De mooiste liedjes(1980)–Louis Davids– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] [pagina 70] [p. 70] In het bosch Als het Mei wordt, krijg ik altijd schokjes in mijn kuiten En wil ik naar buiten, Waar de spreeuwen fluiten. 'k Steek mijn jongens in een splinternieuw confectiepakkie, 'k Grijp mijn stikke zakkie, En 't heele kattebakkie Tippelt dan ijskoud Met mij naar 't maagdelijke woud. In het bosch In het boscli Op het geurig zachte mos Lig je onder de groene boomen Met een rustigen lach Op een blijden zonnedag Van geluk en zaligheid te droomen. Tante Neel, een ingekrompen schele, ouwe vrijster, Roept, als zij een kraai ziet: ‘Kijk 's Jan, een lijster.’ Dikke Nelis zegt bedaard: ‘Nee tante, 't is een sijsie, 'k Hoor het aan zijn wijsie, Wedden om een bijsie?’ Arie zegt heel saai: ‘Krijg jij de rarnbam, 't is een kraai.’ In het bosch In het bosch Op het geurig zachte mos Lig je onder de groene boomen Met een rustigen lach Op een blijden zonnedag Van zijn pijp en zijn borreltje te droomen. [pagina 71] [p. 71] Tante neemt d'r mand en zeit: ‘Nou gaane me piknikke, Tof, hoe we dat flikke, Harde bokkings bikke.’ Arie steekt zijn voet vooruit en zij glijdt op d'r zitvlak. ‘Kijk nou, gore dikzak, Nou breekt de lieele mikmak, Zoo'n stuk ongeluk, Mijn heele lijf zit vol met Buk.’ In het bosch In het bosch Op het geurig zachte mos Lig je onder de groene boomen Met een rustigen lach Op een blijden zonnedag Van d'r net en d'r bonboekjes te droomen. Tante huilt: ‘De scharren liggen in de rijst met krenten, Zonde van de centen, Kijk wat een serpenten, Nelis, kan jij nou als vaâr dat mispunt niet verbieden.’ Hij zegt zeer timide: ‘'k Sla je invalide, 't Is zoo zout als brem, De bokkems liggen in de sjem.’ In het bosch In het bosch Op het geurig zachte mos Lig je onder de groene boomen Met een rustigen lach Op een blijden zonnedag Van de rijst en de eenheidsworst te droomen. [pagina 72] [p. 72] Tante Neel gilt: ‘Moord, d'r zit een adder in mijn rokken, Gut, wat bin 'k geschrokken, Oh, 'k ga van de sokken.’ Arie brult: ‘Vooruit nou, douw d'r polsen in het maajum; Wat een beest, daar haa'j'm. Geef er een slok maajum.’ Afgetobt en moe, Vertrekt het hele stel naar Mokum toe. Van het bosch Van het bosch Van het geurig zachte mos Liggen in d'r alkoof te droomen Van de zon en het gras Op d'r muffige matras Van het bosch en de mooie groene boomen. Vorige Volgende