Vaderlandsche historie. Deel 4
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 580]
| |
Zeventiende hoofdstuk.vervolg. | |
1328-1346.Gelyktydige koningen van Frankryk.
Philip VI, van Valois.
Had Philip de Schoone, toen hy in 1298, enkel om Vlaenderen te verdrukken, zyne dochter ten huwelyk gaf aen den prins van WallisGa naar voetnoot(1), kunnen voorzien hoe zuer die verfoeijelyke staetkunde zyne opvolgers en zyne natie op zou breken, hy zou zich | |
[pagina 581]
| |
wel gewacht hebben zyne onbillyke plannen uit te voeren, en het zaed te strooijen van meer dan honderdjarige rampenGa naar voetnoot(1). Maer hy rekende op zyne vier zonenGa naar voetnoot(2), en dacht niet eens dat deze allen vroegtydig en zonder mannelyke oiren konden sterven, noch dat, door hunne zuster, de koningen van Engeland later aenspraek zouden kunnen maken op den troon van Frankryk. Dit is nogtans wat gebeurde. Zoo haest Karel IV, Philips jongste zoon, overleden wasGa naar voetnoot(3), verschenen er te Parys engelsche gezanten, om het regentschap des ryks, en, indien de koningin eene dochter baerde, de kroon zelf te vragen voor hun' meester Eduard III, als zusterskind en naesten bloedverwant van den aflyvige. De fransche baronnen, aen zulke vraeg zich verwachtende, en geenszins genegen om onder engelsche heerschappy te staen, hadden over de zaek reeds raed geslagen. Hun antwoord was gereed: het | |
[pagina 582]
| |
luidde, dat Eduards moeder Isabelle door haer geslacht van de regering uitgesloten was, en dat, waer de moeder geen regt had, de zoon ook geen hebben konGa naar voetnoot(1). Hiermede hadden zy tevens het punt der troonsopvolging zoo goed als beslist, en mogten de engelsche gezanten naer huis keeren. Koning Eduard was nog te jong om zelf besluiten te nemenGa naar voetnoot(2): ook liet hy zich voor 't oogenblik het antwoord der fransche baronnen welgevallen, en kwam zelfs het volgend jaer naer Amiens om Philip van Valois hulde te doen voor het hertogdom van Guienne; maer in 1335 veranderde hy geheel van gedachten, vooral door de inblazingen van zekeren Robrecht van Artois, Philips gezworen vyandGa naar voetnoot(3), die Eduard | |
[pagina 583]
| |
opdrong dat de kroon van Frankryk hem toekwam, en aenspoorde om zyn erfregt met de wapens in te vorderen. Dit voornemen stond dan ook aldra vast; maer om het uit te voeren, had Eduard bondgenooten noodig op het vaste land, en wel in de nabyheid van Frankryk, welks verovering voortaen het eenigste doel moest worden van al zyn streven. Gelukkiglyk kostte het hem niet veel moeite medehelpers te vinden. Hy had eene dochter getrouwd van Willem I, graef van Henegau, Holland en ZeelandGa naar voetnoot(1); hertog Jan III van Brabant was de zoon van Eduards moeiGa naar voetnoot(2), en de graven beide van GelderGa naar voetnoot(3) en van GulikGa naar voetnoot(4) waren zyne eigen zwagers. | |
[pagina 584]
| |
Allen beloofden hem onderstand, en naest hen nog vele andere ryksvorsten en heeren, die in zynen dienst traden tegen ontvangst of belofte van zekere sommen geldsGa naar voetnoot(1). Men ziet dat Eduard op krachtdadige hulp rekenen mogt; doch hetgeen waer hy den meesten prys aen hechtte was het bondgenootschap van Vlaenderen. De Vlamingen hadden, vooral in de laetste jaren, proeven gegeven van hunne weêrgalooze dapperheid; hun land daerenboven bood alle gemak aen voor de ontscheping van engelsche troepen en den overvoer van krygsbehoeften; eindelyk door de vlaemsche havens bleef de koning in gemeenschap met zyn ryk, kunnende hy op éénen dag over en weêr gaen. Daer was hem derhalve byzonder veel aen gelegen dat hy eenen vasten voet in het graefschap hadde. Ja, maer Vlaenderen bevond zich op dat oogenblik in een akeligen toestand: en het is hier dat de strydigheid tusschen de belangen | |
