Vaderlandsche historie. Deel 11
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 66]
| |
Negentiende hoofdstuk.onverwachte aenkomst van don juan te luxemburg. - hy herstelt de orde in het leger. - doet gunstige voorstellen aen de generale staten. - deze veerdigen een gezantschap tot hem uit beleefdheid. - en treden met don juan in briefwisseling. - zy doen hem voorloopige voorstellen. - die don juan niet verwerpt. - zy zoeken intusschen de overhand te krygen in de provinciën. - nadere onderhandelingen met don juan en dier moeijelykheden. - een akkoord wordt getroffen. - het eeuwig edict. - dit wordt verstooten door den prins van oranje. - don juan komt naer leuven. - verwydering der vreemde krygslieden. - don juans intrede te brussel en bezitneming van het stadhouderschap. - kwade geruchten tegen hem verspreid. - de staten maken hem het bestier onmogelyk. - don juan besluit zich aen hunnen invloed te onttrekken. - hy bemagtigt het kasteel van namen en vestigt daer zyn verblyf. | |
1576-1577.De koning, onderrigt van de wanorde die in de | |
[pagina 67]
| |
Nederlanden ontstaen was, en erkennende het onvermogen van den Staetsraed om de zaken naer eisch te bestieren, had zyn bastaerdbroeder herwaerts afgeveerdigd om de algemeene landvoogdy waer te nemen, met de noodige volmagt en instructién ten einde den vrede en de goede orde in onze provinciën te herstellenGa naar voetnoot(1). Don Juan had met groote haest en onbekendGa naar voetnoot(2) zynen weg door Frankryk genomen en was, den 3 November, te Luxemburg aengekomen, waer niemand hem verwachtte. Men wist wel, ja, dat de vorst bestemd was om hier te lande des konings plaets te beklee- | |
[pagina 68]
| |
den; doch ieder dacht dat hy nog te Madrid was, toen de afgeveerdigden der provinciën, na de Pacificatie van Gent te hebben geteekend, naer Brussel wedergekeerd zynde, aldaer de tyding kregen van 's mans aenkomst, acht dagen te laet, mag men zeggen, om de verwoesting van Antwerpen te beletten, maer eene maend te vroeg voor den prins van OranjeGa naar voetnoot(1). Wat dan gedaen in zulke ongelegenheid? Den beroemden krygsman afwyzen, en voor hem het land sluiten was niet mogelyk. Don Juan kwam bykans alleenGa naar voetnoot(2), zonder leger; hy was daerenboven de wettige vertegenwoordiger des konings, en had geen deel genomen of kunnen nemen in het wangedrag der Spaensche soldaten: derhalve kon men op hem het tweede artikel der Gentsche Pacificatie niet toepassen, die juist in 's konings naem uitgevaerdigd was. En men had niet eens | |
[pagina 69]
| |
den tyd om raed te slaen; want den eigen dag na zyne aenkomst schreef don Juan eenen brief aen den Staetsraed, aen dezen kennis gevende van zyne zending en vreedzame voornemens, en hem aenmanende om, zonder uitstel, eenige edellieden af te veerdigen, ten einde met hem de beste middelen te beramen tot spoedige bevrediging der provinciën, enz.Ga naar voetnoot(1) In den zelfden brief beloofde hy oogenblikkelyk te zullen schryven aen de Spaensche krygsoversten en hun te belasten alle wapeningen op te schorten en volstrekt geene vyandlykheden voort te zetten. Hy deed dit en met zulk gevolg dat aenstonds de Spanjaerts de wapens neêrlegden, en zich zoo vreedzaem vertoonden, als zy tot dan kwaed- en moedwillig geweest warenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 70]
| |
Deze gedweeheid van het krygsvolk gaf moed en aenzien aen don Juan, doch vermeerderde tevens de verlegenheid der Staten, die niet geneigd waren om het werk dat pas te Gent verrigt was zoo ras weêr omver te werpen en een nieuwen meester te aenveerden. Zy zochten eerst beter te weten met wien zy te doen zouden hebben, weshalve zy, reeds den 6 November, besloten een gezantschap van dry edellieden naer Luxemburg af te veerdigen om den nieuw aengekomen te groeten, met byzonderen last van zyne gevoelens en voornemens nauwer trachten te kennenGa naar voetnoot(1). Die heeren vertrokken weldra, volbragten hunne commissie, en vervolgens weêrgekeerd zynde, wisten zy van den jongen vorst geen goed genoeg te zeggen, van zyn aengenaem voorkomen, van zyne lieftalligheid, zyne gematigdheid, zyn verlangen om den vrede hersteld te zien, alle gunstige omstandigheden waer de Staten eerlang eene nieuwe verzekering van kregen door eenen brief van don Juan zelf aen hun gerigtGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 71]
