De Nederlandse volksboeken
(1977)–Luc Debaene– Auteursrechtelijk beschermd1. Titelbeschrijving.¶ DIE HISTORIE VANDEn VROMEN RIDDER PA- || RIJS ENDE VAn DIE SCHONE VIENNA DES DOL || PHIJNS DOCHTERE. || [houtsnede] || [In fine:] || ¶ DIT BOECK IS VOLEYNDT ENDE GEPRENT IN DIE VERMAERDE COOPSTADT VAN ANT- || WERPEn BIJ MY GERAERDT LEEU. INT IAER ONS HEEREN .M.CCCC. ENde LXXXV IJ. OP || DEN XIX. DACH VAN MEYDE || (CA 942 en CA suppl. 2, 942) (Parijs Bibl. Nat.) kl. fol. | |
2. Tekstuitgaven.Ndl. prozaroman niet herdrukt. Fr. handschrift met belangrijke inleiding: Kaltenbacher Robert: Der altfranzösische Roman Paris et Vienne, in Romanische Forschungen, Erlangen, XV (1904), pp. 321-688a. De uitgave pp. 391-629 is kritisch naar de hss. B. ACDE; daarna geeft hij o.m. een afdruk van het oudste fragment (3 bladen) uit de Bibl. te Carpentras. Histoire du Chevalier Paris et de la belle Vienne. Nouvelle édition publiée d'après les manuscrits de la bibliothèque royale, Paris, 1835. Dit is een oudere tekstuitgave. | |
[pagina 134]
| |
Eng. druk: H[azlitt] W.C., Paris and Vienne. Thystorye of the Noble Ryght Valyaunt and Worthy Knyght Parys | and of the Fair Vyenne the Daulphyns Doughter of Vyennois |. From the Unique Copy printed by William Caxton at Westminster in the year M.CCCC.LXXXV. With a Preface, Glossary, and Notes, Printed for the Roxburghe Library, 1868. Over de Ndd. druk: Äsdahl Märta, Die mittelniederdeutsche Version des Volksbuches von Paris und Vienna, overdruk uit Niederdeutsche Mitteilungen, I (1945). Met twee fragmenten. | |
3. Literatuur.Verdere bibliographie bij Kaltenbacher, o.c., inleiding, pp. 321-391 passim. | |
B. Inhoud.I. 1. In 1271, ten tijde van koning Karel, leeft er in het land van Dolfinie (Dauphiné), in Vienne, ‘een rijc baenre here Dolfyn’, Godevaert Dallenson, een familielid van de koning; zijn vrouw heet Dyane. 2. Pas na acht jaar wordt er een kind geboren, een meisje, dat Vienne genoemd wordt. 3. Deze groeit op met Ysabeele, de dochter van haar voedster. 4. Vienne wordt buitengewoon schoon, zodat ze door vele aanzienlijke heren wordt ten huwelijk gevraagd. 5. In de stad woont er een rijk ridder, heer Jacob, die een zoon heeft, Paris, een goed opgevoede jongen, die, nadat hij op vijftienjarige leeftijd werd ridder geslagen, zeer knap is in tornooi en ridderspel. 6. Deze heeft een goede vriend, de ridder Eduwaert. 7. Terwijl deze met een jonkvrouw verkeert aan het hof van Brabant, wordt Paris op Vienne verliefd, doch daar zij te hoog boven hem staat, durft hij het enkel aan Eduwaert bekennen. - II. 8. Zij besluiten 's nachts vóór haar kamer te gaan zingen en muziekspelen. 9. Vienne en haar ouders zijn benieuwd wie deze mannen zijn. 10. De Dolfijn (Dauphin) nodigt al de speellieden van zijn land aan zijn hof, doch als zij die horen, vinden ze er de gezochte niet bij. 11. Vienne zegt aan Ysabeele spijt te hebben niet te weten wie voor haar speelden. - III. 12. De Dolfijn geeft aan tien gewapende mannen de opdracht hen, als ze 's nachts wederkomen, bij hem te brengen. 13. Zij komen opnieuw om te spelen, doch als ze worden aangesproken, overleggen ze: ze willen niet herkend worden; zij zenden de jongen, die hun instrumenten draagt, naar huis. - IV. 14. De tien vallen hen aan, doch ze weren zich goed en kunnen ontkomen. 15. 's Morgens brengen de tien verslag uit bij de Dolfijn. 