[pagina 585]
| |
van vorst en volk byzonderlyk uitborst. De graef was aen Frankryk gebonden door de betrekkingen van bloedverwantschap, door de twee groote leenen welke hy daer bezat, door de eeden die hy meer dan eens vernieuwd had, en zelfs door de pligt van dankbaerheid voor het herstel van zyn gezag, aen Philips hulp geheel te wyten. Zyne onderdanen, in tegendeel, behalve hunnen ouden en als 't ware aengeboren wrok tegen de fransche koningen, konden de vriendschap van Eduard niet ontberen. Hunne lakenwevery bloeide toen ter tyd meer dan ooit, en bragt schatten van geld in het land; maer bykans al de wol, daer toe noodig, kwam van Engeland: ontbrak die, zoo was hunne voornaemste nyverheid den bodem ingeslagen. Zulks beproefden zy reeds; want de koning had, van in October 1336, den uitvoer der vachten naer Vlaenderen verbodenGa naar voetnoot(1). Van dat oogenblik stonden de fabryken stil en de steden krioelden van bedelaersGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 586]
| |
Hoe daer uit of door geraekt? De moeijelykheid was des te grooter, omdat de afgeveerdigden der vlaemsche steden, het jaer te voren naer AvignonGa naar voetnoot(1) geroepen zyndeGa naar voetnoot(2), aldaer in de handen van paus Benedictus XII trouw aen den koning van Frankryk gezworen hadden, met belofte van, indien zy daeraen te kort bleven, een miljoen guldens boet te betalenGa naar voetnoot(3). Zy zaten dus vast aen dien kant, zonder te spreken van de kerkelyke straffen die het land te wachten had in geval van eedbreuk. Daerenboven waren Lodewyks onderdanen hem dienst verschuldigd tegen allen vreemden vyand die Vlaenderen aen zou randen, en moesten dus den Engelschman zelf bevechten, indien hy, tegen den graef zynen dank, hier krygsvolk wilde aen land zetten. Zulks viel reeds voor in November 1336, wanneer Eduard met eene vloot van ongeveer 300 sche- | |
[pagina 587]
| |
pen de vlaemsche kusten naderde en CatzantGa naar voetnoot(1) overviel. De graef zond er een leger naer toe, om zyn grondgebied te verdedigen; maer het werd verslagen. Daer echter de Engelschen geenen steun in Lodewyks onderdanen vonden, vergenoegden zy zich met het eiland uit te plonderen en staken weêr over naer huisGa naar voetnoot(2). Zoo moesten de Vlamingen tegen hunne natuerlyke bondgenooten ten stryd trekken, iets wat niet uit te houden was, want 's lands ondergang moest er het noodwendig gevolg van wezen. Geen wonder dus dat er al haest in de steden gesproken werd van overeenkomst met Engeland, als eenigste middel om de algemeene armoede te verhoeden. Een gentsch burger, heer Zeger van KortrykGa naar voetnoot(3), | |
[pagina 588]
| |
die sedert veertig jaren zyn land en zyne vorsten trouw gediend had, en daerom van ieder hoog geëerd en bemind werd, was een der eersten om het herstel der handelsbetrekkingen met Engeland voor te staen. Ten dien einde had hy in 1337 te Gent gesprekken met afgeveerdigden van koning Eduard, die van zynen kant daer even genegen toe wasGa naar voetnoot(1). Maer zoo haest de graef kennis kreeg van deze byzondere poogingen, deed hy den edelen gryzaert vast zetten in het slot van Rupelmonde, hem valschelyk te last leggende dat hy met 's lands vyand geheuld hadGa naar voetnoot(2). Te vergeefs zonden die van Gent en van andere steden tot den graef om huns medeburgers vrystelling af te smeeken; te vergeefs zelfs bewogen zy den hertog van Brabant en den graef van Henegau tot tusschenspraek in zyn voordeel: Lodewyk bleef halsstarrig, willende van geen | |
[pagina 589]
| |
