Verzameld werk. Deel 2. Gedichten(1985)–Cola Debrot– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] De afwezigen Die dag klopte ik aan een deur. Zij maakten open. Ik trad binnen. In de salon vond ik niemand. Ik voelde mij droevig worden van eenzaamheid. Aan een knecht, die voorbijliep, vroeg ik naar Jonker Liefde. - Iemand van die naam, zo zeide hij, hebben wij hier nooit gekend, máár... (en hij zweeg daarbij een poos en hij hief daarbij de vinger), is u verlegen om een smoesje, dan roep ik wel de hoogbefaamde Jonker Kletskous. - Alsjeblief niet, mijn beste. Dan maar liever Vrouwe Vriendschap - - U zegt, mijnheer? - - Vrouwe Vriendschap, zeg ik - Ach die, ja die, die is gescheiden en heet thans Mevrouw het Verraad - - Ik krijg zeker evenmin kans het symbool van de trouw te zien - - U zegt? - En evenmin Vrouwe Medelijden? - - Zij is op reis gegaan en ik geloof vast, die keert niet weer. - U wordt wel bedankt. Tot ziens - God zij met U. Dit zijn de dingen, die gebeurden, toen ik de treurige moed had te kloppen aan de deur van een hart. (naar het Spaans van J.S. Corsen) Vorige Volgende