16. Deze zendt de volgende nacht honderd mannen, doch de speellieden verschijnen niet. 17. Vienne verlangt te weten wie zij zijn. 18. Paris die geen uitkomst ziet, besluit meer omgang te zoeken met de bisschop van St-Laureys. 19. De Dolfijn richt een steekspel in, om zijn dochter te vertroosten; zij hoopt daardoor haar minnaar te leren kennen. 20. Vele edelen komen af. 21. Paris en Eduwaert besluiten onbekend, in witte kleding, mede te doen. 22. Bij een voorafgaandelijk maal dient Paris aan de tafel van de Dolfijn en wordt nog meer op Vienna verliefd. - V. 23. Vóór het tornooi begint moet iedere deelnemer vóórrijden. Vienne oordeelt dat de twee ridders in het wit, het ‘amorueselicste’ reden. 24. Het tornooi. Paris wint. - VI. 25. Paris ontvangt uit Vienne's handen de prijs: een kristallen schild en een bloemenkrans. 26. In stilte vertrekt hij met Eduwaert. 27. Iedereen vraagt zich af wie die twee witte ridders zijn. 28. De deelnemers keren naar hun land terug. 29. Onder de edelen van Frankrijk en Engeland ontstaat er twist wie de schoonste is: Vienne, of de dochter van de hertog van Normandië, of de zuster van de koning van Engeland. 30. Vienne is verliefd op de onbekende. 31. Paris is bedroefd dat hij zijn liefde niet kan uiten. 32. Zijn vader verwijt hem zijn omgang met de bisschop in plaats van met de wapenen. 33. Geschil onder de edelen. Telkens vijf ridders willen beurtelings in een tornooi de schoonheid verdedigen van de drie voornoemde vrouwen. 34. De zaak komt vóór de koning, die besluit een tornooi te laten beslechten. 35. De vaders van de drie meisjes worden uitgenodigd en geven prijzen: de koning van Engeland geeft omwille van zijn zuster Constancie een gouden kroon, prachtig versierd; de hertog van Normandië omwille van Florije een rijke Franse hoed, en de Dolfijn omwille van Vienne een kostelijke halsband. 36. Vele ridders maken zich gereed. 37. Eduwaert raadt Paris aan als onbekende aan het tornooi deel te nemen. 38. De koning laat | |
[pagina 135]
| |
grote tribunes oprichten en laat drie banieren maken, waarop in gulden letters de namen der drie vrouwen geschreven staan; de partijen krijgen elk hun banier. 39. Alles is gereed. De koning voert het woord: de uitslag zal ontegensprekelijk zijn. De vader der winnende jonkvrouw krijgt een kroon, en de winnende ridder de drie banieren met de juwelen. 40. Optocht van al de deelnemers. 41. De Dolfijn en heer Jacob zijn als toeschouwers gekomen. - VII. 42. Het steekspel. Paris strijdt voornamelijk tegen Godefroy van Picardië. 43. Ten slotte blijven er enkel Paris en van de andere twee partijen elk drie ridders over; deze willen het tornooi tot 's anderdaags schorsen; Paris verslaat hen. - VIII. 44. Paris krijgt de banieren en de juwelen. 45. Met Eduwaert reist hij in het geheim vlug naar huis en leeft er zoals voorheen. 46. De edelen zijn verwonderd dat de overwinnaar zich niet bekend heeft gemaakt. 47. De Dolfijn krijgt de kroon voor zijn dochter. 48. Aan Vienne wordt alles medegedeeld. 49. Vienne uit haar droefheid aan Ysabeele dat zij hem niet kent die zoveel eer voor haar behaalde. 50. Paris' vader verwijt zijn zoon zijn omgang met de bisschop. 51. Dan vraagt hij Eduwaert hem te helpen. 52. Deze haalt Paris over met hem naar Brabant te trekken. 53. Paris sluit de gewonnen prijzen in zijn kamer, geeft zijn moeder de sleutel en vraagt haar er niemand binnen te laten. 54. In Brabant behalen ze grote riddereer; Paris denkt steeds aan Vienne. - IX. 55. Tijdens een ziekte van Paris' vader bezoekt eerst de Dolfijn hem, daarna diens vrouw Dyane met Vienne en Ysabeele. 