Ik heb nooit moeite gehad met de paarden, wel een enkele keer met de mensen. Het is niet onmogelijk dat ik veel heb geleerd van de officieren en manschappen die het eethuis frequenteerden en er voortdurend op wezen dat ieder paard zijn eigenaardigheden heeft, evenals een mens en meer nog dan een mens. Als men zegt dat een paard beter op de wisselteugels galoppeert, is dat meestal een feit, maar toch zijn er uitzonderingen.
Als men zegt dat men de sporen moet gebruiken bij gewaagde sprongen, is dat meestal waar, maar er zijn ook paarden die in het geheel geen sporen nodig hebben. Als men zegt dat ieder paard makkelijk zestig kilometer per uur kan halen, dan is dit juist, maar er zijn genoeg paarden die de vijfenzestig kilometer halen en andere die de galop liever rondom vijfenvijftig kilometer houden. Welnu, ik geef hier geen rijles en zal er dus haastig een einde aan maken.
Op een dag in juli van het jaar 1519 werd ik met ongeveer vijftig andere soldaten tot wachtmeester benoemd. Wij werden verzocht ons in het gymnastieklokaal te verzamelen waar wij door de luitenant-generaal Caamaño Mella, de latere
| |
| |
onderkoning van Hispaniola, toegesproken werden. Het was een smalle man, van kort postuur die een bizonder welwillende indruk maakte. Hij begon met het oude verhaal van de provincies die oververzadigd waren met cavaleristen en met de opmerking dat hij er alle begrip voor had dat velen een uitweg naar de Indias zochten.
Hij zou ons alle hulp bieden waarover hij beschikte. Hij voegde er lachend aan toe, dat was, leek mij zo, zijn devies: Y eso en un dia mucho y un dia menos (de ene dag meer de andere dag minder). Allen die een keuze voor de Indias hadden gedaan, zouden gedurende het eerstkomende jaar zich moeten bekwamen in het beheersen van rellen en opstootjes. Het ging om het gebruik van de wapens maar vooral om het zuinig gebruik van de sabel en de karabijn die meestal onherstelbare letsels toebrengen. Na dit jaar van vrijwel dagelijkse charges vertrok een bepaald contingent met het transportschip uit Cadiz naar de kolonies om naar alle waarschijnlijkheid het moederland nooit meer terug te zien.
En merkwaardig genoeg, zij, die terugkeren, blijken onherkenbaar te zijn geworden, niet alleen voor de anderen, maar ook voor zichzelf. Ja, je zou het haast niet geloven!
De anderen zouden hun opleiding voor luitenant in de garnizoenen van de Guadarrama voortzetten. Ik heb dus eerst een jaar lang exercities en charges uitgevoerd in Extremadura. Het was er zo armoedig dat men er makkelijk begrip voor opbrengt dat de meest barbaarse veroveraars uit deze streken zijn voortgekomen, Medellin, Llenares, Badajoz.
En vooral in de veefokkerijen, meestal zonder vee, en boerenhoeven, meestal zonder boeren.
Een man als Pizarro, qepd, zou ook door de duivel niet zijn verzonnen als hij niet in deze streek was grootgebracht. Ik heb er vele pizarro's in de dop gezien.
Van 1520 tot 1526 heb ik in de garnizoenen van Guadarrama doorgebracht, eerst in opleiding, vervolgens als opleider van officieren. Het spreekt vanzelf dat wij te maken hadden met logistiek, exercitie en strategie. De eerste vraag in de Guadarrama was: Wat is logistiek? Maar daar bleef het niet
| |
| |
bij. Wij moesten een groot aantal uiteenlopende lezingen volgen, in de eerste plaats over de bestuurlijke, kerkelijke en rechterlijke instellingen, maar daarnaast ook over de economische en sociale ontwikkeling van de verschillende kolonies. De lessen over de Indiaanse talen, vooral het Nahuatl, de taal van Midden-Amerika, het Quechua, de taal rondom het Titicacameer, en het Arowaaks, de taal van de eilanden, werden hoofdzakelijk in Burgos gegeven, in een van de grote sacristieën van de kathedraal. De algemene indruk van de officieren en aanstaande officieren was dat wij die studie wel konden vergeten, wij zouden die talen nooit machtig worden. Tegen het jaar '25 verscheen een lerares, zij was enkele maanden jonger dan ik, die een diepe indruk op mij maakte. Zij had asblonde haren, zoals men meer bij ons in het Noorden ziet, droevige ogen en daarentegen een zekere vrolijkheid om de mond. Als ik haar aankeek of aanhoorde, moest ik soms huiveren, ik begreep eerst niet waarom. Zij begon haar cursus met een algemene inleiding. Het was een eigenaardige inleiding!
Zij wees erop dat de meeste militairen voor een hopeloze taak werden gesteld als men van hen eiste dat zij deze talen, of zelfs maar een van deze talen, zouden beheersen. Zij zouden zich misschien hun emotionele betekenissen kunnen eigen maken als zij gevoelig waren voor de agressieve en sympathieke impulsen of tonaliteiten die van het ene individu naar het ander uitstralen. De meesten vergisten zich dan ook als zij meenden dat men geheimen voor de tegenstander zou kunnen hebben. Los guerreros moros y indios hebben dit éne gemeen, dat zij onze trillingen, onze rogachtige trillingen, meteen verstaan. Als zij beweren nader beraad te moeten houden, dan is het alleen uit pure angst of terwille van de formaliteit.
Op een avond wandelde ik met haar door Burgos na een tertulia die in een van de naburige venta's had plaatsgehad. Zij had over de toekomst van de Indios gesproken maar had ineens een zin afgebroken om ook verder het stilzwijgen te bewaren, alsof zij opeens begrepen had dat het geen zin had de discussie met de aanwezigen voort te zetten. Toen wij door de
| |
| |
gotische stad wandelden ging zij opeens recht tegenover mij staan en stelde de vraag: ‘Je weet toch dat ik Agatha Vargas ben?’ ‘Ja,’ antwoordde ik enigszins overrompeld. ‘Don Eugenio,’ zei ze, ‘we leven in een van die sinistere tijdperken. De Apocalyps is hier kinderwerk bij. Wij kennen in alle tijden agressieve en sympathieke impulsen, maar de agressieve nemen steeds meer toe. Dit geldt in het bizonder voor onze eigen steden, provincies en landen, hier en overzee. Sommigen menen dat wij alle eeuwen door, reeds vóór de geboorte van el Señor, qepd (zij moest zelf lachen om deze toevoeging die meer als vrolijke noot dan als blasfemie bedoeld was), dus alle eeuwen door vertrouwd zijn geweest met de gruwelijkheid van het bloed. Op school worden wij grootgebracht met verhalen van bloedbruiloften, ook bij de franciscanen en franciscanessen die de gelofte van de kuisheid hebben afgelegd. Asdéno dó, dat is de Arowaakse uitdrukking voor gruwelijkheid. Kun je dat volgen, don Eugenio? Kun je dat volgen, luitenant Resuende?’ Zij wachtte niet mijn antwoord af, misschien heb ik ook van ja geknikt, dat is een slimheid die ik mogelijk van de landvoogd van Judaca heb overgenomen. Ik heb beaamd, maar niettemin het stilzwijgen bewaard. Zij vervolgde: ‘In het verhaal van “los siete infantes de Lara” worden liefst maar zeven infantes vanwege een misverstand tijdens een huwelijksplechtigheid zonder pardon onthoofd. Hoe vind je dat, luitenant Resuende? De Corrida heeft elementen van een choreografie, het is pure danskunst, zegt men wel, maar je kunt er je elke keer weer van overtuigen, zij baadt in bloed. 's Morgens wordt Christus met de lans doorstoken en 's middags ondergaat taurus hetzelfde lot maar met de espada. A las cinco de la tarde, a las cinco de la tarde, mi querido teniente de la caballería. Asdéno dó
(“Arowaaks”, voegde zij daaraan toe). Asdéno dó. De espada en de banderillero zijn de favorieten van het publiek. Maar het ergst zijn de inquisitoriale processen door de wijze waarop de verdachten worden aangehouden, verhoord, en tenslotte ontkleed en afgeranseld, het liefst omstuwd door monniken van de zeven geloften’ (ik leerde later dat er in het geheel geen monniken van de zeven geloften bestaan) ‘die
| |
| |
naarstig voor het zieleheil van de zondaars bidden. Het is natuurlijk zo dat er ook in de Spaanse landen humane samenlevingen bestaan. Misschien bij de Frisonesa in het Noorden, maar waar of bij ons hier of in de Indias, maar in welke provincies of in welke landen? Ik zou met mijn taallesjes de militairen alleen maar wat meer humaniteit willen bijbrengen. Ik weet niet of het zal lukken. Taallesjes zijn moeilijk en hebben in de grond ook niet veel te betekenen.’ Er was iets zo hulpeloos in haar blik, trouwens in haar hele wezen, met haar ‘taallesjes die niet zoveel te betekenen hebben’, dat men haar te hulp wilde snellen, desnoods met een smoesje, maar zij was te intelligent om te geloven dat de militairen naar de kennis van de Indiaanse taal en letterkunde snakken. Op zekere avond stelde ik haar onverwacht de vraag: ‘Zou je mijn vrouw willen worden?’ Zij aarzelde niet maar antwoordde: ‘Dat moet je aan mijn vader vragen.’ Drie dagen later stond ik voor de deur van een van de betere middenstandhuizen waar Agatha mij afwachtte. Zij vatte mij bij de hand en voerde mij naar een patio waar een vrij lange man, met een kritische oogopslag, mij met zeker ongeduld afwachtte. Wij liepen haast tegen mijn toekomstige schoonvader aan, toen Agatha zonder mij voor te stellen mijn oogmerk kenbaar maakte: ‘Papá, este señor quiero casarse conmigo’ (papá, deze mijnheer wil met mij trouwen) ‘y tu que quieres tu?’ (En jij, wat wil jij?) ‘Yo me quiero tambien casar con este señor.’ (Ik wil ook met deze mijnheer trouwen.) Vader en dochter schoten beiden in de lach, terwijl ik verbijsterd toekeek. Tenslotte wierp zij zich om mijn hals en begon verschrikkelijk te huilen.
