Vaderlandsche historie. Deel 11
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
Achttiende hoofdstuk.de staten generael vergaderd te brussel. - henegau bewerkt de loslating van eenige leden des staetraeds. - de spaensche soldaten door de staten op nieuw vogelvry verklaerd. - gevecht tegen de spanjaerts aen de kanten van thienen. - men besluit het kasteel van gent te belegeren. - de prins van oranje wordt verzocht daeraen meê te helpen. - hy zendt krygsbenden en geschut naer gent. - de staten generael matigen zich het opperbestier des lands aen en verbinden de provinciën. - voorbereidsels tot het congres van gent. - gentsche bevrediging of pacificatie. - hare aert en strekking. - aenkomst van don juan van oostenryk. | |
1576.De groote slag was gegeven, des konings gezag in zyne wettige vertegenwoordigers geknakt en de deur geopend aen allerlei moedwilGa naar voetnoot(1). Niemand | |
[pagina 44]
| |
scheen de verantwoordelykheid van het feit te willen opladen. De Staten van Brabant gaven een schrift uit om zich te ontschuldigenGa naar voetnoot(1) en de Natiën of ambachten van Brussel verklaerden niemand te hebben last gegeven om te doen wat er gedaen wasGa naar voetnoot(2). Maer zy die in 't geheim waren of vreemde bevelen hadden uitgevoerd, erkenden dat het yzer gesmeed moest worden terwyl het heet was, en haestten zich om den heer van Heze tot gouverneur van Brussel aen te stellen in de plaets des graven van Mansfeld, van wien zy niet dan tegenwerking te wachten hadden. Vervolgens was men bedacht om in de hoofdstad eene algemeene vergadering der provincieele Staten op te roepen, met het inzigt van het opperbewind in dier handen over te voeren en aldus den Staetsraed te vervangen volgens het plan des prinsen van Oranje. Reeds den 6 September ging er een brief uit van | |
[pagina 45]
| |
de Staten van Brabant aen die der heerlykheid van Mechelen, hen aenmanende om, zonder toeven, gedeputeerden naer Brussel te zenden, ten einde met de afgeveerdigden der andere provinciën raed te slaen over 's lands dringende noodwendigheden en het middel om daerin te voorzienGa naar voetnoot(1). Gelyke brieven werden ook naer elders gerigt; doch men vernam aldra dat de Staten van Henegau, die van eerstaf het aenhouden van de leden des Staetraeds hadden afgekeurd, niet geneigd waren om met de anderen te heulen, zoo lang men de gevangenen op geene vrye voeten zou gesteld en in hunne weerdigheid hersteld hebbenGa naar voetnoot(2). Aen dit vertoog toonden die van Brabant zich zeer gevoelig, en deden, den 15 September, Sasbout, d'Assonville, Fonck en de beide secretarissen Berty en Scharenberger loslaten, terwyl men insgelyks | |
[pagina 46]
| |
ophield Viglius in zyn huis te bewakenGa naar voetnoot(1). Het was by laetstgenoemde dat de Staetsraed op nieuw vergaderde den 16 September; maer voortaen kon hy de andersgezinden niet meer in den weg staen. Zyn aenzien was verloren, zyn gezag gebroken of alleen nog dienstig om eenen uiterlyken schyn van wettigheid te geven aen hetgeen anderen zouden ondernemen. Inderdaed nog denzelfden dag vroegen de Staten van Brabant om eene algemeene vergadering te mogen beschryven, ten einde gezamentlyk de geschiktste middelen te beramen tot de herstelling van den vrede des lands en tot de handhaving van het katholyk geloof, naest de heerlyke regten des koningsGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 47]
| |