56. Paris' moeder leidt de vrouwen het kasteel rond en laat hen ook Paris' kamer zien. 57. Vienne ziet er een wit paardendeken: zij vermoedt dat het dit is van de winnaar van het tornooi. 58. Zij veinst ongesteldheid om met Ysabeele alleen in de kamer gelaten te worden. 59. Zij zoeken alles af en vinden in een aanpalend vertrek Paris' trofeeën: Paris moet dus de onbekende zijn! 60. Ysabeele verwijt haar de sympathie voor Paris die van lagere stand is. 61. Vienne verdedigt hem. 62. In het weggaan nemen ze de halsketen en Vienne's banier mede onder hun mantel. 63 Heer Jacob geneest. - X. 64. Na ontvangst van een brief over de ziekte van zijn vader keert Paris met Eduwaert naar huis terug; zijn vader is tevreden. 65. Paris ontdekt de verdwijning van de trofeeën en verwijt zijn moeder iemand te hebben binnengelaten in zijn kamer. 66. Zo verneemt hij dat Vienne daar geweest is. 67. Paris legt een bezoek af bij de Dolfijn. 68. De verliefde Vienne zegt kort daarop aan haar gezellin dat ze Paris wil laten weten dat ze zijn zaken heeft. 69. Zij laat de bisschop van St-Laureys komen om te biechten. 70. Hij moet 's anderdaags met Paris terugkeren: zekere zaken werden hem ontnomen, zij moet het hem mededelen. - XI. 71. 's Anderdaags komen ze. Vienne gaat met Paris terzijde en zegt hoe ze zijn bezit medenam. Dat geeft niet, zegt hij, zij is zijn meesteres en kan over al zijn goed beschikken. Overigens, zegt hij, hij kreeg die juwelen kort geleden van een Frans ridder. 72. Vienne lokt zijn bekentenis uit dat hij haar lief heeft en al de wapenfeiten om harentwille gedaan heeft. 73. Zij verklaren elkaar hun liefde en gaan uiteen. 74 Paris vertelt alles aan de bisschop en Eduwaert; deze waarschuwt hem alles stil te houden. 75. De Doflijn wenst dat zijn vijftienjarige dochter zou huwen. 76. Vienne stelt de bedroefde Paris gerust: hem alleen zal ze huwen. 77. Zijn vader, zegt ze, moet bij haar vader voor Paris om haar hand vragen. 78. Paris verzoekt zijn vader dit te doen; deze is eerst vergramd en bevreesd voor de Dolfijn, maar belooft toch het te zullen doen. - XII. 79. Heer Jacob komt bij de Dolfijn; deze is woedend bij Jacob's verzoek en zendt hem weg. 80. De Dolfijn roept zijn dochter: hij zal haar vlug uithuwelijken. 81. Vienne laat door Eduwaert Paris verwittigen over de woede van haar vader. 82. Eduwaert raadt Paris aan een tijdje weg te reizen. 83. Paris stemt in, maar wil eerst Vienne nog ontmoeten. - XIII. 84. Door een venster kan Paris Vienne spreken, die hem tegen haar vader waarschuwt. Zij besluit met hem mede te trekken, op voorwaarde dat hij haar voor hun huwelijk niet zal ‘ghenaken’ en dat zij Ysabeele mag medenemen. 85. Paris laat door een man, Jorijs genaamd, de reis voorbereiden: paarden onderweg en een schip te Agemoirte (Aigues-Mortes). 86. Die nacht zullen ze vertrekken; Jorijs moet hen opwachten met twee paarden. - XIV. 87. De tocht bij slecht weder. 88. 's Anderdaags 's avonds logeren | |
[pagina 136]
| |
