| |
| |
| |
Turias ende Floreta
A. Titelbeschrijving.
Van de oudste bekende uitgave - Brussel, s.n.? [Thomas van der Noot], 7 Februari 1523 - zijn er slechts 4 bladen bewaard.
[In fine:] GHEPRINT IN DIE PRINCELIJCKE STADT VAN BRUESEL INDEn || ZEERIDDER INT WERMOESBROECK. ANNO VIJFTHIEN HOnDERT || ENDE .XXIIJ. DEN SEUENSTEN DACH FEBRUARIJ || [Houtsnede] ||
(NK 3174) (Rostock UB) 4o.
Volledig bewaard en door ons gebruikt is:
EEN SCHOON || HISTORIE VAN TURIAS ENDE FLORETA | SEER GHENUECHLIJCK OM || LESEN. HOE TURIAS DIE SCHOONE FLORETA ONTSCHAECTE || ENDE HOE HY NAMAELS CONINCK VAN PER- || SEN GHECROONT WERDT. || [Houtsnede] || [In fine:] DIT BOECXKEN IS GHEUISITEERT ENDE GHEAPPROBEERT BY || EENEN GHELEERDEN MAN VANDER K.M. DAER TOE GHECOM- || MITTEERT. ENDE IS GHEPRINT TANTWERPEN OP DIE CAMER- || POORT BRUGGHE INDEN SCHILT VAN ARTOYS | BY DIE || WEDUWE VAN IACOB VAN LIESUELDT. GHE- || GHEUEN TOT BRUESSEL INT IAER ONS || HEEREN M.CCCCC. ENde || LI. DEn .XX.STEN DACH || OCTOBRIS. || ENde IS VOLEYNDT INT IAER LIIII.
(cfr beschrijving in de edit. hieronder, p. 83) (Bibl. Hertog v. Arenberg) 4o.
| |
| |
| |
2. Tekstuitgaven.
Druk 1523:
Kronenberg M.E., Een onbekende uitgave der historie van Turias ende Floreta (Brussel, Thom. van der Noot, 1523), in HB, XXIV (1936-37), pp. 323-326, met twee facsimile pagina's.
Druk 1554:
Lecoutere C. & Vreese W.L. de, Een schoon historie van Turias ende Floreta..., (NV, VIII), Leiden, 1904.
| |
3. Literatuur.
Verdere bibliographie in de twee uitgaven.
Zie ook:
Brunet, I, kol. 1530 en Suppl. II, kol. 995.
Eck P.L. van... Jr., Ndl. Volksb., in TL, XVI (1906), pp. 59-63.
| |
B. Inhoud.
I. 1. Turias, de twintigjarige zoon van koning Canamor en koningin Leonella van Persen (Perzië), hoort door kooplieden spreken over Floreta, die door haar vader, koning Ados, in de stad Sesena nabij de zee verblijf gegeven is. 2. Met de gedachte haar te gaan schaken vraagt Turias aan zijn ouders te mogen wegreizen en vraagt daarbij dertig ridders, graaf Aliseles en een goed voorzien schip. - II. 3. Met goede raadgevingen van zijn ouders vertrekken ze. 4. Nabij Sesena aangekomen, besluiten ze dat Turias met vijftien ridders aan land zal gaan. - III. 5. Met de graaf en vijf ridders komt Turias in de tuin van het koninklijk kasteel waar hij Floreta slapend vindt met haar jonkvrouwen. - IV. 6. Turias neemt haar op. Zij ontwaakt pas in de boot en wekt door haar krijsen de jonkvrouwen die veel misbaar maken. De toegelopen burgers kunnen evenwel niet beletten dat het schip wegzeilt. 7. Turias verklaart haar zijn liefde en wie hij is. Aldra is ook zij op hem verliefd. - V. 8. Als zij dicht bij koning Canamor's land gekomen zijn, steekt er een storm op die hen meesleurt. Graaf Aliseles zegt dat hun zonden er de oorzaak van zijn. - VI. 9. Op aansporen van de schipper besluit men Floreta in zee te werpen, terwijl Turias en Floreta slapen. 10. Wanneer zij tijdens hun slaap de wapens uit Turias' kamer willen halen, wordt Turias wakker. 11. Als de graaf hem verklaart wat hun plan is, tracht Turias hem eerst van dit besluit af te brengen, vervolgens vraagt hij met haar te mogen sterven. 12. Ten slotte vraagt hij hen haar op een rots in zee te plaatsen. 13. Vier matrozen en een schildknecht brengen haar daarheen. 14. Daarna troost de schildknecht Turias door te zeggen dat zij werd achtergelaten nabij een bron en eetbare kruiden, zodat zij er in leven kan blijven. - VII. 15. Tegen de avond klimt Floreta op het hoogste punt van de rots, waar zij een kapelleke vindt. 16. In een huisje daarnaast woont er een heilige weduwe, Ortalesa, samen met een dienstmaagd. Floreta maakt zich bekend en vertelt haar avonturen; zij zal bij hen wonen. - VIII. 17. In zijn land teruggekeerd houdt Turias zijn zorgen voor zijn vader verborgen. 