[l]os laten hoorenGa naar voetnoot(1). Daer moesten krachtiger middelen aengewend worden, om den landheer tot reden te brengen; want zoo blyven kon het niet. Te Gent woonde een andere burger, mede in bezit van de algemeene achting, en grooten invloed hebbende op zyne medeburgers, wier belangen hem nauw aen het hert lagen. Het was Jakob van ArteveldeGa naar voetnoot(2), geboren omstreeks 1285Ga naar voetnoot(3) uit een adelyk geslachtGa naar voetnoot(4), en deken van het brouwers-ambachtGa naar voetnoot(5), een man van veel doorzigt, standvastig in | |
[pagina 590]
| |
zyne voornemens, en welsprekend voor groot en klein. Op het einde van December 1337 kwamen eenige ingezetenen hem raedplegen, vragende of er dan niets te doen was om in den nood der werkende klas te voorzien. ‘Komt overmorgen byeen op het plein van de BylokeGa naar voetnoot(1), antwoordde Artevelde, ik zal u myn gedacht zeggen.’ Op de bestemde plaets en dag verschenen er duizende menschen. Artevelde toonde hun in weinige woorden dat niemand de Vlamingen beletten kon met den Engelschman te verdragen, ten einde 's lands voorspoed te herstellen, doch zonder party te nemen in den twist tusschen de twee koningen. Op dien voet oordeelde hy dat er mogelykheid was om met beide vrede te houdenGa naar voetnoot(2). Dit voorstel verwierf de algemeene goedkeuring; maer dewyl het juist niet zeker scheen dat alles vreedzaem af zoo loopen, vond men geraden het oude burgerlyk krygswezen in te rigtenGa naar voetnoot(3) om, | |
[pagina 591]
| |
des noods, in staet te zyn geweld met geweld te keeren. Den 3den January 1338 vergaderde het volk in zyne parochiënGa naar voetnoot(1), en koos vier hoofdmannen of kapiteins. Artevelde werd met eenparige stemmen aengesteld tot kapitein van Sint-Jans parochie, in welke hoedanigheid hem het opperbewind in handen kwam. Daer maekte hy aenstonds gebruik van om maetregelen van inwendige orde te doen nemen, opdat de graef geen reden zou hebben van klagen of van ergens tusschen te komenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 592]
| |
Alsdan ging men verder. Den 1sten February 1338 vertrokken er twee schepenen naer koning Eduards gevolmagtigde, den graef van Gelder, die zich destyds te Leuven ophield, en troffen met hem een voorloopig akkoord, waerby het den Gentenaers toegelaten werd engelsche wol te gaen koopen te DordrechtGa naar voetnoot(1), gelyk zy dan ook zoo haestig deden dat, eer de volgende maend ten eind was, de lakenwevery in de hoofdstad des graefschaps herleefde, tot oneindige vreugd van het gentsche volk, ja en van heel Vlaenderen; want nu erkenden al de steden dat Artevelde het goed voorhad en schonken hem haer volle vertrouwenGa naar voetnoot(2). Nieuwe gezantschappen begaven zich vervolgens naer Leuven, om de gunst, aen die van Gent bewezen, uit te breiden en gemeen te maken voor al de landzatenGa naar voetnoot(3). De graef zag met spytige oogen dat zyne onder- | |
[pagina 593]
| |
danen hem ontglipten, maer had geen middelen om ze tegen te houden. Te vergeefs deed hy den kerkelyken ban tegen de Gentenaers uitspreken: zy beriepen zich op den Paus, en droegen zich 't vonnis weinig aenGa naar voetnoot(1); doch weldra kwam koning Philip met andere wapens af. Op Paesch-avond zag men van op Sint-Nicolaes toren eenige fransche ruiters naby de stadsmuren rondzwerven, en tevens kreeg men de tyding dat er een talryk leger van Franschen te Doornik was, gereed om naer Gent te komen. Daer werd niet op geslapen: oogenblikkelyk begon RoelantGa naar voetnoot(2) te stormen, het volk liep in 't geweer, en heel de stad bereidde zich tot kloekmoedigen wederstand. Of het gerucht diens yvers den koning ter ooren kwam en hem verschrikte, wordt niet gezegd; maer daer verstreken tien dagen eer hy nog iets verrigte, en Artevelde nam dien tyd te baet om de brug van Deynze, langs waer de Franschen verwacht werden, te doen afbreken. Daermeê hield | |
