Vaderlandsche historie. Deel 11
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |||||||
Vaderlandsche historie.
| |||||||
[pagina 3]
| |||||||
Geschiedenis van Belgie onder de Spaensche heerschappy. | |||||||
Zeventiende hoofdstuk.des konings verlegenheid by requesens dood. - de staetsraed belast zich met de regeering der provinciën. - en wordt door den koning bevestigd. - de prins van oranje vindt daer zyne rekening in. - hy maekt eene unie tusschen holland en zeeland. - de staetsraed beantwoordt niet aen willems verwachting. - willems plan om dien omver te werpen. - geldgebrek en moedwil der spanjaerts. - getalm des konings. - don juan bestemd voor de algemeene landvoogdy. - zierikzee veroverd en opstand der spanjaerts. - deze verlaten zeeland en komen naer brabant. - aelst door hen ingenomen. - zy worden door den staetsraed vogelvry verklaerd. - brabant ligt krygsvolk. - de staetsraed in hechtenis gesteld. - oranjes wensch vervuld. | |||||||
1576. | |||||||
[pagina 4]
| |||||||
De dood van don Luis de Requesens was zoo onverwacht geweest voor den koning, als voor hem zelven. Zoo haest de landvoogd, naer Brussel gekomen zynde om voor zyne gezondheid te zorgenGa naar voetnoot(1), voelde dat de ziekte de overhand nam, en zyn leven in gevaer steldeGa naar voetnoot(2), was hy bedacht geworden om, byaldien hy te sterven kwame, zich in het bestier der provinciën te doen vervangen, tot dat de koning zelf een nieuwen Stadhouder aenstellen zou. Hy had het oog laten vallen op den graef van Mansfeld voor de krygszaken en op dien van Berlaimont voor het eigentlyk gezegde landbestierGa naar voetnoot(3); hy had ja de acten dier dubbele benoeming doen opstellen, en moest die slechts nog | |||||||
[pagina 5]
| |||||||
teekenen; maer ook dit werd hem belet, want vooraleer de stukken hem voorgelezen waren, had de dood hem weggeruktGa naar voetnoot(1), dusdanig dat, door zyn spoedig afsterven, de algemeene landvoogdy volstrekt open stondGa naar voetnoot(2). In zulk toeval kon de Staetsraed, hy die, met en naest den gouverneur, den vorst vertegenwoordigde, niet nalaten het opperbewind in handen te nemen, en daertoe besloot hy den eigen dagGa naar voetnoot(3) na, in het huis van Viglius, onder de aenwezige ledenGa naar voetnoot(4) raed te hebben geslagenGa naar voetnoot(5). Weldra ont- | |||||||
[pagina 6]
| |||||||
bood men ook de overige leden des Staetraeds, den hertog van Aerschot, den baron van RasseghemGa naar voetnoot(1), Arnoldus SasboutGa naar voetnoot(2), alsmede den graef van MansfeldGa naar voetnoot(3), welke laetste, eerlang te Brussel | |||||||
[pagina 7]
| |||||||
aengekomen zynde, tot hoofd of medelid van eenen krygsraed werd aengesteld, met last van voor de rust en de zekerheid der hoofdstad in te staenGa naar voetnoot(1). De eerste tyding van Requesens dood had Philip in geene kleine verlegenheid gebragt. Hy wist niet wien in diens plaets te stellen, met eenige zekerheid dat hy hier te lande wel zou ontvangen worden en in staet wezen de wanorde, die reeds al vry groot was, te doen ophouden. Zyn zoon, don Fernando, was nog een kindGa naar voetnoot(2); zyne oudste dochter IsabelleGa naar voetnoot(3) konnende, uit hoofde van te groote jongheid, nog niet bekwaem gevonden wor- | |||||||
[pagina 8]
| |||||||
den om den post van landvoogdes te bekleeden. 't Is waer, des konings broeder, don JuanGa naar voetnoot(1), op dat oogenblik in Spanje, was daer byzonder bekwaem voor en werd zelfs door paus Gregorius XIII dringend aenbevolen; doch behalve dat Philip den nog jeugdigen vorst tot iets anders bestemde, voedde hy misschien wel eenigen argwaen omtrent eenen broeder, wiens roem, door heel Europa weêrgalmende, hem al te eerzuchtig maken kon. | |||||||
[pagina 9]
| |||||||