18. Doch na een halve maand geeft hij zijn schildknecht opdracht in het geheim een schip uit te rusten om Floreta te gaan opzoeken. - IX. 19. Zij vertrekken 's nachts en bereiken na zeven dagen de rots. 20. Floreta ziet het schip naderen en verwittigt Ortalesa. 21. Met zijn schildknecht gaat Turias aan land; eerst is hij teleurgesteld Floreta niet te zien, dan ontmoet hij nabij het kapelleken Ortalesa en zegt wie hij is. Terwijl ze Floreta gaat verwittigen, dankt Turias in de kapel de Heer. 22. Een roerend weerzien volgt; daarna een maaltijd door de schildknecht gereedgemaakt. - X. 23. Na hun vertrek heerst er lange tijd windstilte op zee en zij bereiken het land van hertog Marron, een familielid van koning Ados. 24. Turias doet er zijn drie paarden, wapenrusting en een weinig eten aan wal brengen. 25. Terwijl Turias, Floreta en de schildknecht nabij een bron overnachten, is het scheepsvolk in het schip; plots steekt er een hevige storm op en het schip wordt losgeslagen. 26. Langs de kust bereiken de drie aan land een kasteel: het kasteel der kampvechters. 27. Een ridder legt uit hoe elke vreemde ridder die daar komt een kamp moet leveren: wint hij, dan wordt hijzelf daar heer, zoniet moet hij in dienstbaarheid blijven tot een andere hem aflost. 28. De ridder verwittigt zijn heer Ytannos. - XI. 29. Ytannos ontvangt hen op waardige wijze en verhaalt
| |
| |
op zijn beurt wat er gebeuren moet. 30. Hertog Marron wordt verwittigd. 31. 's Anderdaags gaat de kamp door; na harde strijd verflauwt Ytannos en Turias overwint hem. - XII. 32. De hertog en Turias maken met elkaar kennis als vazal en leenman. - XIII. 33. Turias vraagt zijn huwelijk met Floreta te mogen vieren; aldus geschiedt. 34. Dagelijks moet Turias kamp leveren tegen ridders die hem komen opzoeken. - XIV. 35. De jonge koning Diacolo van Hongarië was intussen naar koning Ados gekomen omdat Floreta hem ten huwelijk beloofd was; hij wil niet geloven dat Floreta geschaakt is en klaagt koning Ados aan bij Tybas, keizer van Duitsland. 36. Daar wordt er beslist dat er een tweegevecht zal gehouden worden. 37. De oude koning Ados zoekt voor zich een goede kamper en hoort vertellen over Turias. 38. Hij begeeft zich naar hertog Marron en zet er zijn wens uiteen. 39. Zij begeven zich naar Turias die aanvaardt binnen twaalf dagen in de stad Amposta te zijn, waar de keizer verblijf houdt. - XV. 40. Na Ados' vertrek vertelt Turias aan Floreta dat haar vader op hun kasteel geweest is en dat hij om haar de kamp heeft aangenomen. 41. Met Ados trekt Turias naar Amposta. 42. Diacolo is niet erg tevreden als hij Turias ziet; hij zegt enkel te willen strijden tegen de zoon van een koning en koningin. Turias is dit echter. - XVI. 43. Na een tweegesprek beginnen zij de strijd. Turias wordt meermaals gekneusd, doch Diacolo wordt niet gekwetst, daar hij van de keizer een betoverd harnas gekregen heeft. 44. De keizer wil door de kamprechters de strijd doen ophouden, doch Turias weigert. 45. Zij kampen verder. Diacolo zegt dat Turias het onderspit zal delven, doch deze wederspreekt dit. 46. Als de scheidsrechters opnieuw willen tussenbeide komen neemt Turias Diacolo in zijn armen om hem te verpletteren en kneust hem dan met zijn zwaard. 47. Na een derde aanval zinkt Diacolo, onder Turias' slagen versmacht, dood neder. - XVII. 48. Turias wordt aan het hof van de keizer gebracht, waar o.m. de keizerin en haar dochter Exceleonesa hem ontmoeten. De keizer laat hem goed verzorgen. 49. Turias schrijft aan Floreta wat er gebeurd is. - XVIII. 50. De keizer verzoekt Turias zijn vrouw te laten overkomen, maar deze gaat er niet op in; wel wil hij met zijn schildknaap enkele dagen blijven. 51. Steeds wordt hij door de keizerin of Exceleonesa verzorgd; met het meisje krijgt hij een verhouding. - XIX. 52. Diacolo's lijk blijkt geen wonden te vertonen, maar is vol zwarte vlekken van de slagen. 