Vaderlandsche historie. Deel 9
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 430]
| |
Twaelfde hoofdstuk.bond van schmalkalde. - karels broeder wordt roomsch-koning. - karel bezoekt de nederlanden. - zyne zuster maria wordt gouvernante. - instelling der collaterale raden. - nieuw edict tegen de kettery. - frans i konkelt met de ontevredenen van duitschland. - karels blyde inkomst te doornik. - kapittel der orde van het gulden vlies aldaer gehouden. - akkoord van regensburg. - krygstogt tegen de turken. - nieuw verbond met paus clemens. - des pauzen dood. - de herdoopers in de nederlanden en in westfalen. - kruisvaert tegen barbarossa. | |
1531-1535.Op het oogenblik dat keizer Karel hier zyne moei verloor, die hem zoo groote diensten bewezen had, was hy in Duitschland nog werkzaem om de belangen des Ryks, zoo wel als die der Kerk, te waerborgen. Zyne lange afwezigheid had daer veel kwaed veroorzaekt, en hy voorzag nog erger gevolgen, indien er, na zyn vertrek, niemand het hooggezag met klem handhaven kon. Het gereedste | |
[pagina 431]
| |
middel was dan dat hy zich dede vervangen door zyn' broeder Ferdinand die, als koning van Hongaryë en Bohemen, best in staet scheen om de openbare rust te verzekeren, en tevens door zyn zachten aert hoogst geschikt om de gemoederen te bevredigen. Hy beriep dan de Keurvorsten naer Keulen, tegen den 21 December, ten einde zynen broeder tot Roomsch-Koning te doen kiezen, en haelde tevens de katholieke ryksvorsten over tot het sluiten van een onderling verbond ter bescherming van den godsdienst in hunne staten. Maer de protestantsche leden des Ryks hadden zoo haest geene kennis van deze maetregelen, of zy vergaderden, op hunne beurt, te Schmalkalden in het HessischeGa naar voetnoot(1), en sloten daer, den 30 December, een anderen bond van onderlinge hulp en verdediging tegen alwie hen, om geloofszaken, aen zou randenGa naar voetnoot(2). Meteen zochten zy den keus van eenen Roomsch-Koning te beletten, op voorwendsel dat zulks strydig was met 's ryks grondwettenGa naar voetnoot(3); | |
[pagina 432]
| |
maer de keizer werkte des te haestiger voort, en deed zoo wel, dat Ferdinand, ondanks de afwezigheid en het tegenstribbelen des hertogs van Saxen, den 5 January 1531 te Keulen gekozen, en zes dagen daerna te Aken gekroond werdGa naar voetnoot(1). Na deze gewigtige zaek aldus te hebben tot stand gebragt, maekte keizer Karel gereedschap om naer onze landen te komen. Hy had sedert lang het voornemen van, in geval van aflyvigheid zyner moei, haer te vervangen door zyne derde zuster Maria, weduwe zonder kinderen van wylen koning Lodewyk II van HongaryëGa naar voetnoot(2). De vorstin had, gedurende een paer jaren, dat koningryk bestierd voor haer broeder FerdinandGa naar voetnoot(3); doch sedert werd zy van dien last ontslagen, en leefde van haer weduwgoed in eene of andere stad van Duitschland, alwaer zy, naer 't schynt, eenigermate meêgesleept was geworden tot de Luthersche geloofs- | |
[pagina 433]
| |
leerGa naar voetnoot(1). Ook toonde zy weinig genegenheid om hier de landvoogdy te aenvaerdenGa naar voetnoot(2), maer dorst evenwel niet weigeren, toen de keizer, by brieven uit Keulen geschreven den 3 January 1531, haer zeer vriendelyk verzocht de openstaende plaets hunner betreurde moei te komen vervullen, en ja hare overkomst te verhaesten, opdat zy te samen, met gemeenen overleg, alles mogten regelen wat tot het goed bestier der provinciën strekken konGa naar voetnoot(3). Den 15 January was Karel te Maestricht; hy bragt een paer dagen door te Luik, zoo veel te | |
[pagina 434]
| |
Hooi, en kwam den 21sten te NamenGa naar voetnoot(1). Hebbende voorts zynen weg genomen over Waver, bereikte hy, den 25sten, Brussel, waer de afgeveerdigden der provinciën hem plegtiglyk verwelkomdenGa naar voetnoot(2). Des keizers eerste zorg was de algemeene Staten daer ter stede te beroepen tegen den 27 FebruaryGa naar voetnoot(3). Den 2 Maert opende hy zelf de vergadering in de groote zael van het paleisGa naar voetnoot(4). De aertsbisschop van PalermoGa naar voetnoot(5) haelde kortelyk op wat de keizer gedaen had sedert zyn vertrek uit deze landen; voorts sprak hy van de kosten en de schulden veroorzaekt door de herhaelde oorlogen zyns meesters, bedankte de Staten voor hunne milde toelagen, en | |
[pagina 435]
| |
