De Nederlandse volksboeken
(1977)–Luc Debaene– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
A. 1. Titelbeschrijving.[Versiering, gelijkend op hoofdletter E] EEN SEER || SCHONE ENDE SUUERLIKE HYSTORIE VAN OLYUIER VAN CASTILLEN. || ENDE VAN ARTUS VAN ALGARBE SIJNEN LIEUEN GHESELLE ENDE OECK || MEDE VAN DIE SCHONE HELENA DES CONINCS DOCHTER VAn ENGHELANT || [In fine:] ENde IS GHEPRINT TANTWERPEn BI || MI HENRIC ECKERT VAn HOMBURCH WOE- || NEnDE BIDER CAMMERPOERTEn INT HUYS || VAN DELFT. || (NK 3170) (Tot 1940: Leuven UB; Nordkirchen-Westfalen, Bibl. Arenberg) in-fol. | |
[pagina 126]
| |
Wij konden slechts de editie gebruiken uit de tweede helft der XVIde eeuw: Een · schoone · historie · van || oliuier · van · castillen · ende · [de voorgaande woorden omringd door dubbele lijn en daaronder versieringsmotief] || van Artus van Algarbe sinen lieuen gheselle. Ende ooc mede van die schoone || Helena des Conincx dochter van Engelant Die welcke veel wonderlijcke || auontueren in haer leuen ghehadt hebben | ende is seer ghenoechlijck om lesen. || [Houtsnede: twee ridders vóór een tent; rechts en links versieringsmotief] || ¶ Gheprint Thantwerpen inden witten Hasewint | by Ian van Ghelen. || [Versieringsmotief] || (Reeds beschreven door Stainier, cfr hieronder, p. 77 met afdruk titelblad, p. 76) (Parijs Bibl. Nat. onvolledig (B 2, F 1-4 en N 3-4 ontbreken - wij vullen de analyse tussen haakjes aan met behulp van de Franse tekst) in-fol. | |
2. Tekstuitgaven.Ndl. prozaroman: geen herdruk. Voor het Frans, naar een handschrift, cfr Bergmans Paul, Olivier de Castille, roman de chevalerie, d'après un manuscrit du XVe siècle, Gand, 1896. | |
3. Literatuur.Bergmans Paul, Un manuscrit illustré du roman d'Olivier de Castille, in Analectes belgiques, Gand, 1896, pp. 171-185. Vooraf gedeeltelijk verschenen in Messager des sciences historiques ou archives des arts et de la bibliographie de Belgique, 1895, pp. 64-72. Brunet, IV, kol. 183-185 en Suppl. II, kol. 72-73. Doutrepont, Mises en prose, pp. 429-431 en 450-451 (in voetnota verdere bibliographie). Gessler Jan, Op zoek naar Ahasverus' gade en de ‘Historie van Olyvier’. Twee bibliographische schetsjes, in Gedenkboek A. Vermeylen, s.l., (1932), pp. 299-306. Stainier Louis, Deux impressions populaires anversoises de l'‘Histoire d'Olivier de Castille’, in GP, XII (1934), pp. 69-78. Voor de gelijknamige Engelse prozaroman (1518 - London - W. de Worde), cfr edit.: Graves R.E., Roxburghe Club, CXXX, 1898. Voor de Duitse edit. cfr: Heitz-Ritter, Versuch, p. 137. | |
B. Inhoud.Proloog. 1. Heel wat verhalen, waaronder vele over beroemde mannen worden te boek gesteld. 2. Zo hier het verhaal van Olyvier van Castilië en Artus van Algarbe. 3. Een vroegere druk voldeed niet; daarom werd de historie thans beter geschikt uitgegeven. - Inhoudstafel. - Een soort na-proloog: 4. De vertaler vraagt welwillendheid van zijn lezers voor zijn vertaling ‘vanden walsche int duytsche | ter begheerten ende || bevelen, van N.’ - I. 5. De schrijver wil de daden van grote mannen naar voor brengen. 6. Het duurt lang vooraleer de koning van Castilië een kind krijgt; God verhoort ten slotte het gebed der koningin, dochter van de koning van Galacië; zij baart een zoon; de moeder sterft echter twee uur later. - II. 7. Algemene droefheid bij de begrafenis. Doopsel van het kind. 8. De koning treurt. 9. Zijn edelen geven hem de raad opnieuw te huwen. 10. Juist was de zeer mooie koningin van Algarbe weduwe geworden; zij had een zoon, Artus. 11. De koning van Castilië zendt afgevaardigden om haar ten huwelijk te vragen. - III. 12. Zij roept de raad in van haar heren, die haar aanzetten te aanvaarden. 13. Het besluit wordt aan de afvaardiging overgemaakt, de voorkeur wordt gegeven aan een bruiloft in stilte. - IV. 14. Vertrek van de gezanten. 15. Vreugde van de koning als hij de boodschap ontvangt. [16. Huwelijk. 17. De jonge Artus gelijkt helemaal aan zijn eigen zoon Olyvier. Zij worden samen opgevoed en zijn uiteen niet te kennen. - V. 18. Zij groeien op in grote vriendschap en besluiten nooit van elkaar te scheiden. 