Het huwelijk werd bepaald op 15 mei 1526. Het had plaats in een venta bij Burgos, omdat de vader van Agatha erop stond dat mijn ouders er zo weinig mogelijk last van zouden hebben. Het is al erg genoeg dat je een kogel in je rechterknie krijgt, filosofeerde mijn schoonvader. Het was een prachtig bruiloftsmaal. Ik heb zelden zoveel witte of haast witte bloemen bij elkaar gezien: lichtroze rozen, oranjebloesems, lelietjes van dalen en witte bosviooltjes (de hotelier noemde ze violetas de Parma). De bloemen hebben zo mijn aandacht ge- | |
| |
trokken dat ik mij slechts vaag de gerechten herinner. Ik zou er misschien een paar kunnen verzinnen, maar waarom zou ik dat doen? Ik heb de indruk trouwens dat de Spanjaarden, al beweren ze het tegendeel, meer van bloemen dan van spijzen houden.
Voordat de gasten het laatste glas witte wijn of cider op een gelukkige vaart hier en ginds hadden geheven, ging mijn schoonvader ertoe over de vele brieven die ons toegezonden waren, voor te lezen.
Vele waren geschreven in de garnizoenen, enkele zelfs door opperwachtmeesters in Badajoz en Llenares, vele door familieleden uit Burgos en Toledo, zij waren vrijwel gelijkluidend, de een nog hartelijker dan de ander. Zij wensten ons geluk toe tijdens de overvaart en het verblijf in de vreemde landen, zij waren ervan overtuigd dat wij met nakomelingen zouden terugkeren die zouden bijdragen tot de beste eigenschappen van de Spaanse landen. Mijn schoonvader reikte mij tenslotte een enveloppe met het koninklijk zegel van Tordesillas. Het was niet oirbaar de brief van een koningin in het openbaar voor te lezen. Ik had vaak deel uitgemaakt van de patrouilles die de koningin desnoods gewapenderhand moesten verdedigen tegen de pogingen van de Aragonese generaal Grejo haar gevangen te nemen en tot abdicatie te dwingen. Het kasteel kwam mij weer dadelijk voor de geest. Het leek op het eerste gezicht weinig opvallend, maar bij nader inzien vertoonde het toch enkele hoogst merkwaardige eigenaardigheden. De drie vleugels, een midden-, een rechter- en een linkervleugel, waren gebouwd op een uitgestrekt plein van granietkeien, met een hek van hoge dunne spijlen eromheen.
Op het plein schoven voortdurend drie personen in infanterie-uniform op en neer die later bleken tijdmeters te zijn, met spitsvondige nieuwerwetse instrumenten, zonder dat het duidelijk werd waarom hier zo voortdurend de tijd moest worden gemeten. De vertrekken van de koningin bevonden zich in de rechtervleugel maar zij konden alleen via de linkervleugel worden bereikt omdat in de rechter- en middenvleugel geen toegangspoorten waren aangebracht en, zo dit wel was
| |
| |
geschied, weer dichtgemetseld waren. De huismeesters, die de gasten vergezelden, waren in de linker- en middenvleugel in roodbruin gekleed en in de rechtervleugel in het blauw. Ik neem aan dat deze huismeesters niet gewapend waren maar in een gevecht van man tegen man toch niet het onderspit zouden delven. De wachtmeesters leren dit af te lezen aan de spanning van de kaakspieren, maar dit doet hier natuurlijk in het geheel niet terzake.
In de brief nodigde de koningin ons voor ons vertrek haar te bezoeken omdat zij ons een vertrouwelijke mededeling wilde doen.
Het is achteraf moeilijk een beschrijving van haar gezicht en haar allures te geven, temeer omdat zij in een vrij donker vertrek ontving, behangen met donkere gobelins die een donker woud met enkele jonge eenhoorns voorstelde. Iets verderop hing het portret van haar knappe jonge echtgenoot die nog altijd napruilde omdat hij te vroeg door de dood was overvallen. De koningin moet bij ons bezoek tussen veertig en vijftig jaar geweest zijn en leefde naar mijn oordeel in grote onzekerheid. Zij voelde zich waarschijnlijk zelfs voortdurend bedreigd. Zij wierp telkens het gezicht naar achter alsof zij een oorveeg of een houw van een denkbeeldige persoon moest ontwijken. Zij bood ons een glas cider aan en deelde ons mee dat zij had besloten een speciale post op de begroting op te nemen waardoor Agatha in staat zou worden gesteld uitgebreide reizen met mij te maken over de Andes en de Cordilleras en zodoende haar kennis van de Indiaanse talen uit te breiden en te verdiepen. Zij had een grote bewondering voor Agatha die tot het inzicht gekomen was dat de mensen elkaar niet zouden kunnen begrijpen zonder elkaar te kunnen verstaan. En zij voegde er bijna nijdig aan toe: of de monseigneurs in Zaragoza en generaal Grejo er mee eens zijn of niet, het is nu eenmaal zo en niet anders. Nadat zij nogmaals het hoofd achterwaarts had geworpen en een slag van onbekende aard en herkomst had ontweken, deelde zij ons mee dat zij iedere dag een weesgegroet voor ons zou bidden en zich vooral zou richten tot de Virgen de Amparo, de heilige Maagd van de
| |
| |
Bescherming die niet alleen in Valencia maar ook in Tordesillas werd vereerd.
Twee weken later nam ik afscheid van mijn collega's en de manschappen en niet te vergeten van de zwarte Andalusische paarden, waar ik zoveel van hou, en vertrok met Agatha op het transportschip ‘Llena de gracia’, gekonvooieerd door drie linieschepen, naar Hispaniola waar wij twee weken later met een gunstige noordoost-passaat in La Plata arriveerden.
Bij een van de rif-eilanden ergens bij Puerto Rico, schoten drie fraaie driedekkers uit hun schuilhoeken te voorschijn, zij werden aanstonds door de bronzen kanonnen van de linieschepen onder vuur genomen. Het was of horen en zien je verging. De schepen op volle zee schieten minder gericht dan de forten op het land. Het geluid lijkt daardoor van alle kanten te komen, je wordt overvallen door de echo's. Een Frans schip vond het zeemansgraf, de andere twee wisten te ontsnappen terwijl zij vuur om zich heen spoten. Het garnizoen van Santiago de los Caballeros, enkele kilometers ten zuiden van La Plata, was prachtig gelegen, tussen hellingen en dalen die alle met eucalyptusbomen begroeid waren. Niets was zo heerlijk als met Agatha, die de milde geur van lelie-van-dalen uitwasemde, te wandelen tussen de dunne bomen met hun zuurzoete eucalyptuslucht. Het eerste jaar moest ik mij voornamelijk bezighouden met de exercitie van de opperwachtmeesters en met de expedities op het vasteland waar de zaken uit de hand liepen. Ik kreeg toen al een indruk van het cynisme van de handelaars en landbouwers in de nieuwe landen. Het volk verging van de honger terwijl het wemelde van varkens, schapen en vette kippen. Zij schotelden je ook vogels voor die ik nooit eerder had gezien en waarvan ik nooit eerder had gehoord.
Het is op een van de expedities van de Cordilleras van Venezuela dat ik kapitein Losada leerde kennen en hem erop gewezen heb dat hij niet zou kunnen slagen met de verovering van de Caracas-vallei zolang hij niet de troepen of, zo men wil, de bendes van Aguirre had vernietigd. In het begin wilde de goede man daar niet van horen, hij was ervan overtuigd dat de
| |
| |
zeven hagedissen van zijn familiewapen hem de nodige hulp en bijstand zouden kunnen bieden. A chacun sa chimère, zeggen de Fransen, maar het is een hachelijke onderneming al zijn vertrouwen op hagedissen te stellen. Zeven is het getal.