gaf eindelyk te verstaen dat er behoefte was aen nieuwe hulpgelden, wat zeker niet aengenaem klinken kon in de ooren der afgeveerdigden; want de provinciën hadden, op den tyd van tien jaren, meer dan vyftien miljoenen pond grootenGa naar voetnoot(1) opgebragt, en waren zoo goed als uitgeput. Alles kwam niettemin te regt: de keizer handelde zelf vertrouwelyk met de gedeputeerden die, de eenen al wat gewilliger dan de anderen, aenzienlyke sommen toestemden om in 's vorsten noodwendigheden te voorzienGa naar voetnoot(2). Den 24 Maert vertrok Karel naer Leuven om zyne zuster Maria te onthalen. Hy bezocht met haer Mechelen, Antwerpen, Gent en andere steden, om vervolgens zyn verblyf in Brussel te vestigen, alwaer hy nagenoeg den geheelen zomer van 1531 doorbragt. Deze tyd werd besteed tot 's lands nut. De keizer stelde orde in de financiën, en regelde vele andere belangen met de koningin van Hongaryë, die niet minder geschikt was voor het staets- | |
[pagina 436]
| |
bewind dan wylen beider moei Margareet, en zelfs deze nog verre overtrof onder meer dan één opzigt. In eene latere Statenvergadering, te Brussel gehouden op het einde van September en in 't begin van October, stelde hy zyne zuster plegtiglyk aen tot algemeene landvoogdesGa naar voetnoot(1), met volmagt om de provinciën in zynen naem te bestieren, om de klagten en rekwesten der onderdanen te ontvangen en daerin te voorzien naer billykheid, om de provincieele en generale Staten te beroepen, de Vliesridders te raedplegen, het hooge opzigt te houden over de justitie, de financiën en het krygswezen, edicten en ordonnantiën uit te veerdigen, genade te doen en ontslag te geven, gesloten brieven te teekenen, en, met een woord, alles te beschikken wat tot de handhaving van het souverein gezag en tot 's lands voordeel strekken kon, belovende de keizer alles voor goed en geldig te zullen houden wat, gedurende zyne afwezigheid, door zyne stadhouderes zou gedaen wordenGa naar voetnoot(2). Om echter het goed bewind der landen te ver- | |
[pagina 437]
| |
zekeren en velerlei misbruiken voor te komen, stelde de keizer, by decreten van 1 October, dry onderscheiden Raden in, met den bynaem van collaterael, omdat zy den vorst of diens plaetsvervanger ter zyde stondenGa naar voetnoot(1), deel makende van zyn hofGa naar voetnoot(2) en in zyne verblyfplaets gevestigd: het waren de Raed van State, de Raed van Financiën en de Priveën-Raed. Tot dan had veelal een enkele raed de verschillende zaken tot het staetshuishouden behoorende waergenomen, onder het beleid van den Kanselier van Burgondië, ook genaemd den Groot-KanselierGa naar voetnoot(3), doch wiens ambt thans afgeschaft was gewordenGa naar voetnoot(4). Voortaen zou de Raed van State, samengesteld uit een aental ledenGa naar voetnoot(5), | |
[pagina 438]
| |
de zaken van oorlog en van vrede, alsmede de geschillen met andere mogendheden verhandelen, en de voornaemste zoo geestelyke als wereldlyke ambten of waerdigheden vergeven, onder het voorzitterschap der gouvernante, welke daerenboven gemagtigd was om de Vliesridders, de leden van den Grooten Raed van Mechelen, de stadhouders der provinciën, de bisschoppen of andere aenzienlyke persoonen ter vergadering te roepen, en dier gevoelen te vragen, doch zonder stemregt of deelneming aen de beraedslagingenGa naar voetnoot(1). De Priveën-Raed, belast met de handhaving van 's vorsten hoogheden en oppergezag, had het toezigt over de justicie en policie der landen; hy ontwierp de nieuwe wetten en verklaerde, des noods, den zin der bestaende; hy vaerdigde de decreten en ordonnantiën uit, en slechtte de strydigheden ontstaen tusschen verschillende regtbanken, of loste hare twyfels op. Gewoonlyk bestond hy uit tien of twaelf ledenGa naar voetnoot(2) en een zeker getal secretaris- | |
[pagina 439]
| |
sen. Eindelyk de Raed van Financiën had, als zyn naem aenduidt, het hoogbestier van 's lands penningen, alsmede het opzigt over de vorstelyke domeinen en inkomsten; hy bestemde de openbare schattingen of lasten, en leverde de gelden uit noodig tot het huishouden van den staet, alles onder het oog en de bevelen van den Souverein of diens algemeenen plaetsvertreder. Deze Raed was gewoonlyk samengesteld uit zeven leden, waeronder een voorzitter of hoofd, een algemeene tresorier, een ontvanger generael, een audiencier of secretaris, en een greffierGa naar voetnoot(1). Door deze dry collaterale Raden was het hoogbestier der Nederlanden eens voor goed geregeld. Elk der groote afdeelingen van het staetswezen had aen het hoofd een collegie van ervaren mannen, geroepen om in de verschillende vakken der regeering orde te stellen en te houden, en staende alle dry onder hetzelfde oppergezag, dat de een- | |
[pagina 440]
| |