| |
Aldus kwamen de Staten in nadere betrekking en briefwisseling met den nieuwen stadhouder, meer, schynt het, om tyd te winnen dan met andere inzigtenGa naar voetnoot(1); want men besloot eindelyk niets te zullen doen zonder den prins van Oranje raed te vragen, dien velen reeds te Brussel wenschten te zien om het opperbewind der zaken te voeren, en vooral het krygswezen behoorlyk in te rigtenGa naar voetnoot(2). Willem van Nassau wachtte zich wel dezen wensch te voldoen: daer was hy te slim voor en wist dat hy niet van allen met hetzelfde oog zou aengezien worden. Hy hield zich in dat oogenblik op te Middelburg in Zeeland, te midden zyner vrienden en trouwste aenhangers, zelf niet weinig te leur gesteld, en het oog houdende op hetgeen in de zuidelyke provinciën gebeurde of gebeuren zou. Uit pasgemelde stad gaf hy dan, den 30 November, een wydloopig antwoord op hetgeen de Staten generael hem gevraegd hadden. Namelyk hy raedde hun stellig af don Juan tot landvoogd te aenveerdenGa naar voetnoot(3), bewerende dat deze herwaerts | |
[pagina 72]
| |
niet gezonden was dan om nieuwe valstrikken te spannen en de provinciën, welke thans met zoo veel moeite en zoo veel bloeds hare vryheid hadden bevochten, onder het spaensch juk weêr te brengenGa naar voetnoot(1). Nogtans wilde hy den Staten geene wetten voorschryven, maer indien zy goed of betamelyk vonden met 's konings broeder in onderhandeling te treden, zoo raedde hy hun, gelyk hy in vroegere brieven reeds gedaen hadGa naar voetnoot(2), hem, eer men van iets anders sprake, twee voorloopige conditiën voor te stellen: 1o het verwyderen uit het land van alle vreemde inzonderheid Spaensche soldaten tot éénen toe; en 2o het aennemen der | |
[pagina 73]
| |
Pacificatie van Gent, in geheel haren inhoud en al hare bepalingenGa naar voetnoot(1). De Prins twyfelde niet of beide die voorwaerden zouden door don Juan als onaennemelyk beschouwd en met verontweerdiging verstooten worden, en dacht dat uit zulke weigering een onoverkomelyk beletsel zou ontstaen. De Staten waren ook van dat gevoelen. Zy zagen er mede een middel in om, zonder onbeleefdheid en zonder nadere aenraking, zich van don Juan te kunnen ontmaken. Het is nogtans niet dat alle de leden even kwalyk gezind waren ten aenzien van 's konings wettigen stedehouder; maer Oranje had hen zoo wantrouwig gemaekt dat zy liefst alle verdere onderhandelingen met don Juan wilden voorkomen, om het gevaer niet te loopen van door hem verschalkt te worden. Men besloot echter de voorloopige proefneming te wagen; alleen had men moeite om iemand te vinden die lust hadde de boodschap op te laden. De heer van Overyssche, Antonis van Withem stemde ten laetste al schoorvoetendeGa naar voetnoot(2) | |
[pagina 74]
| |
toe, en vertrok eerlang naer Luxemburg, waer hy wel onthaeld werd, ja, en, tegen de algemeene verwachting, zyne boodschap vervulde zonder dat don Juan het geringste misnoegen toonde ten opzigte der twee conditiën welke hem voorgesteld werden. Na des edelmans vertrek raedpleegde hy nogtans zyn vertrouwden reisgezel Octavio de GonzagaGa naar voetnoot(1) die van gevoelen was dat don Juan niets behoorde toe te geven; maer diens secretaris Joannes de EscovedoGa naar voetnoot(2) oordeelde er anders over, denkende dat het voorzigtiger wezen zou de voorstellen der Staten niet te verwerpenGa naar voetnoot(3), en deze raed werd gevolgd. | |
[pagina 75]
| |