Philips vrees had veel meer grond ten opzigte van hertog Eric van BrunswyckGa naar voetnoot(1), die zelf zynen dienst aenbood voor het bestier der NederlandenGa naar voetnoot(2), doch beleefdelyk afgewezen werdGa naar voetnoot(3). De koning, na veler raed te hebben gevraegdGa naar voetnoot(4), luisterde met voorliefde naer dien van Joachim HopperusGa naar voetnoot(5), die hem onder de oogen lei dat, met | |||||||
[pagina 10]
| |||||||
eenvoudig den Staetsraed te handhaven in het bestier der provinciën, hy een bewys zou geven van vertrouwen in zyne Nederlandsche onderdanen, aen welke die benoeming aengenaem wezen zou, en derhalve best geschikt zyn om de geesten in eene gunstige stemming te brengen of te onderhoudenGa naar voetnoot(1). Philip keurde die beweegredenen goed, en ditmael afziende van zyne gewoone traegheid, nam hy kort besluit; want reeds den 24 meert, en dus slechts negentien dagen na Requesens afsterven, vaerdigde hy brieven uit om den Raed van State in het opperbewind der provinciën te bevestigen, hem al de magt gevende die wylen de Groot-Commandeur uitgeoefend had, met vermaning van in alles voort te gaen, naer dat de dienst Gods en de belangen van het katholyk geloof alsmede zyn vorstelyk gezag en het welzyn des lands vorderen zouden, tot dat hy eenen persoon van | |||||||
[pagina 11]
| |||||||
koninklyken bloede herwaerts zenden kon om de algemeene landvoogdy in zynen naem waer te nemenGa naar voetnoot(1). Gelyk Hopperus het voorzien had, adel en volk ontving met genoegen het koninklyk besluit. Men zag daer een bewys in dat de vorst het goed meende met onze provinciën en volle trouw stelde in zyne Nederlandsche onderdanen; doch niemand vond zich daermede meer in zynen schik dan prins | |||||||
[pagina 12]
| |||||||
Willem van Oranje, en dat laet zich hooren. Het was nu al meer dan tien jaren dat Willem zonder ophouden werkte om de Nederlanden af te scheiden van Spanje en die op zyne hand te brengen. Ja en ondanks meer dan eene misrekening welke hy reeds beproefd had, ging hy niettemin voort in zyn voornemen, met eenen moed en eene standvastigheid die zeker beter hadden kunnen besteed zyn geworden. Op het einde nogtans van Requesens bestier scheen hy alle hoop verloren te hebben: de Spanjaerts belegerden Zierikzee. Deze stad kon hun niet lang meer betwist worden, en haer verlies zou de onderwerping van geheel Zeeland voorbereiden. Daer was aldus een eind te voorzien aen de worsteling: de steden konden het niet volhouden, en de provinciën, ofschoon zy zich geheel en al in staet van opstand gesteld hadden, waren onbekwaem zich te verdedigen tegen de altyd vernieuwde legers van Spanje. Reeds had de prins, om de gemoederen op te wekken en tot de uiterste opofferingen bekwaem te maken, in eene vergadering, te Rotterdam gehouden, voorgeslagen den koning af te zweren en eenen anderen heer te kiezen; doch zulks was niet doorge- | |||||||
[pagina 13]
| |||||||
gaenGa naar voetnoot(1). Laetst nog, na nieuwe en vergeefsche poogingen te hebben aengewend om Zierikzee te verlossen, raedde hy al de molens van Zeeland te verbranden en de dyken door te steken, om de streek voor den vyand onbruikbaer te maken, en dat de inwoonders, met vrouwen en kinderen en het beste der tilbare have, scheep zouden gaen om elders eene veiliger verblyfplaets op te zoekenGa naar voetnoot(2). Dat dit voorstel ernstig gedaen werd is niet waerschynlyk, maer het bewyst niettemin den wanhopigen toestand der zaken; want anders ware zulk voorstel belachelyk geweest en derhalve niet geuit geworden. Maer ziet! de onverwachte dood van Requesens bragt op eens eene groote verandering in de omstandigheden, latende het land zonder opperhoofd, wat reeds eene goede kans was voor de opstandelingen; en die kans verbeterde nog, zoodanig dat Oranje al zyne hoop voelde herleven, toen de Raed van State die, mag men zeggen, enkel van land- | |||||||
[pagina 14]
| |||||||