De volgende drie jaar ben ik bijna voortdurend met Agatha op het vasteland geweest. Ik heb haar vrijwel altijd vergezeld naar de verschillende landen, waarvan zij de talen beheerste, zodat zij een nauwkeurige weergave kon optekenen van de Indianen, vooral van de dwangarbeiders in de mijnen bij La Paz en de schatplichtigen waarmee de Indias bezaaid waren van Mexico tot Cuzco en La Plata. De cijfers van de verschillende caciques kwamen meestal in het geheel niet overeen met de opgaven van de cabildo's, corregidores en audiencia's die ook onderling in zulk een mate verschilden dat slechts een geoefende rekenmeester daaruit wijs zou kunnen worden. De economische aangelegenheden, van handel, akkerbouw en veehouderij, werden doorkruist door de kerkelijke begrotingen van de dominicanen, franciscanen, Geronimos en de vriendelijke mercedariërs die zich met de kruimels tevreden mochten stellen. Een dominicaan vertelde ons in alle openhartigheid dat hij de drieëenheid allang verkwanseld had voor patrijzen en fazanten. De gedachte alleen maar! Aan vulgaire hoenders had hij liederlijk het land, hun gekakel was natuurlijk een voortbrengsel van de gevallen engelen! Dat waren net wezens voor de Galiciërs die geen ‘enye’ kunnen uitspreken.
De Indiaanse wouden en bergen oefenden een bizonder prikkelende werking op ons wat ook de beoefening van de huwelijksverplichtingen in hoge mate bevorderde. De geslachtsgemeenschap tussen de mistvlagen van de Popocatepetl (5439 m) en de orchideeën van de Quetropillan (3680 m) is natuurlijk niet te vergelijken met de geslachtsomgang onder de zeespiegel van de Frisones en Flamencos. In 1530 (of was het nog 1529?) had de geboorte plaats van het meisje dat wij doña Isabela hebben genoemd. Zij heeft met haar kleine ronde figuur toch veel gemeen met Agatha, met haar asblonde haren en haar combinatie van ernst en vrolijkheid, al is zij ook minder tot bedroefdheid geneigd. Wie had kunnen denken dat
| |
| |
Agatha zo spoedig van ons heen zou gaan? Ik heb er jaren voor nodig gehad om te geloven dat zij niet meer tussen ons leefde. De laatste vijf jaren van haar leven heeft zij de belangrijkste ontdekkingen gedaan op het gebied van taal en godsdienst of beter op de verhouding daartussen. Zij heeft voor het eerst het principiële verschil uiteengezet tussen het gebruik van woorden als ‘hart’ en ‘ziel’ bij Olmeken en de Mexicatls. Zij heeft het principiële verschil aangetoond tussen twee beschavingen die ten onrechte over een kam geschoren werden. De Olmeken verstaan onder de overgave van het hart het verlangen dat uitgaat naar de geest van het benevolente of, zoals zij zeggen naar de geest van Quetzacoatl. Voor de Mexicatls heeft deze uitdrukking alleen betrekking op het anatomisch orgaan dat door het mes van obsidiaan uit de borst wordt gesneden en aan de malevolente Vitzliputzli aangeboden. Het is dan ook geen wonder dat het gebied tussen Tehuacan en Oaxaca door uitstraling van de geest van verdraagzaamheid wordt beheerst, terwijl de Mexicatls vrijwel alleen het bloedoffer kenden, het bloedoffer van krijgers en burgers, van de familieleden en de danseressen. Que horror, que horror, las bailarias asesinadas (hoe gruwelijk, de vermoorde danseressen). - Agatha heeft in uitvoerige geschriften aangetoond dat de verschillende beschavingen tussen Tenochtitlan en Tegueicalpa zich tussen de verschillende graden van benevolentie en malevolentie afspeelden. Haar geschriften worden veilig bewaard in de kluizen van de franciscanen in Tehuantepec totdat zij zonder gevaar voor de inquisiteurs aan het daglicht kunnen worden gebracht. Men moet bedenken dat zij een stap of zelfs meerdere stappen verder ging dan de bewonderenswaardige Sahagun. Sahagun gaf de beschrijvingen van een beschaving, zij gaf de impulsen van de beschavingen.
In 1534 deelde de vizrey Caamaño Mella voor de troepen mede dat ik tot kolonel was bevorderd en in 1535 dat Su Majestad la Reina mij tot gouverneur van het eiland Curaçam had benoemd. Wij hebben ook voor het heengaan van Agatha, herhaalde malen het wonderlijk eiland bezocht, het was nog maar twee dagen en soms nog korter varen van Hispaniola.
| |
| |
Dat hing allemaal af van een wind, die men de noordoostpassaat noemde. De vorige gouverneur had reeds een hechte basis voor veeteelt en landbouw aangelegd, hij aarzelde nog ten aanzien van het fokken van de paarden. Hij miste, soms terecht soms ten onrechte, het vertrouwen m kapitein Losada die zich nodeloos in opspraak bracht met zijn hagedissen. Zeven is het getal.
Vlak voordat wij Hispaniola voorgoed zouden verlaten, werd Agatha door de tropische koortsen overvallen. Koude baden uit de bergen noch kruiden, die uit verscheiden plaatsen werden aangevoerd, konden baten. Ik heb de vizrey verzocht dat de collega's zich zouden onthouden van militaire en liturgische ceremonies. De rouwmis en de begrafenis werden bijzonder sober gehouden, zoals Agatha het naar alle waarschijnlijkheid zou hebben gewenst. Wel waardeer ik het dat de onderkoning erop gestaan heeft dat hij namens het Hof van Tordesillas, namens zijn manschappen en namens zijn eigen persoon het hoogste eerbetoon zou brengen jegens een jonge vrouw, zij is nog geen vijfendertig geworden, die vanaf haar eerste jeugd zo'n grote liefde voor haar medemensen aan den dag had gelegd. Onder het spelen van de treurmars werden drie kransen op haar graf gelegd, van rozen, gardenia's en cayena's, alle in de witte kleur die haar zo dierbaar was. De onderkoning heeft geheel in overeenstemming met mijn wensen een steen doen aanbrengen met de woorden ‘Agatha Vargas esposa de Eugenio Resuende’ met daarboven een zeilschip, symbool van degenen die naar een andere wereld varen, wat deze ook moge zijn.
Ik had vooral 's nachts de grootste moeite in het heengaan van Agatha te berusten. Ik hoorde haar stem zo duidelijk alsof zij naast mij lag. ‘Haal mij uit het water van de Titicaca’ en een andere keer ‘Ik val in de diepte van de Popocatepetl’. Ik hoorde de vreselijke woorden maar wist toch dat ik niets voor haar zou kunnen doen. Ik moest ernstig aan het werk blijven om tegen mijn nachtmerries op te kunnen tornen. Ik zette uitvoerige plannen op, eerst voor de irrigaties van het land en vervolgens voor de restauraties van de vestingen en de officiële
| |
| |
gebouwen. Ik werd hierbij in belangrijke mate geholpen door een bijzonder bekwame architect, een franciscaan, die ik in Oaxaca had ontdekt in de tijd toen ik met Agatha het benevolente en malevolente Nahuatl bestudeerde. Met zijn hulp hebben we de kerk en de apotheek opgebouwd. Doña Isabela, die mij naar Oaxaca vergezelde, had een duidelijke voorkeur voor bepaalde beelden, schilderijen en tekeningen. Uit waardering voor haar goede smaak hebben de franciscanen de porseleinen engelen, die eigenlijk onbetaalbaar waren, voor een appel en een ei weggeschonken. Zij begon ook blijk te geven van een geheel eigen tekentalent. Zij moest maar eens met een tekening terugbetalen, merkten de vriendelijke franciscanen op. In die tijd heb ik ook uitvoerige plannen opgezet voor de bouw van fortificaties, eerst in Curaçam, maar later ook in San Juan, Sta. Anna en andere kwetsbare plekken. Wij stonden op de eilanden bij de kust van Venezuela voor een moeilijke keuze. Wij konden de bewoners, men zegt ook wel de inboorlingen, die in de spelonken woonden, aan hun lot overlaten, zij zouden dan door de zeeschuimers en kapers gevangen worden genomen en elders aan de man gebracht worden waar zij geen zeggenschap over hun eigen leven zouden hebben. Wij mogen niet vergeten dat de kapers voortdurend in aantal toenemen. Wij hadden eerst met Engelsen en Fransen te maken. We hebben er nu Denen, Zeeuwen en Friezen bijgekregen. Het is mogelijk dat de Denen en Zeeuwen een en hetzelfde volk zijn en dat wij met een opzettelijke of onopzettelijke spraakverwarring te maken hebben. Wij zouden ook een andere weg kunnen gaan. Wij zouden ze gevangen kunnen nemen met de bedoeling ze tot vrije mensen op te voeden. De samenleving van Curaçam bestaat vrijwel uitsluitend uit vrije mensen. Ik moet tot mijn spijt zeggen dat ik meestal ernstige weerstand zo niet ronduit tegenstand van de bestuurlijke en kerkelijke instellingen ondervond. Om van de rechterlijke maar te zwijgen! Ik