19. Na kindervermaken, mogen zij aan een tornooi deelnemen.] 20. De twee jonge mannen behalen de eer, Olyvier krijgt de prijs voor de deelnemers van dààr en een ander edelman die voor die van buiten kwamen. 21. Olyvier is beschaamd als twee jonkvrouwen hem de prijs overmaken. - VI. 22. Olyvier en Artus gaan slapen; Artus zegt zonder afgunst, een volgende maal zijn best te zullen doen om ook de prijs te behalen. 23. Tijdens de nacht voelt de koningin verlangen opkomen naar haar stiefzoon. 24. 's Anderdaags zegt zij hem gaarne te bezien; Olyvier begrijpt niet juist haar bedoeling. - VII. 25. De twee jongens leven ridderlijk. 26. De koningin is | |
[pagina 127]
| |
voor Olyvier in een zondige liefde ontstoken. 27. Eens polst zij hem of hij geen vriendin heeft. Hij ontkent. Als zij hem vraagt wat hij doen zou moest een voorname vrouw hem haar liefde aanbieden, weet hij niet wat antwoorden. - VIII. 28. Met Artus gaat hij van haar weg. Hij is ontevreden dat zij hem de vingeren drukt. 29. De koningin is overtuigd dat hij haar begrepen heeft en dat zij hem zal hebben. 30. Olyvier bidt God dat zij tot inkeer moge komen. - IX. 31. 's Anderdaags als hij haar aan het hof gaat groeten, neemt zij hem terzij en biedt zich aan als zijn maîtresse. 32. Hij zegt haar als zoon getrouw te willen dienen, doch dat hij haar hierin niet mag ter wille zijn. - X. 33. Zij verwijt hem hoovaardij en oorzaak te worden van haar dood. 34. Olyvier gaat heen. Hij is bedrukt; Artus merkt het. 35. Olyvier zegt hem die nacht niet bij hem te komen slapen. Zij omarmen elkaar en nemen afscheid. - XI. 36. Olyvier stuurt iedereen uit zijn kamer weg. 37. Hij uit klachten en besluit weg te reizen. 38. In een brief aan Artus legt hij uit niet daar te kunnen blijven. Hij laat hem een fiool (lang flesje) met klaar water achter: zo Olyvier ooit in gevaar komt dan zal het water zwart kleuren. Moge Artus hem dan opzoeken; hij zal steeds zijn vriend blijven. - XII. 39. Olyvier rijdt weg zonder dat iemand het merkt. 40. Hij komt aan een zeehaven, waar hij een schip vindt dat hem met andere heren mede zal nemen naar Constantinopel. - XIII. 41. 's Morgens verwondering dat Olyvier niet verschijnt. 42. Artus gaat de kamer binnen, vindt fiool en brief. Bedroefd valt hij in bezwijming. - XIV. 43. De koning, verwittigd, komt af, gaat ook de kamer binnen, vindt enkel Artus in bezwijming. 44. Hij leest de brief. Droefheid en klachten. - XV. 45. Vele vrienden van de koning gaan tevergeefs op inlichtingen uit. 46. De koning wordt ziek. 47. Inkeer van de koningin die haar schuld inziet. - XVI. 48. Olyvier op zee. Groot tempeest, schipbreuk, alleen Olyvier en een edel ridder redden zich al zwemmend. 49. God zendt hen een hert dat hen aan land voert. 50. Zij vinden een goed onderkomen. 51. God helpt wie op Hem betrouwt. - XVII. 52. Zij bevinden zich in Engeland. 53. Olyvier's gezel, die ziek is, blijkt Jan Talbot van Cantelberghe te zijn. 54. Deze vraagt naar huis gevoerd te worden om daar te kunnen sterven. 55. Hij wordt er heen gebracht en sterft. 56. Wegens een niet voldane schuld zou hij niet in gewijde grond begraven worden; de erfgenamen zijn te hebzuchtig. - XVIII. 57. Olyvier betaalt het verschuldigde, zodat de ridder eervol kan begraven worden. 58. Olyvier verneemt dat de koning van Engeland de edelen oproept voor een tornooi, waarin 400 ridders ‘van binnen’ het opnemen tegen buitenstaanders. Zijn enige dochter is de prijs: zij staat bekend als de mooiste vrouw ter wereld. Haar vader is meer uit op een dappere echtgenoot en troonopvolger dan op een rijke. 58. Olyvier verlangt mede te kampen. - XIX. 59. Olyvier trekt naar Londen. 60. In een bos wordt hij door vijftien straatrovers overvallen; hij doodt er elf van en de overigen gaan lopen. 61. Zijn paard is echter met zijn geldbeurs weggelopen en valt in de handen van één der rovers. 62. Olyvier bidt God om hulp. - XX. 63. Een ridder die zijn klachten afgeluisterd heeft belooft hem te helpen zo hij de helft van zijn verdienste in het tornooi aan hem overlaat. Olyvier aanvaardt. 