De Nederlandse volksboeken
(1977)–Luc Debaene– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
A 1. Titelbeschrijving.[Houtsnede:] DIE HISTORIE VAN PEETER VAN PROUEnCEN || [gewone letters:] ENDE DIE SCHOONE MAGHELONE VAN NAPELS || [Htsn.: Peeter en Maghelone] || [In fine:] BI WILLEm VOORSTERMAn INDEn GULDEn EENHOREN || (NK 3171) (was aanwezig in München UB; wordt er sedert 1942 vermist) 4o. | |
[pagina 142]
| |
2. Tekstuitgaven.Ndl. prozaroman niet herdrukt. Er bestaat een moderne bewerking: Vorrink Joh., De schoone historie van Peeter van Provence en Magelone van Napels. Naar het oude volksboek opnieuw verteld, s.l. (W.B.-Vereeniging), 1934. Hoewel de schrijver p. 81 beweert dat het een bewerking is van W. Vorsterman's druk, kunnen we daar geen geloof aan hechten; hij zal wel een uitgave van het type der Van Waesberghevertaling hebben gebruikt. Mone, Übersicht, pp. 62-64, gaf uit een editie s.d., Antwerpen, Claes van den Wouwere, de incipits der refreinen. Fr. prozaroman: Biedermann Adolphe, (Pierre de Provence et la belle Maguelonne), Paris-Halle, 1913. Duitse prozaroman: Bolte Joh., Die schöne Magelone, (Bibliothek älterer deutscher Uebersetzungen, herausgegeben von August Sauer, I), Weimar, 1894. Degering Hermann, Die schoene Magelone. Hystoria von dem edeln ritter Peter von Provenz vnd der schoensten Magelona, des koenigs von Naples tochter. Älteste deutsche Bearbeitung nach der Handschrift der preussischen Staatsbibliothek Germ. 4o 1579 mit Anmerkungen und Überlieferungsgeschichtlichen, literarischen und kunsthistorischen Exkursen, (Veröffentlichungen aus den Handschriftschätzen der preussischen Staatsbibliothek), Berlin, 1922. | |
3. Literatuur.Brunet, IV, kol. 643-648 en Suppl. II, kol. 235-236. Heurck Emile H. van, Une ancienne édition anversoise de Pierre de Provence, in GP, I (1923), pp. 74-77. Westermann R., Die niederdeutschen und dänischen Uebertragungen von Veit Warbecks schöner Magelone, Diss. Greifswald, 1932. Ook afgedrukt in Zeitschrift für deutsche Philologie, LVII (1932), Heft 3-4.
Nota. Het feit dat het unicum te München zoek is, verhinderde ons de oudste druk door NK 3171 ‘ca 1517?’ geplaatst, in te zien. Naar de omvang oordelend, durven we aannemen dat hij vrijwel gelijk zal geweest zijn aan de 4o-druk, midden der XVIde eeuw, waarvan Mone de volgende aanvangsverzen der refreinen mededeelde:
Kap. II, 60 vss: Kap. VI, 59 vss: Kap. VIII, 51 vss: Kap. XI, 48 vss: Kap. XII, 50 vss: Kap. XIV, 50 vss: Kap. XV, 49 vss: Kap. XVI, 51 vss: Kap. XVII, 54 vss: Kap. XVIII, 52 vss: Kap. XIX, 55 vss: Kap. XX, 54 vss: Kap. XXI, 60 vss: Kap. XXIII, 50 vss: Kap. XXV, 52 vss: Kap. XXVI, 56 vss: Kap. XXVII, 50 vss: Kap. XXVIII, 53 vss: Kap. XXIX, 60 vss: Kap. XXX, 47 vss: Kap. XXXI, 53 vss: Kap. XXXII, 61 vss: | |
[pagina 143]
| |
o god almachtich die Daniel den prophete. Kap. XXXIV, 53 vss: 55 vss: Kap. XXXVII, 52 vss: Kap. XLI, 52 vss: Kap. XLIV, 31 vss: | |
C. Herkomst.Vroeger meende men dat de roman uit de XIIde eeuw dagtekende en door Bernard de Tréviers, kanunnik te Maguelonne zou geschreven zijn; Petrarca als student te Montpellier zou de tekst hebben bewerkt. In feite is de Franse prozaroman niet ouder dan het begin der XVde eeuw en lijkt wel enig locaal en historisch verband met het eiland Maguelonne te veronderstellen. Er bestaan twee verschillende Franse redacties en van beide zijn er zowel handschriften als drukken bekend. Deze laatste werden respectievelijk de eerste maal gedrukt (ca 1480 te Lyon) door B. Buyer en (ca 1485) te Lyon door Guillaume le Roy (cfr voor dit alles Biedermann's inleiding). Volgens Degering (l.c., pp. 134-144) zou de oervorm Italiaans zijn en niet ouder dan de XVde eeuw. In het Duits bestaan er eveneens twee verschillende versies, één uit Nürnberg en de andere gemaakt door Veit Warbeck. | |