vertel dit met zoveel omhaal van woorden omdat ik graag zou willen dat u begrijpt dat ik bepaald niet met opgetogenheid maar eerder met gemengde gevoelens de brief van de koningin in ontvangst nam waarin
| |
| |
zij mij voor een bezoek aan Tordesillas uitnodigde. Waar zou dit op uitlopen? Zou het hof, de koningin, haar dochter doña Catharina, haar geadopteerde dochter doña Juana Inés en hun adviseurs mij gunstig, neutraal of misschien wel ronduit vijandig gezind zijn? Wat zou een kolonel van de cavalerie in hun ogen betekenen? De enigen, die ik meende te kunnen vertrouwen, waren de koningin, maar die begon al de zestig te naderen, en de kolonel Caamaño Mella, maar die bevond zich in Hispaniola. De onderkoning, die op een of andere manier als bemiddelaar fungeerde, stelde voor dat ik de reis naar Cadiz of Coruña met de Infanta Combita of de Niña del Mar zou maken. Zou ik met deze schepen zelfs de kans hebben levend de overkant te bereiken? Vooral de commandant van de Combita leek mij tot de ergste misdaden in staat. Eigenhandig wurgen behoorde tot zijn aangenaamste bezigheden. Ik antwoordde de onderkoning dat ik de uitnodiging graag aannam maar dat ik er de voorkeur aan gaf de reis te maken met de Coraza omdat kapitein Prades tot de snelste zeilers van onze eilanden behoorde. Hij antwoordde dat hij akkoord ging met mijn voorstel en verzocht mij hem een tropische uniform te sturen dat voor zijn kleermaker als model zou kunnen dienen. Ik moest lachen om zijn bezorgdheid om mijn uniformen en was korte tijd later op weg naar Tordesillas. Prades kon, na drie weken scherp laveren langs en tussen de Kaapverdische, Canarische en Madeira-eilanden, het anker op de rede van Cadiz uitwerpen. Bij de aankomst bleek een reiswagen, met een houten dak en leren banken, mij op de kade af te wachten. De koetsiers droegen het uniform van de huismeesters van Tordesillas en hadden geen moeite mij te herkennen. Ondanks de tijdsruimte vereist voor wisseling van de paarden, de maaltijden en de nachtrust hadden wij de weg van Cadiz naar Tordesillas in ongeveer drie-en-een-halve dag afgelegd. Wij arriveerden tegen drie uur in de middag voor het
kasteel. Het leek of de tijd had stilgestaan. De hekken met de dunne spijlen stonden er nog, het plein was nog altijd met granietkeien geplaveid, de tijdmeters schoven er nog altijd met hun spitsvondige instrumenten rond. Een huismeester met roodpaars uni- | |
| |
form begroette mij en riep er een collega bij om hem met de reiszakken te helpen. Hij bracht mij naar mijn vertrekken en deelde mij mee dat hij mij aanstonds naar doña Juana Inés zou leiden zodra ik mij wat opgeknapt had. Ik zou hem in de loge bij de ingang vinden. Ik had weinig tijd nodig om mij op te frissen maar meende toch nog eerst mijn papieren te moeten doornemen alvorens weer een beroep op de huismeester te doen. Toen wij het vertrek van doña Juana Inés hadden bereikt, bleek de deur aan te staan. De huismeester liet mij binnen en verzocht mij even te wachten. Het was eerder een studeervertrek dan een ontvangkamer. Het was witgekalkt met een lambrizering versierd met mathematische tekeningen die stamden uit de tijd van de Arabische overheersing. De meubilering was aan de sobere kant gehouden en bestond uit een grote ronde tafel met kandelaber voor verlichting en enkele boekwerken waarin de bewoonster zich juist had verdiept, enkele rustieke stoelen en een kloosterachtige bank eveneens met een stevige leren zitting. In de witte wand waren enkele mahoniehouten planken aangebracht, waarop ik boeken van zeer verschillende aard kon bewonderen, meer om de omslag, van leer en perkament, dan om de inhoud die men moeilijk kon verwachten tot de kennis van een kolonel van de cavalerie te behoren. Het waren werken van St.-Augustinus, St.-Anselmus, Pierre Abélard de Fransman uit Nantes, het jus canonicum, het jus civile en nog vele andere boeiende werken voor wie ze kan verstaan. Ik kon mij alleen nog iets herinneren van de ongelukkige liefde van Abélard waarvan de franciscanen in de Calle del Comercio met veel smaak konden vertellen in het uurtje dat wij
‘la hora de las calamidades’ noemden. Toen trad doña Juana Inés binnen. Zij had ongeveer mijn lengte, zij droeg een grijze wollen jurk, die van haar hals tot de enkels hing, met een hoge taille die tot de borsten reikte. Zij had een speld van smaragd aan de kraag en aan de rechter ringvinger eveneens een smaragd in goud omlijst. Het meest opvallende aan haar waren de grote donkerzwarte ogen die iets teers hadden door de vochtige glans alsof zij juist om een of andere droevige mededeling had gehuild. Zij droeg de haren
| |
| |
van achter in een knoet, losjes alsof zij ieder ogenblik uit elkaar zouden vallen maar dat door een of ander wonder toch niet deden. Zij had al haar donkere mantel aangedaan, blijkbaar omdat wij dadelijk door de koele gangen moesten. Ik boog, zoals wij dat als jong luitenant hadden geleerd, maar zij weerde de formaliteit af. ‘Que va, wat een onzin, doña Juana vindt u een aardige man, zij heeft mij een groot deel van uw brieven laten lezen. Ik heb allang kennis met u gemaakt. Kom, geef mij uw arm.’ Wij liepen door de gang van de middenvleugel en vervolgens een gedeelte van de rechtervleugel. ‘Hebt u gemerkt dat wij even lang zijn?’ vroeg zij. Het was wel opvallend. ‘Niet even lang,’ herhaalde zij, ‘maar precies even lang.’ Ik kende de kamer van doña Juana, zij was nog altijd behangen met gobelins met bosschages, waar de eenhoorns tussen de stammen kwamen kijken. Zij leken in aantal toegenomen te zijn, maar dat moest wel gezichtsbedrog zijn, het ‘gaat en vermenigvuldigt u’ kon moeilijk bedoeld zijn voor de gobelinfiguren. Er waren behalve de grote ovale eettafel, waarvan de bladen in- en uitgeschoven konden worden, nog enkele langwerpige tafels die vooral bestemd waren voor karaffen en glazen. Aan de wand hing nog steeds het portret van Philips de Schone, le Bel, el Hermoso, nog even knap als vroeger, maar de pruillip scheen nog sterker geprononceerd. Hoe is het mogelijk! ‘Baiser rebaiser baiser et tout le reste est vanité.’ Doña Juana moest zich eigenlijk schamen om het devies van haar echtgenoot, maar zij moest er toch om lachen als zij keek naar de pruilende adolescent aan de wand. Zij had niet meer de neiging het hoofd achterover te werpen, zij zat voorovergebogen in de donkere kleding alsof zij nog altijd in de rouw was. ‘Ik heb een groot vertrouwen in u, daarom doen wij deze dagen een beroep op u. Ik zeg
“wij”, want het gaat niet alleen om mij, maar ook om doña Inés. U weet dat de geschiedenis van mijn regering gekenmerkt wordt door samenzweringen. Tot nu toe droegen zij een incidenteel karakter. Zij beoogden altijd mij tot abdicatie te dwingen en de vrijheid van de provincies en de gemeentes aan banden te leggen. Maar deze incidentele samenzweringen konden makkelijk worden bedwon- | |
| |
gen door de compagnies, pelotons of zelfs de patrouilles van de derde divisie. De samenzweringen nemen steeds vaster vormen aan naarmate de opvolging van de kroonprins, die waarschijnlijk Philips ii zal heten, nadert. U weet dat de kroonprins alle gevoelens van humaniteit mist. Vade retro satanas. Men kan hem alleen via liturgische taal toespreken. Ik heb de hulp van de onderkoning van Hispaniola ingeroepen, die mij erop gewezen heeft dat u behalve humaan ook bizonder vindingrijk is. Men moet nu eenmaal vindingrijk, ja zelfs listig zijn om satanas te bestrijden, het is nu eenmaal niet anders. U zult de strategie eerst met Juana Inés moeten bespreken. Dan kunnen wij er later nog op terugkomen. Nu moet u even proberen van drank en spijs te genieten. Alles op zijn tijd! U hebt de keuze tussen de pulque, die uit uw eigen land afkomstig is, en de combinatie van cider en witte wijn die de laatste tijd nogal eens geschonken wordt. Waar die combinatie vandaan gekomen is, weet ik niet. U krijgt verder tong, uit Coruña of Santander, die bij de Basken horen, en caramela en koffie ergens uit de Indias. Mijn zoon Karel v, met zijn onmenselijke gulzigheid, zou dit nauwelijks als een maaltijd beschouwen. Maar u bent gelukkig geen Karel v. U hebt u misschien afgevraagd waar doña Catharina is gebleven. Die is nu priores van het hospitaal van de mercedariërs in Sevilla, die maar een bescheiden begroting hebben, maar als ik haar nodig zou hebben zou zij zeker terugkomen.’