53. Het ongeschonden toverharnas wordt aan Turias geschonken, die het aanneemt, doch het nooit zal willen dragen. - XX. 54. Turias vertelt aan koning Ados alles wat er met Floreta gebeurd is. Ados reist naar haar toe. 55. Corvelin, de zoon van de keizer, brengt Turias in zijn logement. 56. Turias komt aan het hof en blijft er met Exceleonesa alleen: zij verklaren elkaar hun liefde. Turias belooft nooit van daar weg te zullen gaan. - XXI. 57. Turias kent spoedig alle toegangen van het hof. 58. Turias weet dat Exceleonesa veel in een tuin rondwandelt; hij dringt er 's nachts binnen en versteekt zich. 59. 's Namiddags komt het meisje in de tuin. 60. Wanneer zij Turias bemerkt vertelt zij aan haar gezelschapsdame Vergona over haar liefde en beveelt haar met de andere jonkvrouwen een weinig verder te gaan. 61. Zij pleegt met Turias minne onder de rozelaar. - XXII. 62. Wanneer plots de keizer in de tuin komt, verwittigt Vergona hen, Exceleonesa treedt hem tegemoet, doch zij vrezen dat hij Turias heeft gemerkt. 63. Een qui-pro-quo volgt: de koning is verbolgen omdat een jongeling een andere heeft vermoord en zich in veiligheid gebracht heeft: hij geeft bevel gewapende mannen te doen komen. Zij die in de tuin zijn denken dat het is om Turias te doden. Ten slotte komt de ware toedracht uit. 64. Zodra de keizer weg is komen de geliefden opnieuw bijeen, doch voortaan zullen zij slechts 's nachts samenkomen. - XXIII. 65. In zijn herberg weergekeerd zegt Turias aan Corvelin dat hij de ganse dag en nacht bij de vrouw van een rijke burger is geweest, zonder dat hij het huis kon verlaten, daar haar man was thuisgekomen. De andere heren lachen om dit avontuur; Turias is natuurlijk uitgehongerd. - XXIV. 66. Turias ontvangt een brief van zijn vader waarin deze hem mededeelt dat twee koningen tegen hem in oorlog zijn. 67. De keizer biedt aan deze twee koningen te bevelen hiermee op te houden ofwel - en dit heeft Turias liever - hem 5000 man ter
| |
| |
beschikking te stellen. 68. Turias zegt naar zijn kasteel te moeten reizen om met koning Ados overleg te plegen. - XXV. 69. Daar zij van zijn aanstaande vertrek gehoord heeft, laat Exceleonesa Turias bij haar komen onder de rozelaar. 70. Wanneer hij de brief toont is zij ten zeerste bedroefd: zij verklaart van hem zwanger te zijn; hij belooft zeker na een maand weder te keren. Met vele geschenken vertrekt Turias. - XXVI. 71. Hij komt in Sesena bij Ados en Floreta. 72. Met een leger varen zij samen naar Percia bij koning Canamor. - XXVII. 73. Ook hertog Marron komt af met wapenvolk. 74. Zij trekken allen samen naar de betwiste stad Licia. 75. Turias doodt eerst koning Etanos en verslaat eindelijk ook koning Cadol. - XXVIII. 76. Ondertussen is Floreta met andere vrouwen buiten de stad op pelgrimstocht gegaan. 77. Terwijl Floreta in gebed is komen daar drie ridders, de gebroeders Tiban, Angote en Anquibor: zij voeren haar mede naar hun stad Gracia, opdat Turias zijn kracht met hen zou komen meten. 78. Zodra Turias uit de oorlog terugkeert en het gebeurde verneemt, achtervolgt hij hen; een schildknecht vergezelt hem. 79. Tijdens een van hun rustpozen wil Floreta, die vreest verkracht te zullen worden, met het zwaard van Anquibor zelfmoord plegen. Tiban legt haar evenwel uit dat hun enig doel is Turias uit te dagen. 80. Zij brengen haar in Gracia in een sterk kasteel, waarvan brug en poorten door de drie broeders bewaakt worden; Floreta wordt er behoorlijk gediend. - XXIX. 81. Turias, nadat hij over de brug gereden is, moet door de eerste torenpoort. Daar heeft hij te strijden tegen Angote, welke hij met een enkele stoot uit het zadel werpt. 82. Hetzelfde gebeurt bij de tweede toren tegenover Anquibor. 83. Bij de derde toren komt Tiban hem tegemoet. Na een geweldige kamp met speer en zwaard geeft Tiban zich over. 84. Tiban legt uit waarom hij Floreta geschaakt heeft: hij heeft daar reeds circa 100 vrouwen bijeen van verslagen ridders, in afwachting dat ze vrijgekocht worden. 