heid des bewinds waerborgde. Van dien tyd af vertoonden dan ook de wetten meer gelykheid, meer vastheid, meer overeenkomst met de beginselen van het regt; de financiën werden nauwkeuriger bewaekt, de misbruiken en verspillingen beter geweerd of belet: kortom het staetshuishouden was aldus zoo wel ingerigt, dat er, in den loop van bykans dry eeuwen, niet dan kleine veranderingen toegebragt zyn geworden aen het stelsel door Karel V anno 1531 ingevoerd. Terwyl de Staten te Brussel nog vergaderd waren, gaf Karel den 7 October, met algemeene toestemming der gedeputeerden, der Vliesridders en der raedslieden, een nieuw edict uitGa naar voetnoot(1) tegen dé Luthersche en andere sectenGa naar voetnoot(2) welke, hier te lande, allengskens dieper indrongenGa naar voetnoot(3). Hy ver- | |
[pagina 441]
| |
bood nog eens, op zware straffen, de kettersche boeken te drukken, te lezen of te houden, alsmede de valsche leerstukken daerin begrepen voor te staen of te verspreiden, met streng bevel aen alle bevoegde ambtenaren van de overtreders voor de stedelyke regtbanken te dagen en te doen veroordeelen naer luid der wetten. In Duitschland daerentegen was het reeds zoo ver gekomen, dat de keizer, verre van zyne vroegere edicten tegen de ketters te kunnen handhaven en uitvoeren, hy, om grootere onheilen te verhoeden, de meeste toegevendheid meende te moeten gebruiken. De bondgenooten van Schmalkalde hadden, in 't begin van 1531, gezantschappen afgeveerdigd tot den koning van Frankryk en dien van Engeland, ten einde beider bescherming in te roepen tegen de maetregelen door keizer Karel genomen om den voortgang der nieuwe leeringen te stuiten. Frans I had nog het hart niet van den Kamerykschen vrede te schenden, en was zelfs niet in staet den kryg te hernemen, na zoo veel nederlagen als hy beproefd had. Doch niet te min, immer vol van wrevel op zynen mededinger, zocht hy de oneenigheden in Duitschland te koesteren, | |
[pagina 442]
| |
om daer eenen algemeenen brand te doen ontstaen, en aldus Karels magt te breken. Met dit inzigt zond hy een' zyner geslepenste vertrouwelingen derwaert, Willem Du BellayGa naar voetnoot(1), die de hoven der ontevredene ryksvorsten bezoekende, overal kwaed vuer stookte, en ja met hen verbonden sloot, maer welke geheim moesten blyven. In Engeland voeren de duitsche uitzendelingen minder wel. Hendrik VIII was daer, in dit oogenblik, niet bedacht dan om zyn huwelyk met Catharina van Arragon gebroken te krygenGa naar voetnoot(2), en verliep in eenen doolhof van slinksche werkingen | |
[pagina 443]
| |
en snoode voornemens, die hem onbekwaem maekten om zich met iets anders te bekommeren. Hy moest daerenboven keizer Karel nog ontzien, weshalve hy voor de protestantsche vorsten niet over had dan ydele beloften en een handvol gelds, ten behoeve der Schmalkaldsche bondgenooten. Het kon echter niet missen of zulks moest Karel ter ooren komen, en hem doen uitzien naer middelen om eenen algemeenen opstand in het Ryk te beletten, vooral in een oogenblik dat de staten van zyn' broeder Ferdinand bedreigd waren door eenen nieuwen inval der Turken die, twee jaer vroeger, Weenen hadden durven belegeren en, alhoewel zy den 16 October 1529 onverrigter zake hadden moeten deinzen, niet te min gereedschap maekten om met al hunne magt weêr te komen. Na hier te lande zyne zuidelyke grenssteden in goeden staet van tegenweer te hebben gesteld, verliet hy Brussel den 25 November, zynen weg nemende naer Doornik, dat hy nog niet bezocht had, en waer hy zynen blyden intrede wilde doen, gelyk het geschiedde den 28 NovemberGa naar voetnoot(1). De stoet | |
[pagina 444]
| |
was prachtig: alle de wethouders, de dekens der ambachten, en meer dan zeshonderd aenzienlyke burgers, in roode zyden tabbaerts, dragende in de hand eene waskeers versierd met de keizerlyke wapenen, gingen hem verwelkommen buiten de poort. Zoo deden ook de leden der stedelyke Gilden, op hun beste uitgedost en met vliegende vendels den vorst twee mylen ver te gemoet trekkende. By Karels naderen, begonnen alle de klokken te luiden, de kanonnen van het kasteel te donderen, de krygstrompetten te schateren, dat de grond er van daverde. De keizer, gezeten op een pronkpeerd, voorgegaen van zyne schitterende lyfwacht, van zyne hellebaerdiers, van zynen eersten wapenkoning het vredeteeken van den slangenstok dragende, stapte binnen onder een karmozynen baldakyn, versierd met gouden franjen en kwispels, en bestikt met peerlen. Onmiddelyk voor hem traden zyne paedjen of hofjonkers, zyne herauten gekleed met de wapenkolders der onderscheidene provinciën, en van achter kwamen de keizerlyke veldoversten, de groote hofbeambten, | |
[pagina 445]
| |