Te voren zou de Staetsraed deze vraeg van der hand hebben gewezen, als strydig zynde met 's konings wil; doch nu dorst hy niet weigeren uit vrees van grooter onheil. Neen, hy stemde toe en beloofde de oproeping zelf te doenGa naar voetnoot(1), gelyk hy tevens de provinciën magtigde om nog meer krygsvolk te ligten en de oproerige vreemdelingen te keer te gaen: ja, en by koninklyk Plakkaert van 22 Sept. maekte hy het ieder tot pligt de wapens op te vatten niet slechts tegen de wederspannige Spanjaerts, maer tegen alle anderen, Walen, Italianen, Hoog- en Nederduitschers die hunne party omhelsd hadden en, even als de eersten, vogelvry verklaerd werdenGa naar voetnoot(2). Thans moest noodwendig alles goed vooruit gaen. Er kwamen dagelyks gunstige antwoorden uit de verschillende provinciën: allen zouden afgeveerdigden kiezen om deel te nemen aen de werkzaemheden der algemeene Staten, en zouden | |
[pagina 48]
| |
meteen de onderdanen wapenen alsook geldmiddelen aenschaffen om den kryg te voeren. De hertog van Aerschot, als hoofd des inlandschen adels, en op dat oogenblik vry wel gezind voor den prins van OranjeGa naar voetnoot(1), zou het opperbevel voeren en den graef Delalaing tot stedehouder hebben, met nog eenige andere heeren tot raedslieden. Maer de Spanjaerts, verre van zich door die toebereidselen te laten afschrikken, hadden op hunne beurt zorg om zich digter aeneen te sluiten, hunne magt te vermeerderen en meester te blyven in de steden welke zy bezet hielden, of zelfs, met goede gelegenheid, nog andere steden in te nemen. Weldra hoorde men dat de Spanjaerts, aen de kanten van Thienen, eene sterke ruiterbende verzameld hadden en voornemens waren door Brabant heen naer Aelst te trekken om zich met de oproerigen dier plaets in gemeenschap te stellen. Hierop kregen de heeren van Bièvre en van Glymes bevel van met twee duizend voetknechten en zes honderd peerden naer Leuven te gaen en den vyand den pas af te snyden. Talryk ja waren zy | |
[pagina 49]
| |
genoeg, doch grootendeels nieuwelingen, onbekend met de krygszaken en zynde nimmer in het vuer geweest, terwyl zy te doen zouden hebben met uitgediende soldaten die meer dan eens blyken hadden gegeven van moed en oorlogskunst. Omtrent Sint-Martens Vissenaken, een dorp tusschen Leuven en Thienen, kwamen zy elkander in 't gezigt. Alonzo de Vargas, die de Spanjaerts opleidde, zou liever niet gevochten hebben en vroeg slechts doortogt voor zyn volk, belovende dat het nergens schade zou gedaen of reden van klagen gegeven hebben. Maer de heer de Glymes, al te happig naer krygsroem en vol van betrouwen op de meerderheid zyner manschap, wilde de kans wagen en, den volgenden dag, zynde de 14de September, werd men al vroeg handgemeen. Lang echter duerde het niet: de patriotten toonden yver genoeg in den aenval; doch wanneer het eerste vuer voorby was, waer de Spanjaerts zich met wysheid hadden weten voor te dekken, stortten deze hun zoo onversaegd op het lyf, dat zy er haest doorheen sloegen en het pleit beslist hadden. Eene menigte patriotten sneuvelden op het slagveld, vele studenten zelfs der Hoogeschool, die | |
[pagina 50]
| |