D. Eigenaardigheden.Over de oudste redactie van het Ndl. volksboek kunnen we verder niets mededelen; de door Mone aangewezen refreinen laten ons toe te veronderstellen dat die tekst een vrij grote graad van oorspronkelijkheid vertoonde. De aldaar opgegeven aanvangsregels, welke we hierboven overnamen, gaven ons de hoop ergens varianten van die refreinen te vinden, zoals dit voor enkele andere prozaromans het geval was; deze hoop bleek echter ijdel. | |
E. Jongere edities uit de XVIde eeuw.Mone zegt van de druk Claes van den Wouwere, Antwerpen: ‘Anf. des 16. Jahrh.’; dit is echter onmogelijk, die drukker was slechts werkzaam in het midden der eeuw, we durven zelfs veronderstellen dat deze editie omstreeks 1565 verscheen, tijd waarrond die drukker verscheidene andere prozaromans uitgaf. Van Heurck vermeldt dat een exemplaar zich in de Bibl. van de Hertog van Arenberg bevindt, maar dit kan niet geraadpleegd worden. Voor het overige konden we slechts drukken raadplegen van een jongere, letterlijke vertaling die eerst in 1587 verscheen, samen met de Franse Vorlage, nadat er bij dezelfde drukker reeds vroeger een Franse 4o druk van de pers gekomen was, nl. 1560, Anvers, Ian de Waesberghe (cfr Brunet, IV. kol. 647). We vragen ons af of deze ook niet reeds tweetalig was. Cfr de opgave bij V.A. dela Montagne, Schoolboeken..., p. 22). Die jongere editie is: La Plaisante || Histoire || dv noble et vaillant || Chevalier Pierre de Provence, & de la belle || Maguelonne, fille du Roi de Naples. || Nouvellement mise en Flamen & François ensemble. || [Streep] || ¶ De ghenuechlijcke Historie vanden || Edelen ende vromen Ridder Peeter van Provencien, || ende vande schoone Maguelonne, Dochter || des Konincx van Napels. || Nieuvvelijcx in Nederduyts ende Fransoys tsamen ghestelt. || Op een nieu ghecorrigeert ende oversien. || [Houtsn.: tornooizicht] ||T'ANTWERPEN. || By Ian van Waesberge inde Kamer- || strate | inden Schilt van Vlaenderen 1587. || (Cfr beschrijving in het artikel van Van Heurck) (Antwerpen Mus. Plantin) 4o. Deze tekst met onderwijs-doeleinden geeft in twee kolommen links de Ndl. tekst in civilité-letter en rechts de Fr. in romein. Niettegenstaande het om een andere bewerking gaat, geven we hieronder bij gebrek aan de oudere versie, de inhoud van deze. I. 1. In Provence regeert graaf Jan van Oesire, gehuwd met de dochter van graaf Alvaro d'Albere, hun zoon is Peeter: het is een edel ridder. - II. 2. Peeter wint de prijs in een tornooi. 3. Vele ridders loven hem; zij praten veel over Maguelone, dochter van de koning van Napels. 4. Een ridder raadt Peeter | |
[pagina 144]
| |