[pagina 594]
| |
alle vrees te Gent op. Al haest had de burgery nog meer reden om zich te verheugen over hare standvastigheid. Philip wilde zyne magt niet breken in eenen kryg met Vlaenderen: daerom stemde hy toe in de handelsverdragen welke de vlaemsche steden tot dus verre met de Engelschen gesloten hadden, of in 't vervolg, 't zy met hen 't zy met anderen, sluiten zouden. Hy eischte niet eens dat de burgeryen hem met de wapens zouden bystaenGa naar voetnoot(1), maer was te vrede met hunne onzydigheid, mits zy dan ook koning Eduard geene hulp gaven, noch hunne havens openden voor vyandlyke schepen of krygsvolkGa naar voetnoot(2). Graef Lodewyk, van zynen kant, bekrachtigde dit alles, en verscheen kort daerna te Gent, met den lach op de lippen; want nu was 't vrede tusschen hem en zyne onderdanen, die hem | |
[pagina 595]
| |
op nieuw eerbied, gehoorzaemheid en trouw beloofden, gelyk op den heugelyken dag van zyne eerste inkomstGa naar voetnoot(1). Dit gebeurde in 't begin van Mei 1338: voor het einde, hadden al de steden des graefschaps dezelfde beloften gedaenGa naar voetnoot(2). Aldus triomfeerde Artevelds wyze staetkunde. Ten einde zyn werk te verzekeren, had hy, reeds van in de maend April, een bondgenootschap weten tot stand te brengen tusschen de dry hoofdsteden Gent, Brugge en Ieperen welke, in haren eigen naem, zoo wel als in den naem der kasselryen waer zy deel van maekten, ieder dry afgeveerdigden kozen om een bestendigen Raed uit te maken, gelast een waekzaem oog te houden over het algemeen bestier des landsGa naar voetnoot(3). Met even gunstigen uitslag hernamen de steden, thans gesteund door den landheer zelf, de vroegere onderhandelingen by den graef van Gelder die, in | |
[pagina 596]
| |
koning Eduards naem, den 10 Juny te Antwerpen een plegtig verdrag teekende, waerby alle vryheid van bedryf tusschen Vlaenderen en Engeland toegestemd en bevestigd werd, met erkentenis tevens der onzydigheid van Lodewyks onderdanen in den kryg dien beide vorsten gingen aenvangenGa naar voetnoot(1). Den 16 July vertrok Eduard uit Engeland, met eene ontzaggelyke vloot, naer Antwerpen, om zyne bondgenooten te raedplegen en vervolgens de hand aen 't werk te slaen. Deze konden zoo haest geen besluit nemen. De hertog van Brabant dorst den oorlog niet voeren tegen Frankryk, zonder door den keizerGa naar voetnoot(2) daertoe gemagtigd te zyn. Andere duitsche leenmannen verschoonden zich met dezelfde reden, weshalve Eduard genoodzaekt was zich tot den keizer zelf te vervoegen, dien hy wist eerlang te Coblenz een' ryksdag te moeten houden. Lodewyk van Beijeren, sedert lang verbitterd op den franschen koningGa naar voetnoot(3) en daerentegen bevriend | |
[pagina 597]
| |
met dien van EngelandGa naar voetnoot(1), stelde dezen laetste aen tot Stedehouder des ryksGa naar voetnoot(2) voor al de landen van over den Neder-Rhyn, met last aen de vorsten en heeren dier streken van hem te dienen als den keizer zelfGa naar voetnoot(3). Nu kon Eduard gebieden; maer de zomer was te ver gevorderdGa naar voetnoot(4) om nog eenen veldtogt te beginnen, weshalve hy zyne bondgenooten vermaende dat zy het volgend jaer, dry weken na Sint-Jan, zich te bevinden hadden voor de stad van Kameryk, welke Philip aen het ryk had ontweldigdGa naar voetnoot(5). Vóór het einde van July 1339 was de engelsche vorst te VilvoordenGa naar voetnoot(6) met 1600 welgewapende ruiters en 10,000 voetknechten; maer de duitsche heeren lieten hem wachten. De hertog van Brabant | |
[pagina 598]
| |