zaten was samengesteldGa naar voetnoot(1), den last der regeering had opgeladen. Alsdan meende de prins dat het oogenblik gekomen was van alle middelen in het werk te stellen om de Nederlanden aen de Spaensche heerschappy te onttrekken. En trouwens, byaldien alle de provinciën samengespannen en in dien zin gewerkt hadden, zoo ware dat plan haest uitgevoerd en het doel bereikt geweest. 't Is waer, de oneenigheid in het punt van godsdienst, te voren door Oranje benuttigd als een werktuig van omwenteling, was nu een beletsel voor de vereeniging der provinciën, maer dat beletsel moest niet onoverkomelyk heeten, gelyk het later heeft gebleken. Prins Willem wilde eerst eene proef doen in 't klein. Hy beriep weldra te Delft de Staten van Holland en Zeeland, en deed daer het voorstel van eene vereeniging of dusgenaemde Unie tot stand te brengen tusschen de beide provinciën. Daer was, het jaer te voren, reeds van gesproken geweest, doch men had er geen gevolg aen gege- | |||||||
[pagina 15]
| |||||||
ven. Ditmael, in tegendeel, uit vrees van Oranje te mishagen en zyne medewerking te verliezen, luisterde men veel beter naer 's mans raed, zoodanig dat de Unie tot stand kwam en het verbond den 25 April te Delft geteekend werd, zynde hoofdzakelyk van den volgenden inhoud: dat de leden der Unie elkander in alles zullen bystaen en behulpzaem zyn, en de benoodigde lasten dragen, ieder voor zyn aengewezen deel; dat de hooge regeering der Unie zal opgedragen worden aen den prins van Oranje, onder den naem van hoofd en hoogste overheidGa naar voetnoot(1), met volle magt om, zoo lang de landen in oorlog of in de wapens zouden wezen, als souverein en opperhoofd te mogen gebieden en verbieden, Raedsmannen en beambten aen- en afstellen, het regt doen bedienen, brieven van genade of van uitstel verleenen, de stedelyke overheden op de gewoone tyden vernieuwen, enz. Voorts zullen de Bondgenooten aen den prins | |||||||
[pagina 16]
| |||||||
trouw en gehoorzaemheid beloven en hy, van zynen kant, zal zweren 's lands regten en privilegiën te zullen handhavenGa naar voetnoot(1), alsmede de uitoefening der gereformeerde religie, by uitsluiting van alle andere, zoo nogtans dat niemand in zaken van godsdienst voor zyne byzondere gezindheid zal mogen ontrust of vervolgd wordenGa naar voetnoot(2). Zoo was dan de eerste proefneming gelukt, de vereeniging van twee aenzienlyke provinciënGa naar voetnoot(3) te weeg gebragt, en eene soort van souvereine magt aen Oranje toegekend. Kon men nu dezelfde Unie bewerken tusschen de andere provinciën zoo | |||||||
[pagina 17]
| |||||||
van het Zuiden als van het Noorden, welke zich nog niet in opstand tegen het Spaensche beheer gesteld of de gehoorzaemheid aen den koning geweigerd hadden, zoo ware alles geklonken en afgedaen. Maer het was toen reeds blykbaer dat de Raed van State, die thans het opperbewind te Brussel waernam, aen de uitvoering van dat plan de hand niet leenen zou. De Staetsraed wilde niet wat Willem de Zwyger wilde, en was zoo weinig bedacht om van den koning af te zien, dat hy het beleg van Zierikzee door Mondragon deed voortzetten, aen hetwelk nog meer dan vyf maenden na Requesens dood besteed weerden. Ja meer, hy had onlangs, by plakkaert van 6 April, alle gemeenschap en koophandel met die van Holland en Zeeland op nieuw ten strengste verbodenGa naar voetnoot(1), zoo dat er van dien kant niets te verwachten was. Wat dan gedaen? Daer bleef niet over dan te beproeven om den Staetsraed omver te werpen en het opperbewind te doen overgaen in de handen der provincieele Staten, onder wier leden de prins van Oranje | |||||||
[pagina 18]
| |||||||