64. Hij wordt de weg gewezen naar een heremitage, waar hij de ridder moet opwachten. - XXI. 65. Hij overnacht daar en dient 's morgens de mis van de heremiet. 66. Daarna gaat hij te biechten en vertelt van zijn ontmoeting met de ridder; de heremiet spreekt hem vertrouwen in. - XXII. 67. Hij blijft daar vier dagen, tot twee dagen vóór het tornooi. Hij is slechts een halve mijl van Londen. 68. Hij kan de toebereidselen van het tornooi volgen. 69. Hij vreest dat de ridder niet komen zal. 70. Daar komen vijftien ruiters en tien ridders met praal omgeven, allen in het zwart, gevolgd door een zwart tornooipaard, pages en knapen. - XXIII. 71. Olyvier herkent de ridder uit het bos. 72. Hij maakt zich gereed. 73. Helena, 's konings dochter, komt naar het tornooi kijken. - XXIV. 74. De regeling; drie dagen tornooi: eerste dag, steken (‘jouster’), de tweede, tornooi met snijdende zwaarden, de derde te voet. 75. Vele edelen doen mede. 76. Als de ridder Olyvier wijst wie Helena is, is deze verdoofd van bewondering. 77. In verwarring raakt hij een tribune en werpt die om, zodat vele toeschouwers op een hoop vallen. 78. Daarna overwint hij | |
[pagina 128]
| |
een koning van Ierland. 79. Olivier krijgt de prijs. 80. Helena voelt sympathie, doch wacht af hoe hij er voor het overige zal uitzien. - XXV. 81. Aan het hof bij de feestelijkheden is men benieuwd wie die zwarte ridder wel zou zijn. 82. Olyvier is echter naar de heremitage teruggekeerd. 83. 's Anderdaags wordt hij weer afgehaald; thans zijn al de gezellen in het rood gekleed, en als paard krijgt hij ‘een beyaert’ (Fr.: ‘le coursier... estoit boyart’). - XXVI. 84. Olyvier opnieuw op de strijdbaan. 85. Vele hoge edelen komen medestrijden. 86. Olyvier gelukt erin het teken van de ridders ‘van binnen’ er onder te krijgen. - XXVII. 87. Er vallen vele doden; de koning beveelt enkele mannen zulks te beletten. 88. Juist dan slaat Olyvier een ridder neer die hem onverhoeds wil overvallen. 89. De koning doet de strijd staken, uit vrees voor meer slachtoffers. 90. Olyvier keert naar de heremitage terug. 91. 's Avonds klaagt Helena en de koning besluit zulk bloedvergieten niet meer toe te laten. 92. Die avond wordt er geen hoffeest gehouden. - XXVIII. 93. De doden worden voor de derde dag door nieuwe strijders vervangen. Twintig ridders zullen er op waken dat Olyvier thans niet meer onbekend weggaat, en hem naar het banket brengen. Toezicht op de strijd en voorbereiding van het banket worden bevolen. 94. Olyvier komt nu met zijn volk in witte klederen. 95. De strijders worden geteld; de strijd begint. 96. Olyvier slaat zijn bijl stuk, doch ontrukt er een aan een andere ridder. 97. Twee koningen van Ierland vallen hem nijdig aan, doch hij doodt een van hen. 98. De koning doet de strijd ophouden. - XXIX. 99. Het lijk van de overleden koning wordt naar diens land gevoerd. 100. Olyvier bevindt zich alleen; hij besluit, daar zijn gevolg verdwenen is, alleen maar de heremitage terug te keren. 101. De twintig ridders, daartoe aangeduid, verzoeken hem bij de koning te komen. 102. Hem wordt logies gegeven, doch hij is beschaamd zonder gewone klederen te zijn en zonder dienaars. 103. De waardin verwittigt hem dat de ridder die hem vroeger bijstond ook nu voor alles gezorgd heeft. - XXX. 104. Alles is geregeld: geld, dienaars, paarden, klederen. 105. Hij gaat naar het hof. - XXXI. 106. Bij zijn aankomst in het paleis verwekt hij ophef wegens zijn schoonheid. Sommigen zijn afgunstig. 107. Olyvier wordt aan Helena voorgesteld. 108. De andere jonkvrouwen zijn ietwat afgunstig. - [XXXII. 109. Het banket. Olyvier zegt uit Spanje te komen, doch van geen hoge afkomst te zijn. 110. De jury trekt zich terug; zij delen de koning mede dat zij Olyvier tot winnaar hebben uitgeroepen. 111. Deze vraagt hen hem te vragen eerst een jaar aan het hof te leven vóór het huwelijk om hem te kunnen beoordelen. - XXXIII. 112. Een der prinsen van de jury gaat met Olyvier spreken; hij onderwerpt zich aan de wens. 113. Daarna neemt de koning zijn dochter terzij, die zich niet tegen Olyvier's overwinning verzet. - XXXIV. 