zelf, half omgehaeld door de Franschen, toonde niet veel zin voor dezen krygGa naar voetnoot(1). Hierdoor verloor men weder tyd, en 't was meer dan half September toen het leger van uit Valencyn naer Kameryk trok, dat sterk bezet was. Een beleg moest dan van langen duer zyn. Het werd wel aengevangen, doch niet ernstig: ook kwam het nergens tot een algemeen treffen, zoo min voor de stad als in het veld, omdat Philip, die den onwil van Eduards bondgenooten kende, voorzag dat zyn tegenstrever het niet lang uit zou houden. Inderdaed, de duitsche heeren spraken al haest van naer huis gaen, dwingende aldus den Engelschman om onverrigter zake Frankryk te ruimen, gelyk hy deed tegen het eind van OctoberGa naar voetnoot(2). Het bleek zoo klaer als de dag dat Eduard andere hulp behoefde. Hy had reeds, het jaer te voren, | |
[pagina 599]
| |
de Vlamingen getokkeld, hebbende den graef van Gelder uitdrukkelyk last gegeven om een huwelyk voor te slaenGa naar voetnoot(1) tusschen zyne dochter Isabelle en den jongen Lodewyk van MaleGa naar voetnoot(2): zelfs ja was er spraek geweest van den stapel der engelsche wol in Vlaenderen te herstellenGa naar voetnoot(3), indien de landzaten van hunne onzydigheid wilden afzienGa naar voetnoot(4). 't Is waer, deze voorstellen, hoe vleijend ook, hadden geenen ingang gevonden by een volk dat gewoon was zyn woord te houden; maer sedert had koning Philip en mede graef Lodewyk zoo veel bewyzen gegeven van kwade inzigtenGa naar voetnoot(5), dat des laetsten onderdanen al meer en meer naer de zyde van Eduard begonnen over te hellen. Wat gebeurt er? | |
[pagina 600]
| |
Kort na zyne wederkomst uit Frankryk, beriep de engelsche vorst Artevelde en de afgeveerdigden der vlaemsche steden naer Brussel, alwaer hy met zyne bondgenooten raed moest houden wegens het voortzetten van den kryg. Daertoe was haest geen mogelykheid, ten ware de Vlamingen besloten om Eduards party te kiezen en hem ter hand te staen, iets waer zy lust genoeg voor hadden, byaldien zy niet waren gebonden geweest door hunne beloften, en door den eed, gedaen aen den Paus, van nimmer de wapens te zullen voeren tegen den koning van Frankryk. Doch wie was nu eigentlyk koning van Frankryk? Eduard droeg dien titel sedert meer dan twee jaerGa naar voetnoot(1), en dat zyn regt tot den franschen troon zekeren grond had, is niet te loochenen. Artevelde ried hem dan daer op aen te dringen by de Vlamingen, welke, als zy hem erkenden voor den wettigen erfgenaem van den laetsten koning, in alle geval zich ontschuldigen konden met te zeggen dat, wyl er twee vorsten waren die op denzelfden | |
[pagina 601]
| |
titel van koning aenspraek maekten, zy hunnen eed niet geschonden hadden met een' van beide te dienen, volgens dat hun billykst voorkwamGa naar voetnoot(1). Daer haperde wel iets aen; maer evenwel Eduard begon op dien grond te werken en, Artevelde meê hebbende, haelde hy 't er door. In stede van, volgens zyn eerste voornemen, naer Engeland te vertrekken, begaf hy zich naer Antwerpen, van waer hy den 13 November gezanten naer Vlaenderen rigtte, om met de steden een eeuwigdurend verbond te sluiten. Zy mogten in 's konings naem onder anderen beloven dat het vlaemsche volk zyne oude regten en vryheden, mitsgaders al de steden, kasteelen en landen, vroeger tot het graefschap behoord hebbende, maer sedert eenige jaren daer van afgescheiden, zou wederkrygen, enz.Ga naar voetnoot(2). De voorwaerde van Eduards erfregt op de fransche kroon door de Vlamingen te doen bystemmen, wordt in 's vorsten lastbrieven niet uitdrukkelyk geeischt; maer zyne afgeveerdigden moeten zulks | |
[pagina 602]
| |