Voortaen konden de Staten ook niet meer achterblyven, maer waren verpligt, op hunne beurt, in nadere aenraking te komen met des konings vertegenwoordiger, door nieuwe briefwisseling en gezantschappen. Dit geschiedde dan ookGa naar voetnoot(1); doch niettemin altyd mistrouwend, bleven zy naer middelen uitzien om, in geval van mislukking, in staet te wezen don Juan en de Spanjaerts het hoofd te bieden. De Pacificatie van Gent was in de voornaemste steden afgekondigd en algemeen toegejuicht geworden. Kort daerna, met het inzigt van zich te versterken, wisten de Staten de stad en het kasteel van Valencyn op hunne zyde te brengen en deden hetzelfde met Kameryk en diens slotGa naar voetnoot(2). Ter zelver tyd tokkelden zy de provincie van Friesland om, als zoo vele andere, de party der Staten te kiezen en vonden daer byval genoeg onder de uitgewekenen, welke thans, krachtens de Gentsche bevrediging, hadden mogen wederkomen. Het bewind over dit land, met dat van Groningen | |
[pagina 76]
| |
en de OmmelandenGa naar voetnoot(1) was sedert lang toevertrouwd aen Gaspar de Robles, heer van Billy, een Portugeesch edelman, zeer getrouw aen den koning. De Staten hadden vroeger te vergeefs beproefd met brieven om hem aen hunne lyn te krygenGa naar voetnoot(2); maer sedert gelukte het hun door andere middelen Billys krygsbenden over te halenGa naar voetnoot(3), en bragten het zoo ver dat zy den stadhouder door zyn eigen volk deden in hechtenis nemen en den graef van ReunenbergGa naar voetnoot(4) in zyne plaets steldenGa naar voetnoot(5). Men ziet hoe de Staten generael bekommerd waren om in de provinciën meer en meer de overhand te krygen en, wat er ook voorvallen mogt, bekwaem te wezen het werk van Gent te handhaven. Middelerwyl nogtans ging men altyd voort | |
[pagina 77]
| |
gemeenschap te houden met don Juan. Het was een gedurig over en weêr geloop van gezanten der Staten naer Luxemburg, van beproevingen om billyke voorwaerden te treffen, enz. waerby zelfs niet altyd de betamelykheid en de eerbied, aen een beroemden krygsheld verschuldigd, onderhouden werden. Een der afgeveerdigden, en niet van de minst aenzienlyken, was ja zoo onverstandig of zoo onbeschaemd dat hy, te goeder trouw schynt het, aen don Juan heimelyk raden dorst zich de belangen zyns broeders zoo zeer niet aen te dragen, maer de heerschappy der Nederlanden voor eigen rekening op te vattenGa naar voetnoot(1). De vorst had moeite om zyne verontweerdiging te beteugelen, doch was genoodzaekt alles door de vingeren te zien, wilde hy zyn doel niet missen. Een andere mael gebeurde het dat een der afgeveerdigden hem met zoo veel stoutmoedigheid en op zulk gebiedenden toon aensprak, dat don Juan onverduldig wordende naer zyne tafelbel greep om een' bediende te roepen en het den roekelooze betaeld te zetten; maer de rede toomde nogmaels zyne gramschap inGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 78]
| |
De Staten aenzochten hem dieper in het land te komen, naer Namen, by voorbeeld, waer de adel hem te gemoet zou gaen om hem het zy naer Brussel te vergezellen of naer Bergen, volgens zyne verkiezingGa naar voetnoot(1). In dat eerste voorstel zou de vorst hebben toegestemd, byaldien men hem eene lyfwacht van eenige benden Duitschers en Walen hadde vergundGa naar voetnoot(2); doch men wilde dat hy zich tevreden hielde met eene wacht uitsluitelyk samengesteld van landzaten, en aldus bleef dat stekenGa naar voetnoot(3). In het begin van December naderde echter de vorst wat meer naer het binnenland, en kwam van Luxemburg naer MarcheGa naar voetnoot(4), terwyl de Staten, van hunnen kant, op don Juans verzoek een aental gedeputeerden naer Namen zonden, werwaerts zich ook de leden des Staetraeds begaven om de vrede- | |
[pagina 79]
| |
handelingen voort te zettenGa naar voetnoot(1). Men had, tot dan toe, zich nog niet verstaen om een' wapenstilstand te sluiten; maer eindelyk, omtrent half December, sloot don Juan met de afgeveerdigden der algemeene Staten een bestand van vyftien dagen, dat later nog verlengd werd, en kort daerop liet de bisschop van Luik aen de Staten weten dat hy, van wege keizer Rodolf, last had om, te samen met den hertog van Gulik en een paer andere duitsche heeren alle poogingen aen te wenden ten einde den vrede in de Nederlanden te bewerkenGa naar voetnoot(2). Dit ten gevolge had de kerkvoogd don Juan verzocht om naer HooiGa naar voetnoot(3) te komen, eene stad van zyn bisdom, waer men van beide kanten, zonder vrees of argwaen, zich vergaderen kon en in gesprek treden. De Staten namen eerlang die uitnoodiging aen en zonden eenigen van hen, onder vrygeleideGa naar voetnoot(4), met de leden des Staetraeds naer gemeende luiksche stad, alwaer de zaken op nieuw | |