uit enkele nieuwsgierigheid meêgeloopen waren om het spel na te zien, schoten er het leven by in of raekten gevangen, terwyl de Spanjaerts weinig of geen volk verloren hadden, en voortaen niemand meer geneigd vonden om aen hunnen verderen togt beletsels te stellenGa naar voetnoot(1). De tyding dezer nederlaeg bragt te Brussel eerder opgewektheid voort dan vrees of ontmoediging; maer te Gent, waer juist de vier leden van Vlaenderen vergaderden om afgeveerdigden te kiezen en naer Brussel te zenden, te Gent verwachtte men zich aen een woelig bezoek der Spanjaerts van Aelst, en stond alles in rep en roer. Het kasteel dier stad, even als dat van Antwerpen, had nog eene spaensche bezetting in, van wie alles te duchten was, vooral indien zy ondersteund wierden door die van Aelst, want in zulk geval zou er geen beletten of tegenhouden zyn aen hunnen overmoed. Daer bleef dus niet over dan, terwyl het nog tyd was, het kasteel zelf te belegeren en te beproeven om er meester van te worden. De Stadhouder van | |
[pagina 51]
| |
Vlaenderen, graef van RoeulxGa naar voetnoot(1), leende de hand aen dat opzetGa naar voetnoot(2) en, reeds den volgenden dag, begon men loopgrachten te delven buiten de Antwerpsche-poort, terwyl de burgery van binnen verschansingen of barricaden op zou werpen om de uitvallen der belegerden voor te komenGa naar voetnoot(3). Terwyl dit alles in gang was vertoonde zich te Gent een Brabantsch edelman de heer van AuxiGa naar voetnoot(4) die, van des Staetraeds wege, op reis was naer Zeeland om met den prins van Oranje te handelen over de ontslaging zyns broeders den graef van BoussuGa naar voetnoot(5), in 1573 op de Zuiderzee overwonnen en krygsgevangen gemaektGa naar voetnoot(6). Deze gelegenheid was al te gunstig om er geen gebruik van te maken. De Staten van Vlaenderen meenden geen volk | |
[pagina 52]
| |
genoeg aen de hand te hebben om het beleg des kasteels behoorlyk voort te zetten: vooral ontbrak het aen grof geschut, terwyl die van binnen reeds met het hunne veel kwaed aen de stad gedaen hadden. Men vond dan raedzaem den heer van Auxi met eene byzondere boodschap te belasten: namelyk hy zou, in den naem der Vier Leden, hulp aen Willem van Nassau vragen, die meermalen beloofd had hun in alle noodwendigheid te zullen bystaen, met besprek nogtans dat het prinsenvolk geenen overlast zou doen noch verergernis geven aen de katholieken van VlaenderenGa naar voetnoot(1). Alles liep even voorspoedig af. De Commissie werd geteekend den 21 September; de heer van Auxi vertrok denzelfden dag of misschien daegs daerna; hy vond den prins van Oranje te Middelburg en beneerstigde zoo wel zynen last, dat, reeds den 23ste, een voorloopig akkoord gesloten was, waerby Willem zich verbond by voorraed acht vendelen voetvolk en twaelf metalen stukken kanon onverwyld naer Gent te zenden, met belofte van nog meer te zullen doen, zoo haest dit moge- | |
[pagina 53]
| |
lyk wareGa naar voetnoot(1). Deze dienstveerdigheid werd nog gedwarsboomd door toevallen, welke wy kortheidshalve achterwege laten; doch niettemin kwamen, den 26sten September in den vroegen morgen, de acht vendelen voetgangers met zeventien dusgenaemde geutelingen te Gent aen, en werden met toejuiching door de inwoonders onthaeldGa naar voetnoot(2). Zulk haestige uitslag toont duidelyk genoeg dat het afgesproken werk was. Aenstonds nam men de noodige maetregelen om het beleg des kasteels met klem door te zetten. Behalve deze eerste hulp, zond prins Willem, volgens belofte, nog dry en twintig andere vendelen voetvolk die, met kleine tusschenruimten, herwaerts kwamen en zich in de zuidelyke provinciën verspreidden, zonder ergens wederstand of tegenspraek te ontmoetenGa naar voetnoot(3). Intusschen krioelde het te Brussel van afgeveerdigden der provintieele Staten. Allen waren daer vertegenwoordigd behalve Luxemburg dat niet had willen meêdoenGa naar voetnoot(4), en Luik, dat onder zynen | |
[pagina 54]
| |
