Vaderlandsche historie. Deel 4
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 627]
| |||||||||
Achttiende hoofdstuk.vlaenderen onder lodewyk van male. - moeijelykheden met zyn huwelyk. - en later met dat zyner dochter. - deze trouwt den hertog van burgondië. - zedelyk verval der vlamingen. - jan yoens en de witte-kaproenen te gent. - oproer en burgerkryg. - tusschenkomst van frankryk. - slag van roosebeke. - dood van graef lodewyk. | |||||||||
1346-1384.Gelyktydige koningen van Frankryk.
De Vlamingen waren sedert dry weken bezig met Bethune te belegeren, ongerust genoeg voor den uitslag van Eduards onderneming: toen het gerucht zich verspreidde dat hy te Creci bezweken was. Aenstonds braken zy het beleg op, ten einde 's konings aftogt te beschermen, terwyl te Gent, waer de zelfde kwade mare liep, de wethouders | |||||||||
[pagina 628]
| |||||||||
al hunne medeburgers van vyftien tot zestig jaren in de wapens riepen om, zonder uitstel naer het Atrechtsche te trekken. - Men oordeele dan van de algemeene vreugd in Vlaenderen, wanneer de waerheid daer gekend werd. Eduard zelf kwam zyne bondgenooten bedanken voor hunnen yver en trouw. Meteen ontvingen de steden brieven uit Amiëns van Lodewyk van Male, kennis gevende aen het land van de dood zyns vaders, wiens eenige zoon en erfgenaem hy was. De zestienjarige vorst had in persoon den slag van Creci bygewoond, ja zich zoo moedig gedragen dat hy er gewond van weêrkeerde, waerom koning Philip hem met eigen handen ridder gemaekt, en, onmiddelyk na het gevecht, zyne hulde ontvangen had voor de graefschappen welke op hem verstorven warenGa naar voetnoot(1). Dit alles belette niet dat de Vlamingen, steeds getrouw aen hunne natuerlyke vorsten, door een plegtig gezantschap den jongen Lodewyk uitnoodigden om bezit te komen nemen van zyn erfdeel, gelyk hy eerlang deedGa naar voetnoot(2). Overal werd hy met zoo | |||||||||
[pagina 629]
| |||||||||
veel eerbied als blydschap onthaeld. Lang echter duerde de eensgezindheid niet: de nieuwe graef raekte aldra overhoop met zyne onderdanen ter zake van het huwelyk dat hy, om de opvolging in het graefschap te verzekeren, zonder uitstel diende aen te gaen. De groote vraeg was met wie. De Vlamingen wilden dat hy eene dochter van Engeland trouwde, als zynde deze verbindtenis alleen in het welbegrepen belang des lands. Zy hadden Eduard daer reeds van gesproken, en waren 't met hem eens geworden, ja; maer Lodewyk wou er niet van hooren: ‘Nooit, zeide hy, zal ik trouwen met de dochter van hem die myn' vader heeft doen sterven, al bragt zy my de helft van Engeland voor bruidschat meêGa naar voetnoot(1).’ Wat zou hy dan? Hy had zyn woord gegeven aen Margareet van BrabantGa naar voetnoot(2), en verklaerde dit te zullen gestand doen in weêrwil van alle beletselen. Zie daer dan op nieuw de eischen van vorst en van volk regelregt in stryd. De steden hoopten niet | |||||||||
[pagina 630]
| |||||||||
te min Lodewyk over te halen, zoo men hem slechts aen den franschen invloed onttrekken en in 't land houden kon: weshalve zy last gaven aen den graef van GulikGa naar voetnoot(1) om hem zorgvuldig te bewaken, terwyl zy van haren kant alle uitwegen afsloten langs waer hy zou kunnen ontsnappen. Aldus verstreken er maenden, tot dat eindelyk de jonge vorst zyn gevangenschap moede wordende, zich met voordacht geliet alsof hy de wenschen der Vlamingen wilde vervullen, en, den 14 Maert, naer Winocx-Berghe trok, om met den koning van Engeland overeen te komen. Alles liep goed af: de voorwaerden werden geregeldGa naar voetnoot(2), de plegtige ondertrouw had plaets, en men bestemde den dag voor het huwelyk, dat op beloken Paschen te Gent moest voltrokken wordenGa naar voetnoot(3). Nu dacht ieder dat het ernst was en liet dus den graef zyn vryen gang gaen; maer deze verschalkte ze allen: want eenige dagen laterGa naar voetnoot(4) op jagt wezende in de bosschen van Male, terwyl zyn | |||||||||
[pagina 631]
| |||||||||
gezelschap het wild achtervolgde, nam hy de kans waer, gaf zyn peerd de sporen, en koos het hazenpad met twee vertrouwelingen, die hem behouden te Ryssel bragtenGa naar voetnoot(1). Wat spyt voor de Vlamingen! en welk eene teleurstelling voor den Engelschman! Lodewyk werd aen het hof van Frankryk met opene armen ontvangen. Nu was hy niet meer bedacht dan om zynen echt met Margareet van Brabant door te zetten: de onderhandelingen begonnen in Mei; den 6 Juny teekenden 's graven gevolmagtigden met die van hertog Jan het voorloopig verdrag, en de volgende maend werd het huwelyk plegtig gevierd in het kasteel van VincennesGa naar voetnoot(2), onder de oogen van koning Philip, en ja tot diens byzondere vreugd; want nu verloor Eduard bykans al zyne belgische bondgenootenGa naar voetnoot(3). Inderdaed, de vorsten en volken van Brabant, | |||||||||
[pagina 632]
| |||||||||
van Henegau, van Gelderland, hielden op, sedert 1347, de engelsche belangen voor te staen; maer in tegendeel mogt Eduard meer dan ooit op den yver der Vlamingen rekenen, en om daer aenstonds blyken van te geven leverden zy hem ontelbare hulpbendenGa naar voetnoot(1) tot voortzetting van een zyner zwaerste ondernemingen, het beleg van Calais. Kort na de zege van Creci had hy met al zyne magt deze stad aengerand, ten einde door haer bezit eene veilige haven tegenover de engelsche kust, en tevens een vasten voet in Frankryk te krygen; doch zulks kostte hem de uiterste moeite, want koning Philip liet niets onbeproefd om meester van de plaets te blyven. Evenwel, na elf maenden wederstand, nadat de bezetting en de burgery den wreedsten hongersnood moedig verduerd hadden, moest zy toch eindelyk zich overgeven, en deed zulks den 4 Augusty 1347Ga naar voetnoot(2). Het verlies van CalaisGa naar voetnoot(3), waer de fransche bevolking dadelyk uitgezet en door Engelschen of | |||||||||
[pagina 633]
| |||||||||
Vlamingen vervangen werdGa naar voetnoot(1), bragt Philip in geene kleine verlegenheid. De afgeveerdigden van den H. Stoel, die tot dan toe vruchteloos gepoogd hadden een eind aen de worsteling te stellen, deden nu de beide vorsten zonder veel moeite toestemmen in een bestand, hetwelk gesloten werd den 28 SeptemberGa naar voetnoot(2), om te duren tot in het begin van July 1348; doch sedert verlengde men 't nog meer dan eensGa naar voetnoot(3), zoo wel dat Philip het hernemen der vyandlykheden niet beleefde; want hy stierf den 22 Augusty 1350, vyf jaer, eer de kryg weêr voor goed uitbrak. In den tusschentyd verzoende zich graef Lodewyk met zyne onderdanen. Gedurende den zomer van 1348 kwam hy te AelstGa naar voetnoot(4), van waer hy aen de Vlamingen voorstellen deedGa naar voetnoot(5), die eerst maer slecht ontvangen werden, doch evenwel hoop ga- | |||||||||