niet alleen vele vrienden had, maer zelfs aenhangers en uitzendelingen of bespieders telde, op wie hy rekenen mogtGa naar voetnoot(1). Dit voornemen was dan ook weldra gemaekt (want de prins had de tegenwerking des Staetraeds voorzien, ja moeten voorzien); doch hoe dien uit den weg geruimd? Zulks was niet moeijelyk: men had hem eenvoudig in de onmogelykheid te stellen van het krygsvolk te betalen om zynen val te verzekeren, en dit deed men. Reeds het jaer te voren had een deel der Spaensche ruitery onderscheiden provinciën afgeloopen en de inwoonders van het platte land veel overlast aengedaen. Thans naderden die moedwilligen de kanten van BrusselGa naar voetnoot(2), en werden door anderen, vooral door de Duitschers nagevolgd. Het beste middel om zich van die muitelingen te ontmaken, ware zekerlyk geweest ze af te danken en uit het land te zenden, des te meer dat er krygsvolk in | |||||||
[pagina 19]
| |||||||
overvloed aenwezig was, ja veel meer dan men noodig had om de gehoorzame provinciën te verdedigen en de oproerige te bevechtenGa naar voetnoot(1). Maer zulks kon niet gedaen worden zonder de achterstallige soldy te betalen, en daer was volstrekt geen geld voorGa naar voetnoot(2). De Raed van State hield niet op den koning om hulp te smeeken, hem telkens onder de oogen leggende dat het geldgebrek alleen genoegzaem was om de wanorde van dag tot dag te doen aengroeijen en weldra den toestand der zaken reddeloos te makenGa naar voetnoot(3). Daer waren maendelyks zesmael honderd duizend gulden noodig voor de loopende kosten en miljoenen kroonen om alles te effenen, terwyl de Staetskas veelal ledig of | |||||||
[pagina 20]
| |||||||
zoo goed als uitgeput wasGa naar voetnoot(1). De koning verstond die klagten zeer wel, en trachtte ja daerin te voorzien, doch met kleine sommen of wisselbrieven van honderd of tweehonderd duizend kroonenGa naar voetnoot(2) en met zoo lange tusschenruimten, dat niet alleen zulke hulpgelden ontoereikend maer alreeds verteerd waren wanneer men ze ontving, en dus geene baet deden. Het ging zoo ver dat de Staetsraed, met den Priveën-RaedGa naar voetnoot(3) en dien der Finantiën, voor eigen en personeele rekening geld te leen namGa naar voetnoot(4), en ja dat zy het zilverwerk of kleinooden hunner leden verpandden om gereede penningen aen te schaffenGa naar voetnoot(5); maer zy vonden nergens crediet: en wat was er, ten andere, met dergelyke middelen uit te voeren? Van de provincieele Staten kwamen niet | |||||||
[pagina 21]
| |||||||
dan weigerende antwoorden: alle verklaarden, als uit éénen mond, dat de bevolkingen verarmd, uitgeschud en opgeëten waren door de omzwermende krygslieden, en derhalve onbekwaem onderstandgelden by te brengenGa naar voetnoot(1). Zy zouden wel hunne uiterste poogingen hebben gedaen, indien het er op aen hadde gekomen om al het vreemde krygsvolk af te danken en het land te doen ruimen; maer om Spanjaerts en Duitschers te onderhouden, en aldus mede te werken tot voortzetting van den kryg, daer was niet één der landzaten toe over te halen. In hunne brieven en antwoorden aen den Staetsraed verklaerden zy allen dat er geen ander doeltreffend middel overbleef dan de algemeene Staten te Brussel op te roepen, en met gemeenen overleg te beproeven het land te redden uit zyn wanhopigen toestand. Velen waren tevens van gevoelen dat men de Bredasche onderhandelingen op nieuw diende aen te knoopen en te zien om langs dien weg, die thans meer hoop gaf dan te voren, den algemeen gewenschten vrede te berei- | |||||||
[pagina 22]
| |||||||
kenGa naar voetnoot(1). Ja, men mag zeggen dat zulks het algemeen verlangen was van adel en volkGa naar voetnoot(2); de Staetsraed zelf dacht er ook zoo over, en schreef al vroeg in dien zin aen den koningGa naar voetnoot(3); maer deze was altyd vyand geweest dier algemeene vergaderingen en volhardde in dit gevoelen, gelyk hy er mede tegen was dat men met de oproerigen van Holland en Zeeland in nieuwe onderhandelingen tradeGa naar voetnoot(4), zonder nogthans andere bekwame middelen aen te wyzen om 's lands zaken te herstellen. Hy was met dit alles ten zeerste bekommerd, doch liet, naer oude gewoonte, den tyd verloopen met zoeken en raedplegen, belovende in elken | |||||||