[pagina 80]
| |
besproken werdenGa naar voetnoot(1). Men was het bykans van het begin af en zonder veel moeite eens geworden dat alle de vreemde krygsbenden, de Spaensche vooral, de Nederlanden zouden ruimen: de overtuiging dat er zonder dat aen geene bevrediging kon gedacht worden, was algemeen onder de bestgezinden, en don Juan zelf zag dit zeer wel in. Maer hy vond ernstige moeijelykheid in het aennemen der Pacificatie van Gent, welke hem scheen eene soort van godsdienstige vryheid toe te staen, strydig met het waer geloof. Op dat punt haperde hy gedurig: te onregt nogtans, want 's lands bisschoppen, abten en andere aenzienlyke geestelyken verklaerden hem opentlyk dat het gemeende verdrag volstrekt niets behelsde dat met het geloof of met den catholieken godsdienst in stryd ware; maer dat, in tegendeel, alles wat daerin besloten was eerder strekte tot dier vermeerdering en verzekeringGa naar voetnoot(2). Eene gelyke | |
[pagina 81]
| |
verklaring werd gedaen door de Theologische faculteit van Leuven, en door de professoren der beide RegtenGa naar voetnoot(1). Don Juan mogt derhalve alle gewetensangsten op zyde stellen; want hy moest toch op het punt van godsdienst niet nauwgezetter wezen dan de hoofden zelf der Nederlandsche geestelykheid, de natuerlyke beschermers der catholieke waerheid. Hy had daerenboven een nieuw bewys gekregen van de regtzinnigheid dergenen die deel hadden genomen aen de Gentsche bevrediging, Inderdaed de voornaemsten hunner, prelaten, geestelyken, heeren en edellieden, stedelyke overheden en anderen, vertegenwoordigers der Nederlandsche Staten, waren den 9 January 1577 te Brussel byeengekomen en hadden daer gezamentlyk een verbond geteekend, bekend onder den naem van Unie van Brussel, waerby zy verklaren dat ‘ingezien de gemeene verdrukking des vaderlands door den moedwil der Spanjaerts, zy besloten hebben zich te vereenigen, te wapenen en elkander by te staen tegen de Spanjaerts en dier begunstigers, als vyanden van den staet | |
[pagina 82]
| |
en wederspannigen aen den koning. Zy beloven dan, als goede christenen, eerlyke lieden en ware vaderlandsminnaers dit verbond te zullen staende houden, zonder dat iemand er moge uitgaen op welk voorwendsel ook, en zulks tot behoudenis van het catholiek geloofGa naar voetnoot(1), tot getrouwe uitvoering der Gentsche Pacificatie, en tot uitdryving der Spanjaerts: zoo nogtans dat zy de onderdanigheid aen den koning willen bewaren, en niets anders in 't oog hebben dan het welzyn en de rust des lands, de handhaving der privilegiën, regten en vryheden, en der | |
[pagina 83]
| |
oude costumen en gewoonten, en zoo voortGa naar voetnoot(1).’ Ondanks deze nieuwe verzekering aerzelde don Juan nog een geruimen tyd, tot dat hy rekening gegeven hebbende aen den koning van heel den toestand der zaken, niet alleen diens goedkeuring bekwam, maer bevel ontving van spoedig door en af te werken, en den vrede te sluiten met terzyde stelling van alle twyfelmoedigheidGa naar voetnoot(2). Het gevolg hiervan was dat de onderhandelingen weldra hernomen werden en een eind aen den twist bragten door een akkoord dat, geteekend te Marche den 12 February, de volgende dagen afgekondigd werd in de verschillende provinciën onder den naem van Eeuwig Edict. De koning bekrachtigde deze overeenkomst den 7 April. Het is hy zelf die spreekt en die, na alle zyne titels opgenoemd te hebben, even als in de Gentsche bevrediging, en na te hebben melding gemaekt van de rampen door de Nederlanden geleden, alsmede van de poogingen wederzyds aengewend om het kwaed te herstellen en de openbare welvaert te doen herle- | |
[pagina 84]
| |