114. De prijs wordt uitgereikt, en Olyvier stemt officieel in met de beslissing dat hij een jaar zal wachten alvorens te huwen. Hij wil voorlopig zijn familienaam niet bekend maken. - XXXV. 115. Olyvier bekomt de gunst Helena's voorsnijder te zijn. 116. Zij kust hem; verder feest. 117. De grote heren vertrekken; de koningen van Ierland zijn boos op de koning van Engeland. - XXXVI. 118. Olyvier keert terug naar zijn logies. 119. s' Anderdaags aan het hof moet hij de eed afleggen. 120. Hij dient Helena bij de maaltijd. - XXXVII. 121. Iedereen is over Olyvier tevreden.] 122. Olyvier is zeer op Helena verliefd. 123. Verward snijdt hij, haar dienende, eens in de vinger. Zij bemerkt zijn gevoelens. - XXXVIII. 124. Olyvier wordt ziek van liefde. 125. Helena, dit vernemend, trekt zich ziek terug. Om hem bekommerd, bidt zij tot O.L. Vrouw. 126. In een vizioen verneemt ze dat ze Olyvier moet gaan troosten. 127. Zij gaat naar zijn ziekbed en geeft te verstaan dat ze na het jaar zijn vrouw wil worden. - XXXIX. 128. Hij wordt door haar getroost, geneest en herneemt zijn functie. 129. Tijdens een open hof op Pinksterdag, komt een bode vanwege de koningen van Ierland de koning beledigend uitdagen. - XL. 130. Deze is boos. 131. Olyvier vraagt volk te zijner beschikking om hem te wreken. 132. De bode wordt teruggestuurd: men vreest die van Ierland niet. 133. Tien duizend man staan Olyvier ter beschikking om het grotere doch minderwaardige leger van de vijand te bekampen. - XLI. 134. De slag begint. 135. Olyvier, dapper, doodt een der | |
[pagina 129]
| |
Ierse koningen, neemt er twee gevangen, werpt de Ierse trofee neer. 136. De Ieren vluchten naar hun land. 137. De overwinnaars doen hun intrede in de ontzette stad. 138. Een bode brengt een bondig verslag naar het hof. - XLII. 139. Olyvier's brief brengt vreugde in Londen. 140. Olyvier stelt zijn kapiteins voor de vijand in Ierland te overvallen. - XLIII. 141. Toebereidselen. 142. Een groot deel van Ierland wordt ingenomen. 142. Beleg van het slot waar de zoon verblijft van de koning die door Olyvier verslagen werd in het tornooi. 143. Koning Maquemor komt met twee andere koningen ter hulp; ze worden verslagen en gevangen genomen. 144. Het slot wordt tevergeefs bestormd. - XLIV. 145. Ten slotte wordt het ingenomen. 146. De laatst overblijvende koning geeft zich over. 147. Er wordt aan de zeven gevangen vorsten een maaltijd aangeboden. Olyvier zegt dat ze zich voor de Engelse vorst zullen moeten verantwoorden. - XLV. 148. Terugkeer naar Engeland. 149. Een ridder, vooruitgezonden, meldt al het gebeurde. 150. Triomf bij de thuiskomst. - XLVI. 151. Olyvier brengt de zeven vorsten bij zijn koning. 152. Vriendschappelijk gesprek. Maaltijd. - XLVII. 153. De koning biedt aan Olyvier zijn dochter ten huwelijk. Olyvier dankt. - XLVIII. 154. Helena wordt gehaald; ze verneemt alles. Ondertrouw. 155. De Ierse koningen mogen vrij naar hun land, doch als vazallen van de Engelse koning. 156. Voor 's anderdaags wordt het huwelijk voorzien. - XLIX. 157. Olyvier en Helena komen ter bruiloft. Huwelijk. Maaltijd. Tornooi. Banket en dansen. 158. Voorbereiding tot de nacht. 159. Huwelijksnacht. Zij winnen een zoon, later een held tegen de Turken. - L. 160. 's Morgens komt de koning hen wekken. 161. Feest voortgezet. 162. Voorspoed in Engeland. 163. Eerst wordt hen een zoon, Heynrick, geboren; later een dochter Clarissa. - LI. 164. Olyvier zal ter everjacht. 165. Helena droomt dat een tijger haar man verslindt; zij verwittigt hem. 166. Toch gaat hij op jacht, en achtervolgt het everzwijn ver weg in het woud. Dit zal de reden worden van een lange afwezigheid. - LII. 167. Voortgaande valt hij bij toeval in de handen van de zoon van de Ierse koning die door hem gedood werd. In het geheim werpt deze hem in een kerker in Ierland. 168. Droefheid in Londen: de koning en Helena weten niets af van Olyvier. - LIII. 169. Na Olyvier's vertrek uit Castilië was spoedig zijn vader gestorven. Artus was koning van Algarbe geworden en regent van Castilië. 