[pagina 23]
| |||||||
brief dat hy eerlang de gevraegde middelen aen den Staetsraed zou doen kennen, en dien immer in de onwetendheid latende, het zy dat hy zelf niet wist hoe het kwaed te bevechten of tot geen stellig besluit komen kon. Des konings gewoone besluiteloosheid en de traegheid daeruit voortkomende baerden hier algemeen ongenoegen, en verwekten meer dan eens klagtenGa naar voetnoot(1). Het scheen alsof de vorst zich om zyne erflanden niet bekreunde. De Raed van State leed daer ook by in zyn gezag dat, van eerst af, niet zeer groot was geweest. Men zeide dat de raedslieden des konings vertrouwen niet hadden, dat zy onder elkander verdeeld warenGa naar voetnoot(2), dat de | |||||||
[pagina 24]
| |||||||
eenen meer de spaensche, de anderen alleen de nederlandsche belangen ter harte namen: kortom het volk gaf aen sommigen den bynaem van Spaenschgezinden, aen de overigen dien van patriottenGa naar voetnoot(1) en het spreekt van zelf dat slechts de laetsten bemind werden, de eersten daerentegen in den haet der menigte stonden. Daerby kwam nog dat de Staetsraed geen hoofd of Voorzitter hadGa naar voetnoot(2) en daerdoor zelf dat aenzien miste hetwelk de vorige algemeene Stadhouders bezeten hadden en dat klem gaf aen hunne bevelen, inzonderheid | |||||||
[pagina 25]
| |||||||
by het leger. De koning had zelf dat gebrek ingezien en alhaest zyn broeder don Juan van Oostenryk bestemdGa naar voetnoot(1) om het stadhouderschap hier te komen waernemenGa naar voetnoot(2). Don Juan, 't is waer, had weinig lust om die moeijelyke taek op te ladenGa naar voetnoot(3), doch erkennende dat hy verpligt was den koning te dienen in alles waer deze goed zou vinden hem meê te belasten, zoo beloofde hy zich herwaerts te zullen begeven, op zekere billyke voorwaerden in zynen brief uitgedruktGa naar voetnoot(4), en biddende Z.M. om niet regtstreeks zynen weg te moeten nemen, van Italië door het Meilandsche en Burgondië naer | |||||||
[pagina 26]
| |||||||
onze provinciën, maer om eerst over zee naer Spanje te mogen komen en met zyn koninklyken broeder zelf mondelyk te kunnen spreken van de hoogstbelangryke zaken welke hy voornemens was hem toe te vertrouwenGa naar voetnoot(1). Philip keurde dit laetste voorstel niet goedGa naar voetnoot(2); doch moet er toch half in toegestemd, althans het niet volstrekt afgeslagen hebben, want in den loop der maend Augusty kwam de beroemde vorst in Spanje aen en ontscheepte te BarcelonaGa naar voetnoot(3). De koning hadde dan zich dienen te haesten en zyn broeder te onderrigten van hetgene hy hier te doen had, om hem zoo spoedig mogelyk naer deze landen te laten vertrekken; maer haestig doorwerken lag ongelukkiglyk in Philips geäertheid niet, en hy talmde | |||||||
[pagina 27]
| |||||||
naer gewoonte, zoo lang, dat don Juan, mag men zeggen, te laet kwamGa naar voetnoot(1) om zyne zending behoorlyk te vervullen. In de Nederlanden ging het alle dagen erger en erger; de wanorde groeide er gedurig aen tot grooter genoegen des prinsen van Oranje, die overal gelegenheid uit nam om zyne krygsmagt te vermeerderen en tevens kwaed vuer te stoken in de zuidelyke provinciënGa naar voetnoot(2), alsmede om hulp uit Frankryk te verkrygenGa naar voetnoot(3). In weêrwil echter van al zyne poogingen, had hy niet kunnen beletten dat Zierikzee, na eene langdurige belegering, het eindelyk op moest geven, gelyk diens bevelhebber Aert Vanden DorpeGa naar voetnoot(4) deed, by verdrag van | |||||||
[pagina 28]
| |||||||