ven, in al de verzoeken en wenschen der algemeene Staten toestemt, niet alleen voor zich zelven, maer tevens voor zyne nakomelingen ten eeuwigen dage. ‘Namelyk de koning vergeeft alle gepleegde misdaden, en wil niet dat er iemand voortaen aensprekelyk zy wegens het voorledene. Voorts neemt hy de Pacificatie van Gent in geheel haren inhoud, en belooft de algemeene Staten der Nederlanden in 't vervolg te zullen beroepen en vergaderen, naer luid van artikel 3 der gemeende Pacificatie. Hy wil almede dat alle vreemde krygslieden, Spanjaerts, Duitschers, Italianen, Burgondiërs en andere, zoo ruiters als voetknechten, uit zyne Nederlanden zullen vertrekken, zonder daer ooit te mogen in terugkeeren, ten ware by het ontstaen van een uitheemsche oorlog, en met toestemming van 's lands Staten, terwyl deze insgelyks beloven af te zien van alle verbonden met uitheemschen gesloten, en alle vreemde krygsknechten te zullen afdanken. Voorts dat de wederzydsche gevangenen zullen geslaekt worden, en de graef van Buren in vryheid gesteld, zoo haest diens vader, de prins van Oranje, van zynen kant dit | |
[pagina 85]
| |
verdrag zal erkend en er zich aen onderworpen hebben. Al de oude vryheden, privilegiën, herkomen en gebruiken zullen aen allen en aen ieder in 't byzonder wedergegeven en gewaerborgd worden, gelyk mede de penningen, ten tyde der beroerten door de Staten geligt, de gemaekte schulden en gedane kosten tot 's konings rekening zullen blyven, enz. De Staten, van hunnen kant, beloven den catholieken godsdienst te zullen handhaven en doen handhaven, alsmede onderdanig te zullen blyven aen den koning, zonder daer ooit in te ontbrekenGa naar voetnoot(1). Zie daer de hoofdzakelyke bepalingen van het Eeuwig Edict. De Lezer zal bekennen dat zy allenzins voldoende waren, en dat de Staten reden hadden om er zich mede te vrede te houden. Alleenelyk mogt men vreezen dat zy, onder het godsdienstig opzigt, weinig of geenen byval zouden vinden in Holland en Zeeland, zoo min als by den | |
[pagina 86]
| |
Prins van Oranje, naer wien beide die provinciën gewoon waren te luisteren, en die, als vroeger gezegd is, alle poogingen van overeenkomst met don Juan afgeraden had. Inderdaed, van zoo haest als de onderhandelingen eenen goeden uitslag lieten verhopen, en vooral sedert dat de vrede te Marche gesloten was, schreven de Staten den eenen brief op den anderen aen Willem den Zwyger, en zonden hem ja vertrouwde persoonen, om rekenschap te geven van hun gedrag met 's konings plaetsvervanger, om te laten weten dat zy zeer gunstige voorwaerden bekomen hadden, en die hy zelf had aenbevolen: weshalve zy hem baden om zich met hen te vervoegen en geheel het land deelachtig te maken aen den gewenschten vrede. Oranje, in zyne antwoorden, wenschte den Staten veel geluk met hetgeen zy bewerkt hadden; doch oordeelde tevens dat zy al te voortvarend waren geweest, dat onderscheidene artikels van het Eeuwig Edict niet voldoende schenen, en dat de Staten meer voorzorg hadden dienen te gebruiken om zich te verzoenen met eenen vyand gelyk den koning van Spanje, enz.Ga naar voetnoot(1) In zulken zin | |
[pagina 87]
| |
spraken ook de Staten van Holland en Zeeland in hunne vergadering te Middelburg gehouden den 19 February 1577Ga naar voetnoot(1). In de andere provinciën, vooral in de zuidelyke, ging het geheel anders. Het akkoord was er zoo haest niet gesloten, of de hofstoet van don Juan werd van dag tot dag grooter, en vergezelde den vorst over Namen naer LeuvenGa naar voetnoot(2) alwaer hy, volgens afspraek, zich eenige weken ophouden moest, ten einde aen de vreemde krygslieden den noodigen tyd te geven om het land te ruimen; want hy zou eerst na hun vertrek zynen intrede te Brussel doen en daer als algemeene stadhouder ontvangen wordenGa naar voetnoot(3). Het vertrek der soldaten kon niet in eens gebeuren en ging daerenboven gepaerd met | |
[pagina 88]
| |
