Verzameld werk. Deel 2. Gedichten(1985)–Cola Debrot– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] Kleine ballade op 10 mei De wereld gaat voorbij de mens blijft zij aan zij die haat en liefde deelt die kweelt of zich verveelt het onverzadigd hart rijmt altijd nog op smart zo eenzaam als de doem van dichters als Jacques Bloem. Zo zacht en onverstoord door Satan die bekoort zo zacht maar onverlet door schijnvroom vals gebed zo zacht maar onbesmeurd door vrouw die geurt of zeurt zo eenzaam als de doem van dichters als Jacques Bloem. Zo stil en ongewild uit stadsgewoel getild zo stil en onverwacht als blauw licht in de nacht zo stil dat men haast schreit maar nochtans zich verblijdt zo eenzaam als de doem van dichters als Jacques Bloem. Vandaag is het tien mei wij eisen hoogste roem en pleiten zij aan zij o muzen voor Jacques Bloem. [pagina 113] [p. 113] Het ‘Sein zum Tode’ hangt m' allang de keel uit. Als dood mens streef ik immer naar de poort, waarvan zo vaak op aarde wordt gehoord als op de kansel met zijn zorgloos kweelg'luid de priester, furibond ten deel, ten deel guit, des Zondags aanspoort tot de gruwelmoord op Christus, na een fraaie weergeboort God als weleer, voorwaar, thans met een Beelsnuit. Het is zo ongezellig niet in Hades, hoewel men daar natuurlijk zonder gade' is. Men kent er weemoed, kent er foltering. Maar gaat men ernstig bij zichzelf te rade, men pleegt verraad ook aan de grauwe maden. Ziel blijft zich trouw, ziel zoekt slechts duizeling. Vorige Volgende