29 Juny 1576, hoofdzakelyk op deze allenzins gematigde voorwaerden: namelyk de stad zou, tot afkoop der plondering en voor de behoudenis harer voorregten, twee honderd duizend gulden beloven en de bezetting zou met geweer en pakkaedje, doch met stille trommel, met doove tenten en opgewonden vendels uittrekkenGa naar voetnoot(1). Zoo lang het te doen was geweest om te vechten, hadden de belegeraers zich wel gedragen en ja allerlei beroovingen met geduld uitgestaen om het voorgestelde doel te bereiken; doch zoo haest de stad over was, hield die gewilligheid eensklaps op en, even als na de victorie van Mokerheide en de overgaef van Haerlem, borst de geest van oproer en wederspannigheid op nieuw uit vooral onder de spaensche soldaten. Het was alweder 't gebrek aen betaling dat het vuer aen de hoofden stak. De krygslieden eischten twee en twintig maen- | |||||||
[pagina 29]
| |||||||
den achterstallige soldy en rekenden op de boet welke de veroverde stad af moest tellen. Deze was hun inderdaed door den Staetsraed bestemd; doch behalve dat die geldboet niet oogenblikkelyk en niet in eens kon gevergd worden, wilde hy ze gedeeltelyk besteden om een duitsch regiment af te danken en uit het land te zendenGa naar voetnoot(1). Hier kwamen de Spanjaerts tegen op, en ziende dat men naer hunne klagten niet luisterde, zwoeren zy hunne oversten af, kozen andere hopmannen en verlieten in de eerste dagen van JulyGa naar voetnoot(2) Zierikzee ja en de overige zeeuwsche eilanden, voornemens zynde in Brabant te vallen en daer hunne soldy met geweld te vorderenGa naar voetnoot(3). | |||||||
[pagina 30]
| |||||||
Over Tholen en Bergen-op-Zoom bereikten zy aldra AntwerpenGa naar voetnoot(1), alwaer zy niet binnen geraekten omdat de stad bezet wasGa naar voetnoot(2); maer zy trokken voort naer Herenthals en hielden daer eenige dagen schandelyk huis. In zulke kleine plaets konden zy echter van geene betaling spreken, weshalve zy voornamen verder in Brabant te dringen. Den 21 July vertoonden zy zich te Mechelen, vragende om er eenen nacht te mogen verblyven, doch zulks werd hun geweigerd van wege den heer de VillaGa naar voetnoot(3) die de stad bewaerde met eene bende WalenGa naar voetnoot(4). Alsdan zetten zy de Dyl over en gingen door tot Vilvoorden, veel overlast | |||||||
[pagina 31]
| |||||||
doende aen de naby gelegen abtdy van Grimbergen, en op voorhand snoevende dat zy hun hart weldra te Brussel zelf zouden ophalenGa naar voetnoot(1). Ja, maer zy vernamen tevens dat men in de hoofdstad gereed was hen duchtig te onthalen, en inderdaed geheel de bevolking, geholpen door den hertog van Aerschot en den graef van Mansfeld, had de wapens opgevat en zelfs de spaensche bezetting uitgedrevenGa naar voetnoot(2) om door haer niet gedwarsboomd te worden. Den 23 bevonden de muitelingen, omtrent Laeken gekomen zynde, dat zy te Brussel zwaren tegenstand te verwachten hadden, en keerden daerom regts af naer Assche, alwaer zy een paer dagen vertoefden en de abtdy van Afflighem deerlyk mishandelden. Vervolgens trokken zy naer Aelst en namen, den 25ste, die stad stormenderhand in, welke uitgeplonderd en het voorwerp werd van allerlei gewelddadighedenGa naar voetnoot(3). | |||||||
[pagina 32]
| |||||||
De tyding van dit feit en van het wangedrag der Spanjaerts, nog vergroot door sommige kwaedwilligenGa naar voetnoot(1), maekte groot gerucht in de steden van Brabant en van Vlaenderen, dusdanig dat de Raed van State, die te vergeefs alles wat mogelyk was aengewend had om de oproerigen tot rede te brengen, en nu, dwaesselyk genoeg, beschuldigd werd de Spanjaerts onder duims in de hand te werken, niet meer wetende wat doen om een algemeenen opstand voor te komen, het ongelukkig besluit nam de muitelingen vyanden te verklaren van den koning en verraders des vaderlandsGa naar voetnoot(2), oorlof gevende aen alle de onderdanen Zyner Majesteit om, waer zy die rebellen zouden ontmoeten, hen op het lyf te vallen, en verbiedende onder doodstraf hun hulp te geven, ja zelfs lyftogt of krygsbehoeften te bezorgen. Deze verklaring, by wyze van plakkaert uitgeveerdigd den 26 JulyGa naar voetnoot(3), werd | |||||||