vele bezwaren. Vooreerst waren er velen die, gedurende hun lang verblyf in deze landen, huwelyken hadden aengegaen, kinderen gewonnen en eigendommen gekocht, hetgeen noodwendig hunne verwydering belemmerde. Ten andere wist men niet wel werwaerts die menigte te zenden. De Duitschers en Burgondiërs konden naer huis keeren, en dit deden zy; doch waer met de Spanjaerts gebleven? Het kortste was hen naer Italië te stieren, alwaer de koning domeinen had; doch te midden des winters konden de krygslieden zonder groot gevaer de Alpen niet overtrekken. Don Juan zou liefst ze ingescheept en over zee naer Spanje hebben gezonden; maer, behalve dat het jaergetyde daer ook niet gunstig voor was, hadden de Staten daer hunne toestemming aen geweigerd, vreezende of voorwendende te vreezen dat hy, onder wege, met zyne krygsbenden Engeland hadde kunnen overvallen en de koningin van Schotland Maria Stuart verlossenGa naar voetnoot(1) welke, op dit oogenblik, | |
[pagina 89]
| |
in koningin ElisabethsGa naar voetnoot(1) slaetsgevangenis zat. Men deed dan zoo wel en zoo spoedig als men kon. Van in den loop van Maert ruimden de Spanjaerts de stad Antwerpen en haer kasteel; zy verlieten mede de andere plaetsen en begaven zich naer Maestricht, waer de uitwisseling der wederzydsche krygsgevangenen gedaen werd. Vervolgens trokken zy naer Luxemburg en namen hunnen weg, over Lorreynen, Burgondié en Savoyë, naer Italië, onder de leiding des graven van Mansfelt, wien don Juan dezen last had opgedragen om alle yverzucht of jaloersheid tusschen de Spaensche veldheeren voor te komenGa naar voetnoot(2). Het gros van dit | |
[pagina 90]
| |
leger werd verspreid in het Meilandsche dat den koning toebehoorde, doch velen waren in de bergen van koude en gebrek omgekomen, en vele anderen, aen de nieuwe luchtstreek ongewoon, stierven er nog in den loop van het jaerGa naar voetnoot(1). Wanneer het vreemde krygsvolk de Nederlandsche provinciën verlaten of zoo goed als verlaten hadGa naar voetnoot(2), deed don Juan, den 1sten Mei, zyne plegtige intrede te Brussel, en werd tot 's konings algemeenen stadhouder, met de gewoone feestelykheden en vreugdebedryven erkendGa naar voetnoot(3). Ieder scheen | |
[pagina 91]
| |
en was te vrede. De Staten hadden meer dan eens aen don Juan geschreven en afgeveerdigden tot hem gezonden om hunne dankbaerheid te betuigen voor zyne bereidwilligheid om den vrede duerzaem te makenGa naar voetnoot(1). Zy hadden mede hem verzocht dat hunne vergadering te Brussel voort mogt duren tot dat zy op nieuw beroepen wierden naer luid der Pacificatie van Gent, en zulks werd door don Juan ingewilligd by apostille van 6 MeiGa naar voetnoot(2). Denzelfden dagGa naar voetnoot(3) werd ook besloten dat men een plegtig gezantschap af zou veerdigen tot den prins van Oranje, ten einde hem, door allerlei beweegredenen en goede beloften over te halen om zich by de verzoende provinciën aen te sluiten en, op | |
[pagina 92]
| |
zyne beurt, het Eeuwig Edict te onderteekenenGa naar voetnoot(1). Deze deputatie vertrok eerlang; doch, gelyk het te voorzien was, zy bragt niets voort. De prins van Oranje die, in den tusschentyd, wat nader by gekomen was en thans zich ophield te Geertruidenberg, van waer hy alles wat hier in de zuidelyke gewesten geschiedde beter in het oog kon houden, onthaelde ja de afgezanten wel genoeg; maer vond tegen hunne voorstellen telkens iets nieuws in te brengen: nu vroeg hy meerder verzekering; dan, byzondere bepalingen ten voordeele des koophandels; dan weêr schadeloosstelling voor hem en voor zyn' zoon den graef van Buren: kortom, het bleek weldra voor iedereen dat Willems besluit genomen was, en dat men de hoop moest laten varen van hem het verdrag, met don Juan gemaekt, te zien aenveerdenGa naar voetnoot(2). Dit alles was louter onwil van Willem den Zwy- | |
[pagina 93]
| |
ger. Don Juan zocht waerlyk den vrede en de verzoening; hy had geen ander voornemen dan het verdrag, te Marche getroffen, te goeder trouw uit te voeren en alle nog bestaende moeijelykheden in der minne by te leggenGa naar voetnoot(1). Hy zelf had het grootste belang aen het herstel der orde en des vreden, zoo wel als zyn meester koning Philip die, in 1576 en 77 vooral, bereid was alles toe te geven, mits hy slechts in de Nederlandsche provinciën het catholyk geloof verzekerd zage. Doch zulks maekte des Prinsen rekening niet. Willem kende Philips bedoeling wel; maer wilde hem hier te lande onderkruipen en wist, onder den gewoonen dekmantel van godsdienstyver en vryheidsliefde, de volkeren op zyne hand te houden om, met hunne hulp, 's konings gezag volkomen omver te werpen. De prins voorzag dat de vrede, te Marche gesloten, niet Eeuwig duren zou gelyk hy in het Edict genoemd was; maer dat de onlusten op nieuw zouden uitbersten met meer hevigheid dan te voren, en | |