by monde besproken hebben, als op te maken is uit de plegtige Acte waerby, in January 1340, de vlaemsche steden verklaren hem tot wettigen koning van Frankryk te erkennen, en hem, in die hoedanigheid, den verschuldigden dienst te zullen bewyzen: zich beroepende op den Paus, ter opheffing en vernietiging aller kerkelyke vonnissen of straffen, die tegen het land of diens inwoonders, als pligtig aen eedbreuk, op bevel van Philip graef van Valois zouden geveld zyn of nog worden; en voorts stellig belovende dat, byaldien koning Eduards aenspraek in 't vervolg bewezen wierd ongegrond te zyn, zy van stonden af hem zouden verlaten, om dien alleen aen te hangen en getrouw te blyven, wiens regt blyken zou beter te wezenGa naar voetnoot(1). Hierop kwam Eduard naer Gent, om de hulde der steden te ontvangen, en daer was het dat hy, den 23sten JanuaryGa naar voetnoot(2), zyn wapenschild doorsneed met de wapens van Frankryk, beginnende van dan | |
[pagina 603]
| |
af de jaertelling zyner regering als koning van dit laetste rykGa naar voetnoot(1). Nu regende het gunsten van Eduards wege op VlaenderenGa naar voetnoot(2). Maer wat zeiden graef Lodewyk en koning Philip van dat alles? De eerste pruilde in zyne onmagt om er beletsels aen te stellen; de andere oefende wraek op de vlaemsche grenzenGa naar voetnoot(3). Weldra echter had hy wat anders te doen, namelyk zich in gereedheid te stellen voor de overkomst zyns mededingers, die naer Engeland vertrokken was, ten einde eene nieuwe vloot uit te rusten en daermeê naer Vlaenderen te stevenen, waer hy thans op krachtdadige hulp rekenen mogt. Philip roerde hemel en aerde om hem den pas af te snyden. Van alle kanten werden schepen verzameld tot samenstelling van eene ontzaggelyke zeemagt. | |
[pagina 604]
| |
Deze, bestaende uit meer dan 800 zoo groote als mindere vaertuigen, bemand met ruim 35,000 krygersGa naar voetnoot(1), zeilde den 8 Juny naer den mond van het ZwynGa naar voetnoot(2), dien zy sluiten moest en aldus de Engelschen beletten te landen. De bevelhebbers der fransche vloot waren verantwoordelyk voor den uitslag, en verbeurden hun hoofd indien de vyand, door hunne schuld, aen land geraekte: zoo zeer was Philip er op gezet om er deze eerste mael met eere van af te komenGa naar voetnoot(3). Eduard had beloofd in Vlaenderen weêr te zyn vóór Sint-JanGa naar voetnoot(4). Om zyn woord niet te eten, ofschoon hem kwalyk 300 schepen toegekomen waren, stak hy echter in zee den 22 Juny, en daegs daerna was hy in de waters van Vlaenderen. Op Sint-Jans dag zelf werd het pleit beslist. Van 't eerste morgenkrieken maekten de Engelschen hunne toebereidsels; maer zy hadden ty en wind tegen, niet voort kunnende om het Zwyn in te varen en dus verpligt de ruime zee te houden. Hadden de | |
[pagina 605]
| |
Franschen dit oogenblik waergenomen om den zeeboezem uit te zeilen en den aenval te beginnen, de kans stond gunstig voor hen, want zy waren vier tegen een, zoo wel in schepen als in manschap. Maer neen, zy bleven binnen, denkende dat de vyand geen hart genoeg hadGa naar voetnoot(1). Barbarava alleen, een Genuees die met dertig galeijen voor klinkend geld Philip was komen dienen, zag de zaek beter in en trok voorwaerts, ondanks de fransche krygsoversten; maer op zyn eigen hand kon hy de overwinning niet behalen. In tegendeel, hy werd uiteengeslagen, en droop weg, tot eenig genoegen, naer 't schynt, van Philips scheepsvoogden die, zich vleijende dat nu al de buit en al de rantsoenen voor hen zouden zyn, naer zee voeren, wanneer de vloed hun terug dreef en zy juist de zon in de oogen kregen, iets waer Eduard op gerekend had. Thans begon de worsteling voor goed. De Franschen, betrouwende op hun overtal, vochten met moed, maer zonder verstand, onder twee onkundige admiraels, terwyl zy te doen hadden met den | |
[pagina 606]
| |