Nadat wij afscheid hadden genomen van doña Juana, brachten wij de verdere avond en een groot deel van de nacht door in het studeervertrek van Juana Inés. Wij liepen maar op en neer. Als wij moe werden gingen wij een poos zitten, Inés op een stoel aan de tafel waar zij aantekeningen kon maken. Zij maakte trouwens graag aantekeningen terwijl zij zich achter de knoet krabde, die toch niet losliet, en ik languit op de bank ging liggen onder het voorwendsel dat cavaleristen van nature geneigd zijn hun benen te strekken. Zij lachte om de verontschuldiging. ‘A sus ordenes, señor coronel.’ Wij kwamen, merkwaardig genoeg, die avond tot enkele van de meest wezenlijke eigenaardigheden van het probleem of de
| |
| |
problemen van de Spaanse landen. Wij mochten om te beginnen niet menen dat wij deze problemen zouden kunnen bezweren door het elimineren van de vermoedelijke opvolger. Een schot lost zelden problemen op. Het kon alleen gebeuren door de reorganisatie van de Spaanse landen, was dit nog mogelijk? In ieder geval meenden wij dat de reorganisatie op veel grotere moeilijkheden zou stuiten in de Iberische dan in de koloniale provincies. Dat hing nu eenmaal samen met de geschiedenis van deze landen. Door de strijd tegen de Moren was een eenheid tussen de volken van het schiereiland ontstaan. De val van Granada betekende het einde van deze eenheid, de tranen van Aboe Abdullah de Moor, die ze ook Boabdil noemen, waren tevens de tranen van Isabela la Católica. Het Iberisch schiereiland bestond voortaan uit een groot aantal verbrokkelde provincies, van de Cantabrische gebergten in het noorden tot de Guadalquivir in het zuiden. Het Iberisch schiereiland herbergde een groot aantal volken die weinig verwantschap en vooral veel verschil vertoonden, de Iberiërs, de Westgothen, de Basken, de Castilianen, de Andalusiërs, de Manchegos, de Malagueños en wat al niet meer. Wij kennen allen het spreekwoord van Vazcuña; ‘Orkiko choria orkin laket’ (de vogels van Orky zijn alleen gelukkig in Orky). Wie zal een eenheid tussen deze volken kunnen scheppen? ‘Wij niet don Eugenio, wij niet. Wij weten er te weinig van. Ook als wij Baskisch verstaan kunnen wij de Basken niet verstaan. Wij hebben er, merkwaardig genoeg, te weinig belangstelling voor. Misschien dat wij nog eens te eniger tijd van mening zullen veranderen.’
Wij kwamen die avond tot het inzicht dat de ontwikkeling van de Indias veel overzichtelijker was. Zij besloeg trouwens een tijdperk van nauwelijks vijftig jaar. De barbaarse periode, van Cortés en Pizarro, heeft zich maar kortgeleden afgespeeld en is toch allang voorbij. Dan volgt de periode van de informanten en auteurs. Deze periode begint met de nostalgische auteurs als de gehispaniseerde Mexicatl Ixtil en de Inca of pseudo-Inca Garcilaso die van vergane glorie dromen zonder dat de dromen of pseudo-dromen zich duidelijk aftekenen.
| |
| |
De voornaamste auteurs waren zonder twijfel auteurs als Sahagun en Bernal Diaz die de werkelijkheid met open ogen durven te benaderen. Bernal Diaz heeft nooit de aandacht getrokken van de inquisiteurs, dat komt waarschijnlijk omdat hij zich vrijwel uitsluitend met de 289 schermutselingen van Cortés en de beeldhouwwerken van Yucatán heeft beziggehouden. Je zou schele ogen krijgen als je daaruit ketterijen zou moeten peuteren.
De derde periode is de periode van de immigranten die zich aan mijn- en landbouw en vooral aan stedenbouw en handel wijden. Het is ook de tijd dat de nieuwe ambtenaren worden aangesteld, van de vizrey tot de corregidor, de bestuurlijke, kerkelijke en rechterlijke die gedeeltelijk uit winzucht en gedeeltelijk uit idée-fixe een scherpe scheiding maken tussen de donkere en blanke rassen en tussen de welgestelden, die vrijdom van belasting genieten, en de horigen, de encomendados en tributarios, die aan belasting onderhevig zijn. Wij hebben dus in feite twee tegenstellingen, die van het zuiver en onzuiver ras en die van de welgestelden en de belastingplichtigen. Wie of wat werkt deze twee tegenstellingen in de hand? Men zegt de natuur, de natura rerum, in feite zijn het de ambtenaren die het doen. In Mexico en Lima zijn de bepalingen van het zuivere ras, la limpieza de la raza, afgeschaft en wat heeft de natuur gedaan? Zij heeft er zich niets van aangetrokken. Veel gevoeliger is het verschil tussen rijk en arm. Men geeft hier ook de schuld aan de natura rerum maar ieder is ervan op de hoogte dat het bewerkstelligd wordt door de hoofdambtenaren of bepaalde hoofdambtenaren die aan de gewoonte van enkele jaren de kracht van het natuurrecht verlenen.
Wij kwamen, na een uitvoerige raadpleging van St.-Augustinus en St.-Anselmus door Inés, tot de conclusie dat de reorganisatie op twee maatregelen zou moeten berusten. Om te beginnen zou de koningin een decreet moeten uitvaardigen waarin de regelingen tot behoud van het zuiver ras moesten worden afgeschaft waar die nog bestonden met de uitdrukkelijke bepaling dat dit decreet niet door de clausule van het ‘obedezco no ejecuto’ zou kunnen worden geannuleerd. Deze
| |
| |
clausule heeft veel goeds maar ook onnoemelijk veel kwaads teweeggebracht. Vervolgens moesten wij de archivaris van het Koninklijk Huis de opdracht geven om de benoemingsbesluiten, met de daarbijbehorende beoordelingen, van de huidige hoofdambtenaren tot en met de burgemeesters, de corregidores, van steden met een inwonertal boven de vijftigduizend, op korte termijn te overleggen. Wij zouden dan trachten ons een oordeel te vormen tussen de malevolente en benevolente elementen in het korps der functionarissen. Wij zouden voorzichtig aan, stap voor stap, kunnen proberen het kaf van het koren te scheiden. Wij onderscheidden tussen de malevolenten, benevolenten en neutralen. De neutralen zouden wij voorlopig ongemoeid laten, men kan nu eenmaal niet alles tegelijk doen. Wij stelden tenslotte een werkschema vast waaraan wij ons de eerste zes weken stipt hebben gehouden. Wij stonden om halfacht op, om halfnegen gebruikten wij het ontbijt, meestal alleen maar een beker cacao en een avocado. Het was ongeveer negen uur als het werk begon. Wij moesten ruim tweeduizend documenten controleren. De meeste werden van het teken ‘neutraal’ voorzien maar vele moesten ook door de dubbelzinnige referenties als negatief of door de gunstige beoordeling als positief worden gekenmerkt. Wij wisten dat onze kwalificaties alleen een voorlopig karakter zouden dragen zolang wij niet persoonlijk met de betrokkenen hadden kennisgemaakt, maar ook onder dit voorbehoud vorderde onze arbeid langzamer dan wij hadden verwacht. Het bleek niet mogelijk meer dan twintig of dertig besluiten af te doen per dag, vooral ook omdat wij soms met figuren met een groot aantal referenties te doen hadden. De documenten van de Cisneros, Mendoza's, Herzuela's, Cazalla's, Chaves en nog vele anderen brachten ons bijna tot wanhoop. Wij hielden elkaar wakker met poëtische of daarop lijkende citaten - de droom aan de bleke baai... of ‘orkiko choria orkin laket’ of...
à la guerre comme à la guerre. Tegen halfeen werd een pauze gemaakt voor het middagmaal en reden wij naar de Venta Zero Dos, zo genoemd omdat zij aan de weg van die nummering gelegen was, ongeveer dertig kilometer ten noor- | |
| |
den van Tordesillas. Het middagmaal werd opzettelijk, met het oog op het avondmaal, weinig copieus gehouden. Het bepaalde zich meestal tot groente- of rijstesoep en vervolgens asperges met eieren of selderiestengels met garnalen of groene paprika met gemalen vlees en tenslotte mispel of meloen. Buiten het afgesloten vertrek gebruikten de huismeesters, die ons vergezelden, hetzelfde maal. Wij waren meestal tegen halfvier thuis en gingen even rusten en ons opknappen. Het avondmaal onder de ogen van El Hermoso was iets copieuzer maar toch allerminst overdadig. Meestal werden vis, tong of tarbot, en fazant opgediend, waarbij cider, witte wijn, witte wijn met cider of pulque werd gedronken. Nadat de tafel was opgeruimd bleven wij nog enige tijd bij doña Juana zitten alvorens weer aan het werk te gaan. Wij legden haar de problemen voor, die wij op korte termijn meenden te moeten oplossen, in vele gevallen wist zij zich de verschillende personen glasscherp te herinneren. Wij hadden ruim zes weken dit werkschema gevolgd toen zij ons op zekere avond met de mededeling verraste dat zij zich verplicht achtte een officiële bekendmaking van gewicht te doen die ons in het bizonder aanging. Zij liet ons een verklaring lezen waarin ter kennis van het volk werd gebracht dat op 15 mei 1548 tussen don Eugeñio Resuende en doña Juana Inés gravin van Tordesillas een morganatisch huwelijk zou worden aangegaan. Wij bleven elkaar aankijken, zij merkte op dat zij de voorkeur aan een morganatisch huwelijk had gegeven omdat ik daaraan volgens het geldend recht het privilege zou kunnen ontlenen kennis te nemen van alle stukken, geheim of niet, van het hof en de regering. Zij vroeg of wij bereid waren deze
bekendmaking van onze handtekening te voorzien. Zij schoof eerst het document naar mij toe, ik ondertekende, zij schoof het naar Inés die eveneens het papier van haar handtekening voorzag. Het was Inés die de toestand wist te redden. Zij stond op in de uitdagende houding van de Spaanse danseressen, met de rechterhand even boven de heup. Vervolgens stak zij de andere hand opzij, zij nodigde uit voor de pavane, de enige dans die de luitenants in de garnizoenen leerden, ik legde mijn hand op de hare. Wij maakten
| |
| |
enkele passen van de statige dans, het moeten inderdaad maar enkele passen zijn geweest, zij bleef voor mij staan en legde het hoofd op mijn schouder.