ze bij een kapelaan. 89. De volgende dag zoeken ze een doorwaadbare plaats over de rivier; Jorijs verdrinkt. 90. Zij keren naar de kapelaan terug die schippers voor hen wil zoeken om hen over te zetten. - XV. 91. De Dolfijn laat Vienne zoeken. 92. De kapelaan ontmoet een der speurders. 93. Hij verwittigt het paar dat ze moeten vertrekken. 94. Zij uiten klachten. 95. Vienne raadt Paris aan alleen verder te rijden; zij geeft hem een ring met een diamant als pand van hun trouw. - XVI. 96. Roerend afscheid. 97. Over Aigues-Mortes bereikt Paris Genève waar hij gaat wonen. 98. Vienne doet de kapelaan de ridders die haar zoeken roepen; zij zullen haar terugleiden, de kapelaan zal medegaan om te getuigen over haar maagdelijke zuiverheid. - XVII. 99. Vienne bidt bij haar vader om verontschuldiging. 100. De kapelaan getuigt voor haar. 101. Vienne verdedigt Paris' leven en liefde. 102. De Dolfijn laat Paris' vader gevangen zetten en ontneemt hem zijn bezittingen. 103. Vienne en Ysabeele worden in een kamer opgesloten. 104. Vienne laat Eduwaert naar Paris informeren. 105. Na een tijd krijgt Vienne haar vrijheid terug. 106. De Dolfijn vraagt schriftelijk aan de graaf van Vlaanderen raad om haar uit te huwen. 107. Op Vienne's verzoek wordt heer Jacob in zijn vroegere staat hersteld. 108. Vienne spreekt veel met Eduwaert over Paris. 109. De graaf van Vlaanderen stelt voor haar te laten huwen met de zoon van de hertog van Bourgondië of van de koning van Engeland. Vooral de eerste prijst hij aan; de Dolfijn stemt met het laatste voorstel in, en de graaf zal de nodige stappen doen. - XVIII. 110. Paris in Genève; hij schrijft twee brieven. 111. In die aan zijn vader waarin hij zegt op pelgrimstocht te vertrekken, vraagt hij vergiffenis en verzoekt hem Eduwaert in zijn plaats als zoon aan te nemen. - XIX. 112. Aan Eduwaert schrijft hij over zijn liefde tot Vienne, en dat hij hem bij zijn vader als zoon moet vervangen. 113. Een bode brengt de brief naar Eduwaert die hem aan heer Jacob en Vienne laat lezen. 114. Vienne wil de brief niet teruggeven. - XX. 115. Eduwaert schrijft terug wat er intussen met heer Jacob en Vienne is voorgevallen en dat Vienne hem een wissel zendt van 3000 kronen. 116. Afwisselend leed en vreugde bij Paris om het nieuws. 117. Hij leeft in aanzien in Genève; XXI. 118. De zoon van de graaf van Vlaande-regelmatige correspondentie met Vienne. - deren komt met de zoon van de hertog van Bourgondië voor het huwelijk. 119. Vooraf verwittigt de Dolfijn zijn dochter. 120. Deze verklaart voorlopig niet te willen huwen daar zij ongesteld is. 121. Beide edelen worden feestelijk ontvangen. 122. Intussen wil Vienne niet toegeven, zelfs niet wanneer de Dolfijn haar op water en brood zet. 123. De hertogzoon van Bourgondië moet vertrekken en belooft terug te keren na haar genezing. - XXII. 124. De Dolfijn laat Vienne en Ysabeele in een duistere plaats gevangen zetten. Vienne blijft evenwel Paris beminnen. - XXIII. 125. De hertogszoon komt terug om haar te bezoeken. 126. De Dolfijn bekent hem haar onwil, toch zou deze haar graag spreken; om haar te herstellen zendt de Dolfijn haar klederen en eten. 127. Vienne staat de jongen toe haar na drie dagen te spreken. Zij laat de kwartieren van een hoen onder haar oksels verrotten om een kwalijke geur te hebben. 128. Als de pretendent komt, zegt zij een andere te beminnen. Als hij naderkomt ruikt hij de verrotting en meent dat zij de dood nabij is. 129. Hij vertrekt naar huis. 130. Vienne blijft gevangen. 131. Eduwaert laat vanuit een kerk nabij het paleis graven, zodat hij ongeweten met haar langs een schuifvenster in verbinding komt. 132. Eduwaert verhaalt Paris in een brief de gebeurtenissen. 133. Klachten van Paris; hij zal naar vreemde landen trekken. - XXIV. 134. Paris schrijft dit aan Eduwaert, en hij zal geen verdere brieven meer zenden. 