‘U zult mij begrijpen als ik u de geschiedenis van die kerstboom vertel.’
‘Kijk 'ns mijn waarde,’ merkte de Noor op, niet zonder verontwaardiging, ‘die kerstboom tien meter hoog wordt door de politie bewaakt.’
‘Het is heel wel mogelijk,’ merkte ik vergoelijkend op, ‘het is heel wel mogelijk dat de agent er staat om het verkeer naar de brug te regelen.’
‘Of het verkeer op het plein,’ vulde de predikant weemoedig aan.
‘Het is een rommel hoor,’ verzekerde ons de Noor, ‘twintig jaar geleden zag het er hier veel aardiger uit.’
Wij hieven vrijwel tegelijk het glas naar de lippen, waarna de predikant zijn verhaal deed zonder te worden geïnterrumpeerd anders dan door een gesnuffel van de zeekapitein, die last had van een lichte verkoudheid, en een gekuch mijnerzijds vanwege een lichte neiging tot astma. Wanneer de brug openschoof, zweeg hij om het schip te volgen dat met lichtende patrijspoorten binnenvoer. Het decor kreeg dan iets feeerieks.
De predikant besloot zijn verhaal:
‘Het is nu twintig jaar geleden dat ik hier ben gekomen. Er was veel dat mij aanstond, veel dat mij tegenstond. Ik hou van de natuur, ik hou vooral van de baaien; het is er zo helder, het water. Als het niet profanerend klinkt, zou ik zeggen, het zou bijzonder bruikbaar zijn voor de heilige handeling van de doop. Het heeft zo iets reins. Ook de passaat heeft iets reins, al zou het alleen zijn vanwege haar koelheid. De mensen hebben ook iets reins, tenminste in hun oogopslag.’
‘Maar daar houdt het ook mee op,’ ontviel het de Noor.
‘Maar er was ook veel dat mij tegenstond. Veel is inmiddels verbeterd en ik mag hopen dat ik er ook mijn steentje toe bijgedragen heb. De hygiënische toestanden zijn stellig verbeterd. De huisvesting eveneens. En denkt u eens aan de verhouding tussen de werknemer en de werkgever. Die heeft evenzeer een wending ten goede genomen. Er was nog iets anders dat mij tegenstond. Dat was de viering van het kerstfeest. Er be-