Doña Juana vertelde ons de volgende dag dat het huwelijk in de huiskapel zou worden voltrokken door Padre Luis Ignacio Ureña van de jonge societas van de jezuïeten en dat de huwelijksvoltrekking volgens de regel van deze nieuwe orde in de liturgie van de mis zou worden geïncorporeerd. De kapel bestond uit een aanzienlijke ruimte, met een gewelfde zoldering. Door de communiebank, met twee hekken die met een lichte duw open en dicht konden, werd zij in twee afdelingen verdeeld, de afdeling van de eucharistieviering met absis en altaar, die een derde gedeelte van de kapel innam, en de afdeling van de bezoekers die de rest van de ruimte besloeg. Aan de ingang zag men enkele statiestukken, om te beginnen Pontius Pilatus, die nog altijd stond te aarzelen, en verder enkele stukken van de Via Dolorosa. Vlak bij de communiebank was ter weerszijden een levensgrote engel aan de wand geschilderd, met wapperende groenblauwe mantel maar zonder vleugels die op een gouden bazuin blies. Het stuc was hier en daar afgebladderd van het plafond zodat de oorspronkelijke voorstelling, de schepper die Adam tot leven wekt, op bepaalde plekken de indruk van een afgeknabbeld werelddeel maakte. Het balkon voor de muziek, de Schola Cantorum, bevond zich op vrij grote hoogte achter in de afdeling der bezoekers. De kapel was bijna volledig bezet maar de genodigden bestonden vrijwel uitsluitend uit de huismeesters, familieleden en collega's uit de verschillende garnizoenen waar ik had gediend.
De mis verliep oorspronkelijk volgens de bekende riten. Wij volgden de introitus, het confiteor, het kyrie eleison, de gloria. De priester was tot onkenbaar toe gewikkeld in de misgewaden, met name de gouden kazuifel uit het jaar 1230 waardoor de figuur die zich voor het altaar bewoog gelijkenis vertoonde met een scarabee van ongewone dimensies. Na het evangelie trok de priester zich in de sacristie terug, waar hij zich van zijn gewaden ontdeed, om zich vervolgens alleen
| |
| |
in zijn soutane met een stola om de hals naar de kansel te begeven. Padre Ureña had niets van de combinatie van militair en mysticus die men vaak bij de jezuïeten aantreft. Tenminste bij de jezuïeten in de noordelijke provincies. Het was eerder een welwillende, enigszins anarchistische jongeman van omstreeks vijfendertig jaar. Met enige goede wil kon men zeggen dat hij correct gekleed was, maar met even weinig moeite kon men hem van slordigheid betichten. Op de kansel sloot hij liever zijn ogen alsof hij niet wist hoe hij de aanwezigen zou moeten toespreken.
| |
Vrienden van Tordesillas,
het is vandaag een bijzondere dag voor hen die bevriend zijn met het Huis van Tordesillas. Het is de dag waarop de huwelijksvoltrekking zal plaatshebben tussen doña Juana Inés gravin van Tordesillas en don Eugenio Resuende, kolonel van de derde divisie van de cavalerie en gouverneur van de provincie van Curaçam. Het is u bekend dat deze gebeurtenis, die van belang is voor alle Spaanse landen, zich afspeelt in een periode van godsverduistering en mensontluistering waarin de verhoudingen van sympathie en agressie voortdurend in botsing komen. Wij leven in een strijd van degeneratie en regeneratie.
Zeker heeft onze koningin, doña Juana, perioden van vreugden gekend; toen zij, te zamen met haar jonge echtgenoot, plannen beraamde voor de zelfstandigheid van de Spaanse landen, de provincies en de steden. Maar u weet ook dat zij drastische tegenwerpingen heeft ondervonden van haar vader, don Fernando, el comerciante, en haar zoon, don Carlos, el absentista, en dat dezen zelfs zover gingen dat zij haar abdicatio solemnis atque publica eisten.
U weet dat Agatha Vargas jaren van vreugde heeft gekend toen zij met haar man plannen voor de reorganisatie van de koloniën ontwierp, maar u weet ook dat kwaadsprekers het gerucht verspreiden dat zij alleen eropuit was de schandalen in Hispaniola op te sporen en op schrift te stellen, waarbij zij
| |
| |
vooral de aandacht op de inquisiteurs en hun compagnes zou hebben gevestigd.
U weet dat ook Eugenio Resuende perioden van grote voldoening gekend heeft toen hij een nieuwe samenleving op het verre eiland opbouwde, maar het is u tevens bekend dat kwaadsprekers het gerucht verspreiden dat hij medeplichtig zou zijn geweest bij de gewelddadige dood van een priester die thans rust in het kerkhof der martelaars derde klasse in Badajoz, qepd.
U weet dat doña Juana Inés het voorbeeld volgt van Agatha Vargas en steeds bereid is de verhoudingen van sympathie aan te moedigen, maar u weet eveneens dat de kwaadsprekers het gerucht verspreiden dat haar ouders tot de helderziende tak van de Tordesillas behoren en dat zij haar dochter in 1527 uitsluitend om redenen van strategie aan de koningin hebben afgestaan die haar het liefste kind ter wereld vond. Maar laat ik u niet langer in het ongewisse laten. Als u goed luistert hoort u de vleugels van de engelen, formidabele engelen, want de gebeurtenissen van vandaag zijn de Vader, de Zoon en de Heilige Geest bizonder welgevallig. In nomine patris, filii et Spiritus Sancti.
U moet de betekenis van deze gebeurtenissen tot u laten doordringen. Sursum Corda! Ja, u hoort telkens weer de vleugelen van de engelen die alle wijsheid van St.-Anselmus van le Bec en Canterbury en St.-Thomas, van de Sorbonne in Parijs en het Collegium theologicum in Rome, overtreffen. Vandaag heeft de vereniging plaats van een man en een vrouw die niet alleen echtgenoten zullen zijn maar ook de bondgenoten die de idealen temporis vetustatis, hodierni atque futuri zullen nastreven. Ik zeg vetustatis, hodierni atque futuri, want het is de diepste gedachte van onze generaal Ignacio van Loyola dat de tijden niet los van elkaar staan maar in elkaar schuiven als een trompet of een trombone die een goede boodschap meldt. Vandaag heeft de koningin een bijzonder besluit genomen. Zij heeft don Eugenio Resuende benoemd tot president van de Algemene Audiencia die alle andere Audiencias in de koloniën zal overkoepelen en in de eerste plaats tot de
| |
| |
reorganisatie van de Indias zal bijdragen. Zij heeft tenslotte de komende twee weken tot weken van het huwelijksfeest voorgeschreven waarin ieder op eigen wijze zijn vreugde tot uitdrukking zal kunnen brengen.’
Nadat hij de rede had uitgesproken, sloot hij weer de ogen. Er flitste een glimlach over zijn gezicht maar deze maakte dadelijk weer plaats voor de uitdrukking van diepe ernst. De jezuïet daalde de treden af, terwijl wij samen met de andere toehoorders opstonden. Hij richtte zich met een duw door de communiehekken naar ons toe. Hij vouwde onze handen samen en stelde de formele en rituele vragen. Op dat ogenblik begon een drietal sopranen, op het balkon achterin, een lied te zingen dat het meeste weg had van de gloria.
Tijdens het lied keerde de priester terug naar het altaar, waar hij op een wonderlijke manier met behulp van twee koorknapen, zich weer in zijn gewaden wikkelde en de misviering voortzette. Terwijl de priester het tweede gedeelte van de liturgie volgde vroeg ik mij af of de onvoorzichtige uitspraken van padre Ureña mede aan de koningin en aan de generaal van de jonge orde danwel uitsluitend aan de anarchistisch aangelegde jonge priester moesten worden toegeschreven. Het was niet onmogelijk dat zij ernstige consequenties konden hebben.