schranderen Eduard die, al had hy een pylschot in de dy gekregen, des niet te min overal zelf het bevel gaf, door eigen voorbeeld de zynen aenvuerde en uit al de fouten des vyands voordeel wist te trekken. Het duerde niet lang of het eene schip viel hem voor in de handen, het andere na; de mannen sneuvelden op het dek, of verzopen in 't pekel, of zwommen aen land, maer werden er door de Vlamingen doodgeslagen. Deze hadden ook te water hulp beloofd, en kwamen werkelyk in den namiddag met een aental schepen uit Brugge, uit Sluis, uit de bygelegen zeebogten toegesneld, om deel te nemen aen den stryd, die, mag men zeggen, door hen beslist werdGa naar voetnoot(1). Heel de fransche vloot raekte in wanorde, of eerder werd buit gemaektGa naar voetnoot(2), terwyl ongeveer 30,000 menschen er hun leven of hunne vryheid by inschotenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 607]
| |
Welk een nederlaeg voor Philip van Valois! En wat nu gedaen om Eduard tegen te houden? Deze was op het einde der maend te Brugge, alwaer de afgeveerdigden der vlaemsche steden hem kwamen voorstellen om aenstonds het beleg van Doornik te beginnen, en tevens het Atrechtsche in te rukkenGa naar voetnoot(1), biedende hem honderd duizend man aen voor de eerste dier ondernemingen, en vyftig duizend voor de andereGa naar voetnoot(2). Men ziet dat het de Vlamingen aen moed noch armen ontbrak: daerenboven wilden zy op eigen kosten dienen, om den engelschen vorst, die reeds groote schatten besteed had, niet tot last te zynGa naar voetnoot(3). Dit alles ging door. In July vertrok het legerGa naar voetnoot(4) naer Doornik, met Eduard en Artevelde aen 't hoofd, terwyl een ander zynen weg nam naer Sint-Omer, onder het geleide van Robert d'ArtoisGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 608]
| |
Jammer maer, deze Franschman, alhoewel vurig genoeg tegen Philip, was van de Vlamingen niet geerne gezien, hetgeen dan ook wel de voorname oorzaek zal geweest zyn dat hy zoo veel niet verrigtte als men anders van hem mogtverwachtenGa naar voetnoot(1). De zware stryd gebeurde te Doornik: daer liepen de belegeraers bykans dagelyks storm, doch werden telkens afgeslagen door de fransche bezetting die talryk wasGa naar voetnoot(2) en middelen van tegenweer in overvloed aen kon wenden. Had koning Philip, die met een heir van zeventig duizend man te BouvinesGa naar voetnoot(3) lag, slechts willen slag leveren, waer Eduard hem meer dan eens toe uitdaegdeGa naar voetnoot(4), het geschil ware voor lang, misschien voor altyd beslist geworden; maer hy dorst er niet aen. Zoo ging de tyd om met land verwoesten, dorpen blakenGa naar voetnoot(5), schermutselingen tusschen de voorwachten, of kleine | |
[pagina 609]
| |
gevechten van fransche en engelsche ridders, doch welke tot geenen uitslag leidden, en bloot verlies waren voor beide partyen. Reeds duerde het beleg van Doornik meer dan tien weken. De stad hield het nog vol; maer de honger woedde van binnen, tot zoo verre, dat zy zich eerlang van gebrek zou hebben moeten overgeven: toen onverwachts eene vrouw in het midden trad om den twist by te leggen. Joanna van Valois, zuster van koning Philip en moeder van Eduards gemalin, had, sedert de dood haers echtgenoots, graef Willem I van HenegauGa naar voetnoot(1), haer verblyf gekozen in de abtdy van FontenelleGa naar voetnoot(2). Daer was zy onlangs uitgekomen, en wendde zich thans tot de twee vyandige vorsten, beurtelings den eenen en den anderen te voet vallende, en trachtende door hare smeekingen, door hare tranen hen over te halen tot het treffen van een vergelykGa naar voetnoot(3). Joanna's broeder vroeg niet beter dan een middel te vinden om uit de klem te geraken; maer Eduard | |
[pagina 610]
| |