135. Eduwaert deelt dit mede aan Paris' vader, moeder en Vienne, die zeer mistroostig zijn. - XXV. 136. Paris trekt met zijn knecht naar het H. Land; onderweg leert hij de taal der Saracenen en neemt hun kleding en gewoonten aan. 137. Hij pelgrimeert naar Jerusalem. 138. Door geldgebrek kan hij slechts pover leven. 139. Eens ontmoet Paris de valkeniers van de sultan; hij geneest diens lievelingsvalk. 140. De sultan maakt de valkenier die met de genezen valk terugkeert tot een groot heer; door deze nu komt Paris in aanzien aan het hof. 141. Paus Innocentius bereidt een kruisvaart voor. - XXVI. 142. De koning van Frankrijk zendt de Dolfijn van Viennoys | |
[pagina 137]
| |
met een gevolg in pelgrimsklederen ter bespieding naar het H. Land. - XXVII. 143. De Dolfijn trekt er heen, doch verraden door slechte Christenen wordt hij gevangen genomen. 144. Hij maakt alles aan de sultan bekend. 145. Deze zet hem gevangen in een toren in Alexandrië, tot voorbeeld van andere bespieders. - XXVIII. 146. Paris die in Babilonië verbleef, wist daar niets van, doch verneemt alles van twee minderbroeders-pelgrims. 147. Met deze zal hij naar Alexandrië gaan, zij weten echter niet beter dan dat hij een Saraceen is. 148. De valkenier zorgt voor een vrijgeleide van de sultan, die hem daarbij nog rijke geschenken geeft. - XXIX. 149. In Alexandrië wordt Paris door de emir goed verzorgd. 150. Eens rijden zij samen door de stad langs de gevangenistoren, zij gaan naar de Dolfijn zien; Paris krijgt toelating er terug te komen. 151. Korts daarop komt hij met één der Minderbroeders als tolk terug; hijzelf houdt zich steeds als Saraceen. 152. Paris vraagt de Dolfijn naar zijn familie en troost hem. 153. Nadien zegt Paris aan de Minderbroeders dat hij de Dolfijn wil verlossen, doch deze moet beloven in zijn land later goed in Paris' onderhoud te voorzien en hem een gift in te willigen die hij daar eisen zal. 154. 's Anderdaags zweert de Dolfijn dit te aanvaarden. 155. Met een schipper wordt overeengekomen om hen die nacht te vervoeren. 156. Paris laat goed eten en drinken gereed maken. - XXX. 157. Paris onthaalt de wachters die avond tot ze dronken zijn en in slaap vallen. 158. Nadat de Dolfijn door de Broeders is vrijgemaakt, doodt Paris de wachters. - XXXI. 159. Zij gaan samen scheep en varen naar de Christen stad Levan. 160. In Cyprus wordt de Dolfijn hartelijk door de koning ontvangen. 161. Verdere reis naar Aigues-Mortes. - XXXII. 162. De Dolfijn wordt thuis feestelijk onthaald. 163. Hij biedt nu aan Paris - uiterlijk steeds een Saraceen - beurtelings zijn land aan en zijn dochter tot vrouw; op dit laatste gaat deze in. 164. Paris komt bij Vienne; de broeder is steeds tolk. Vienne wil echter de vrouw niet worden van de Saraceen. 165. Zij keren weder bij haar; opnieuw weigert ze hem te huwen; zij zegt doodziek te zijn - opnieuw speelt ze de toer met de rotte hoenders; de broeder en de bisschop van St-Laureys die Paris vergezellen, wijken terug, doch de verliefde Paris merkt niets. 166. Vienne dreigt zich te zullen zelfmoorden. 167. De broeder maant haar aan het huwelijksaanzoek die nacht eens goed te overwegen. 168. Daarna zegt Vienne aan Ysabeele nooit een andere man te willen dan Paris. - XXXIII. 169. 's Anderdaags komt Paris met de broeder terug; als zij zegt nooit te zullen huwen, geeft de broeder haar vanwege Paris de ring die zij hem vroeger schonk. 170. Paris doet de broeder weggaan; nu spreekt hij haar toe in het Frans en maakt zich bekend. 171. Vreugdevol herkennen. 172. Ysabeele, die geslapen heeft, ontwaakt, en verwijt Vienne met de Turk te doen te hebben. Dan herkent zij Paris. 173. De twee gelieven treden buiten, de Dolfijn stemt in hun huwelijk toe; dan zegt Vienne dat de Saraceen Paris is. 174. Paris gaat met zijn vader naar huis; 's anderdaags zal de bruiloft gehouden worden. - XXXIV. 175. Bruiloft. 176. Hun verder leven; zij krijgen drie kinderen. Eduwaert huwt Ysabeele: na de dood van Paris' ouders ontvangen zij het bezit van deze; Paris wordt Dolfijn. 177. Het einde der hoofdpersonen. | |