De feestelijkheden verjoegen voorlopig mijn diplomatieke zorgen. Vogue la galère, laat maar waaien, zeggen de Fransen die minder moeite hebben de zorgen van zich af te schudden. Welnu dan, Eminentie, het zij zoals het zij. Wij hebben vele manifestaties bijgewoond. Banketten met een grote verscheidenheid van gerechten en bloemen, vooral de diepblauwe espuelas en de donkerrode rozen van de Sierra Madre, die zich in het bizonder leent voor het kweken van donkere bloeisels. Manoeuvres van de vloot, waarbij het admiraalschip de ‘Sevilla Sevilla’ een hoofdrol speelde tussen de driedekkers. De corrida's met de beroemde espada's Corchao i en ii en tenslotte de jonge vrouwen in geel en blauw in de koren van de kathedralen en op de pleinen. Op de pleinen hoorde ik voor het eerst het lied dat later zo populair is geworden, het lied ‘Eres Fu’. De mildheid van de lente, dat zijt gij, de rozen van
| |
| |
de zomer, dat zijt gij, de rode wolken, dat zijt gij. Ik vermoed dat dit lied ook in de komende eeuwen herhaaldelijk zal worden gezongen, met de nodige variaties. De manifestaties waren zeer verschillend en toch vertoonden zij later in mijn herinnering bepaalde gelijkenis. Dit kwam waarschijnlijk door de gesprekken die ik met de andere feestvierders voerde. Eminentie, u weet ik hou niet zoveel van praten. Misschien is dat een gebrek, maar ik hou des te meer van horen-praten, van luisteren. Ook naar onzin luister ik vaak met veel genoegen. Hoe meer onzin hoe beter. De gesprekken hadden meestal op twee onderwerpen betrekking, het enthousiasme van de dag en de reorganisatie van de Indias. Het enthousiasme bestond voornamelijk in de herhaling van de onvoorzichtigheden van padre Ureña over de koningin, Agatha, Juana en Inés en mijn persoon. Vooral de cartas hispaniolas van Agatha bleken opgang te hebben gemaakt, er bleek al een vijfde druk verschenen te zijn en spoedig zou een luxe druk verkrijgbaar zijn. Wat zou Agatha hiervan gezegd hebben, het stille meisje van de Popocatepetl?
Het tweede onderwerp had betrekking op de reorganisatie van de Indias. Vrijwel iedereen had zich hiermee beziggehouden en sommigen met kennis van zaken, kenners van de mijnen landbouw, handelslieden, bankiers, en vooral ook vertegenwoordigers van het onderwijs. Een jonge leraar begroette Juana Inés in het Nahuatl en bleek het gesprek vrij vloeiend in die taal te kunnen voeren. Hij had gesolliciteerd voor een post in Oaxaca of Tehuantepec. Hij was uiterst gelukkig toen Juana Inés hem een aanbevelingskaart met haar handtekening overhandigde. De beroemde Corchao's stelden mij voor op korte termijn de structuur van de corrida te veranderen. Hij wilde de picador met het paard afschaffen, zij accentueerden de wreedheid van het gevecht, meende deze espada. Het bleek mij kort daarna dat de Corchao's wel degelijk naar de Indias waren getrokken en daar in betrekkelijk korte tijd hun mijns inziens juiste opvatting hadden ingevoerd. De corrida zonder picador, dat zijt gij, Corchao, eres tu.
Ik meen dat ik veel geleerd heb van de gesprekken met de
| |
| |
feestvierders, moge het lot hun gunstig gezind zijn, maar ook aan feesten komt op zekere dag een einde. Ik moest, voor mijn eerste bezoek aan de Indias als Algemene Audiencia, uitvoerige besprekingen voeren met de koloniale magistraten en prelaten, vooral met de Raad van de Indias, de Admiraliteit van de Spaanse landen en, zo mogelijk ook, verschillende religieuze orden. De Raad van de Indias wilde mij eerst een kasteel tussen Sevilla en Córdoba ter beschikking stellen, ik meende dat het te veel beslag zou leggen op de adjudanten van mijn escorte zoals ik de huismeesters noemde omdat zij buiten Tordesillas een onmiskenbaar militaire indruk maakten en men nauwelijks kon aannemen dat zij zich niet van de wapens zouden kunnen bedienen. De heren boden mij toen een hotel aan, dat verder ontruimd zou worden in de Calle de las Sierpes, maar ik voelde toch weinig voor een hotel, al dan niet ontruimd en voor de Sierpes al dan niet door een faldo overdekt. Onze keuze viel tenslotte op een complex van bescheiden gebouwen aan de noordkant van de Guadalquivir. De bescheiden gebouwen zou men eerder drie huizen moeten noemen die gelijkvormig waren en vrij dicht bij elkaar stonden. Zij bestonden uit een gelijkvloers en een verdieping die een vrij grote kamer breed en twee kamers diep waren. De escorte kreeg het huis toegewezen dat het meest stroomopwaarts, het personeel dat huis dat het meest stroomafwaarts gelegen was. Het huis daartussen werd door ons bewoond. Het was vrijwel uitsluitend met mahoniehouten meubels ingericht. De tafels, banken en stoelen leken daar voor altijd een plaats te hebben gevonden, zo fors waren zij geconstrueerd. De schilderingen en tekeningen aan de wand waren mythische voorstellingen van een pracht zoals ik ze zelden heb gezien. Quetzalcoatl had zich met de zeldzaamste veren getooid, rode, gele en blauwe met slang-juwelen. Deze tooisels waren geen opsmuk, zij waren niet de uitdrukking van onnozele ijdelheid, maar integendeel van de
vreugde van Quetzalcoatl om het geluk dat deze benevolente geest de mensen hoopte te schenken. Het was een overwinning van de kwaadaardige walmen waarin Vitzliputzli placht voort te schuiven met zijn zware platvoe- | |
| |
ten. Verder kon ik telkens staan mijmeren voor een tekening die de Olmeken het Brandend Water noemen, het was een combinatie van kokend en golvend water. De franciscanen vertelden mij later dat de Olmeken hierin het wezen van het leven zagen, of beter van de vernieuwing van het leven die telkens na een tijdelijke verduistering plaatshad.
Het huis van de escorte verschilde gelijkvloers niet veel van het huis dat wij bewoonden, alleen waren de wanden met landkaarten van Mexico, Oaxaca en Titicaca behangen. Op de bovenverdieping beschikten de adjudanten over veldbedden met leer, dat tussen de schragen gespannen was. Stroomafwaarts lag het huis van het personeel. De kamers gelijkvloers dienden als keuken omdat het personeel ook belast was met het bereiden van de maaltijden waarmee zij overigens weinig moeite hadden omdat wij, evenals de escorte, ons in het algemeen van copieuze maaltijden onthielden.
Wij hebben in deze eenvoudige huizen aan de westwaarts stromende Guadalquivir bijna vier maanden doorgebracht, het is in deze tijd dat ik mij voorbereid heb voor mijn eerste exploratie als President van de Algemene Audientie. Het was de bedoeling dat wij besprekingen zouden voeren met de Raad van de Indias, de Admiraliteit en, indien de tijd het toeliet, ook met de kerkelijke prelaten.
Wij hebben de eerste weken gedelibereerd met de Raad van de Indias. Het gebeurde in een groot gebouw van donkerrode bakstenen aan de Calle de las Sierpes. Waarom leken de muren hier en daar geblakerd te zijn? Ik weet het niet. Binnen maakte het eerst de indruk van verschillende royaal voorziene musea. Gelijkvloers werden wij verrast door een groot aantal scheepsmodellen, van de dertiende eeuw tot en met de schepen waarop de eilanden werden ontdekt. De eerste verdieping had veel weg van een historisch museum met de portretten van de ontdekkers, Columbus, Ojeda, la Cosa, Amerigo Vespucci en vele anderen, met de kaarten waarop de routes waren aangetekend die zij hadden gevolgd. De tweede verdieping was voornamelijk voor studievertrekken en zalen voor bijeenkomsten bestemd. De eerste veertien dagen hadden de be- | |
| |
sprekingen met de voltallige raad plaats, daarna beperkten wij ons tot discussies met specialisten die gedurende geruime tijd in de Indias hadden gewoond. Het waren vrijwel allen mannen tegen de zestig die oprecht bezorgd waren, bezorgd om de Iberische provincies, maar vooral bezorgd om de koloniën waaraan zij in vele gevallen inniger gehecht waren dan aan hun eigen moederland. Onze eerste bijeenkomst had plaats in een grote zaal op de eerste verdieping. Wij zaten aan een lange ovale tafel, de voorzitter en ik tegenover elkaar. Inés zat aan mijn rechterhand, naast haar zaten twee adjudanten van de escorte. Ik behoefde geen afspraak met onze bewakers te maken, zij handelden volgens eigen inzicht en namen steeds de juiste beslissing.
De voorzitter keek mij met grote ogen aan waarin men vooral zijn nieuwsgierigheid kon lezen om de indruk die zijn enigszins ongewoon verhaal op mij zou maken. ‘Señor Presidente, u weet dat de Indios, vooral de tributarissen encomendados, de laatste jaren een grote agressiviteit aan den dag leggen. Dat is op zichzelf niets bijzonders. Dat hebben zij vroeger ook gedaan. U kent uit persoonlijke ervaring de opstanden in steden en dorpen, die door de infanteristen moesten worden gedempt. U kent ook de rellen en opstootjes die door de patrouilles van cavaleristen werden onderdrukt. Maar nu neemt hun agressiviteit een vorm aan die wij nauwelijks kunnen begrijpen. Het laatste jaar zijn 98 personen ontvoerd van wie wij verder niets meer hebben vernomen. Dat wil zeggen, de laatste mededeling die ons bereikt heeft, bestond uit een brief, eigenhandig maar waarschijnlijk onder dwang door hen geschreven. De inhoud is altijd gelijk: “Ik groet de vrienden en kennissen, ik word voortaan dienaar van de milde lente.” Wij hebben uitvoerige discussies gehad over deze ontvoeringen, over lokalisaties, de personen en de tekst van de brief. In het Vocabularium van het Nahuatl van doña Juana Inés menen wij een eerste aanknopingspunt te hebben gevonden. Doña Inés heeft ontdekt, waar niemand eerder op gewezen heeft, dat de “milde lente” in het Nahuatl niet alleen in de letterlijke betekenis moet worden opgevat, maar even vaak,
| |
| |
zo niet vaker, als de aanduiding voor de benevolente geesten wordt gebruikt, waarbij vooral naar alle waarschijnlijkheid aan Quetzalcoatl moet worden gedacht. De administratie wijst erop dat de ontvoerden vrijwel zonder uitzondering tot de eigenaars van de aloë-plantages, de handelaars in manufacturen en bepaalde geestelijken behoren, voornamelijk de wereldgeestelijken en de zonen van de H. Dominicus. Van de franciscanen hebben wij het bericht dat de ontvoeringen voornamelijk plaatshebben in de maand die de Mexicaanse bevolking de vijfde maand noemt, de toxcatl, waarin enkele welgestelde jongelingen worden geofferd waarop wij hier niet verder zullen ingaan.’