de vorsten en edellieden zoo van Duitsche, Italiaensche en Spaensche als van Belgische huizen, en de gezanten der vreemde mogendheden. In alle de straten, met zand en groente bestrooid, rezen triomfbogen en gedenkzuilen; de gevels der huizen waren behangen met tapyten, de vensters omringd van festoenen en bloemkransen, de daken wapperend van banieren en wimpels, en heel de bevolking doende de lucht wedergalmen van vreugdekreten en feestgedruisch. De keizer nam zynen intrek in de abtdy van Sint MartensGa naar voetnoot(1), terwyl zyne zuster, de koningin Maria, die des anderdags niet min luisterlyk ingehaeld werd, haer verblyf koos op het kasteel, alwaer zy aenstonds het bezoek haers keizerlyken broeders ontvingGa naar voetnoot(2). Den 30 November was het de feestdag van Sint Andries, den beschermheilige der Orde van het Gulden-Vlies. Ook had Karel, om de Doorniksche plegtigheden te vermeerderen, besloten daer ter stede een kapittel te houden, voorgegaen en verge- | |
[pagina 446]
| |
zeld van de gewoone kerkdiensten, en waer veertien volle dagen meê doorgebragt werden. Sedert het laetste Ordefeest, gevierd te Barcelona in 1518Ga naar voetnoot(1), waren er vier en twintig Vliesridders gestorvenGa naar voetnoot(2): zy werden vervangen door even zoo veel nieuwe leden, waeronder Jan III koning van Portugael, Jakob V koning van Schotland, en des keizers zoon Philip, toen in zyn vyfde jaerGa naar voetnoot(3); voorts spaensche, duitsche en nederlandsche edellieden, onder welke laetsten Lodewyk van Vlaenderen heer van Praet en Hoog-Baljuw van Brugge, Antonis de Berghes heer van Walhain in Brabant, Philip heer van LannoyGa naar voetnoot(4) en stadhouder van Doornik, Reinout van Brederode heer van Vianen in Holland, graef Karel van Lalain, en Jan de Hennin, sedert graef van Boussu in 't HenegauwscheGa naar voetnoot(5). Den 14den December was de keizer weêr te Brus- | |
[pagina 447]
| |
selGa naar voetnoot(1), van waer hy eindelyk, den 17den January 1532, vertrok naer Duitschland, voornemens zynde met de protestantsche vorsten een vergelyk te treffen. Te dien einde gaf hy voorloopig last aen den aertsbisschop van Mainz en aen den Paltz-graef van den Rhyn om te Nuremberg in gesprek te treden met den hertog van Saxen, den markgraef van Brandenburg en de Vrysteden, aldaer vertegenwoordigd door afgeveerdigden. De onderhandelingen duerden lang, doch hadden eene gunstige uitkomst; namelyk men kwam overeen dat er vrede zou bestaen door geheel het Ryk; dat er voortaen niemand meer vervolgd zou worden wegens geloofszaken, tot dat de Kerk, wettiglyk vergaderd in een algemeen Concilie, uitspraek zou gedaen hebben over de bestaende geschilpunten; dat de nog hangende processen tegen de Luthersgezinden opgeschorst, en de reeds gevelde vonnissen onuitgevoerd zouden blyven, enz. Dit akkoord werd gesloten den 23 July 1532 en, den 3den Augusty naestvolgende, door den keizer bekrachtigd op eenen ryksdag gehouden te RegensburgGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 448]
| |
Dat herhaeld beroepen op een toekomstig Concilie was, voor de sectarissen, slechts een middel om tyd te winnen, en zich van dag tot dag sterker te maken; want men kon ligtelyk voorzien dat zy, die naer Paus noch bisschoppen luisteren wilden, even min het oor zouden leenen aen de uitspraken eener kerkvergadering. Ook zou Karel zich hier zoo inschikkelyk niet hebben getoond, ware hy er niet toe gedwongen geweest door de toebereidselen van den Grooten-Turk tot het hernemen van den kryg; maer om dien te wederstaen, had de keizer de hulp der ryksvorsten noodig, welke hem dan ook te Regensburg beloofd was. Inderdaed, Soliman II, bygenaemd de HeerlykeGa naar voetnoot(1), kwam weldra af met een leger van drymael honderd duizend man en dryhonderd stukken geschut, waervan de voorloopers reeds den 8sten Augusty tot digt by Weenen waren doorgedrongenGa naar voetnoot(2). 't Is waer, Karel had in tyds krygsvolk uit zyne verschillende landen opgeroepen, en reeds bevond zich een belgisch leger van zeven duizend voetknechten en | |
[pagina 449]
| |
vyf en twintig honderd ruiters ginds ter plaetse, terwyl er nog andere talryke benden, zoo van hier als van elders, in optogt waren naer Weenen: zoodat men, vóór het einde der maend, negentig duizend man voetvolk en dertig duizend peerden aldaer vereenigd vond. De keizer die, tot dan, nog aen het hoofd zyner legers niet gestaen had, nam dit mael het opperbevel van al deze magt, en ging zyne krygskunst beproeven tegen eenen vyand die, zeide men, zyns gelyke niet had in geheel Europa. Zoo veel is zeker dat Soliman geenen algemeenen veldslag wagen dorst: daer werd meer dan eens hevig gevochten, onder anderen aen de kanten van Starenberg in Weener-Woud, waer de Turken eene deerlyke slagting ondergingen, en hunnen voornaemsten standaert verloren. Het voordeel was echter niet telkens aen Karels zyde; maer alles samengenomen bleef hem niet te min de victorie, want tegen het einde van September en in 't begin van October, trok Soliman met zyne gesmolten benden de Drau en de Sau overGa naar voetnoot(1), eerder vlug- | |