[pagina 634]
| |||||||||
ven op eene wederzydsche toenadering. Een akkoord, met koning Eduard gesloten den 10 DecemberGa naar voetnoot(1), vergemakkelykte den vrede, die dan ook kort daerna tot stand kwam, namelyk met Gent en IeperenGa naar voetnoot(2), de twee steden welke den meesten tegenzin getoond hadden. In beide waren 't vooral de wevers die van geene onderwerping hooren wilden: te Gent zelfs, vatten zy by 's graven intrede, den 13 January 1349, nog eens de wapens op; maer zy werden overwonnen door de burgery, die de wederspannigsten uit de stad dreef, zoodat eindelyk de openbare rust in Vlaenderen hersteld wasGa naar voetnoot(3). Het scheen dat de graef voortaen beteren raed wilde volgen dan zyne voorgangers, en, tot dan toe, hy zelf gedaen had; want toen in 1350 Jan II zyn' vader Philip op den troon van Frankryk volgde, weigerde Lodewyk hem hulde te doen en de plegtigheid der krooning by te woonen, ten ware de | |||||||||
[pagina 635]
| |||||||||
koning de steden van Waelsch-VlaenderenGa naar voetnoot(1) wilde wedergevenGa naar voetnoot(2). Daer kwam echter niets van, en de graef, die toch in zyn hert altyd franschgezind bleef, besloot het jaer daerna zyne leenpligt te gaen vervullen, gelyk hy werkelyk deed, vergezeld van de voornaemste wethouders der dry vlaemsche hoofdsteden. Allen werden aen het hof wel genoeg ontvangen en, ja, by den koning ter maeltyd genoodigd; maer, het zy vergetelheid het zy onwil, de bedienden hadden verzuimd kussens te leggen op de zitsels welke Lodewyks reisgenoten aen tafel moesten bekleeden. Dit ziende, namen deze hunne kostbare, ryk geborduerde en met bont belegde mantels, en zaten daerop, tot ieders verwondering. Meer zelfs: op het einde van den disch hun afscheid makende, lieten zy hunne mantels liggen; en daer men hun zulks deed opmerken, antwoordden zy droog weg dat vlaemsche heeren, wanneer zy ergens den middag gegeten hadden, niet gewoon waren hunne zitkussens meê te nemenGa naar voetnoot(3). Zy zin- | |||||||||
[pagina 636]
| |||||||||
speelden op het hatelyk regt, krachtens welk de koning het beddegoed, waer hy in een andermans huis op geslapen had, zich toeeigendeGa naar voetnoot(1), en gaven daerby te verstaen dat hy van hen geen schurkery te vreezen had, dewyl zy, verre van iets meê te dragen, het hunne nog schonken: zoodat hy in dit geval, zonder eenig gevaer, wel wat beleefder had kunnen wezen. Den 15 April 1350 had Lodewyks gemalin eene dochter ter wereld gebragt, aen wie men den naem harer moeder gafGa naar voetnoot(2). Nog geen vier jaer oud zynde, werd zy verloofd aen Philip de RouvreGa naar voetnoot(3), hertog van Burgondië, graef van het ander BurgondiëGa naar voetnoot(4), alsmede graef van Artois, van Boulogne, van Au- | |||||||||
[pagina 637]
| |||||||||
vergneGa naar voetnoot(1) en heer van SalinsGa naar voetnoot(2). Deze echt, waerdoor de oude Atrechtsche deelen aen Vlaenderen van zelf moesten wederkomen, was bewerkt door den koning van Frankryk, die er het middel in zag om graef Lodewyk en zyne onderdanen van Engeland te verwyderen. Uit hoofde echter van den jeugdigen ouderdom der verloofdenGa naar voetnoot(3), werd het huwelyk eerst gevierd in 1361Ga naar voetnoot(4); doch vier maenden laterGa naar voetnoot(5) stierf de bruidegom, latende eene weduwe van pas elf jaer. Philip de Rouvre was de laetste telg van het koninklyk stamhuis dat uit Hugo Capet zelf zynen oorsprong namGa naar voetnoot(6), en se- | |||||||||
[pagina 638]
| |||||||||
dert meer dan dry eeuwen over Burgondië geheerscht had. Zyne ryke erfenis werd verdeeld. De graefschappen van Auvergne en Boulogne vervielen op Philips moederlyken oud-oom Jan I, van wiens broederGa naar voetnoot(1) zy voortkwamen; de koning, als naeste bloedverwant van de vaderlyke zyde, maekte aenspraek op het hertogdom van Burgondië, en vereenigde dat aen zyne kroon, terwyl de overige erfleenenGa naar voetnoot(2), by schikking van uitersten wil, door Philip vermaekt waren aen zyne oud-moei, Margareet, weduwe van Lodewyk van Creci en 's graven moeder van VlaenderenGa naar voetnoot(3). Deze nieuwe bezittingen, welke op Lodewyk van Male, en van hem, te samen met de graefschappen van Nevers en Rhetel, op zyn eenig kind versterven moesten, maekten de jonge Margareet tot eene der rykste erfdochters van Europa; want by al die groote leenen in Frankryk gelegen, voegde zy nog het magtige Vlaenderen, het markiezaet van | |||||||||
[pagina 639]
| |||||||||
Antwerpen en de heerlykheid van MechelenGa naar voetnoot(1). Men begrypt derhalve hoe gretig de hand eener vorstin, die zoo veel staten onder haer gebied stond te vereenigen, en thans weêr ontbonden was door de dood van haren gemael, moest gezocht worden. Koning Eduard had zoo haest geen kennis van Philips afsterven, of hy veerdigde gezanten af naer Vlaenderen om Margareet te vragen voor zynen zoon Edmond graef van CambridgeGa naar voetnoot(2); maer aen den anderen kant verzuimde de koning van Frankryk niets om dezen echt te beletten, als hoogst gevaerlyk voor zyne kroon. Inderdaed, de zaken van het huis van Valois stonden in dat oogenblik byzonder slecht. Den 19 September 1356 hadden de Franschen te PoitiersGa naar voetnoot(3) eene nederlaeg beproefd veel erger nog dan die van Creci; want behalve de duizenden van gemeene krygsknechten die er dood bleven, was | |||||||||
[pagina 640]
| |||||||||
bykans heel de fransche adel of op 't slagveld gesneuveld of gevangen genomen met den koning zelf en een' zyner zonen, die door den overwinnaer, den prins van Wallis, naer Bordeaux en later naer Londen gevoerd werden. Op deze ysselyke ramp was een tweejarig bestand gevolgdGa naar voetnoot(1), en in 1360 de vrede van BretignyGa naar voetnoot(2), waer het oude hertogdom van Aquitanië, met het graefschap van PonthieuGa naar voetnoot(3) en de stad Calais aen den Engelschman in vollen eigendom afgestaen werd, zonder te spreken van dry miljoenen gouden schilden voor 's konings losgeld te betalenGa naar voetnoot(4). En nog was het te voorzien dat die vrede geenen duer zou hebben. Wat moest het dan worden, indien Engeland, reeds zoo magtig in 't zuiden van Frankryk, nog eens versterkt wierd in 't noorden, door het huwe- | |||||||||