85. Verder zegt hij al die vrouwen geschaakt te hebben om tegen hun echtgenoten te kunnen kampen en aldus de sterkste ridder te vinden om samen met hem te gaan strijden tegen de vier broeders van een jonkvrouw, Dyomana, die hij wenst te huwen. 86. Turias en Floreta zien elkaar weer en de gevangenen worden vrijgelaten. - XXX. 87. Gevieren trekken zij op om in een vallei de broeders van Dyomana te bekampen. Deze wensen immers dat het meisje niet zou huwen. 88. Die broeders worden verslagen; een van hen moet zijn zuster gaan halen. Deze is bedroefd dat ze zo door geweld zal moeten huwen; zij komt met hem mee. - XXXI. 89. Men rijdt naar de stad van Tiban; onderweg stemt Turias Dyomana gunstiger tegenover Tiban. 90. In de stad wordt er feest gevierd en het huwelijk gaat door. - XXXII. 91. Met Floreta keert Turias terug naar het kasteel der kampvechters. 92. Na vijftien dagen bereikt hem het bericht dat Canamor gestorven is. 93. In Persia neemt hij het bewind over en laat zijn vader begraven. 94. Hun verder leven wordt bondig beschreven, evenals dat van hun twee zonen Canamor en Turias.
| |
C. Herkomst.
Van de oudste bekende druk zijn er slechts vier bladen bewaard, gelukkig met een colophon, waardoor de datum 7 Februari 1523 en de drukplaats Brussel ‘inden zeeridder int wermoesbroeck’, de werkplaats van Thomas van der Noot, bekend zijn. Het boek werd in 1554 te Antwerpen herdrukt door de Wed. van Jacob van Liesveldt. Voor zover vergelijking met dit volledig bewaard exemplaar mogelijk is, vertonen beide drukken slechts spellingsverschillen. J.L. Vives vernoemde het boek in 1523 met andere volksboeken in zijn De institutione foeminae christianae in het hoofdstuk Qui non legendi scriptores, qui legendi: ‘... in hac Belgica Florius, et Albus flos, Leonella, et Canamorus, Curias [sic] et Floreta,...’ (edit. Bazel, 1555: Opera, II, pp. 657-658). Had deze historie in de loop van 1523 reeds zulke bekendheid verworven dat Vives hier een vient-de-paraître vermeldt, of mogen we veronderstellen dat de historie reeds daarvóór verspreiding had gevonden in een vroegere editie?
Zowel uit Vives' aantekening als uit de boekenlijsten van Malderus-Van Eynatten (1621 - cfr daarover deel II, hoofdst. III, b) is het bestaan van een historie ‘Leonella, et Canamorus’ - ‘De schoone Leonille’ (meer dan waarschijnlijk gaat het hier immers om éénzelfde boek) bekend. Daar
| |
| |
in de eerste regels van Turias ende Floreta verhaald wordt dat Turias de zoon is van koning Canamor en koningin Leonella, is het niet gewaagd te vermoeden dat beide volksboeken enigszins met elkaar in verband staan: er schijnt evenwel van dat boek niets meer te zijn bewaard gebleven.
Tot nu toe was er niemand in staat een bron aan te wijzen. Kalff (Gesch. Ndl. Lett. 16E, I, p. 383) en J. te Winkel (Gesch. der niederl. Liter. in H. Paul, Grundriss, 2. Aufl., II, p. 493) vermoedden dat het uit het Frans zou vertaald zijn, doch dit bleef een loutere hypothese. Hieronder naar aanleiding van Leonella ende Canamor wijzen we op het bestaan van een Spaanse prozaroman:
La Historia del rey Canamor y del infante Turian su hijo de la grandes auenturas que ouieron,
dat uit 45 hoofdstukken bestaat (cfr Brunet, l.c.): het verhaal van Turias kan hiervan het tweede deel uitmaken. Wij konden van dat boek geen exemplaar raadplegen, zodat we de vraag naar de prioriteit moeten openlaten: staan we hier voor een oorspronkelijk Ndl. product uit het einde van de XVe of het begin der XVIe eeuw, in navolging van de andere romantische succesliteratuur geschreven, ofwel voor een bewerking uit een verloren Mndl. gedicht, ofwel voor een bewerking uit het Spaans (in de eerste veronderstellingen zou het Spaans volksboek kunnen teruggaan op het Ndl.) Het is ook niet onmogelijk dat onze prozaroman en de Spaanse een gemeenschappelijke bron hebben gehad; een Franse?