aan de wereld in te trekken. 5. Hij vraagt daarvoor de toestemming zijner ouders, die hem smeken niet weg te gaan. - III. 6. Ten slotte geven ze toe. 7. Zijn moeder schenkt hem drie kostbare ringen. 8. Peeter vertrekt met een gevolg. 9. Hij begeeft zich naar Napels en verneemt er dat de koning ter ere van een ridder de volgende Zondag een tornooi inricht. - IV. 10. Op de Zondag, verlangend Maguelone te zien, begeeft Peeter zich naar het tornooi; op zijn wapenrusting draagt hij ter herkenning twee zilveren sleutels (St Pieter!), 11. In een eerste gevecht verliest jonker Heyndric de Crapana op ongelukkige wijze. 12. Dan biedt Peeter zich aan en overwint de eerste winnaar. 13. Op navraag van de koning wil Peeter zijn naam niet bekend maken, zegt enkel dat hij een arme ridder uit Frankrijk is. 14. Hij wekt veel ontzag, ook bij Maguelone, door zijn verdere overwinningen. 15. Peeter en jonker Heyndric worden goede vrienden. - V. 16. De koning richt, op Maguelone's verzoek, meer tornooien in. Deze ziet Peeter graag strijden. 17. De koning acht hem hoog. - VI. 18. Peeter wordt door de koning ten dis gevraagd; Maguelone is er ook aanwezig. 19. Beiden ontvlammen in liefde. 20. Na het maal krijgt zij de gelegenheid hem te vragen meer aan het hof te komen. 21. Daar haar moeder in de kamer komt, moeten zij scheiden, niet nadat zij hem een kus gegeven heeft en aangedrongen zo spoedig mogelijk terug te komen. 22. In 's konings gezelschap wil Peeter niet meer zeggen dan dat hij een arme Franse ridder is, uit op avontuur. - VII. 23. Maguelone denkt aan hem. 24. Zij wil de hulp van haar voedster, die na vergeefse opwerpingen toegeeft hem te zullen spreken om zijn afkomst te weten te komen. - VIII. 25. Deze zoekt hem dan op in de kerk. 26. Nog deelt hij enkel mede van edele familie te zijn en geeft een mooie ring mede als geschenk aan zyn geliefde. 27. Maguelone is verheugd bij het nieuws; zij zegt hem te willen huwen. 28. Daarop belooft zij aan de voedster wat geduld te willen oefenen: deze zal een oplossing trachten te vinden. 29. Maguelone ziet in een droom Peeter, die haar belooft dat ze spoedig zijn afkomst zal kennen en haar nog een mooiere ring dan de eerste geeft. 30. Bij haar ontwaken vertelt ze de droom aan haar voedster, die haar troost. - IX. 31. Peeter zoekt de voedster op in een kapel van de kerk en zegt zijn oprechte liefde voor Maguelone niet meer te kunnen verbergen. 32. Hij vraagt Maguelone te mogen ontmoeten om haar over zijn staat te spreken. 33. Hij geeft de voedster voor haar nogmaals een ring mede. - X. 34. De voedster brengt het nieuws aan het meisje, dat minneziek te bed ligt. 35. Vreugde; de voedster moet een samenkomst regelen. - XI. 36. 's Anderdaags vindt deze Peeter in de kapel en zegt hem dat de verliefde Maguelone hem 's anderdaags 's avonds verwacht; de voedster zal hem aan de poort afwachten en hem op Maguelone's kamer brengen. - XII. 37. Hij komt bij haar; zij verklaren elkaar hun liefde en trouw; zij geeft hem een gouden halsketen, hij haar opnieuw een ring. 38. Terug thuis, herdenkt Peeter zijn geluk. 39. Hij maakt zich zeer bemind aan het hof. - XIII. 40. Een ridder uit Normandië, jonker Ferrier vander kroonen, die Maguelone bemint, vraagt de koning in Napels een tornooi te houden op 8 September (Feest O.L. Vrouw). 41. Er komen vele edelen. 42. De koning met zijn heren en edelvrouwen, ook Maguelone, nemen plaats op de eretribune, waarna het ‘monsteren’ begint. 43. Tornooi; verscheidene ridders strijden, dan biedt Peeter zich aan en overwint zijn tegenstanders. 44. Ten slotte komt tegen hem op zijn oom, jonker Jaques [sic] van Provence, die hem niet herkent. 45. Peeter laat hem zeggen dat hij niet verlangt tegen hem te strijden, omdat hij hem eer verschuldigd is; zijn oom is vergramd en wil absoluut kampen. 