[pagina 641]
| |||||||||
lyk van Eduards zoon met Margareet van Male? Zou het stamhuis van Valois niet noodwendig bezwyken onder dien nieuwen aengroei van krygsvermogen in de hand zyns geduchten vyands? Om zulks voor te komen, en om Vlaenderen te doen toestemmen in een huwelyk met eenen franschen vorst, besloot koning Jan het schoone hertogdom van Burgondië, dat hy pas aen zyne kroon vereenigd had, daer op nieuw van af te scheiden en het te schenken aen zyn jongsten zoon Philip den StouteGa naar voetnoot(1), voor wien hy graef Lodewyks dochter vroeg, opdat deze in haren nieuwen echt al de grootheid mogt wedervinden welke zy met haren eersten gemael betrouwd had. Dit voornemen werd ten uitvoer gebragt by koninklyke giftbrieven van 6 September 1363Ga naar voetnoot(2), doch maekte weinig indruk op de vlaemsche steden, die veel meer genegen waren voor eene verbindtenis met EngelandGa naar voetnoot(3). | |||||||||
[pagina 642]
| |||||||||
De zaek bleef onbeslist, en den 8sten April van het volgend jaer stierf Jan II, latende de wankele kroon van Frankryk aen Karel V, bygenaemd den Wyze, zyn oudsten zoon. Karel V, anders vol van goede hoedanigheden, was op verre na zoo krygszuchtig niet als zyn voorganger. Uit dien hoofde misschien had graef Lodewyk in hem minder trouw, terwyl hy, aen den anderen kant, getuige van de aenhoudende vorderingen des konings van Engeland, meer voordeel moest beginnen te zien in eene vermaegschapping met dezen laetste, waer overigens heel Vlaenderen altyd voor uit was gekomen, en niet ophield hem aen te manen. Evenwel vertrokken er eerlang afgeveerdigden der vlaemsche steden, alsmede eenige grafelyke gezanten, naer DoevereGa naar voetnoot(1), alwaer zy, den 19 October 1364, met Eduards gevolmagtigden eene overeenkomst troffen, luidende dat Lodewyk, om de rust zyns lands te verzekeren, en om het heil en de welvaert zyner onderdanen te bevorderen, na ryp beraed en met toestemming van de geestelykheid, den adel en het volk van | |||||||||
[pagina 643]
| |||||||||
Vlaenderen, besloten had zyne dochter ten huwelyk te geven aen den graef van Cambridge, zullende de echt ingezegend worden te Brugge Dynsdags na Lichtmis naestvolgende, enz. Op zyne beurt belooft en bepaelt de koning inkomsten en erfgoederen aen zynen zoon, verpligt zich om aen den graef eene som van 175,000 francs uit te keeren, en geeft andere blyken van genegenheidGa naar voetnoot(1). Jammer maer, de huwelyksplegtigheden moesten uitgesteld wordenGa naar voetnoot(2), omdat er een pausselyk verlof toe noodig wasGa naar voetnoot(3), en Urbanus V wilde dat niet geven, voor reden bybrengende: hy mogt tot den ondergang van het fransche ryk niet medewerkenGa naar voetnoot(4). Dat koning Karel te Avignon een' stok in 't wiel | |||||||||
[pagina 644]
| |||||||||
gestoken had, spreekt van zelf. En terwyle zyn mededinger daer voortwerkte om het beletsel uit den weg te ruimen, beproefde hy van zynen kant de Vlamingen over te halen. Ten dien einde riep hy de hulp in van onderscheidene belgische vorstenGa naar voetnoot(1); maer zyn voornaemste middel was, dat hy beloofde de steden en kasselryen van Ryssel, Douai en Orchies aen Vlaenderen te zullen wedergeven, indien 's graven dochter zyn' breeder Philip tot echtgenoot namGa naar voetnoot(2). Dit aenbod klonk byzonder gunstig in de ooren der Vlamingen; want zoo moest hun vaderland in zyne oude algeheelheid en magt hersteld worden. Zy begonnen dan te luisteren naer 's konings vleijende tael, maer de graef was dit mael gansch anders gezind, en scheen vast besloten te hebben zyne dochter aen den Engelschman te geven. Hy wilde zelfs Karel niet gaen groeten, toen deze, in 1368, naer Doornik gekomen was om de zaek in persoon en mondelyk af te doen; maer verwyderde zich en ging te Mechelen verblyven, voorgevende dat hy ziek was: dusdanig dat de koning | |||||||||
[pagina 645]
| |||||||||
terug naer Parys keerde zonder iets verrigt te hebbenGa naar voetnoot(1). Doch nu sprong er eindelyk de gravin weduwe, Lodewyks moeder, tusschen. Zy, de dochter van koning Philip den Lange, en dus franschgezind in de ziel, zy begaf zich naer Mechelen om het hoofd van haren zoon te breken. Daer beproefde zy eerst met beden en tranen zyn hert te vermurwen; doch ziende dat hy ongevoelig bleef, ontblootte zy in gramschap haren boezem, toonde hem de borst die hy gezogen had, en verklaerde plegtiglyk dat zy die borst met eigen handen af zou snyden en ze den honden voorwerpen, byaldien hy voortging hare moederlyke stem te verachten: in welk geval hy ook nimmer haer graefschap van Artois bezitten zou, want zy zwoer het te zullen vermaken, al ware het aen een' vreemdelingGa naar voetnoot(2). Aen zulken drang kon de graef niet wederstaen: hy gaf zich over; de onderhandelingen werden her- | |||||||||
[pagina 646]
| |||||||||
nomen; den 12 Mei 1369 stemde Lodewyk de voorwaerden toe; des anderdags wapperde de vlaemsche vlag op de torens van Ryssel, Douai en Orchies, en den 19 Juny werd te Gent het huwelyk voltrokken tusschen Margareet van Male en hertog Philip den StouteGa naar voetnoot(1). Zie daer hoe het beroemde huis van Burgondië in de veertiende eeuw zynen oorsprong nam. Koning Jans jongste zoon, die welligt anders met een onbeduidend leengoed had moeten te vrede zyn, werd, door zynen echt met de erfdochter van Vlaenderen, een der magtigste vorsten van Europa, en legde, ja, voor lateren dag den grondslag der grootheid van het huis van Oostenryk, waer het eerste, na verloop van ruim eene eeuw, in overging, door het huwelyk van Maria van Burgondië met aertshertog Maximiliaen, zoon van keizer Frederik III. Onmiddelyk na de bruiloftfeesten van 1369, vertrokken de jonge echtelieden naer FrankrykGa naar voetnoot(2), | |||||||||
[pagina 647]
| |||||||||