[pagina 450]
| |
tende dan wykende naer het sterke BelgradoGa naar voetnoot(1). Na dezen zoo gewenschten uitslag, die Karels krygsroem door geheel Europa deed weêrklinken, bereidde hy zich om naer Spanje terug te keeren, kiezende zynen weg over Italië, waer hy scheep zou gaen. Hy trok dan met eenige duitsche en spaensche benden door FriaulGa naar voetnoot(2) en door het Venetiaensche, naer Bologna, alwaer hy, voor de tweede mael, in gesprek kwam met Paus Clemens over het beroepen eener algemeene kerkvergadering tot het beslissen der geloofsgeschillen. Dit ontwerp, zeker goed en prysbaer in zich zelven, ging gepaerd met groote moeijelykheden; het vroeg veel tyd en gaf daerenboven weinig hoop: weshalve de Paus zich daer niet zeer toe genegen toonde, zonder het nogtans af te wyzen. Karel had nog andere belan- | |
[pagina 451]
| |
gen met het hoofd der Kerk te regelen: namelyk hy drong by Clemens aen om uitspraek te doen over de zaek van het huwelyk zyner moei met koning Hendrik VIII die, reeds sedert jaren, op voorwendsel van onwettigheid, Catharina verstooten had en leefde met eene overspelige byzit, Anna BolenaGa naar voetnoot(1). Hy zocht tevens de rust van Italië te verzekeren gedurende zyne afwezigheid, met daer eene gewapende magt te onderhouden bekwaem om alle aenvallen van buiten af te weren. De keizer wist wel dat Frans I zich aen den Kamerykschen vrede niet langer zou gelegen laten, dan tot hy weder in staet ware dien omver te werpen en zyne aenspraek op het Meilandsche te doen herleven. Om zulks dan te beletten, wilde Karel een nieuwen bond aengaen met Clemens VII en met de Italiaensche vorsten, die elk het hunne zouden | |
[pagina 452]
| |
bydragen tot het samenstellen en het bekostigen van een talryk leger, immer gereed het land te verdedigen tegen iederen vreemden vyand. Daer stemde de Paus in toe; het verbond werd gesloten den 24 February 1533Ga naar voetnoot(1), en Karel mogt gerust zyne krygslieden, welke men in Italië sedert lang moede was, afdanken of elders zenden. Hy zelf vertrok aldra over zee naer Spanje, alwaer hy den 22 April aenkwam, ontscheept zynde in de haven van BarcelonaGa naar voetnoot(2). Karels vrees wegens de inzigten van den franschen koning was maer al te gegrond. Weinige maenden na zyn bezweren van den Kamerykschen vrede, had Frans I, schandelyk genoeg, daer eene geheime protestatie tegen geteekendGa naar voetnoot(3), zich voorbehoudende al zyne gedane eeden en beloften by gunstige gelegenheid in den wind te slaen. Thans werkte hy om nieuwe vriendschap met Hendrik VIII aen te knoopen, alsmede om de inwendige zaken | |
[pagina 453]
| |
van Duitschland te verwarren; doch vooral om den Paus aen zyne lyn te brengen en van Karel V af te trekken. Te dien einde, zonder te spreken van andere slechte middelen, stelde hy Clemens een huwelyk voor van zyn tweeden zoon, den hertog van Orleans, met eene dochter van Laurentius de Medicis, des pauzen eigen nicht. Dit voorstel werd vervolgens nader besproken te Marseille, waer de kerkvoogd, in October 1533, een bezoek deed aen den Franschman, en het huwelyk kwam tot stand den 28sten der opgemelde maendGa naar voetnoot(1), tot groot spyt ja van keizer Karel, die daer niet dan kwaed uit voorspellen kon, en nieuwe aenslagen tegen zyne magt in Italië. Kort daerna echter gaf paus Clemens hem een bewys van toegenegenheid, met eindelyk uitspraek te doen in de zaek van 's keizers moeiGa naar voetnoot(2). Het was inderdaed meer dan | |
[pagina 454]
| |
tyd, of liever het was al te laet; want de roekelooze Hendrik had reeds, door een onbevoegd gezag, zyn eersten echt doen breken en een tweeden aengegaen met zyne boelin, thans tot koningin van Engeland verheven, terwyl Catharina's dochter Maria van alle erfregt op den troon uitgesloten moest blyven. Het hoofd der Kerk oordeelde dan dat er een eind aen de ergernis diende gesteld te worden. Den 23 Maert 1534, vergaderde hy het collegie der kardinalen, en hebbende doen verslag geven van geheel het proces over de zaek gehouden, zoo verklaerde hy het huwelyk met Catharina van Arragon alleen wettig, en derhalve den koning verpligt zyne gemalin alsmede hare dochter in beider eer en regten te herstellen, en af te zien van zyn gewaenden echt met Anna BolenaGa naar voetnoot(1). Hendrik VIII versmaedde niet alleen het pauselyk vonnis, maer wierp zichzelven op tot hoofd der Kerk, en sleepte zyn ryk in de scheuring mede, stellende aldus aen den afval van Engeland de | |
[pagina 455]
| |