bisschop een byzonderen Staet uitmakende, reden genoeg in te brengen had om zich buiten het spel te houdenGa naar voetnoot(1). Vele gedeputeerden wisten zelf niet wel waerom zy byeengeroepen waren; anderen waren niet slim of niet ervaren genoeg om ingewikkelde voornemens te ontknoopen en geheime strekkingen te raden; een groot getal schrikten af van alle uitersten, en maekten reeds by voorraed plannen van verzoening met den koning, indien men te ver ging. Maer ziet, te midden van dat gewoel en van die onzekerheden, kwamen de Staten byeen in algemeene vergadering en, aengezet door eene onzigtbare en behendige hand, matigden zy zich het bestier des lands aen in 's konings naem, wiens gezag zy immer huichelden te erkennen. Zy vereenigden de Zuidnederlandsche provin- | |
[pagina 55]
| |
ciën tot een bondgenootschappelyken Staet, en ontwierpen aenstonds eene soort van grondwet in weinige artikels, doch zeer wel samengesteld, en toonende daerdoor zelf dat het geen werk ware van toeval of overhaesting. De provinciën zouden, op gestelde tyden, hare afgeveerdigden naer de algemeene vergadering zenden. In deze vergadering zou men stemmen by provincie, ieder van welke eene enkele stem uit zou brengen, en, beurt om beurt, voor eene week het voorzitterschap waernemen. De Raed van State voert de bevelen uit der generale Staten; hy wordt geraedpleegd over de zaken; iedere provincie heeft daer een zeker getal leden in; eenige krygsoversten hebben er regt van zitten en stemmen, en men stemt er hoofdelykGa naar voetnoot(1). Het ding aldus geklonken zynde, zoo werden er manifesten uitgegeven, om het gedrag der Staten te wettigen en te regtveerdigen. Meteen gaf men last aen bekende edellieden om de genomen be- | |
[pagina 56]
| |
sluiten te gaen aenmelden by den keizerGa naar voetnoot(1), by den koning van Frankryk, de koningin van EngelandGa naar voetnoot(2) en andere vorstenGa naar voetnoot(3), met verzoek van | |
[pagina 57]
| |
toestemming en van medehulp. Ter zelver tyd maekte men zich gereed om de steden, welke nog in spaensche handen waren, voor de Staten te winnen, en zelfs om de bevelhebbers van duitsche en waelsche krygsbenden op hunne hand te brengen, wat niet zonder vrucht beproefd werdGa naar voetnoot(1). Ja, en tot het regiment van Mondragon toe dat, ten uiterste onwillig, maer toch tot dus verre Zierikzee bezet had gehouden, viel eindelyk af, verliet de Zeeuwsche eilanden en omhelsde de party der Staten, waerdoor de gemeende stad, wier verovering zoo veel moeite gekost had, thans weêr van zelf in Oranjes handen vielGa naar voetnoot(2). Om het werk te bekroonen bleef er nu niet over, dan hetzelfde verbond, dat men in de zuidelyke provinciën tot stand had gebragt, tusschen deze en de noordsche insgelyks te bewerken. Kreeg men zulks gedaen, dan hadde de prins van Oranje zyn doel ten volle bereikt, dan waren al de Nederlanden in éénen band vereenigd, en zeker bekwaem om zich gezamenderhand aen de Spaensche heerschappy te onttrekken, ja, en om des noods door | |
[pagina 58]
| |
magt van wapenen voor altyd een eind te stellen aen de spaensche regeering. Daer was reeds lang spraek geweest van de Bredasche onderhandelingen, te voren zonder uitslag gebleven, weêr op nieuw aen te knoopen en aldus den inwendigen vrede te herstellen. Dat Oranje dit voornemen bystemde en begunstigde, spreekt genoegzaem van zelf: hy had het, mag men zeggen, reeds voorbereid met zyne krygsbenden naer Gent te zenden om daer het beleg des kasteels te helpen voortzetten. Wat deed men dan? men begon met eenen wapenstilstand te treffenGa naar voetnoot(1), en een algemeen Congres te beroepen om in de stad van Gent te vergaderen, en de voorwaerden eener algemeene bevrediging vast te stellen. Alles ging even spoedig in het werk. Den 12den October zou de vergadering aenvangen. Twee dagen te voren noemden de Staten generael te Brussel een tiental afgeveerdigdenGa naar voetnoot(2) om, met de gedeputeerden des prinsen van | |