46. Peeter weert daarop de lansstoten niet af, doch vangt ze tweemaal zo kordaat op, dat niet hij maar zijn oom uit het zadel valt. 47. Al de andere ridders verliezen tegen Peeter, die overwinnaar wordt uitgeroepen. De koning geeft hem grote eer. 48. Veertien dagen wordt er open hof gehouden. - XIV. 49. Al de ridders blijven nadien in bewondering voor Peeter, die ze de ‘ridder metten sleutelen’ noemen. 50. De geliefden ontmoeten elkaar. 51. Peeter zegt, om haar op de proef te stellen, zijn ouders te willen gaan bezoeken. Zij klaagt echter zijn afwezigheid niet te kunnen verdragen. 52. Hij stelt haar gerust, zij mag hem vergezellen, in stilte zullen ze vertrekken, de volgende dag, zonder iemand's medeweten. - XV. | |
[pagina 145]
| |
53. Zeer vroeg komt Peeter met drie paarden, waarvan één met proviand beladen; zij rijden weg. 54. Als de dag opkomt gaan zij slapen in een bos bij de zee, zij legt haar hoofd in Peeter's schoot. - XVI. 55. De voedster ontdekt het verdwijnen van Maguelone en Peeter; zij verwittigt de koning en de koningin. 56. Ridders worden uitgezonden om te zoeken. 57. De voedster verontschuldigt zich dat zij er niets van af had geweten. 58. De uitgezonden ridders vinden niets. - XVII. 59. Terwijl Maguelone in zijn schoot slaapt, bewondert Peeter haar schoonheid. 60. Zij draagt een rode sluier, waarin hij de drie ringen vindt die hij in de sluier naast zich op een steen legt. 61. God beproeft hem: een roofvogel vliegt met de sluier weg. 62. Hij rolt zijn mantel onder het hoofd van de slapende prinses en achtervolgt de vogel. 63. De vogel rust op een rots, omgeven met water; als Peeter met een steen werpt, laat de vogel de sluier in de rivier vallen. 64. Peeter vindt een oude bark. 65. Door een stormwind wordt hij echter naar de zee afgedreven. Groot gevaar. 66. hij wordt door zeeroovers (Moren) opgepikt en wegens zijn edel voorkomen aan de sultan te Alexandrië aangeboden. 67. Hij moet er dienen. 68. Vlug is hij daar in hoog aanzien, doch denkt met rouw aan Maguelone. - XVIII. 69. Maguelone ontdekt Peeter's verdwijning. Droefheid, klachten. 70. Zij overnacht in een boom; zij besluit nooit naar huis terug te keren. 71. Zij laat de paarden vrij lopen en trekt te voet weg. 72. Nabij de weg naar Rome verwisselt ze haar klederen voor die van een ‘pellegrimster’. - XIX. 73. Zij gaat naar Rome, bidt in St Pieterskerk opdat Peeter terug bij haar zou komen. 74. Zij wordt niet herkend door haar oom die zij bij het buitengaan ontmoet. 75. Als een arme pelgrim verblijft zij vijftien dagen in het gasthuis en gaat dagelijks in St-Pieters bidden. 76. Zij besluit naar Provence te gaan. 77. Van Genua vaart ze naar Aigues-Mortes. 78. Als pelgrim wordt ze bij een goede vrouw in huis geroepen, die haar over Rome ondervraagt en met lof spreekt over de graaf en gravin van Provence, die bezorgd zijn over hun zoon die bijna twee jaar afwezig is. Maguelone is ontroerd. - XX. 79. Zij besluit tot een devoot leven daar ter plaatse. 80. Zij sticht een gasthuis met drie bedden om zieken op te nemen die in de ‘Sarrazijnsche haven’ aankomen en een kerkje wordt daarnaast gebouwd. 81. Zij wordt als heilig aangezien en krijgt veel aalmoezen. 82. Het gravenpaar bezoekt haar. Zij troost de gravin over haar zoon. - XXI. 83. Vissers geven een mooie vis, Leu geheten, aan de gravin en de graaf ten geschenke. 