[pagina 94]
| |
dat men zyne hulp en tusschenkomst in het vervolg nog zoude noodig hebbenGa naar voetnoot(1). Dit vooruitzien was voor hem niet moeijelyk; want hy kende zelf de middelen om de twisten weder op te wekken, en zou die middelen eerlang in het werk leggen. Toen don Juan zich nog te Leuven ophield, had hy reeds tegenspraek ontmoet van wege sommige edellieden die de eerste plaetsen aen het hof van den nieuwen gouverneur zochten te bekleeden of die doen bekleeden hetzy door hunne zoons, hetzy door hunne vrienden. In dit punt wilde echter don Juan zyne vryheid niet afstaen, wel voornemens zynde eenige landzaten in zynen hofdienst te nemen, doch zonder zich te verbinden om de eere-posten uitsluitelyk aen Nederlanders te vergeven en dus niet omringd te zyn dan van hen. Dit was alzoo eene eerste reden van ontevredenheidGa naar voetnoot(2). Daer kwamen er weldra nog andere by. Het gerucht begon te loopen dat niet al de Spanjaerts het land geruimd hadden, maer dat een zeker getal van hen verstoken was in de bosschen van | |
[pagina 95]
| |
Luxemburg, of zich ophield in Lorreynen en naburige streken, terwyl anderen die over Burgondië waren vertrokken, dienst genomen hadden onder de Roomschgezinden in Frankryk tegen de Huguenoten; maer om, op de eerste vraeg van don Juan, naer deze landen weder te komen. Zulks waren enkel uitvindsels door kwaedwilligen verspreid en ongerymd in hun zelve, doch niettemin veel geloof vindende by de menigte, die zich gemakkelyk wys liet maken dat het land verraden wasGa naar voetnoot(1). Te midden van een feest, dat te Brussel aen don Juan gegeven werd in het huis eens ryken inwoonders, en terwyl men daer zeer vrolyk was, gebeurde het dat er op eens een valsche alarm-kreet weêrgalmde en maekte dat alleman in de wapens sprong, zonder dat iemand wist waerom. De groote markt zag er uit als ten volle in oproer die, wel is waer, door eenige hovelingen oogenblikkelyk gestild werd en een einde nam; maer dergelyke bewegingen werden ook elders herhaeld, en bedroefden de weldenkende lieden welke er, te regt, een voorteeken in vonden van nieuwe onlustenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 96]
| |
Ter zelver tyd had don Juan zich gedurig te beklagen wegens het gedrag te zynen opzigte van de algemeene Staten welke hy, onvoorzigtig genoeg, gemagtigd had om vergaderd te blyven. Zy zouden hem behulpzaem zyn in het bestier des lands, maer deden inderdaed niets anders dan hem dwarsboomen. Gaf hy een bevel, men wierp hem tegen dat het strydig was met der provinciën privilegiën, zoo talryk en zoo verschillend, dat don Juan ze op twee leeftyden niet hadde kunnen kennen en onderscheiden. Wilde hy eene benoeming doen of maetregelen nemen voor het krygswezen, men zeide dat zulks in de Pacificatie van Gent niet begrepen was of dat hy zyne regten te buiten ging: kortom, men betwistte hem al het gezag en al de voorregten welke hem als algemeenen landvoogd toebehoordenGa naar voetnoot(1), en waerom? omdat de Staten zich met alles bemoeijen wilden waer zy geen verstand van hadden, doch voornamelyk omdat zy den invloed ondergingen van een' mensch die nooit zyn' gelyke had om kwaed vuer te stoken en het | |
[pagina 97]
| |
zaed van tweedragt te zaeijenGa naar voetnoot(1). Don Juan wist wel dat de prins van Oranje in dit alles den hoofdrol speelde: ‘De menschen van herwaerts over, schreef hy aen den koning den 31 Mei, zyn als betooverd door den prins van Oranje; zy beminnen hem, zy vreezen hem en zouden hem willen tot heer hebben. Zy geven hem van alles kennis, en nemen hoegenaemd geen besluit zonder hem raed te vragenGa naar voetnoot(2).’ En een tyd lang daerna schreef by nogmaels aen den koning: ‘Wat de prins het meeste verfoeit op de wereld, is uwe Majesteit’, en voegde er by, in eenen anderen brief: ‘Indien hy het bloed uwer Majesteit drinken kon, hy zou het doenGa naar voetnoot(3).’ Was zulks misschien wat overdreven, zeker is het daerentegen dat Oranje alles inspande wat hy kon om don Juan den voet te ligten en de worsteling tegen Spanje te vernieuwen. De landvoogd kreeg allerlei kwade berigten; de spraek ging dat | |