[pagina 59]
| |
Oranje en de gevolmagtigden der Staten van Holland en Zeeland in onderhandeling te treden. Van den anderen kant werden er eerlang een gelyk getal zaekgelastigden aengesteldGa naar voetnoot(1), welke allen den 18den dag der maend te Gent aenkwamenGa naar voetnoot(2), en met algemeene toejuiching aldaer ontvangen werden. Onmiddelyk daerop vergaderde men in het stedelyk raedhuis en werden de gesprekken aengeknoopt; doch deze duerden niet lang: de stof was zoo wel voorbereid, de les aen de wederzydsche gedeputeerden zoo wel voorgespeld, en de gang der onderhandelingen zoo voorspoedig, dat het akkoord gesloten werd in de eerste dagen van November. Het verdrag, samengesteld uit 25 artike- | |
[pagina 60]
| |
len, draegt den schoonste naem van de wereld: het heet de Pacificatie van Gent. En inderdaed, de Staten van Brabant, van Vlaenderen, van Artois, Henegau, Valencyn, Ryssel, Douai, Orchies, Namen, Doornik, Utrecht en Mechelen, ter eener zyde, en de Prins van Oranje met de Staten van Holland en Zeeland, ter andere zyde, beloven eene goede en vaste vriendschap met elkander te zullen onderhouden en elkander met goed en bloed te zullen bystaen, willende te dien einde ‘alle offensiën, injuriën, misdaden en beschadigingen, geschied ter oorzake der troubelen, tusschen de ingezetenen der provinciën welke in dit tegenwoordig tractaet begrepen zyn, zoo waer of in wat maniere het zy, zullen vergeven, vergeten en gehouden zyn als niet geschied, zoodanig dat, ter oorzake van dien, te geenen tyde gewag gemaekt of iemand aengesproken zal mogen worden.’ In de volgende voorwaerden wordt alles geregeld wat de uitoefening van den godsdienst raektGa naar voetnoot(1), het dragen der gedane kosten, de | |
[pagina 61]
| |
schadeloosstelling der uitgeweken of verjaegde kloosterlingen, de loslating der wederzydsche krygsgevangenen, de wedergaef der verbeurde goederen, enz. Kortom, de verzoening en verbroedering der Nederlandsche provinciën was volkomen. Maer in wiens naem gebeurde dit alles? met andere woorden, wie was hier het hoofd onder welk de provinciën zich aldus vereenigden en den vrede sloten door een plegtig verbond? Tot dus verre werd dit alles gedaen in den naem des konings: hem uitsluiten ware eene verregaende onvoorzigtigheid geweest, in staet om alles te doen mislukken. Doch neen, geheel het verdrag werd met voordacht naer Brussel gezonden om door den Staetsraed goedgekeurd en bevestigd te worden. Ook werd het door dezen bekrachtigd, en uitgevaerdigd by wyze van koninklyk Edict, voerende aen het hoofd den naem van Philip II, met geheel de lange reeks zyner gewoone TitelsGa naar voetnoot(1). Zulks was | |
[pagina 62]
| |