170. Op zekere dag bemerkt hij dat het water van de fiool donker is geworden: zo moet hij gaan trachten Olyvier te helpen. 171. Hij stelt in Castilië en Algarbe plaatsvervangers aan, en reist dan alleen weg. - LIV. 172. Hij doorzoekt Portugal, Spanje, Frankrijk. Reist naar Engeland. 173. Onweder. Artus wordt naar Ierland gedreven, hij gaat er aan land. 174. In een bos, door een leeuw aangevallen, doodt hij deze. - LV. 175. Hij geraakt niet uit het woud; zoekt eten; overnacht in een boom. 176. Wordt door een wonder beest aangevallen. - LVI. 177. Erg gekwetst, weet hij het dier te doden. 178. Hij bidt tot O.L. Vrouw. 179. Een man in het wit, door God gezonden, komt hem genezen, brengt hem uit het bos, en vertelt hem Olivier's avonturen. 180. Artus, die ten zeerste op Olyvier gelijkt, moet naar Londen om de koning te troosten en Helena, die zeer ziek is. Zij zullen denken dat hij Olivier is. Om haar te laten genezen, zal hij bij haar slapen, doch hij mag geen gemeenschap met haar hebben. Als zij genezen is, moet hij naar dit bos weerkeren om de witte man terug te vinden. Deze verdwijnt. - LVII. 181. In Engeland wordt hij voor Olyvier aangezien. 182. De koning is verheugd na drie jaar Olyvier weer te zien. Artus zegt enkel over het voorgevallene nog niets te mogen zeggen. - LVIII. 183. Algemene vreugde. 184. Helena verneemt eveneens het nieuws en ontvangt haar vermeende man met vreugde. Feest. 185. De geneesheren raden hem af bij de zieke vrouw te slapen; kort daarop echter geneest ze. 186. Dan komt het nog niet tot echtelijke omgang, omdat hij zegt eerst een bedevaart naar St-Jacob te hebben beloofd. Meer verhaalt hij niet. - LIX. 187. Een maand gaat voorbij. 188. Artus wendt voor op bedevaart te gaan. 189. Hij gaat naar het bos waar hij opnieuw de witte ridder ontmoet die hem op zijn paard medeneemt. 190. Artus wordt op een plaats gebracht waar de koning komt die Olyvier gevangen houdt; deze zal met drie dienaars Artus moeten bevechten. Zo Artus Olyvier bevrijdt, moet hij de groe- | |
[pagina 130]
| |
ten doen van de witte ridder. - LX. 191. Artus gaat alleen verder, verslaat de drie dienaars en neemt de koning gevangen, die hij de belofte afdwingt Olyvier vrij te laten. 192. Alzo geschiedt. Olyvier wordt bij Artus gebracht; weerzien. - LXI. 193. Getwee op het paard van de koning rijden ze naar Londen; iedereen is verbaasd over hun gelijkenis. Men weet niet wie van hen Olyvier is. 194. Zij vertellen elkaar hun avonturen. Als Artus zegt bij Olyvier's vrouw te hebben geslapen, werpt deze hem van het paard zodat Artus zijn been breekt. Olyvier laat hem liggen en rijdt vergramd verder. - LXII. 195. Verwondering aan het hof dat Olyvier zo vlug terug is, zozeer vermagerd. Hij zegt wegens ziekte niet naar St-Jacob geweest te zijn. 196. 's Nacht bij zijn vrouw, als hij echtelijk verkeer zoekt, verwijt zij hem zijn gelofte niet na te komen. 197. Nu begrijpt hij Artus' onschuld. Verdriet. - LXIII. 198. 's Anderdaags gaat Olyvier zijn gekwetste gezel zoeken, vraagt vergiffenis en brengt hem naar het hof, 199. Hij vertelt alles aan Helena en de koning. - LXIV. 200. De koning heeft veel achting voor Artus. Deze geneest. 201. Artus trekt naar Ierland met een leger en doodt de koning die Olyvier heeft gevangen gehouden. - LXV. 202. Artus krijgt dit koninkrijk. 203. Artus begrijpt niet waarom Olyvier zijn afkomst niet bekend maakt; hij vertelt hoe Olyvier's vader stierf. 204. Artus krijgt een afschuwelijke ziekte en wordt blind. Olyvier is zeer bedroefd. - LXVI. 205. Artus zegt liever te sterven. 206. Artus en Olyvier dromen enkele nachten dat genezing mogelijk is. 207. Na een gebed droomt Olyvier dat het bloed van een onschuldig gedood jongetje en meisje gemengd, Artus moet te drinken worden gegeven. 208. Olyvier bidt de H. Maagd om raad: hij wil zijn kinderen opofferen voor zijn vriend. - LXVII. 209. Olyvier gaat alleen in de slaapkamer van zijn kinderen. 210. Hevige gemoedsstrijd. 211. Hij onthoofdt hen en vangt het bloed op. 212. Hij gaat heen met het bekken en doet de deur op slot. - LXVIII. 