en werden er wel ontvangen van hun koninklyken broeder, die nu het bondgenootschap tusschen Vlaenderen en Engeland voor zoo goed als gebroken aenschouwde, en derhalve zyn doel volkomen meende bereikt te hebbenGa naar voetnoot(1). Hy had geen ongelyk. Want alhoewel de Vlamingen, verre van Eduard te verlaten of zyne vriendschap af te zeggen, met hem in tegendeel nog nieuwe verdragen slotenGa naar voetnoot(2), was het niettemin te voorzien dat zy den engelschen vorst in 't vervolg zoo yverig niet meer bystaen zouden, en dat uit zulk gebrek van hulpveerdigheid van lieverlede verkoeling, afneming van wederzydsch vertrouwen, ja met der tyd misschien verdeeldheid en vyandschap volgen kon, welk alles noodwendig in het voordeel van Frankryk keeren moest. De vrede van Bretigny was niet gemeend, zoo min van de fransche als van de engelsche zydeGa naar voetnoot(3): ook hield hy niet lang stand, en werd plegtiglyk | |||||||||
[pagina 648]
| |||||||||
opgezegd kort na het vlaemsche huwelyk. Alsdan brak de kryg weêr uit, vooral in het zuiden van Frankryk, doch niet met hetzelfde vuer als vroeger. Eduards gezondheid verviel met de jaren; die van zynen zoon den prins van Wallis leed nog meer afbreuk, zoodanig dat deze in 1376 overleed, een jaer voor den vader, die hem den 21 Juny 1377 in 't graf volgde, de kroon overlatende aen een elfjarig kind, Rykaert IIGa naar voetnoot(1), voor lang nog onbekwaem om in het worstelperk te treden, en den roem zyner voorgangers te handhaven. Vlaenderen bleef aldus een geruimen tyd vry van buitenlandschen oorlog. Maer zulk eene langdurige rust, volgende op vele jaren van drukke werkzaemheid, bragt, naest den algemeenen voorspoed en weeldeGa naar voetnoot(2), een verregaend bederf voort, waer ongelukkiglyk de graef zelf het voorbeeld van | |||||||||
[pagina 649]
| |||||||||
gaf. Daer ging nauwelyks een dag voorby zonder feesten, jagtpartyen, steekspelen of andere woelige vermaken, waer de adel, in 's vorsten voetstappen tredende, zyne inkomsten by verkwistte, zyne heiligste pligten by vergat: terwyl de burgery, op hare beurt in de wanorde meêgesleept, insgelyks hare belangen verzuimde en de voorvaderlyke zuinigheid ontleerde. Kortom, geheel de maetschappy raekte, wat de zeden en het burgerlyk leven betreft, in het deerlykste vervalGa naar voetnoot(1), dat den val van 's lands welvaert tot laetste uitkomst hebben moest; want het kwaed brengt altyd zyne straf meê, zoo wel voor de volken als voor de byzondere persoonen. Lodewyk had, in allerlei overdaed, meer dan eens zyne schatkist uitgeput, en zocht die telkens weêr te vullen met nieuwe lasten te leggen op den gemeenen man, ja met hatelyke geldafpersingen, als welke het vlaemsche volk nimmer had willen dulden. Dit gedrag verwekte overal klagten, gemor onder de werklieden, tot dat ten laetste een | |||||||||
[pagina 650]
| |||||||||
gentsch burger, niet langer zwygen kunnende, in 't openbaer zyne stadgenoten aenried de penningen, welke de vorst in 't vervolg nog vragen zou, kortaf te weigerenGa naar voetnoot(1). Deze raed werd goed gevonden en nagekomen; maer wat deed de graef? Gebeten op die van Gent, wendde hy zich thans tot de Bruggelingen, steeds jaloersch van de welvaert der hoofdstad, en gaf hun het regt, mits betaling van zekere som gelds, om hunne ReyGa naar voetnoot(2) zuidoost-waert uit te delven, en naer DeynzeGa naar voetnoot(3) te leiden, alwaer zy een deel van het water der Lei zou opvatten en door dit nieuw kanael naer Brugge voeren. De inwoonders dezer laetste stad sloegen aldra handen aen 't werk; doch hunne onderneming was hoogst schadelyk voor Gent, langs waer tot dan toe al de schepen, met Atrechtsche granen en andere koopwaren over de Lei naer zee komende, hadden moeten hunnen weg nemen, terwyl zy voortaen regt naer Brugge zouden gaen, en de gent- | |||||||||
[pagina 651]
| |||||||||
sche ambachtslieden berooven van de winst welke deze in 't lossen en 't overladen dagelyks vonden. Ook had men hier zoo haest geene weet van hetgeen er te Deynze omging, of half Gent stond in rep en roer: het werkvolk schoolde byeen, schreeuwende op de straten dat men 't zyn brood wilde ontnemen, maer dat het zulks wel zou beletten, en dergelyke oproerige woorden meer. Het was als ten tyde van den vorigen Lodewyk: de menigte, om hare driften bot te vieren, behoefde niet dan een' aenleider in wien zy trouw had, en die stout genoeg ware om zich aen 't hoofd te stellen. Zulke menschen zyn er altyd te vinden. Dit mael was 't zekere Jan Yoens, vroeger deken van het schippers-ambacht en wethouder van Gent, maer die door een magtigen benyder onderkropen en uit zyne bedieningen gestooten zynde, eenen heimelyken wrok tegen den graef voeddeGa naar voetnoot(1), slechts op de gelegenheid wachtende om zyn hart lucht te | |||||||||
[pagina 652]
| |||||||||
gevenGa naar voetnoot(1). Hem ging het volk vragen wat hy meende dat er gedaen moest worden ten einde de stedelyke belangen te waerborgen. - ‘Het werk der Bruggelingen verstooren,’ antwoordde Yoens; ‘maer, voegde hy er by, om daer goed van af te komen, ware het raedzaem de gilde der Witte-KaproenenGa naar voetnoot(2) te herstellenGa naar voetnoot(3), met een kloeken kerel voor hopman.’ Dit was al genoeg gezegd. Des anderdags trok er eene bende wit-gekaproende waeghalzen naer de | |||||||||
[pagina 653]
| |||||||||
kanten van AeltereGa naar voetnoot(1), waer zy de brugsche werklieden aen 't delven vond, en sloeg ze uiteen. Sommigen zelfs, min haestig om de vlugt te nemen, lieten er hun leven. By den terugtogt der Witte-Kaproenen naer hunne stad, was een achterblyver door grafelyke officieren aengehouden en te Eecloo vastgezet geworden; kort daerna werd er nog een andere te Gent zelf in hechtenis gesteld. Doch zulks was olie in 't vuer gegoten; want zonder schepenenvonnis mogt geen burger van zyne vryheid beroofd wordenGa naar voetnoot(2). Ook liep aldra het muitzieke volk naer het huis van 's graven hoogbaljuw, heer Rogier van Outrive, eischende dat hy de beide gevangenen los liete, maer werd met onbeleefdheid, afgewezen, waerdoor de hoofden nog meer aen 't gisten raekten. Nu schaerden zich de altyd wrevelige wevers by de Witte-Kaproenen, en allen te samen gingen klagten doen by de stedelyke overheden. Deze het kwaed voorziende, dat uit des baljuws weigering volgen kon, zonden eenige hunner leden naer Male om den graef te spreken. Zy werden met vriend- | |||||||||
[pagina 654]
| |||||||||