[pagina 98]
| |
men voornemens was de hand te slaen aen zyne huisgenooten, ja aen zynen persoon of ten minste aen zyne vryheidGa naar voetnoot(1). Het schynt zelfs dat Oranje beproefd had om Philip van Marnix en den heer van Heze naer Brussel te zenden en daer, het zy met geweld, het zy met bedrog don Juan op te ligten en naer Zeeland te vervoeren, waerdoor de landvoogd eensklaps alle gezag zou verloren hebben en de deur geopend zyn geworden tot eene nieuwe omwenteling: doch zulks is niet bewezenGa naar voetnoot(2). Hoe 't zy, het blykt genoegzaem dat er een booze aenslag tegen den landvoogd gesmeed was of werd, dewyl de hertog van Aerschot zelf hem daer berigt van gafGa naar voetnoot(3). Don Juan walgde daerenboven van den aenhoudenden dwang dien men hem deed ondergaen, en nam eerlang het besluit van zich aen | |
[pagina 99]
| |
het juk te onttrekken met eene of andere sterke plaets in te nemen, van waer hy zyne bevelen zou kunnen uitgeven, en waer hy, voor 't minst, in veiligheid wezen zou. Het kasteel van Namen scheen hem van eerst af verkieslyk, zynde dit duchtig versterkt en welgelegen om, des noods, vreemde krygshulp binnen te brengen. Intusschen wilde hy zonder toeven de hoofdstad verlaten, en begaf zich den 5 Juny naer Mechelen, dat bezet was door eenige duitsche krygsbenden. Deze waren nog niet betaeld geworden, en men kon ze daerom niet afdanken en wegzenden. Don Juan zou het een en het ander beproeven, en ging daerom hunne oversten te Mechelen spreken; doch men vermoedde aenstonds dat zulks enkel een voorwendsel was, en dat de landvoogd heimelyk bedoelde die Duitschers op zyne hand te brengen, anders gezegd in zynen eigen dienst te nemen, waer de omstandigheden waerschynlykheid genoeg aen gavenGa naar voetnoot(1). Terwyl de gouverneur over dit belang in briefwisseling was met de Staten generael van Brussel, | |
[pagina 100]
| |
vernam hy dat de koningin van NavarreGa naar voetnoot(1) naer deze landen kwam om de waters van Spa te gebruiken, en dat zy haren weg over Namen zou nemen. Dit was juist eene goede gelegenheid om, van zynen kant, eene reis te doen naer dezelfde stad, ten einde de vreemde vorstin aldaer behoorlyk te onthalen en te vereerenGa naar voetnoot(2), doch meteen om zyn heimelyk inzigt te vervullen. Inderdaed hy vertrok derwaert omstreeks half July met geheel zynen hofstaet en met al den noodigen voorraed, en ontving de doorreizende vorstin met alle mogelyke pracht en eerbetuiging. Daegs daerna deed hy haer uitgeleide tot aen de Luiksche grenzen, en vervolgens naer Namen weêrgekeerd zynde, wendde hy eene jagtparty voor, die hem gelegenheid gaf om de gesteldheid der stad en die van haer slot in oogenschouw te nemen. Zich aldus bevindende op de buitenvesten van het kasteel, | |
[pagina 101]
| |
gaf hy zynen lust te kennen om dit ook van binnen te bezigtigen, een wensch, waer de zonen des graven van Berlaymont die, met den hertog van Aerschot, diens broeder den markies van Havré en met andere edellieden, in zyn gevolg en zeker ook in het geheim waren, beleefdelyk aen toejuichten, hem biddende zulks oogenblikkelyk te doen. De slotvoogd, Jan van Burgondië, heer van Froimont, vond daer geene zwarigheid in, en ontving don Juan op zyn beste. De gouverneur raekte dan zonder moeite binnen; maer hy had zoo haest de inwendige gesteldheid van het slot niet gezien, of hy verklaerde daer, in 's konings naem, bezit te willen van nemen en er zyn verblyf te vestigen. Op het oogenblik deed hy de kleine bezetting uitgaen, en verving die door het handvol krygsvolk dat hy heimelyk opgeroepen en te goeder ure aen de hand hadGa naar voetnoot(1). Dit gebeurde den 24 July 1577Ga naar voetnoot(2). |
|