Ik kon niet nalaten pro forma een verzuchting te slaken: een bedenkelijke situatie, mijnheer de voorzitter.
Hij vervolgde: ‘Het wordt iedere dag bedenkelijker. De voornaamste ontvoeringen hebben plaats in Mexico, Nicaragua en Peru. Het is waarschijnlijk dat de ontvoerden over het gehele lichaam worden vastgesnoerd en uit Mexico en Nicaragua met vissersbarkjes, met een omweg langs de eilanden met de monsterachtige schildpadden, naar Peru worden vervoerd. Wij mogen voorlopig aannemen dat de dienaars van de milde lente van hun kleding worden ontdaan en vervolgens in een van de watervallen van de Amazone worden geduwd. De kleren worden verbrand en zo zijn alle sporen uitgewist.’
‘Hebt u deze gegevens alle bevestigd?’
‘Dat is juist, mijnheer de President. Deze gegevens en nog vele andere zijn nog slechts ten dele op zichzelf en in hun onderlinge samenhang definitief vastgesteld. Wij hebben daarom een commissie in het leven geroepen die belast is met verschillende onderzoekingen. Zij moesten een onderzoek instellen naar de oorzaken en wijzen van deze ontvoeringen. Zij moeten voorts nagaan of deze ontvoeringen enig verband hebben met de revolutionaire acties van de blanken in Spanje en de koloniën. Zij moeten nagaan welke maatregelen op korte of lange termijn moeten worden genomen om aan deze agressie een einde te maken. Wij zouden het op prijs stellen indien u de commissie zoudt willen aanhoren en uw
| |
| |
oordeel over haar bevindingen zoudt willen kenbaar maken.
Twee weken later bleek in verschillende wijken van Sevilla een opzichtige nieuwsbrief te zijn geplakt, die als een manifest zou kunnen worden beschouwd en tevens ook als een antwoord op de vragen van de voorzitter van de Raad de las Indias.
| |
Alerta
De zonen van de H. Dominicus zijn naar de koloniën vertrokken om de Indios hun spirituele en materiële dwang op te leggen. Deze verdedigen zich door deze priesters in wit habijt, met zwarte mantel, te ontvoeren en in de watervallen van de Amazone te storten.
De principaal van de Orde deelt mee dat op 2 juli een mis zal worden gecelebreerd waarin vooral voor de zogenaamde dienaars van de milde lente [gebeden] zal worden.
Wij zullen zonder twijfel gehoor geven aan de oproep van de principaal, maar moeten erop wijzen dat ons gebed ook bestemd zal zijn voor de tributarios encomendados die gebukt gaan onder last van de arbeid en schatplichtigheid. De sterkste heeft overwonnen maar de ziel van de overwonnenen zal blijven vibreren en de nodige angsten verwekken. Venció el mas fuerte pero la voz del vencido sigue vibrando en estos siglos doloridos y emocionados.
De requiemmis, van in het zwart gehulde celebranten en gelovigen, had op de tweede juli haar gewoon verloop totdat de principaal een uiterst verzorgde predicatio had gehouden over de ontvoerde zonen van de H. Dominicus, die in verband werden gebracht met de ontvoerden naar de Tigris en [de] Eufraat, overeenkomstig de teksten van de oud-testamentische profeten. Toen hij de treden weer afdaalde naar de kansel, suisden ergens in de ruimte van de kerk de schoten van een pistool die een algemene verwarring teweegbrachten. Het moet gedurende dit tumult zijn geweest dat enkele gemaskerde mannen zich van de principaal meester maakten en hem in een wagen duwden die dadelijk spoorslags wegreed. Men had
| |
| |
het vehikel herkend maar toen men hem inhaalde bleek de hoge geestelijke reeds in een andere wagen te zijn getransporteerd. Acht dagen later werd hij door twee leden van de guardia civil op de weg van Córdoba naar Sevilla ontdekt. Het was een stoffige weg en een stoffige dag maar de provinciaal zag er extra stoffig uit omdat hij enkele dagen in een schuur moet hebben gelegen, amechtig wentelend tussen stro en zand. Hij gaf een relaas waarvan de samenhang duidelijk genoeg was. De geestelijke was door de gemaskerden naar een boerenhoeve vervoerd. Zij boden hem daar een vrij grote beker met een zwart glanzend vocht aan. Hij begreep dat hij vergiftigd werd maar hij meende de vergiftiging boven de folteringen te moeten verkiezen. Zij zeiden dat de drank zijn zenuwen zou kalmeren want zij konden geen redelijk gesprek met hem voeren. ‘Allez-y, grand con’ spoorde een van de gemaskerden aan die blijkbaar een Fransman uit Marsilia was. Zij drongen erop aan dat hij ad fundum zou drinken. ‘Ad fundum, come se dice en latino,’ merkte een van de ontvoerders op die blijkbaar uit Genua kwam. Kort nadat hij de beker had geledigd, verloor hij het bewustzijn. Toen hij weer tot zichzelf kwam waren de gemaskerden vertrokken. Hij was toen met de nodige omzichtigheid de weide opgelopen, waar een aantal vechtstieren aan het grazen waren. Hij meende dat zijn einde was gekomen maar de dieren trokken zich niets van hem aan, zij hieven niet eens de muil op, hij was blijkbaar een schim die geen enkele betekenis voor hen had. Hij vond tenslotte een hek waarvan hij de haak openschoof en naar buiten sloop. Hij hoorde iemand in de verte roepen ‘hé’ maar hij meende daar geen acht op te moeten slaan. Kort daarop had hij de brede weg van Córdoba bereikt waar de guardia's de prelaat in hun wagen hadden getild. Aanstonds na zijn terugkeer in de pastorie werd de medicijnman ontboden die hem een antidotum tegen het zwarte vocht
voorschreef dat hij een pepsicum malignum noemde dat met een pepsicum benignum moest worden bestreden. Het pepsicum benignum was niet zwart maar groen; het tijdsverloop van de werking ging gepaard met verschillende gewetensvragen die hij zichzelf stelde over de wijze waarop
| |
| |
zijn orde in de verschillende provincies van de koloniën was opgetreden. Trouwens niet alleen in de koloniën maar ook in het vaderland. Zij hadden tenslotte in de eerste plaats de rol van inquisiteurs gespeeld. Twee weken later, nadat de smaak van het zwarte vocht enigszins verdwenen was, celebreerde hij een hoogmis waarin hij een openlijke bekentenis aflegde die ernstige consequenties kon hebben. Hij was van oordeel dat de zonen van de H. Dominicus steeds spirituele en materiële dwang hadden opgelegd aan hun broeders de roodhuiden en daarmee in belangrijke mate tot de opstootjes en rellen hadden bijgedragen. Zij waren bovendien al te gemakkelijk geneigd fantasieën en mythen over hun broeders de Indianen voor feiten aan te nemen en zich daarnaar te gedragen. Hij had uit nadere gegevens, waarvan hij de oorsprong momenteel niet kenbaar kon maken, dat de ‘dienaars van de milde lente’ niet in de watervallen werden geduwd maar dat zij vervoerd werden naar een oud klooster van de Inca's waar zij aangespoord werden zich te verdiepen in de godsdiensten van de vriendschap, en speciaal van de Quetzalcoatl. Zij hadden enige moeite met het verhaal van Jezus van Nazareth omdat deze altijd aan het kruis werd genageld waarbij geruime tijd bloed bleef doorsijpelen en druppelen uit de wond, wat de indruk kon wekken dat vriendschap steeds met bloeddorstigheid of tenminste bloederigheid gepaard moest gaan. Vele gelovigen waren verbaasd en verbijsterd bij het aanhoren van deze preek. Het is geen wonder dat de dominicaan naar Rome ontboden werd om zich voor een commissie van twee theologen en een jurist te verantwoorden. Hij weifelde geen ogenblik maar handelde zoals hem bevolen was. In Rome had hij eerst een onderhoud met de kardinaal van St.-Gandolfo, die hem voornamelijk had gevraagd naar de aard van het zwarte vocht en een afspraak voor hem met de Heilige Vader had gevraagd. Aangezien het Vaticaan maar vijf minuten gaans van
het palazzo van de prelaat gelegen was, had hij besloten zich er te voet heen te begeven, vooral omdat het een milde herfst was en men zich tussen een weelde van rozen bewoog![...]
|
|