schap ontvangen: Lodewyk beloofde dat hy de twee roervinken in vryheid zou doen stellen, en bevel geven aen de Bruggelingen van hun werk te staken; doch op voorwaerde dat de Witte-Kaproenen te Gent afgeschaft wierdenGa naar voetnoot(1). De afgeveerdigden stemden zulks gewillig toe en deden des vorsten antwoord afkondigen; maer Yoens sprak er tegen: - ‘Myne vrienden, zeide hy aen het volk, hadt gy, in stede van witte kaproenen, roode of zwarte opgezetGa naar voetnoot(2), gy zoudt er zoo ver niet meê gekomen zyn. Maer legt gy ze nu weêr af, gelyk Mynheer van Vlaenderen vereischt, dan geef ik geen' hellerGa naar voetnoot(3) voor alle uwe burgerlyke regten en vryheden. Onthoudt dat ik het u gezegd heb.’ - ‘Hy heeft geen ongelyk, hernam de menigte: laet ons zynen raed volgen.’ Onderrigt van den moedwil der Gentenaers, besloot de graef geweld te gebruiken. Hy gaf last aen zynen baljuw van met twee honderd ruiters in de stad te trekken. Daer zouden de Leliaerts | |||||||||
[pagina 655]
| |||||||||
hem de hand leenen om Yoens, alsmede eenige andere belhamels op te scheppen, en zoo den schrik in het volk te krygen. Aldus was 't afgesproken, ja; maer het ding viel kwalyk uit; want de baljuw had zoo haest den KauterGa naar voetnoot(1) niet bereikt, of hy en de zynen werden aengerand door eene ontelbare menigte, terwyl de Leliaerts hem in den brand lieten. Het gevecht duerde niet lang: de baljuw bleef dood, des vorsten banier werd onder de voeten getrapt, aen flarden gescheurd. Vervolgens liep het gepeupel naer de huizen van die als graefsgezind bekend waren, plunderde ze leeg, of haelde ze op den grond, en joeg de overheden de stad uit, waer het thans ten volle meester wasGa naar voetnoot(2). Dit gebeurde den 5 September 1379. Lodewyk bezat van gramschap zich zelven niet, toen hem dat alles ter ooren kwam, en ademde enkel wraek tegen de moordenaers van zynen stedehouder. Een paer dagen slechts daerna, bevond hy zich voor een gezantschap van gentsche burgers, | |||||||||
[pagina 656]
| |||||||||
die in aller yl naer Male gegaen waren, om zich te ontschuldigen wegens de gepleegde euveldaden, en 's landheers genade af te smeeken voor de ingezetenen hunner stad, die, zeiden zy, grootstendeels onpligtig waren, en de booze aenslagen van eenen hoop kwaedwilligen niet hadden kunnen voorzien noch beletten. Zulks was echter niet letterlyk waer. De gentsche burgery had in 't begin de stoutmoedigheid der Witte-Kaproenen heimelyk toegejuicht, als strekkende tot behoud der stedelyke voorregten; doch nu zag zy dat beter in, en om nog grootere onheilen voor te komen, sprak zy niet meer dan van vrede en van verzoening. Jammer maer, geen van beide maekte Yoens rekening: met den vrede kon hy zynen wrok niet uitwerken, en op verzoening mogt hy zeker voor hem niet hopen. Hy had, ja, welstaenshalve in de bezending naer Male toegestemd; maer nauwelyks waren de afgeveerdigden vertrokken, of hy riep zyne makkers byeen, en zeide: ‘Goede lieden van Gent, gy weet dat wy den graef zyne gal ontstoken hebben, en dat sommigen onzer medeburgers naer Male gegaen zyn om zoete broodjes te bakken. Of zy met vrede of met kryg terug zul- | |||||||||
[pagina 657]
| |||||||||
len komen, is onzeker; maer ik wed tien tegen een dat het op kampen zal uitloopen. Het ware dus best vooraf te beramen hoe wy het in dat geval stellen zullen: daerom komt morgen vroeg met uwe ambachten in het plein van WondelghemGa naar voetnoot(1); wy zullen eens tellen, en zyn wy tamelyk sterk, des te minder zullen wy te vreezen hebbenGa naar voetnoot(2).’ - ‘Wel gezeid’ antwoordde de menigte. Des anderdags, zynde de achtste September, trokken de Witte-Kaproenen met hunne aenhangers de Brugsche-poort uit, en verzamelden in het plein van Wondelghem, waer de graef sedert ettelyke jaren een prachtig kasteel had doen bouwenGa naar voetnoot(3), dienende tot bewaerplaets der hofgewaden, kleinooden en andere kostbaerheden. Zy waren wel tien duizend sterk. - ‘Ons getal is nog zoo klein niet, zei Yoens, en 'k ben er blyde om: valt er iets voor, wy zullen handen hebben om | |||||||||
[pagina 658]
| |||||||||
ons te weren. Maer dewyl wy nu hier zyn, laet ons het kasteel eens gaen bezigtigenGa naar voetnoot(1); men zegt dat Mynheer van Vlaenderen er alles zoo schoon heeft doen inrigten.’ - Dit voorstel werd goedgekeurd, het kasteel bezocht, ja; doch tevens uitgeplonderd, als men raden kan, want de weinige dienaers welke er op dat oogenblik in huisden, waren onbekwaem iets te redden. Het bleef daer nog niet by. Toen de brooddronken menigte met den buit opgetrokken en een eind wegs verwyderd was, zag men bet slot van alle kanten in brand staenGa naar voetnoot(2). - ‘Wat is dat!’ vroeg Yoens met geveinsde verwondering, ‘hoe mag dat vuer zoo op eens aen het huis van onzen geduchten heer gekomen zyn?’ - Eenigen antwoordden: ‘Dit kan niet dan by toeval gebeurd wezen.’ - ‘Is het zoo, hernam de woestaert, dan kunnen wy't niet helpen. Daerenboven acht ik het toch beter, indien het vuer ergens op vallen moest, dat het dan 's graven kasteel verslinde; want dit was | |||||||||
[pagina 659]
| |||||||||
een gevaerlyke buer: de graef kon er krygsvolk in verzamelen en ons van daer grooten overlast aendoenGa naar voetnoot(1).’ De gentsche afgeveerdigden waren nog te Male, wanneer de tyding van Yoens verfoeijelyke daed daer gebragt werd. Zy moesten de eerste bui van Lodewyks woede doorstaen, en meenden er onder dood te blyven; want de vorst sprak van hun allen de hoofden te doen afslaen, ware het niet dat hy hun een vrygeleide had gegeven om naer Male te komen. ‘Maekt u weg, voegde hy er by, en zegt aen uwe muiters van Gent dat zy vrede noch vergiffenis krygen zullen, voor aleer ik al de moordenaers en de brandstichters in de handen zal hebben, om er meê te doen naer mynen zin, te weten hun den kop voor de voelen leggen, tot den laetste toeGa naar voetnoot(2).’ Thans bleef er inderdaed geen middel meer om den twist te vereffenen; doch daer juist was het om gedaen, en het gezag van Yoens werd voortaen te Gent nog grooter, dewyl hy alleen in staet scheen het tegen den graef vol te houden. | |||||||||
[pagina 660]
| |||||||||
Terwyl Lodewyk naer Ryssel week, en 's lands edellieden derwaert riep om met hem de wapens op te vatten, voer Yoens naer Dendermonde, naer Aelst, naer Ninove, naer Deynze, en werd overal even wel onthaeld; want het volk, zonder te onderzoeken van welken kant het regt of het onregt was, koos aenstonds de party van hem die de volkszaek scheen voor te staen. Brugge zelf, waer hy eerlang heen trok met eene bende van 10,000 Witte-Kaproenen, deed hem zyne poorten open, en verbond zich door een plegtig verdrag met de Gentenaers: zoo algemeen was de wederspannigheid in de vlaemsche steden, waer ongelukkiglyk de mindere volksklassen de overhand hadden en niet luisterden dan naer heethoofdige oproerstichters. Van Brugge begaf zich Yoens met zynen aenhang naer Damme. Daer viel hy eensklaps ziek, ten gevolge, wil men, van overdadig brassen, of, als anderen beweren, vergeven door eene vyandlyke hand, en werd op eene rosbaer naer Gent gedragen, maer stierf onder wege, tot groot leed zyner meeste landgenooten, die in hem hun voornaemsten steun meenden verloren te hebbenGa naar voetnoot(1). | |||||||||