schandelykste oorzaek, welke de Geschiedenis van het protestantismus oplevert. Dat eigen jaer, den 25sten September, stierf paus Clemens, en werd op den Stoel van Roomen vervangen door Alexander Farnese, onder den naem van Paulus IIIGa naar voetnoot(1). In Spanje aengekomen, ontving keizer Karel daer eene heugelyke tyding, namelyk de ontdekking en verovering van Peru, een land van Zuid-Amerika, honderd duizend vierkante mylen groot, overvloedig in goud- en zilvermynen, dat Francesco Pizarro van Truxilla, het jaer te voren, 1532, zoo goed als volkomen onder Karels magt gebragt hadGa naar voetnoot(2). Op dit zoo aengenaem nieuws volgde weldra een ander van geheel verschillenden en ontrustenden aert. Sedert eenigen tyd werden onze provincien, vooral die van het Noorden, gestoord door den moedwil der Herdoopers of Anabaptisten, eene verfoeijelyke secte die, omstreeks 1522 uit het | |
[pagina 456]
| |
Lutheranismus ontstaen, thans tot allerlei spoorloosheden vervallen was. Thomas Munzer, een Sakser van geboorte, had zich in het hoofd gestoken dat het doopsel voortaen niet mogt bediend worden dan aen volwassen menschenGa naar voetnoot(1), van waer zyne aenhangers eerlang waren overgegaen tot het herdoopen van zulken die in hunne kindschheid het Sacrament ontvangen hadden. Uit Saxen verspreidden zich deze dweepers in Zwaben, in Zwitserland, in Thuringen, alwaer zy, samenspannende met de misnoegde landlieden, de wapens opnamen tegen de edelen zoo wel als tegen de kerken, zoodanig dat zy, in 1524, meer dan dryhonderd kloosters en sloten neêrblaekten; doch zy werden het jaer daerna verslagen door den landgraef van Hessen en diens bondgenooten, die een eind stelden aen den dusgenaemden Boerenkryg in DuitschlandGa naar voetnoot(2). Hiermede was echter de secte niet uitgeroeid, maer zy week grootendeels naer Westfalen en naer Holland, waer een aental | |
[pagina 457]
| |
geestdryvers van geringen stand, een bakker van Haerlem Jan Matthyszoon, een kleêrmaker van Leyden Jan BeukelsGa naar voetnoot(1), een boekbinder Bartholomees genaemd, en eenige anderen aen het hoofd traden, zich uitgevende voor profeten of hemelsche zendelingen, en leerende in die opgeworpen hoedanigheid de afschuwelykste dolingen. In 1534 bemagtigden zy, by verrassing, de bisschoppelyke stad Munster, en plonderden daer de voornaemste huizen en de kerken. Jan Beukels deed zich vervolgens Koning van Sion uitroepen; hy wettigde de veelwyvery, nemende voor zyn paert naest eene wettige huisvrouw nog veertien of vyftien byzitten, en openende door leering en eigen gedrag de deur tot de verregaendste losbandigheden, die het verergend wezen zou hier omstandiglyk op te halenGa naar voetnoot(2). Ter zelver tyd werkten er anderen om in Amsterdam, in Leyden, in Dordrecht en elders de | |
[pagina 458]
| |
overhand te krygen, wat hun echter mislukte door de waekzaemheid der hooge en stedelyke overhedenGa naar voetnoot(1). Het ryk van Jan Beukels te Munster duerde ook niet lang. Nadat de bisschop, Frans van Waldeck, bygestaen van eenige duitsche vorsten, vruchteloos beproefd had om de stad met geweld te veroverenGa naar voetnoot(2), hield hy die vervolgens ingesloten, en bereikte aldus beter zyn doel; want op den duer kwam er hongersnood, waerdoor velen, erkennende dat men hen met ydele beloften en met hersenschimmige hulp uit den hemel gepaeid had, het spel moede werden. Kort, een overlooper stelde zich aen het hoofd der belegeraers die, in den nacht van 23 Juny 1535, door verschalking eene poort open gekregen hebbende, met volle magt binnen rukten en, na een bloedig gevecht in de straten, eindelyk meester van de stad bleven. Het meerendeel der herdoopers sneuvelde; hun koning, naest een paer andere belhamels, viel levend in de handen der krygslieden: alle dry werden wreedelyk ter dood gebragt en de lyken | |
[pagina 459]
| |
in yzeren korven, die men heden nog ziet, aen Sint Lambrechts toren opgehangenGa naar voetnoot(1). Terwyl aldus de herdoopers-secte in Westfalen verslagen en elders ten zeerste geknakt werd, was keizer Karel kryg aen 't voeren tegen de kapers van Barbaryë. Men geeft dien naem aen het gedeelte van noordelyk Afrika dat zich uitstrekt, langsheen de Middellandsche-Zee, van Lybië of Egypten tot aen de Engte van Gibraltar. Eerst onderworpen door de Romeinen, werd het later bezeten door de Wandalen, en, op het einde der zevende eeuw, veroverd door de Araben. Geheel die streek was, ten tyde van keizer Karel, hoofdzakelyk verdeeld in dry koningryken, Marocco, Algiers en Tunis, wier inwoonders een mengelmoes uitmaekten van Mahometaensche volkeren, allen even onbeschaefd, even wreed en even vyandig aen de Christenen. In de laetste tyden hadden twee gelukzoekers, Horuc bygenaemd BarbarossaGa naar voetnoot(2) en Cheredin zyn broeder, beide zonen van een griekschen potbakker uit het eiland Lesbos, zich aen | |