gedaen om de geestelyken te believen, en die niet af te schrikken die nog meenden aen hunnen wettigen vorst te moeten gehoorzaem blyven. Doch meer dan zand in de oogen gestrooid mag men het niet heeten. Trouwens, het tweede artikel der beruchte Pacificatie maekt het alle de provinciën tot eenen pligt de handen ineen te slaen om de vreemde krygslieden en inzonderheid de Spaensche soldaten ten lande uit te dryven en te houden, te welken einde de bondgenooten beloven gereed te zyn alle noodige kosten en lasten gezamentlyk te zullen dragen. Men moet bekennen dat het verfoeijelyk gedrag door de Spanjaerts, sedert eenige jaren en vooral in de laetste tyden, gehouden, zulk besluit volkomen regtveerdigde, en het is geen wonder dat ook de geestelykheid, die van den moedwil dier vreemdelingen zoo veel had te lyden gehad, daer zonder aerzelen in toestemde. Maer de prins van Oranje en zyne vertrouwelingen begrepen zeer wel dat de uitdryving van 's konings legerbenden uit onze gewesten door hem zelf zou aengezien worden voor eenen hoon, zyner opperheerschappy aengedaen, welke hem voortaen onverzoenlyk maken zou. En ziet wat er juist op dat oogenblik gebeurde. | |
[pagina 63]
| |
Te midden van de verhandeling, zette men te Gent het beleg des kasteels yverig voortGa naar voetnoot(1), toen, den 3 November, de spaensche soldaten van Aelst die, by decreet van den Staetsraed alsmede van de Staten generael vogelvry verklaerd en nog altyd aen de byzondere wraek der landzaken blootgesteld waren, hoerende van verre het gentsch kanon tegen de vesting ronken, eensklaps zich overgaven aen eene soort van razerny, en besloten, ja zwoeren zich te zullen gaen wreken te Antwerpen, welks kasteel insgelyks belegerd was door de Slaetsgezinden. Dit voornemen werd aenstonds uitgevoerd: den 4den November, zynde de Schelde overgevaren omtrent de abtdy van Sint Bernaerts, bereikten zy de handelstad en werden daer, met andere Spanjaerts van Lier, Breda en elders gekomen, in het kasteel, door eene poort aen den veld- of buitenkant binnen gelaten, van waer zy oogenblikkelyk eenen uitval op de stad deden en deze overrompelden, alles dood slaende wat wederstand bieden dorst. Vervolgens drongen zy al verder in en sta- | |
[pagina 64]
| |
ken het vuer aen het raedhuis, een marmeren gebouw van onschatbare waerde dat, met nagenoeg alles wat het inhield, door den brand verteerd werd, naest honderde huizen in den omtrek. Op de verwoesting volgde de plundering, niet slechts van de ryke handeldryvende lieden, maer tevens van kerken en kloosters, die zonder mededoogen uitgeschud werden, tot zoo verre dat de geleden schade, in gemunt geld alleen op twee miljoenen gouds begroot werd, behalve de koopwaren, het zilverwerk en de juweelen, en zonder te spreken van het leven van duizende menschen, door het vuer omgekomen, in het water versmoord of door de krygslieden afgemaekt. Men heeft aen deze ysselykheid den naem gegeven van Spaensche furie, welken zy in de Geschiedenis behouden heeftGa naar voetnoot(1). Eenige weken te voren hadden reeds de Spanjaerts Maestricht verrast, en daer insgelyks met moorden en rooven hun hart opgehaeld; maer ziet hoe deze en dergelyke baldadigheden het be- | |
[pagina 65]
| |
sluit, dat te Gent genomen was van al de Spanjaerts het land uit te dryven, wettigde, ja noodzakelyk scheen te maken. Zoodan geheel het land ging eerlang de wapens opvatten om de provinciën te zuiveren, en dit gedaen zynde zou men tevens in staet wezen om alle wraekneming des konings af te weren en om alle nieuwe krygsbenden te beletten binnen te komen. Van den anderen kant ware het onmogelyk geweest eenen beteren keus te doen dan dien van prins Willem van Oranje om, in zoo plegtig een oogenblik, het bewind der zaken op te laden: zoodat de Zwyger op het punt was zyne geheime verlangens volbragt te zien, toen op eens de onvoorziene aenkomst van don Juan van Oostenryk alle die schoone plannen den bodem kwam inslaen. |
|