84. Dienaars vinden in de buik van de vis een rode sluier, die ze aan de gravin geven. Deze vindt daarin de drie ringen weder, zodat ze besluit dat haar zoon dood is. 85. De graaf tracht haar te troosten. Algemene rouw. 86. Zij gaat in het kleine St-Pieterskapelletje bidden en zoekt opbeuring bij de zelf bedroefde Maguelone. 87. Deze bidt tot God dat Hij Peeter zou behoeden. - XXII. 88. Peeter leeft zeer goed aan het hof van de sultan, doch bij een feest vraagt hij de toelating zijn ouders te mogen bezoeken. Ongaarne stemt deze toe, hoewel hij hem alle mogelijke hulp verleent voor de reis. 89. Hij reist over Alexandrië waar hij een schip vindt. 90. De schat die hij van de sultan gekregen heeft, plaatst hij in veertien tonnen met zout; hij zegt aan de schipper dit zout in Provence te willen verkopen; deze raadt dit echter af. 91. Op een eiland, Sagona, nemen ze zoet water in. 92. Peeter gaat wat wandelen, plukt een bloem die de schoonste is, zoals Maguelone ook alle andere vrouwen overtreft, dan valt hij in slaap. 93. De voordelige wind verplicht de schipper weg te zeilen; daar men Peeter niet weervindt, blijft deze achter. 94. In de Saraceense haven aangeland, besluit men de tonnekens zout aan het St-Pieters gasthuis te schenken. - XXIII. 95. Maguelone vindt de schat tussen het zout, zij laat daarmee een mooi gasthuis en een kerk bouwen, waar veel volk heenkomt. 96. Maguelone, ondanks haar eigen leed, troost opnieuw de graaf en de gravin op bezoek. - XXIV. 97. Peeter, ontwaakt, is radeloos. 98. Door vissers wordt hij medegenomen naar de stad Tropana, waar hij in een gasthuis wordt opgenomen; negen maanden blijft hij er ziek. 99. Hij vindt een schip om terug naar Provence te keren. 100. De matrozen hoort hij spreken over Maguelone en Sint-Pieters gasthuis; zij raden hem aan zich daar voor zijn ziekte te laten verzorgen. Hij besluit dat te doen; zonder zich er een maand lang bekend te maken aan zijn ouders; hij denkt echter dat Maguelone dood | |
[pagina 146]
| |
is. 101. Aan land, bezoekt hij de kerk en wordt in het gasthuis opgenomen. 102. Maguelone verzorgt hem, doch ze herkennen elkaar niet. 103. Eens uit Peeter een lange klacht over zijn tegenspoed, Maguelone hoort dit, hij vertelt alles, zo herkent zij hem. 104. Zij geeft hem moed en samen bidden ze in de kerk. 105. Zij doet koninklijke klederen maken en stelt zich aldus aan Peeter voor, die haar nu herkent. Vreugde. Zij vertellen hun avonturen. 106. Daar hij beloofd heeft een maand te wachten vooraleer zich bij zijn ouders te presenteren, moet hij daar nog vier dagen blijven. 107. Maguelone zoekt het gravenpaar op, zij zegt een hoopgevend vizioen te hebben gehad, zij moeten alle rouwklederen afdoen en de volgende Zondag in St-Pieterskerk komen. 108. Zij keert bij Peeter terug; alles wordt voor het weerzien toebereid. - XXV. 109. De Zondag daarop komen de graaf en de gravin in de kerk bidden. 110. Daarna brengt de gasthuisvrouw (Maguelone) hen bij Peeter. Vreugde; overal wordt het rondverteld. 111. Intussen trekt Maguelone haar koninklijke klederen aan en komt zo terug; Peeter kust haar en verklaart dat zij de dochter is van de koning van Napels. - XXVI. 112. Algemene vreugde. 113. Zij danken God. 114. Een bisschop zegent het huwelijk in. 115. 22 dagen feest. 116. Verder leven: de graaf en de gravin sterven na tien jaar en worden begraven in St-Pieterskerk. Nog acht jaar leven Peeter en Maguelone, zij hebben een zoon die koning wordt van Napels en graaf van Provence. Er wordt een gasthuis gesticht en een kerk. |
|