[pagina 460]
| |
het hoofd gesteld van eenige zeeroovers, en, met zoo veel verraed als geluk en stoutmoedigheid, Algiers onder hunne magt gebragt, alwaer Horuc den troon beklom. Weldra voegde hy daer nog het aengrenzend ryk van Tlemecen by, en zond voortaen magtige vloten uit, die de kusten van Italië onophoudelyk afliepen. Om een eind te stellen aen die plondertogten, had keizer Karel, jaren te voren, krygsbenden naer OranGa naar voetnoot(1) gezonden die, onder de leiding van zynen stadhouder aldaer, Horuc te Tlemecen gingen aenranden en diens leger verpletterden. Horuc bleef dood; maer zyn broeder, insgelyks Barbarossa bygenaemd, wist zich te Algiers staende te houden, ja zelfs de gunst te winnen van Soliman II, den sultan der Turken, die hem het bevel gaf over al zyne zeemagt, als zynde hy alleen bekwaem het hoofd te bieden aen Andreas Doria, den eersten zeeman zyner eeuw. Aldus vereerd en versterkt, was Cheredin stout genoeg | |
[pagina 461]
| |
om het oog te werpen op het ryk van Tunis, waer een jongeling, Muley-Hassem, op den troon zat. Met eene vloot van tweehonderd en vyftig turksche schepen voer hy derwaert, en nog meer valschheid dan dapperheid in het werk stellende, onderwierp hy dat aenzienlyk ryk, wordende aldus meester van bykans heel Barbaryë. Dit gebeurde in 1533. Van dan af, was er rust noch veiligheid meer voor de naburige landen, en keizer Karel kreeg dagelyks klagten van zyne Italiaensche en Spaensche onderdanen wegens de gewelddadigheden en de rooveryen op hunne kusten gepleegd. Niet lang daerna ontving hy gezanten van den verjaegden koning Muley-Hassem, die Karels hulp inriep om in zyn ryk hersteld te worden, belovende dit aen de kroon van Spanje te zullen opdragen en het van den keizer te leen nemen. Deze bede vond gunstig gehoor, en ofschoon onze vorst nieuwe vyandlykheden van den kant des franschen konings te vreezen had, besloot hy eenen grooten zeetogt te ondernemen tegen den veroveraer van TunisGa naar voetnoot(1). Terwyl hy gereedschap | |
[pagina 462]
| |
maekte, werd er gezorgd om de hoven van Frankryk en van Engeland tot handhaving van den vrede in Europa te verwilligenGa naar voetnoot(1); doch tevens werden er maetregelen genomen om, in alle geval, den kryg, hier te lande zoo wel als in Italië, indien het noodig was te kunnen uitstaenGa naar voetnoot(2). Het punt van vereeniging was Barcelona, en de aenvang van den togt gesteld in de maend Mei. Aldra bevond zich daer ter plaetse een Nederlandsch eskader van vyf en twintig à dertig schepen wel bemand en wel gewapend, waerby zich vervolgens al de zeemagt van Spanje en Portugael vervoegde. | |
[pagina 463]
| |
Den laetsten Mei stak de keizer in zeeGa naar voetnoot(1), stevenende naer de haven van Cagliari op de zuidkust van Sardinië, alwaer hy den 10 Juny aenkwam, en zes pauselyke galeijen op anker vond liggen, naest andere door Pisa aengebragt, en vier door de ridders van Maltha. Daer lag ook reeds Andreas Doria met een groot getal zoo Italiaensche als Siciliaensche schepen: zoodat de keizer eene vloot verzameld zag van meer dan vierhonderd bodemsGa naar voetnoot(2), en een leger van acht en dertig duizend man, de ruitery medegerekendGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 464]
| |
Den 14den Juny verlieten zy de haven van Cagliari met zoo goed weder en zoo gunstigen wind, dat reeds des anderdags, by het morgenkrieken, de eerste schepen het anker wierpen in de haven van FarinaGa naar voetnoot(1), van waer vervolgens de hereenigde vloot den zeeboezem van Tunis inzeildeGa naar voetnoot(2), en daer post nam tegenover de vesting van GolettaGa naar voetnoot(3), die nog denzelfden avond bezigtigd werd. Men vond ze zeer versterkt, en vernam dat zy bezet was met zesduizend of meer afgerigte krygsmannen; want Barbarossa had niets verzuimd om zich in goeden staet van tegenweer te stellen. Des niet te min, diende er aenvang gemaekt met het geduchte slot, want vooruitstevenen tot by de stad zelf zou gevaerlyk zyn geweest, als kunnende daerdoor het keizerlyk leger afgesloten worden | |
[pagina 465]
| |
van de zee en van zyne levensmiddelenGa naar voetnoot(1). Den volgenden dag ontscheepten dan de Duitsche, de Spaensche en de Italiaensche voetknechten; deze namen al spoedig een paer dorpen en kasteelen in, en sloegen een kamp op, tot het beleg van Goletta. De onderneming werd, zoo te water als te land, yverig en ja voorspoedig voortgezet, maer duerde niet te min tot den 14den July, alswanneer de keizerlyken, onder het oog van Karel en door hem aengevuerd, het fort stormenderhand veroverden met zulken drift en zoo veel geluk, dat er weinige krygslieden by omkwamen, terwyl een duizendtal Turken dood, en vele hunner schepen, naest meer dan tweehonderd stukken geschuts, in de handen der overwinnaers blevenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 466]