213. Hij komt bij Artus, geeft hem het bloed te drinken en wrijft hem er mee in. Artus geneest. 214. Olyvier verhaalt het gebeurde; Artus is ontzet. Olyvier zegt daar niet verder te kunnen leven. 215. De vrouw die toezicht heeft over de kinderen maakt zich ongerust. - LXIX. 216. Olyvier wil de lijkjes gaan verstoppen. Hij vindt de kinderen springlevend. Mirakel. Hij dankt O.L. Vrouw. 217. Hij roept het gehele hof bijeen in de kerk waar hij zijn afkomst bekend maakt, alsmede die van Artus, en wat die voor hem gedaan heeft. - LXX. 218. Olivier's verdere lotgevallen. 219. Wat met zijn kinderen voorgevallen is. 220. Hij toont hen. Helena in onmacht; grote ontroering. 221. De koning is over dit alles verwonderd. - LXXI. 222. Overal blijdschap. 223. Olyvier zal naar Castilië gaan; Artus wordt vooropgestuurd. 224. Olyvier wordt met Helena, haar vader en een groot gevolg in zijn land ontvangen en daar gekroond. - LXXII. 225. De koning van Engeland en Artus met zijn moeder keren elk naar hun land terug. 226. Olyvier regeert voorspoedig in Castilië. 227. Op een nacht komt de witte ridder aan Olyvier's kamer. - LXXIII. 228. Daar Olyvier wegens belofte gehouden is hem de helft te geven van wat hij door het tornooi gewonnen heeft, biedt hij hem de helft van zijn bezit. 229. Doch ook van vrouw en kinderen wil de ridder de helft; hij kiest de jongen. 230. Ook van Helena wil hij de helft: er staat Olyvier niets anders te doen dan haar in twee stukken te delen. Zij schenkt hem vergiffenis. Olyvier heft het zwaard op. - LXXIV. 231. De witte ridder houdt hem tegen. 232. Hij zegt dat hij Jan Talbot is, die door Olyvier met ere begraven werd en door zijn hulp van de duisternis (zwart) en het vagevuur (rood) naar de hemel (wit - vgl. de kleuren in het tornooi) werd opgevoerd; alles werd gedaan om Olyvier op de proef te stellen. Dan stijgt hij ten hemel op. 233. Artus komt Olyvier bezoeken; deze biedt hem zijn dochter ten huwelijk. - LXXV. 234. Artus gaat hierop in. 235. Olyvier's zoon gaat de koning van Cyprus helpen tegen de Turken en verovert vele landen doch zal jong sterven en nooit weerkeren; zijn dochter vertrekt met Artus naar Algarbe. 236. Drie jaar later worden Olyvier en Helena ziek [en sterven. - LXXVI. 237. Nieuws over Heyndrick die in gevangenschap bij de Saracenen stierf na grote heldendaden. 238. Artus met Clarissa worden vorsten van Castilië. 239. Na de dood van de koning van Engeland verslaat Artus de hertog van Glou- | |
[pagina 131]
| |
cester die de troon wil bemachtigen. Artus is dus nu koning van Castilië, Algarbe, Engeland en een Iers koninkrijk. 240. Zijn kinderen en hun verder lot.] [241. Epiloog.] | |
C. Herkomst.NK 3170 plaatst de druk van H. Eckert van Homberch, in navolging van Stainier, circa 1510. Dit is gebaseerd op het feit ‘que l'imprimeur a employé la gravure sur bois des deux premiers mots du titre: ‘Eeen Seer’, de la même façon qu'ici, mais en l'imprimant en rouge, dans le titre d'un autre roman de chevalerie: Historie van Seghelijn van Iherusalem, qui porte la date de 1511; het feit echter dat de oorspronkelijke bezitter van het Leuvense exemplaar - Anton Tirol, zoals zijn ex-libris mededeelt - toevallig slechts eenmaal in een archiefstuk, en wel op 1512 wordt aangetroffen, pleit wel voor die periode, doch laat geen nauwkeurige datering toe (cfr voor dit alles Stainier, pp. 73-74). De tekst is klaarblijkelijk een vertaling van het Frans volksboek. Gewoonlijk wordt er aangenomen dat Philippe Camus de auteur is van deze Franse prozaroman, die zou geschreven zijn op verzoek van Jean de Croy, heer van Chimay († 1473), al wordt soms David Aubert in zijn plaats aangeduid (o.a. in GW 2770 tot 2772; vgl. Doutrepont, pp. 450-451). Er zijn verscheidene manuscripten van bewaard. De oudste bekende druk, in-fol., zonder titel, aan de drukker Louis Cruse toegeschreven, eindigt: ¶ Cy fine listoire de oliuier de castille Et de son loyal compai- || gnon Artus dalgarbe Et de helaine fille au roy dangleterre et || de henri filz de oliuier qui grans faiz darmes firent en leurs temps || comme cy deuant auez oy Dieu pardoint aus trespasses Amen. || Imprime a genesue Lan mil .cccc.lxxxij. le .iij. iour de iuing. || (GW 2770 en PELLECHET 2259) (Parijs Bibl. Nat.) In de proloog van deze Franse prozaroman lezen we, na een vrome formule: Ie phelippe camus esperant la tressaincte grace ay entreprins de translater ceste presente hystoire de latin en francoys a la requeste et commandement de mon tresredoubte seigneur monseigneur ihean de ceroy seigneur de chunay non regardant de la couchier en aultre ou en plus bel languaige que le latin le porte...’ (a 2 ro). Het beroep op een Latijnse bron is een meer voorkomende wending, waaraan wel geen geloof dient gehecht (vgl. Doutrepont, p. 323). Het verhaal is verwant aan dat van Ami et Amile. | |
D. Eigenaardigheden.Tegenover de korte Franse proloog staat de lange Nederlandse geheel zelfstandig (die van de druk H. Eckert van Homberch blijkt volgens de door J. Gessler gepubliceerde fragmenten met de door ons gebruikte tekst overeen te stemmen; vgl. Gessler, pp. 304-305). We achten deze belangrijk genoeg om volledig afgedrukt te worden: ¶ D[ye prolog]he op dye scho[one] historie van Olyvyer van Castillien. Om dat die Memorie vanden menschen verghetelijck is ende dye menschelijcke natuere om haere boosheyt seer verwandelijck is | duechdelijck is gheintroduceert | ende ingheleydt gheweest als dat dye redenen verstandelijck sluytende ende concluderende dye woorden oock ende auctoriteyten vanden heylighen | ende wijsen des ghelijckx Hystoryen ende exempelen weardich [sic] zijnde van ghedenckenisse | ghereduceert ende ghesedt worden in schriften | als om te bethoonen den gheenen dye nae ghecomen zijn | tgheene dat daer te voren ghedaen gheweest is ter instructie leeringhe ende salicheydt der sielen van allen kersten menschen. Nu ist alsoo als dat op desen tijt die schriften midts den aert ingenioes ende subtijle practijcke vander prente hem selven multipliceren | verbreeden ende open baren by manyeren als dat veel schoone salighe leeringhen ende exempelen | vanden welcken luttel lyeden dye boecken ende kennisse hadden | nu voort ghesedt zijn ende ghegheven tot alsoo cleynen pryse | als datmen niet minder segghen en mach. Nochtans om dies wille dat dye ghemeene verstandenisse meer ghegheven is om te onthouden Historyen ende exempelen dan ander saken. Soo hebben veel ingenyoese ende verstandighe mannen hem selven ghepijndt ende neersticheydt ghedaen | om te verbreeden ende in scriften te setten | dye woorden ende wercken | die virtuyten | crachten | wonderlijcke fortuynen ende groote avonturen ende oock miraculose ende wonderlijcke wercken vanden goeden devoten ghetrouwen ende vromen mannen. Byden welcken wy ons leven regeren moghen | ende dat bekeeren ende aftrecken van allen schandelijcken ende sondelijcken saecken | augmenterende dat | | |
[pagina 132]
| |
ende vermeerderende in allen crachtelijcken ende duechdelijcken wercken | tot haerlieden exempel. Ende onder dye ander Hystoryen soo isser eene ghevonden van over langhe tijden gheschreven dye welcke ghenaemt is dye Hysterie van Olyvyer van Castillien. Ende van Artus van Algarben sinen lieven ende ghetrouwen gheselle. Die welcke om haer lieder duechdelijcke crachten wille | ende om eere meer te beminnen dan consent ende wille te gheven tot quaden wercken te doen. Sy hadden menigherleye groote wonderlijcke fortuynen ende avontueren. Dye welcke om haer lieder groote rechtveerdicheyt | vierighe ende broederlijcke minne ende oock ghetrouwicheyt malcander belooft hebbende | namen si een salich eynde | ende dat mits grooter vromicheydt ende hoocheydt van herten midts grooter edelheydt van afcoemste ende gheboorte | ende midts by nae eenpaerlycke onghelooflijcke lichamelijcke pijne ende moeyenisse met eenighe specye van overdadighe nede [sic] onverstandelijcke desolacye ende mistroosticheyt. Nu isset alsoo als dat nae dat dye voorseyde Historye eerst gheprent gheweest is | soo is sy in sommighe articulen ghevonden gheweest seer incorreckt ende mismaeckt | ende oock als dat dye intitulacyen ende capittelen nyedt en gheleken dye sake over al