C. Herkomst.Op 15 Mei 1487 verscheen: [Fol. 2 ro:] ¶ Cy commence listoire du tresuail || lant cheualier paris et de la belle vi || enne fille du daulphin lesquelz pour || loyaulment amer souffrirent moult || dadversitez auant quilz peussent iou || yr de leurs amours. || [In fine:] ¶ Cy finist listoire du vaillant || et noble cheualier paris Et de || la belle Vienne fille du daul- || phin de viennois. Emprien- || tee en Anvers Par moy Ghe- || rard leeu. Lan Mil .CCCC. || lxxxvij. le .xve. iour du mois || de May. || (CA 941) (Paris Bibl. Nat.) in-fol. Vier dagen later kwam de Ndl. vertaling van de pers. Merkwaardig is het feit dat die oudste druk van de Franse prozaroman te Antwerpen het licht zag. Een aantal Franse hss. zijn bekend (cfr Kaltenbacher, pp. 338-341), die zich in twee groepen laten verdelen. De druk-redactie komt het best overeen met hs. S (Paris, Bibl. Nat., Fr. 20044 - waarschijnlijk nog XVe eeuw), dat tot de tweede groep behoort welke volgende afwijkingen - met | |
[pagina 138]
| |
kleinere zaken wordt hier geen rekening gehouden - vertoont met groep I: ‘1. II ist vor allem geringer an Umfang, da die Reden und Schilderungen gekürzt sind. 2. Bei II fehlt der Prolog des Pierre de la Cypede. 3. Es fehlen die fünf Träume, die wir in I haben. 4. Der Bischof ist von St. Laurent statt St. Vinzent, und der Name von Paris' Knappen George statt Olivier. 5. II enthält die Angabe des Jahres 1271, in dem die Handlung beginnt.’ (ibid., p. 356. Voor de vergelijking der hss en uitgaven, pp. 351-361). De inleiding bij groep I is merkwaardig omdat ze een aantal gegevens bezorgt voor de ontstaansgeschiedenis der redactie. We citeren daaruit: ‘Plusieurs aultres livres ay je veu, mes entre les aultres j'ay tenu ung livre, escript en langaige prouvensal, qui fut extraist d'ung aultre livre, escript en langaige cathalain. Auquel livre se contenoit la vie d'ung baron, qui s'appelloi messire Godeffroy de Lanson, qui estoit dauphin de Vienne... cy ay entrepris a vous estrayre l'ystoire du langaige provencial en francoys... et aussi que je ne suis pas Francois de nature, ains fuz nes et nouris en la cote de Marcelle. Et c'il vous plaist savoir qui je suis: de saint Piere j'ay prins le non, de la Cypede pour sournon. Et fut encommance a escripre cest livre l'an de grace mil CCCC trente deux le tiers jour du mois de septembre’ (edit. Kaltenbacher pp. 392-393). - Wat is er waar van die vertaling uit het Provencaals, zelf gebaseerd op het Catalaans? Kaltenbacher neemt aan dat de geschiedenis reeds vóór 1432 werd verspreid, vermelding van Paris et Vienne in oudere gedichten staat daar borg voor. Hij trekt de Catalaanse herkomst in twijfel om de relatie tot Koning Karel en de juiste kennis van plaatsen en feiten in verband met de stad Vienne; de roman zou zelfs ouder zijn dan 1364. ‘In Pierre de la Cypede wird jedenfalls der letzte Bearbeiter zu sehen sein, bezw. Uebersetzer aus dem Provenzalischen, wenn nicht das Datum 1432 in dem Original der erhaltenen