[pagina 33]
| |||||||
gevolgd door een tweede van 2 Augusty, gerigt tot de oproerige soldaten zelf, om deze tot hunnen pligt weder te roepen en vooral om te beletten dat anderen hun voorbeeld navolgdenGa naar voetnoot(1); doch deze maetregels kwamen reeds te laet. Alles, te Brussel, was in rep en roer, en het verblyf in de stad werd ja gevaerlyk voor de vreemdelingen, evenwel voor de lieden van spaensche afkomst, zoodanig dat weldra de Raedsheer de RodaGa naar voetnoot(2), uit vrees van mishandeld te worden, met Juliaen Romero en Alonzo de VargasGa naar voetnoot(3), de hoofdstad verliet en schuilplaets zocht te Antwer- | |||||||
[pagina 34]
| |||||||
penGa naar voetnoot(1). De Staten van Braband maekten gebruik van de omstandigheden om een paer duizend of tien vendelen inlandsche voetknechten en zes honderd peerden uit te rusten, kwansuis om de hoofdstad en hare omstreken te beschermen, maer inderdaed om het gezag des Staetraeds te ondermynen en omver te werpen. Zy vroegen daer niettemin oorlof toe en verkregen dien mits alles gedaen wierde in 's konings naemGa naar voetnoot(2). Het bevel over het voetvolk werd gegeven aen heer Willem van Heze, een jong en stout edelmanGa naar voetnoot(3), terwyl tot hoofd der ruitery de baron van BièvreGa naar voetnoot(4) genoemd werd; | |||||||
[pagina 35]
| |||||||
maer de eerste deed zich vervangen door Jacob de Glymes groot-baljuw van Waelsch-BrabantGa naar voetnoot(1). Dit voorbeeld werd nagevolgd door de Staten van Vlaenderen die mede, op voorwendsel dal zy alles te vreezen hadden van de Spaensche soldaten, nestelende in het Gent zoo naby gelegen Aelst, van den Staetsraed insgelyks verkregen een regiment voetvolk te mogen ligten en zes kornetten ruitersGa naar voetnoot(2). Al dat gewapen was van aert geschikt om de landzaten tegen de Spanjaerts op te ruien en een waren volkskryg in de provinciën te verwekken. De muitelingen van Aelst wierven overal aenhangers, inzonderheid onder de spaensche krygslieden, en werden van dag tot dag sterker. Zelfs Sanchio d'Avila, die het bevel voerde op het kasteel van Antwerpen, alhoewel zeer koningsgezind, | |||||||
[pagina 36]
| |||||||
werkte die van Aelst in de hand en zond hun ja geschut om zich te verdedigen, tegen den dank des Staetraeds, die over dit gedrag zich ten zeerste beklaegdeGa naar voetnoot(1). D'Avila verdedigde zyn gedrag, zeggende ronduit dat de Staetsraed niet meer vry, maer zoo goed als gevangen was, dewyl hy anders een zoo dwaes besluit als dat van 26 July tegen de Spaensche soldaten niet zou hebben genomenGa naar voetnoot(2); hy meende derhalve verpligt te zyn de krygslieden des konings te moeten beschermen en had ja de garnizoenen uit verschillende steden der noordsche provinciën ontbodenGa naar voetnoot(3) om hunne landgenooten by te staen, enz. Hieronymus de Roda, die op het kasteel van Antwerpen in veiligheid was, had dezelfde gevoelens als de slotvoogd, dien hy by den koning opentlyk ontschuldigdeGa naar voetnoot(4), en zoo- | |||||||
[pagina 37]
| |||||||
danig overtuigd was van des Staetraeds onvermogen, dat hy diens afzetting aenraedde zelfs vóór de aenkomst van don JuanGa naar voetnoot(1). Ja meer, hy beschouwde zich zelven als den eenigste onder de leden des Staetraeds die nog zyne volle vryheid had en op wien de koning rekenen mogt, weshalve hy het algemeen landbestier tot zich trok en den Staetsraed meende te moeten vervangenGa naar voetnoot(2), wat hem overigens niet toegelaten werdGa naar voetnoot(3). Zulke oneenigheid onder hen die het bewind der zaken in handen hadden, bragt de noodlottigste gevolgen meê; namelyk heel Zuid-Nederland werd eene soort van slagveld tusschen de inboorlingen en de spaensche of andere vreemde soldaten. Geen dag ging er om of daer werden dorpen neêrgeblaekt, akkers verwoest, gevochten of geschermutseld, met den gewoonen uitslag dat meestal de Spanjaerts de overhand hadden, als zynde de sterksten in getal en afgerigt in den wapenhandel. De | |||||||