[pagina 661]
| |||||||||
Dat de graef deze dood met vreugd vernam, spreekt van zelf; doch zy baette hem niet: het kwaed was reeds te ver gekomen. De Gentenaers kozen haest vier andere hoofdenGa naar voetnoot(1), en trokken naer Kortryk, van daer naer Ieperen, welke twee steden hun aenstonds meêvielen, zoodat nagenoeg heel het land den vorst tot vyand werd. Wat kon Lodewyk aenvangen om zulk een algemeenen opstand te dempen? Te vergeefs deed hy Audenaerde versterken, en zond daer al zynen adel heen, om meester te blyven van de Schelde en, door de stremming des handels waer deze rivier de levensader van was, zyne onderdanen te bedwingen: de Gentenaers gingen de stad belegeren met honderd duizend man, en werden slechts te woedender tegen de edellieden die haer verdedigdenGa naar voetnoot(2). | |||||||||
[pagina 662]
| |||||||||
De graef moest dus water in zynen wyn doen. Op verzoek van vrouw MargareetGa naar voetnoot(1), kwam de hertog van Burgondië naer Doornik, ten einde met de opstandelingen in gesprek te treden. Daer hy vreemd was aen den twist, gelukte het hem werkelyk op het einde van November 1379 een vredeverdrag te sluiten, waerby alle voorregten en vryheden aen de steden verzekerd bleven, met volle kwytschelding tevens van alle gepleegde misdaden, en met belofte dat de graef zyn verblyf in Gent zelf zou houden, tot teeken van ware verzoeningGa naar voetnoot(2). Dit alles werd van Lodewyk toegestemd, bevestigd, en 't beleg van Audenaerde opgebroken; maer het volk had er geene trouw in, en noemde het verdrag den vrede met twee gezigten. En waerlyk, gemeend was de vrede niet: de graef kwam naer Gent, ja; maer met looden beenen en al knorrende. Hy wilde dat de stad eene boet betaelde voor de moord van zynen baljuw; hy wilde dat men hem de belhamels des oproers overleverde, dat de gilde der Witte-Kaproenen afge- | |||||||||
[pagina 663]
| |||||||||
schaft wierde. Met deze en andere eischen ontving hy het eerste bezoek der stedelyke wethouders. Des anderdags begaf hy zich naer de Vrydag-Merkt om aen het volk te spreken, gelyk de schepenen hem geraden hadden; maer hy ontmoette op zynen weg niet dan Witte-Kaproenen. En wanneer hy hooren liet dat zy, of het hun lief of leed was, verdwynen moesten, begon de menigte derwyse te morren, dat Lodewyk vol van spyt en wrevelmoed naer huis keerde, en dry dagen later voor goed de stad verliet, nemende dit mael zyne wyk naer ParysGa naar voetnoot(1). Deze verwydering van den landheer, of liever zyne vlugt, opende de deur tot nieuwe onlusten. Zy borsten eerlang uit, vooral door de roekeloosheid van sommige edellieden, die een aental gentsche schippers op de Lei verrast hebbende, hun, barbaersch genoeg, de oogen uitstaken, de handen afsneden en de ongelukkigen aldus verminkt terug naer de stad drevenGa naar voetnoot(2). Het gerucht liep te Gent dat de graef zelf deze onmenschelykheid geboden had, en zeker is het | |||||||||
[pagina 664]
| |||||||||
dat hy in April 1380 aen de kanten van Ieperen gekomen zynde, eene menigte landbouwers op het veld liet doodslaenGa naar voetnoot(1) en met honderden inwoonders dier stad deed ombrengen. Zulke gruwels moesten natuerlyker wyze de volkswoede al meer en meer ontsteken. Heel Gent vloog in de wapens, nu vooral verbitterd op de edellieden, wier landhuizen en kasteelen, in eenen omtrek van mylen ver, afgebroken, neêrgeblaekt of uitgeplonderd en verwoest werden; want voortaen was 't een ware vernielingskryg tusschen de burgery en de hoogere klassen. De adel, over 't algemeen, spande samen met den graef, en nam van zynen kant de wapens op: nogtans zou hy 't bezwaerlyk uitgehouden hebben tegen de strydbare menigten der steden, indien deze volkomen eensgezind waren gebleven; maer de oude jaloerschheid van Brugge tegen Gent, van het Vrye tegen het overwigt der groote stedenGa naar voetnoot(2), van de mindere kasselryen tegen de meerdere, heimelyk aengehitst door de Leliaerts, bragt verdeeldheid voort en verzwakking aen de | |||||||||
[pagina 665]
| |||||||||
volkszyde: zoodat de Gentenaers nu met andere burgeryen, dan weêr alleen te veld trokken, hier vrienden, daer vyanden aentroffen in de naburige steden, en gansch de zomer doorging met voor- of nadeelige gevechten, waer levens genoeg by verspeeld werden, doch zonder eindelyke uitkomstGa naar voetnoot(1). In de eerste dagen van September ondernam de graef Gent te belegeren, zonder misschien daer al de zwarigheid van in te zien. Trouwens, om deze groote stad, die 80,000 man in 't geweer kon stellenGa naar voetnoot(2), behoorlyk in te sluiten, met afsnyding tevens der rivieren, langs waer zy anders alle levensen krygsbehoeften invoeren kon, was er een ontzaggelyk leger noodig, en dit had Lodewyk aen de hand niet. Ook beproefde hy het te vergeefs. De Gentenaers kregen mondkost in overvloed uit Brabant, uit Henegau, ja uit Luik zelfGa naar voetnoot(3); want al de buitenlandsche steden waren hun genegen, omdat | |||||||||
[pagina 666]
| |||||||||
zy de zaek der vryheid gehouden werden voor te staen: en ondanks het beleg, hielden zy altoos dry of vier poorten open, niet slechts om uit en in te gaen, maer tevens om gewapenderhand naer elders te trekken, waer de graef geene toereikende krygsmagt gesteld had. Zoo veroverden zy nog Dendermonde, Aelst, Ninove en Geertsbergen, zonder te spreken van dorpen en kasteelen die voor en na hun in de handen vielenGa naar voetnoot(1). Na tien weken verloren arbeids deed of ontving de graef voorstellen, en maekte vrede met de Gentenaers den elfden dag van November. Zoo hiet het ten minste; doch 't was slechts eene wapenschorsing om de wintermaenden te laten voorbygaen, want reeds in Maert 1381 lag alles weêr overhoop: de een beschuldigde den ander van inbreuk op de voorwaerden, en de worsteling werd hernomen met meer drift dan te voren. Vyf groote krygsbenden trokken te gelyk de stad uit, zich rigtende naer verschillende streken, als wilden zy toonen dat Gent alleen sterk genoeg was om gansch Vlaenderen te overheeren. Zulke verregaende stoutmoedig- | |||||||||