| |
Nu lag Tunis zelf aen de beurt, dat zoo veel moeite niet kosten zou, want de stad had te grooten omtrek om wel verdedigd te worden, en hare muren waren zeer vervallen. Daerenboven had Barbarossa weinig trouw in de inwoonders: weshalve hy raedzaem vond geen beleg uit te staen, maer aen het hoofd van zyn leger, dat ontelbaer wasGa naar voetnoot(1), den keizer te gemoet te trekken en de kans te wagen aen eenen grooten veldslag. Deze werd geleverd, of liever ving aen, den 20 July. Karels krygsknechten hadden het druk; want behalve dat zy van het eerste morgenkrieken in aentogt waren, en dus omstreeks middag al zeer vermoeid, moesten zy vechten onder eenen gloeijenden hemel, en volstrekt beroofd van water, zynde het weinige dat men meê had gebragt al haest verzwolgen. Dit alles echter niet tegenstaende deden zy allen zoodanig hun best, dat de Araben, grootendeels ongeoefend en meer dan half | |
[pagina 467]
| |
wild, den drang der duitsche pykeniers niet konden uitstaen. Het schot der musketten en de ballen bedremmelden hen nog meer. Hunne drommen werden doorgebroken, verspreid en achteruit gedreven, doch hereenigden zich weder en kwamen terug. Zoo duerde het tot tegen den avond, als-wanneer de deinzing algemeen en de arabische legerplaets geruimd werd, waer de keizerlyke benden, in stede van den vyand op de hielen te zitten, zich neêrsloegen om haren dorst te laven aen de putten die zy daer vonden, en eenige rust te nemen. Den volgenden morgen hervatteden zy de worsteling met nieuwen moed. Zy drongen door tot omtrent eene myl afstands van de stad, alwaer achttien à twintig duizend christene slaven in het kasteel opgesloten waren. Barbarossa, vóór zynen optogt, had voorgesteld het vuer aen de gebouwen te steken en de ongelukkigen te slagtofferen; maer zyne oversten hadden hem zulks ontraden uit vrees van de gevangenen, zoo sterk in getal, tot eenen wanhopigen tegenstand op te hitsen. Doch deze weldra vernemende dat de dwingeland verwyderd en zyn leger verslagen was, braken onderling hunne ketens, maekten zich meester van het | |
[pagina 468]
| |
kasteel, en gaven kennis aen keizer Karel dat hy aen dien kant gemakkelyk de stad zou overrompelen. Inderdaed zyne krygslieden raekten weldra binnen en vielen aen 't moorden en aen 't rooven, terwyl Barbarossa, met zyne overschotten, de wyk nam naer de bergen, om schuilplaets te zoeken aen de kanten van Bona en om, verder op, Algiers te bereikenGa naar voetnoot(1). Karels eerste werk was de christene slaven in vryheid te stellen. Meteen herstelde hy ook Muley-Hassem in diens koningryk, na met hem een verdrag te hebben aengegaen, waerby de arabische vorst zyne kroon te leen nam van Spanje en er hulde voor deed aen den keizer. Voorts beloofde hy alle de christenen die elders nog in gevangenis waren, zonder rantsoen te zullen slaken; hy stemde toe dat Karels onderdanen vryelyk handel | |
[pagina 469]
| |
dreven met Tunis, en daer hunnen godsdienst in het openbaer uitoefenden; geene turksche kapers zouden voortaen in 's lands zeehavens toegelaten worden; het fort van Goletta zou eene spaensche bezetting innemen, welke Muley-Hassem onderhouden moest. Eindelyk, de koning zou met Karels vyanden nimmer aenspannen, en hem jaerlyks een heergewed of laudemiumGa naar voetnoot(1) overmaken van zes arabische peerden en eens zoo veel valkenGa naar voetnoot(2). Dit akkoord werd gesloten den 4 Augusty 1535Ga naar voetnoot(3). Keizer Karel hadde nog andere veroveringen in Barbarye willen maken, en ja Algiers zelf aenranden; maer het stormig jaergetyde naderde, en de sterfte vermeerderde dagelyks in zyn leger, dat van de hitte zeer veel geleden had: weshalve hy besloot naer Europa weêr te keeren. 't Is waer, Andreas Doria had reeds des keizers wenschen | |
[pagina 470]
| |
half vervuld; want terwyl zyns meesters dappere krygsbenden die van Barbarossa bevochten, was hy met een aental galeijen naer Bona vertrokkenGa naar voetnoot(1), en had die stad bykans zonder moeite ingenomen. Zy werd, even als Tunis, aen den herstelden koning gelaten, behalve haer kasteel dat insgelyks eene spaensche bezetting ontving door Muley-Hassem te onderhouden. Dit gedaen zynde, vervoegde Doria zich weder by de keizerlyke vloot, die den 17 Augusty Tunis verlaten had en, vyf dagen later, te Trapana in Sicielje aenkwamGa naar voetnoot(2). |
|