claerlijck inhoudende. Ende om dattet van eenighen sonderlinghen ende notabelen persoonen ghesoliciteert ende versocht is dye te prenten tot decoratie ende chierheydt van Historien ende merckelijcke delectatie vanden Lesers | ende tot consolacye ende troost vanden begherenden. So zijn nu nyeus doen setten dye Historyen ende figueren voor dye capittelen | om dye voorseyde Hystorye vruchtbaerder te maken | tot behaghen ende ghenoechte van allen menschen. Ende sonder toedoen | af nemen | noch diminueren | soo zijn nu doen setten dye intitulacyen ende verclaringhen vanden Capittelen vervolghende dye materye. Des ghelijckx heeftmen doen suppleren dye imperfectien | ende beteren dye incorrectien dye daer in ghevonden zijn geweest. In alsulcker manie[re alsda]t byder gratie van Gode alle sa[ken hem] selven vinden mogen ende claerlijc vers[ien. E]nde int beghinsel vanden boecke | so is gh[eset] die tafel achtervolghende dye materie. Ende int eynde so is ghemaeckt een corte ende nutte epylogacie om int corte te connen verhalen ende brenghen ter memorien al dat in houden vanden voorseyden boecke. Alsoe dattet hem selven te vollen openbaert ende wijst byden voorseyden capittelen | die cort ende verstandelijck zijn ende alleen begheerende eere | ende salicheyt beminnende profijt. ¶ Hier eyndet die Prologhe. Daarop volgt de inhoudstafel, met name de opschriften der kapittels, waaraan is toegevoegd een tweede proloog, die, wat het begin en het einde betreft, het Frans volksboek tot voorbeeld heeft: Ten alder Heylichsten ende alder salichsten love | magnifiencie ende hoocheyt van onsen behouder Ihesus Christus | ende van zijnder alre heylichster ende gloriooster moeder Maria | dye beroeringhe ende verweckinghe zijn van allen goeden ende duechdelijcken wercken | ende sonder welcke gheen dinck beghonnen noch gheeyndt wesen en mach Ick .N. hopende inder gracien gods hebbe begrepen desen teghenwoordighe historye te translateren ende over te setten | vanden walsche int duytsche | ter begheerten ende bevelen van N. Nyedt aensiende noch denckende dye in ander oft schoonder tale te setten dan si int walsche staet oft ghesedt is | wandt daer in hadt ick lichtelijck moghen dwalen. Soo bidt ick alle den ghenen diese lesen sullen | oft hooren lesen | als dat si excuseren ende ontschuldighen mijn arme cleyne ende donckere verstandenisse | onsen lieven here biddende | als dat hy my gracie ende cracht verleenen wille | dye te volbrenghen. In alsulcker manieren | dat si behaghelijck zijn mach | danckelijck ende profijtelijck alle den ghenen dyese lesen sullen oft hooren lesen. (A 1 vo-A 3 vo).
Uit dit alles is zeker het belangrijkste de mededeling dat aan dit type van druk (ook die van Eckert van Homberch behoort tot dit model: cfr fragment Gessler, pp. 304-305) een ouder is voorafgegaan, dat voor een nieuwe uitgave werd herzien, verbeterd en aangevuld op de wijze zoals in de proloog wordt medegedeeld. Er schijnt van die oudere druk evenwel niets te zijn bewaard gebleven. De vertaling van de hoofdstukken is vrijwel letterlijk en volgt dezelfde indelingen, op uitzondering van Kap. LVIII na, dat er enkele zinnen bijneemt van het volgend Fr. hoofdstuk, zodat ook Kap. LIX een ander en logischer opschrift krijgt. De tekst van die opschriften wijkt wel eens af. Uitbreidingen van zinnen in het Ndl. zijn onbeduidend; zeer zelden worden woorden uit de Franse tekst weggelaten. Typisch zijn tautologieën t.o.v. Fr., o.a.: ‘beghonste hy te verlieven ende amoreus te worden’ (C 4 vo) t.o.v. ‘prinst a devenir amoureulx’ (b 7 vo); ‘vanden quaden vianden ofte der booser gheesten’ (D2 ro) t.o.v. ‘de mauvais ennemy’ (C2 ro); ‘foreeste oft woestijne’ (ibid.) t.o.v. ‘hors | |
[pagina 133]
| |
la forest’ (ibid.); ‘een yeghelijck dede silentie ende swijghen’ (G2 vo) t.o.v. ‘chacun faisoit silence’ (C1 vo); ‘medt medelijden ende compassien bevanghen worden’ (M1 vo) t.o.v. ‘furent meuz de pitie’ (h5 ro). | |
E. Jongere edities uit de XVIde eeuw.De hierboven vernoemde druk s.d., Antwerpen, Jan van Ghelen, is de enige ons bekend tussen 1540-1600. |
|