[pagina 667]
| |||||||||
heid had echter kwade gevolgen; want terwyl de eenen in de Vier-Ambachten en het land van Waes voordeel haelden, werden anderen te NeveleGa naar voetnoot(1) en elders deerlyk geslagen, zoodanig dat, over het geheel, de zomer van 1381 voor de Gentenaers ongunstig afliep. De graef was nagenoeg meester geworden van al de vlaemsche steden: zyn krygsplan bestond nu in Gent best mogelyk af te zonderen; en niet alleen bragt hy 't zoo ver dat de rebellen uit de omstreek geenen voorraed meer konden trekken, maer zelfs dat de naburige vorsten aen hunne onderdanen verboden langer nog levensmiddelen derwaerts te zenden. Dit verbod werd wel niet strengelyk nagekomen door de inwoonders van Henegau en van Zeeland; doch niettemin raekten de Gentenaers allengskens in 't nauw, zoodanig dat de honger hen begon te prangen, waer dan al mede bewegingen onder het volk uit voortsproten, en inwendige twisten, en bloedige vyandschappen. In die akelige omstandigheden werden zy te rade om, even als in vorige tyden, eenen algemeenen hoofdman of be- | |||||||||
[pagina 668]
| |||||||||
velvoerder aen te stellen, en wierpen het oog op Philip van Artevelde, den eigen zoon des beroemden Jakobs en, als hy, een man van groote bekwaemheid. Philip, na eenige aerzeling, aenveerdde den hem opgedragen last en, gelyk zyn vader gedaen had, maekte hy zyn eerste werk van de orde in de stad te herstellen, door strenge wetten voor te schryvenGa naar voetnoot(1), nieuwe dekens te noemen, en bezigheid te geven aen de ambachtslieden. Doch zulks was niet genoeg: daer moest ook gezorgd worden voor nooddruft. Ten dien einde zond hy, in February 1382, zekeren Mathys Coolman met schepen naer Zeeland, terwyl een andere burger, Frans Ackerman, aen het hoofd eener talryke bendeGa naar voetnoot(2), afgevaerdigd werd om in Brabant en Luikerland onderstand te gaen zoeken. By de Luikenaers voeren zy best: deze schonken hun zes honderd karren, geladen met proviand, terwyl de bisschopGa naar voetnoot(3) | |||||||||
[pagina 669]
| |||||||||
bovendien beloofde dat hy een goed woord by den graef zou doen om hun den vrede te verschaffen. Gelyke belofte kregen zy te Brussel van vrouw JoannaGa naar voetnoot(1), naest ook al eenige zakken meel, weshalve zy bly te moede naer Gent terugkeerden, ja en met uitgelaten vreugd van het volk ontvangen werden, dat scheel zag van den hongerGa naar voetnoot(2). 't Is waer, met de aengebragte levensmiddelen konden de arme Gentenaers hunnen nood niet lang rekken; doch de hertogin van Brabant, de bisschop van Luik en de graef van HenegauGa naar voetnoot(3) hielden hun woord, zendende, in den loop van April, eenige raedslieden naer Doornik, om met den graef over vrede te handelen. Artevelde vertrok ook derwaerts met elf andere afgeveerdigden der gemeente, bereid om veel, zeer veel toe te geven; maer Lodewyk, wetende hoe zeer Gent in de pers zat, en hebbende reeds maetregelen genomen om het op | |||||||||
[pagina 670]
| |||||||||
nieuw aen te randen, wilde Brugge niet verlaten, waer hy voor 't oogenblik zyn verblyf had, en juist zyne moeder kwam te verliezenGa naar voetnoot(1). Hy zond dan naer Doornik een paer vlaemsche edellieden met den proost van Harlebeke om aen de vertegenwoordigers der pas gemelde vorsten te boodschappen, dat er den Gentenaren geene andere voorwaerde vergund werd, dan zich op genade en ongenade over te geven, en zoo veel als zy waren, mans en vrouwen, van vyftien tot zestig jaren, in hun hemd, met de strop om den hals, blootshoofds en blootsvoets half wege Brugge op hun knien te komen vergiffenis vragen, zullende hy alsdan hun zynen verderen wil bekend makenGa naar voetnoot(2). Dat ging te ver. Artevelde, wat ook de vorstelyke gezanten hem aenmaenden om het hoofd in den schoot te leggen, kon of mogt zulke eischen niet toestemmen, maer keerde naer Gent. Daegs na zyne aenkomst vergaderde hy het volk, en rekenschap gedaen hebbende van zyne zending, liet hy 't kiezen van dry dingen een: - of wel van de poor- | |||||||||
[pagina 671]
| |||||||||
ten der stad te sluiten en de dood af te wachten; - of wel van in den voorgeschreven toestel zich aen 's landheers voeten te gaen werpen en trachten zyn hart te vermurwen; - of wel van met vyf, zes duizend der kloeksten en bestgewapenden naer Brugge te trekken, en nog eens de krygskans te wagenGa naar voetnoot(1). De fiere Gentenaers, als men raden kan, hielden zich aen het laetste voorstel, liever hebbende te sneven met de kling in de vuist, dan de schande te verzwelgen die men hun opleggen wilde, of van honger te sterven als weerloos vee. Den 2den Mei waren zy gereed. Ongeveer vyf duizend gekozen mannen trokken de stad uit, naer Brugge heen, dat zy des anderdags genaekten, terwyl de inwoonders bezig waren het feest van H. Kruis-Vinding te vieren. Graef Lodewyk lachte er meê, toen men hem zeide: ‘De Gentenaers zyn daer.’ - ‘Ei! riep hy uit, wat dolligheid van zoo vrywillig in de val te loopen! Nu zullen wy kort regt maken met de Witte-Kaproenen: daer zal niet een van naer huis keeren.’ - Hy wilde de plegtigheid niet stoorenGa naar voetnoot(2), en liet zelfs de burgery gerust het | |||||||||
[pagina 672]
| |||||||||
noenmael nemen. Eerst tegen den avond trok hy uit aen het hoofd van 800 mannen van wapenen, voorgegaen door eene ontelbare menigte gemeene ambachtslieden, die al een' beker te veel geledigd en het hoofd ligt hadden, derhalve zonder orde of regel te werk gingen, wat overigens onverschillig scheen, want men meende den vyand in eens te omringen en gevangen te nemen. Doch het viel geheel anders uit: op de eerste losbranding van het gentsch geschut raekten de Bruggelingen in de war en zagen rugwaert, niet om steun in de ridderschap, maer om den weg naer de stad te vinden, dien zy dan ook aenstonds insloegen, zoo bedeesd, zoo uitzinnig, dat zy de edele ruiters overrompelden en in den aftogt meêsleepten. Kort, het ding was verloren, verloren zonder redding of herstel; want de zegevierende Gentenaers drongen, tusschen de vlugtelingen in, de poorten binnen, tot op de markt zelf, waer de gewapende volders, wevers, smeden en andere ambachtslieden, oogenblikkelyk de huik naer den wind keerende, de | |||||||||