[pagina 38]
| |||||||
algemeene verontweerdiging groeide ook dagelyks aen; voor de eenen deed de Staetsraed te veel, voor anderen te weinig en, gelyk het gaet, hy verloor weldra al zyn gezag, al het vertrouwen der onderdanen. Wat gebeurt er? De heer van Glymes had verkregen een paer vendelen voetvolks in de hoofdstad te mogen houdenGa naar voetnoot(1): deze leidde hy dagelyks buiten de Naemsche- of Coudenbergsche poort, op voorwendsel van ze te oefenen; maer den 4 September, ziende dat de kans klaer was en dat hy geenen argwaen meer verwekte, kwam hy met zyn volk naer gewoonte de stad binnen en trok regelregt naer het Hof, alwaer de Staetsraed vergaderd was. Hy vond de deur der raedzael gesloten maer deed die inslaen, en binnentredende met zyn gevolg, verklaerde hy te handelen in den naem der Staten van Brabant en gaf bevel alle de aenwezige leden in hechtenis te nemen en hunne degens af te eischen. Viglius was daer niet onder, zynde t'huis gebleven om reden van gezondheidGa naar voetnoot(2); de hertog | |||||||
[pagina 39]
| |||||||
van Aerschot, die waerschynlyk kennis had van het opzet, was mede naer de vergadering niet gekomen, voorgevende ziek te zyn. De tegenwoordigen, ten getalle van vier, namelyk de graven van Mansfeld en van Berlaimont, de heeren d'Assonville en SasboutGa naar voetnoot(1), met de twee secretarissen Berty en ScharenbergerGa naar voetnoot(2), werden te voet naer de markt geleid en opgesloten in het dusgenaemde BroodhuisGa naar voetnoot(3), alwaer zy ieder een byzonder vertrek tot gevangenis kregenGa naar voetnoot(4). In het zelfde oogenblik | |||||||
[pagina 40]
| |||||||
legde men ook de hand op de leden van den Priveën Raed, onder welkeGa naar voetnoot(1) Louis del Rio de eenigste was die door de menigte beschimpt werd, omdat hy deel had gemaekt van den Raed der BeroertenGa naar voetnoot(2). Hy werd in hechtenis gesteld in het dusgenaemd Clein moleken, eene herberg op de marktGa naar voetnoot(3). Niemand twyfelde in dien tyd, of de prins van Oranje had deze schennis opgestooktGa naar voetnoot(4), en waerlyk daer is niet de minste twyfel aenGa naar voetnoot(5). Willem hield, op dat oogenblik, zyn gewoon verblyf te | |||||||
[pagina 41]
| |||||||
Middelburg in Zeeland, van waer hy een wakend oog had op hetgene in Brabant en Vlaenderen omging, terwyl hy brieven op brieven schreef aen de Staten van Brabant, Vlaenderen, Gelderland, Utrecht, Henegau en andere provinciën, allen vermanende om zich te vereenigen tegen de Spanjaerts, ten einde de vryheid te verwerven die nu voor de deur stond en welke hun, door de verdeeldheid hunner verdrukkers, van zelf, als 't ware, werd aengeboden. Hy verzekerde hun tevens dat hy geene andere verandering in den godsdienst zocht, gelyk men hem valschelyk nagaf; maer dat hy zich, te dien opzigte, naer het besluit der algemeene Staten voornemens was te gedragen. Eindelyk bood hy hun zynen dienst en den bystand der Staten van Holland en Zeeland aen, verklarende geenen anderen toeleg te hebben dan de Nederlanden in de gekrenkte voorregten te herstellen en te handhavenGa naar voetnoot(1). Dergelyke brieven zond hy mede aen graef Phi- | |||||||
[pagina 42]
| |||||||
lip DelalaingGa naar voetnoot(1) en aen andere belgische edellieden, by wien hy maer al te veel byval vond. Zelfs geestelyke oversten, als Jan Vanderlinden, abt van Sinte Geertrui te Leuven, en Franciscus De Vleeschhoudere, abt van Villers in waelsch Brabant, wist hy aen zyn lyn te brengen, on mogt op hunne medewerking aen zyne eerzuchtige plannen staet maken. |
|