Überlieferung ein fehlerhaftes, oder Pierre de la Cypede nur ein Schreiber ist, der zur Bekräftigung seines Romans ein kleines Vorwort hinzugelogen hat’ (p. 364); de la Cypede is wel niet meer dan een schuilnaam; hij zegt uit Marseille afkomstig te zijn (ibid., pp. 362-364). De versie van groep II zou tussen 1460-1470 ontstaan zijn (ibid., p. 361). Het verhaal zal wel niet de bedoeling hebben de steden Parijs en Vienne op een allegorische wijze te verheerlijken; de Dauphiné werd slechts in 1349 aan Frankrijk afgestaan, en Frankrijk is nog niet hetzelfde als Parijs; Kaltenbacher stelt daar tegenover dat de roman de uitbeelding zou zijn van een dynastieverandering in de Dauphiné, en wel in 1282 ‘wo mit dem Dauphin Jean die burgundische Linie ausstarb und die Herrschaft an den Vasallen Humbert de la Tour du Pin kam, den Gemahl seiner einzigen Schwester Anna, unter heftigem Wiederspruch Roberts von Burgund.’ Andere historische overeenkomsten spoorde hij op waaronder vooral, onder de regering van Humbert II, ‘der Erbfolgekrieg der drei Töchter Philipps des Langen von Burgund, nämlich der Dauphine, der Herzogin von Burgund und der Gräfin von Flandern, ein blutiger Kampf, den der König von Frankreich 1337 beilegte’ (Kaltenbacher, pp. 364-367). Kaltenbacher verwaarloosde daarbij te wijzen op het verband van de schoonheidswedstrijd tussen de drie edelvrouwen, met het beroemde Parisoordeel, waaraan toch ook de held van deze roman zijn naam kan ontleend hebben; o.i. is dat deel de eerste kern van het verhaal geweest: Paris die optreedt voor haar die hij als schoonste heeft verkozen - wat in het verhaal voorafgaat leidt er naar toe, wat volgt vloeit er uit voort. Een aantal elementen zijn, zoals dat gewoon is bij die soort literatuur, met andere romans te vergelijken, in zijn geheel zelfs heeft de roman heel wat aanknopingspunten met de chantefable Aucassin et Nicolette (ibid., pp. 367-368). Alles samen genomen is het een fijn verhaal geworden, een levendig beeld van de ridderwereld der late Middeleeuwen, waartoe een aantal goed geziene details in niet geringe mate bijdragen. In de zorg van de schrijver om het realistische steeds te bewaren, valt bijzonder de totale afwezigheid van al wat wonderbaar is aan te stippen (ibid., pp. 368-371). | |
[pagina 139]
| |
D. Eigenaardigheden.De vertaling uit het Frans is meestal letterlijk te noemen. Hier en daar nochtans is er een streven naar vereenvoudiging waar te nemen, die vooral tot uiting komt in de houding tegenover tautologieën. Enkele voorbeelden: ‘wtnemender schoonheit’ (a 2 ro) - ‘souveraine beaulte et gentilese’ (a 2 ro); - ‘dede hy en leeren ter wapenen’ (a 2 ro) - ‘le fist adrecier et enseigner en armes’ (a 2 vo). Soms worden gehele zinsdelen weggelaten of vereenvoudigd, b.v.: ‘die steecspel ende ridderschap hantieren woude. dat die quame in die stadt van Vienne...’ (a 4 vo) - ‘qui vouldrait faire faitz darmes ou de chevalerie pour lamour des dames et des damoiselles quil vint en la cite de Vienne...’ (a 4 vo - a 5 ro). Aldus kunnen wel eens fijne trekjes verloren gaan, b.v.: Ende als Vienne Parijse sach wart sy ghedaen root ghelijck eender roosen van grooter begheerten die sij hadde om hem te siene, ende doer dye liefde die sij te hemwaerts droech. ende...’ (c 1 ro) - ‘Et quant Vienne vit Paris du grand desir quelle avoit de la veoir | et de la grand amour quelle lui portoit | toutesachar estoit ainsi comme coloree et fresche comme une rose de may | et...’ (c 2 ro-vo). Ook ietwat langere stukken worden wel eens weggelaten, klaarblijkelijk om langdradigheid of herhalingen te vermijden, zo laat de Ndl. tekst, fol. a 4 vo, weg: ‘Et Vienne avoit tousiours le cueur quant viendroit le iour de celle feste. car elle avoit grant talent de savoir lequel estoit celluy qui tant estoit amoureux delle’ (a 5 ro); deze zin herhaalt eenvoudig wat enkele regels daarvóór reeds gezegd was! Een enkele keer heeft de Ndl. prozaroman eens een zin meer, zoals: ‘Het waer te vele langhe te vertellen die namen vanden heeren ende ridderen die daer vergadert waren. want daer wasser vele gecomen wt Spaengien ende wt Arragon om te proeven haer macht ende haer personen’ (b 1 vo tegenover Fr. b 2 vo). Het Ndl. volksboek volgt gewoonlijk dezelfde verdeling in hoofdstukken als het Fr. (beide zonder nummering en verder ingedeeld in paragraphen die evenwel niet steeds overeenstemmen) behalve enkele keren waar het Ndl. een opschrift heeft, en er dus een nieuw kapittel begint, en het Fr. niet: dit is viermaal het geval. Beide drukken gelijken elkaar zeer goed; de drukspiegel is even groot; de houtsneden die in dezelfde volgorde in de twee edities voorkomen, zijn dezelfde: er zijn er 27 in de tekst, waarvan één tweemaal en één driemaal voorkomen; daarbij is er achteraan het drukkersmerk. Bovendien heeft het Ndl. volksboek de houtsnede van het titelblad die op het verso herhaald wordt; daar het Fr. exemplaar met fol. a 2 begint, mogen we veronderstellen dat voor het verloren Fr. titelblad dezelfde schikking werd gevolgd. De Fr. druk heeft nochtans een ander lettertype en meer tussenruimte, zodat we er, het verloren titelblad medegerekend, tot 40 bladen komen, tegenover 36 voor de Ndl. druk. | |
E. Jongere edities uit de XVde en XVIde eeuw.Het verhaal was klaarblijkelijk vlug zeer populair, daarvoor getuigen de talrijke uitgaven in Frankrijk en de bewerkingen in het Italiaans, Spaans, Katalaans, Engels, Nederlands, Zweeds, Latijn en Armeens (cfr Kaltenbacher, pp. 341-351). We vernoemen volgende Ndl. uitgaven: a) [1491?, Antwerpen, G. Leeu],
b) s.d., Antwerpen, Gov. Back,
c) 1510, Antwerpen, int huys van Delf [Henr. Eckert van Homberch],
d) s.d.s.l.? [‘ca 1540 of iets later’, Antwerpen, Jac. van Liesvelt],
Er dient bovendien vermeld te worden dat bij G. Leeu te Antwerpen nog verschenen:
in 1488 een Nederduitse vertaling
| |
[pagina 140]
| |
op 23 Juni 1492 een Engelse
CA aanzag de eerste voor een Ndl. editie; H. Paul (Grundriss der Germ. Phil., 2e Edit., II, 1, p. 415) wees er op dat deze Nederduits is en duidde er aan de hand van Goetze op dat er nog een andere Ndd. druk zou bekend zijn, met name 1494, Magdeburg (we vragen ons af of hij niet verwarde met de druk van Soven wisen meisteren, bij Moritz Brandis, 1494 - cfr BC 129 en 244). De Engelse is een herdruk van William Caxton's editie 19 December 1485, Westminster (edit. W.C. H[azlitt]; cfr Kaltenbacher, pp. 348-349 en W. Blades, W. Caxton, pp. 308-310). De Ndd. tekst heeft, naar de fragmenten door Äsdahl gepubliceerd te oordelen, de Ndl. versie tot Vorlage, terwijl de Engelse zelf verklaart te zijn ‘translated out of frensshe in to Englysshe’. Nota. Van Heurck, Liv. Pop., p. 55, publiceert een houtsnede uit Paris ende Vienna. Wij waarschuwen er voor dat deze niet in de oudste druk voorkomt, doch wel in de Historie van Troyen, druk van 1485, [Jac. Bellaert], Haarlem, cfr CA 1095 en vgl. J.M. Schretlen, Dutch and Flemish Woodcuts, plaat 23A). |
|