[pagina 673]
| |||||||||
overwinnaers met vreugdgeschal verwelkomden. De graef, dien men op de hielen zat, ging in Artevelds handen vallen, want deze herkende hem aen de fakkels waer hy van omringd was; maer de vorst deed ze uitblazen, pakte zich weg in het huis eener arme weduwe, en kroop onder 't bed, waer hy gelukkiglyk niet ontdekt werd: anders zou men hem, - geen kwaed gedaen hebben, neen; - maer naer Gent gevoerd, om te vragen of hy nog altyd aen den knieval van half weg Brugge hield, dan of hy thans redelyker voorwaerden wilde toestemmen. In het holle des nachts verliet Lodewyk zyn' schuilhoek, schoot een werkmans wambuis aen, raekte de vesten over in een visschers-boot, en kocht op het land een boeren-peerd, waermede hy, zonder zadel of sporen, behouden te Ryssel aenkwamGa naar voetnoot(1). Welk een ommekeer! Nu moesten de Gentenaers geenen honger meer lyden: neen, de overvloed werd hun door Artevelde naest de victorie meêgebragt, en welhaest hadden zy al de steden van Vlaenderen op hunne zyde, Audenaerde bykans | |||||||||
[pagina 674]
| |||||||||
alleen uitgezonderd, waer de adel zich vereenigde om het te bezetten, en dat dan ook aldra belegerd werdGa naar voetnoot(1). Graef Lodewyk, na te Ryssel zyne eerste ontsteltenis te hebben laten overgaen, vervoegde zich tot zynen schoonzoon, den hertog van Burgondië, om diens hulp in te roepen. Philip de Stoute had niet weinig belang in de onderwerping van Vlaenderen, dat alhaest het erfdeel zyner gemalin stond te worden; maer hy was overlast met de zaken van Frankryk, waer zyn neef, de twaelfjarige Karel VI, op het einde van 1380 den troon beklommen had, te midden van groote moeijelykheden. In het najaer echter van 1382 scheen de openbare rust genoegzaem verzekerd, weshalve de hertog het eerste gunstig oogenblik waernam om zyn koninklyken neef aen te manen tot eenen veldtogt naer Vlaen- | |||||||||
[pagina 675]
| |||||||||
deren. De jonge Karel kwam er aenstonds voor uit; de adel werd opgeroepen, die insgelyks goeden wil toonde en ongemeen talryk was: zoodanig dat, met de huerlingen, de vrywilligers van onderscheidene streken, en de krygsbenden door graef Lodewyk aengebragt, het fransche leger tot 80,000 man klom, bykans allen afgerigte stryders en welgewapende ruitery, want de stedelyke voetknechten waren niet toegelaten geworden, uit vrees van afvalGa naar voetnoot(1). Dit ontzaggelyk heir kwam langs Atrecht en Lens naer Ryssel, raekte te Coomene met veel moeite de Lei over, en nam Ieperen in, links en regts de afgrysselykste verwoesting stichtende. Het inzigt der Franschen was Brugge te bereiken, waerschynlyk om van daer naer Gent te trekken; doch zulks had groote zwarigheid in, en misschien zou Artevelde beter gedaen hebben met den vyand aen den zeekant te laten uitwoeden, tot hem eerlang de koude en de regens naer huis joegen; maer neen, hy wilde hem den pas afsnyden, trok in tyds met zyne volksbenden naer West-Vlaenderen en ging post nemen | |||||||||
[pagina 676]
| |||||||||
te RoosebekeGa naar voetnoot(1) aen de baen zelf die naer Brugge leidde, leunende regts op Dixmude, links op Rousselare en gerugsteund door Thourout. Hadde hy daer nu de Franschen afgewacht, het standpunt, eene vry uitgestrekte hoogte, hier en ginds met hout bewassen en aen den onderkant doorsneden van eenen waterloop, was goed gekozen tot krachtdadige verwering. Maer Artevelde kon zynen drift niet intoomen, verzekerd zynde dat hy met 40 à 50,000 man, als by hem waren, de overwinning behalen moest. Hy vermaende zelfs zyne krygsgenooten niemand te sparen dan den koning alleen: - ‘Karel, zeide hy, is nog een kind; hy weet niet wat hy doet, en gaet waer men hem dryft: wy zullen hem naer Gent leiden en hem Vlaemsch leerenGa naar voetnoot(2).’ In zulk vermetel betrouwen, ruimde hy den 26 November zyn kamp, trok den vyand te gemoet, en leverde des anderdags slag, met vuer genoeg, ja, doch zonder eenigen overleg; want terwyl zyne benden in 't midden de Franschen met | |||||||||
[pagina 677]
| |||||||||
den eersten schok aen 't deinzen bragten, werden zy links en regts door de ruitery overstelpt, en op minder dan een uer was 't pleit verlorenGa naar voetnoot(1). De helft der Vlamingen werden geslagt, de anderen ontkwamen het door de vlugt: onder de dooden was Artevelde zelf, wiens lyk de koning aen eenen boom deed ophangen. De Gentenaers hadden te Roosebeke byzonder veel manschap gelaten; maer toch gaven zy 't niet op. Zy riepen haestig het krygsvolk terug dat sedert meer dan zes maenden aen 't beleg van Audenaerde werkte, en schonken het burgerregt aen alle ban- en vlugtelingen die met hen wilden heulen: zoodat zy aldra in staet waren om op nieuw in 't worstelperk te treden, voortaen onder het beleid van Frans Ackerman, Artevelds plaetsvervanger. De Franschen dorsten Gent niet aentasten; daerentegen legden zy Kortryk in kolen, om de nederlaeg van 1302 te wreken. Hierop keerde de | |||||||||
[pagina 678]
| |||||||||
koning naer Parys, latende een groot deel van zyn leger in Vlaenderen, waer gedurende den winter en heel het volgend jaer nog aenhoudend gevochten werd, tot oneindige schade van het land en diens inwoonders. Dit mael kwamen de Engelschen er nog by die, ja, hier de Gentenaers hielpen, doch ginds tegen de Bruggelingen en den graef ten stryd trokken, later Ieperen gingen belegerenGa naar voetnoot(1), steden en dorpen aen de Franschen ontrukten, andere kwyt geraekten, volgens dat de krygskans meê- of tegensloeg, maer in alle geval kwaed deden of lieten doen, dusdanig dat Vlaenderen, mag men zeggen, zoo veel te lyden had van zyne vrienden als van zyne vyanden. Tegen het einde des zomers werd er gesproken van vrede tusschen Frankryk en Engeland. Graef Lodewyk was daer voor, in de hoop dat de Vlamingen, beroofd van den onderstand hunner overzeesche naburen, gemakkelyker zouden te temmen zyn; doch die hoop verviel door het bestand dat | |||||||||
[pagina 679]
| |||||||||
later gesloten werdGa naar voetnoot(1) en waer de Gentenaers met hunne aenhangers in begrepen waren. De vorst, 't is waer, beleefde dien uitslag niet; want hy stierf, te Sint-Omer, den 9sten January 1384Ga naar voetnoot(2), na alles uit der herte aen die van Gent vergeven, en zynen schoonzoon ernstig vermaend te hebben om geene moeite te sparen tot de herstelling van den vrede in VlaenderenGa naar voetnoot(3). |
|