Zelfs zo het volksboek oorspronkelijk Nederlands is, heeft Van Eck wel gelijk die in zijn artikel wees op de bijzonderheden waaruit het verhaal werd samengesteld en waarvan heel wat varianten ook in andere middeleeuwse verhalen worden aangetroffen, zodat dit volksboek enigszins de indruk opwekt van een mozaiek. Een verwijt kunnen we de auteur daarvoor echter moeilijk toesturen: het grootste deel van ‘de... bijzonderheden, die men, al of niet gewijzigd, ook elders aantreft (l.c., p. 59) en die Van Eck opsomt (in feite vrijwel geheel het verhaal; cfr analyse hierboven) vindt men terug in vele andere prozaromans en riddergedichten in de gehele West-Europese literatuur. Dat het volksboek meer dan op enig ander verhaal zou gelijken op Floris ende Blancefloer, zoals Van Eck schijnt te betogen (pp. 60-61), gaat moeilijk op: boeken als Margarieta van Lymborch en Joncker Jan wt den vergiere hebben in hun uitwerking er zeker evenveel details mede gemeen.
| |
D. Eigenaardigheden.
Het verhaal heeft zeker kwaliteiten; het is vrij boeiend, de hoofdpersonen reageren algemeen-menselijk en we mogen de auteur een zeker psychologisch inzicht niet ontzeggen, vooral in de liefdestaferelen. Hoe reëel is Turias' verhouding tot Exceleonesa beschreven, o.m. de wijze waarop de prins 's nachts in de tuin van het keizerlijk paleis dringt en er zich verbergt, en het daaropvolgend geestig qui-pro-quo dat de auteur een paar bladzijden weet vol te houden: Turias onder de rozelaar meent dat de woorden van de keizer op hem betrekking hebben, terwijl Exceleonesa vóór haar vader niet weet wat zeggen of welke houding aan te nemen, innerlijk voor haar geliefde vol vrees. In de idyllische momenten lijkt mij dit volksboek verwant aan het abel spel van Lanseloet ende Sandryn. De figuren zijn geen stoere helden, doch zij hebben meer iets vrouwelijk verweekts, en toch is Turias, deze kleine Don Juan, vrij sympathiek. Niettegenstaande enkele Oosterse reminiscenties (b.v. de tuin in Ados' paleis en de gevangenentoren bij Tiban hebben veel weg van een harem) en de situering vanuit Perzië, is het milieu alles behalve Oosters gezien; klaarblijkelijk was de schrijver blij dat hij voor de Exceleonesa-episode de behandeling ten minste naar Duitsland kon verleggen. Zelfs dat is echter bijkomstig: hoofdzaak blijven de menselijke belevenissen. Milieuschildering is er niet: Sesena, Licia, Gracia, e.d. lijken gefingeerde stedennamen.
Van Eck wees op de ongerijmdheid in de Tiban-episode, waar Tiban zichzelf enigszins tegenspreekt, maar of we dit moeten verklaren doordat de schrijver hier verscheidene ridder-anecdotes onvoldoende verwerkte, durven we betwijfelen. Het is immers niet onmogelijk dat de auteur Tiban bewust als leugenachtig wilde voorstellen: deze vreesde immers Turias en trachtte naargelang de wisselende omstandigheden zich zo gunstig
| |
| |
mogelijk in diens ogen voor te doen, door de meest onschuldige uitleg voor zijn vorige daden.
Als fout moet het de schrijver worden aangerekend dat hij de lezer over de ontwikkeling van verscheidene zaken in het onzekere laat: zo waar hij ons de reden verzwijgt waarom Turias op een bepaalde avond niet bij Exceleonesa komen mag (Kap. XXII), en meer nog waar hij ons niets verder mededeelt omtrent de latere gevolgen van Turias' liefdesbetrekkingen aan het keizerlijk hof.
| |
E. Jongere editie uit de XVIe eeuw.
Wegens de approbatie die in de editie van 1554 voorkomt en die dateert van 20 October 1551 mag er wellicht verondersteld worden dat er in 1551 nog een andere - ons onbekende druk - verschenen is.
|
|