zou waerschynlyk de bede zyner schoonmoeder afgewezen hebben, had niet de naderende herfst en de ledigheid zyner schatkist het voortzetten van den krygstogt verhinderd. Daerby kwam nog de vrees voor onlusten in Engeland, waer 's konings langdurige afwezigheid grond en voedsel aen gaf. Dit alles werkte samen en bragt voort dat er, den 25 September, een bestand van negen maenden gesloten werd, maer in hetwelk de fransche vorst veel moest toegeven: een teeken dat de toestand der zaken van zynen kant niet gunstig was. Vlaenderen, in tegendeel, welks belangen door Artevelde en door stedelyke afgeveerdigden verzorgd waren, kwam er hoogst voordeelig van af. Niet slechts werd het gewaerborgd tegen alle wraekoefening of vyandschap gedurende het bestand; maer geen van 's lands edelen of uitwykelingen die met den graef in het kamp van Bouvines geweest was, mogt naer huis komen zonder lyf en goed te verbeuren. De kerkelyke vonnissen, waer Philip en diens voorzaten zoo dikwyls misbruik van gemaekt hadden tegen het vlaemsche volk, moesten voor eeuwig wederroepen worden, met uitdrukkelyk besprek dat de koning zoo min als zyne opvolgers die | |
[pagina 611]
| |
nog ooit zouden mogen doen vernieuwenGa naar voetnoot(1). Voorts werden alle schadelyke voorwaerden, door vroegere verdragen de steden opgelegd, plegtiglyk ingetrokken, en zelfs alle boeten en schulden, waer nog iets van te betalen mogt blyven, volkomen kwyt gescholdenGa naar voetnoot(2). Wat hadden de Vlamingen meer kunnen vragen van eene volslagen victorie? Het beleg van Doornik werd opgebroken. Eduard, alvorens hy naer zyne overzeesche staten wederkeerde, deed nog een bezoek aen Gent, alwaer hy dit mael met de meeste beleefdheid onthaeld werd van graef Lodewyk, nu weêr eenigzins verzoend met zyne onderdanenGa naar voetnoot(3). Het jaer daerna beproefden de beide koningen om vrede te treffen; doch Eduards eischen schenen te groot, zoodat de onderhandelingen niet voortbragten dan eene verlenging van het bestand, eerst | |
[pagina 612]
| |
tot den 29 Oost 1341Ga naar voetnoot(1), dan tot Sint-Jan 1342Ga naar voetnoot(2). 't Mag wonder schynen dat de engelsche vorst, anders zoo krygszuchtig, ja voortvarend van aert, thans zoo gemakkelyk bestanden toestemt en verlengt. Zulks was toch geen middel om zyn veroverings-plan uit te voeren, hetwelk spoed en volharding eischte, terwyl met te dralen de vruchten van vroegere werkzaemheid, in 't byzonder die zyner jongste overwinning op zee noodwendig verloren gingen Eduard voelde dat wel, maer hy deed niet wat hy wilde. Den 13 Juny 1341, had keizer Lodewyk van Beijeren, verzoend met Philip van Valois, de stadhouderlyke magt, waer Eduard sedert dry jaren meê bekleed wasGa naar voetnoot(3), ingetrokkenGa naar voetnoot(4), met stellig verbod aen de duitsche leenmannen van tegen den franschen koning voortaen de wapens te voerenGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 613]
| |
Hierdoor ontvielen Eduard zyne bondgenooten. 't Is waer, de Vlamingen bleven hem getrouw, en op hen mogt hy staet maken, doch zulks was niet genoeg om zyne zaek door te halen. Hy kon met de vlaemsche volksbenden grenssteden veroveren, ja, maer niet in het hart van Frankryk dringen, waer hy anderen steun diende te vinden onder den adel zelf en de inwoonders: zonder dat konden al zyne poogingen op eenen ydelen niet uitloopen. Den 30 April 1341 was de hertog van BrittanjeGa naar voetnoot(1) overleden, geene kinderen nalatende. Twee magen, de eene van de zweerd-, de andere van de spillezyde, maekten aenspraek op die erfenis; en terwyl de zaek onderzocht werd door de kamer der Pairs, was een der belanghebbenden, Jan van Montfort (die de minste kans had), naer Engeland gegaen, alwaer hy de bescherming van Eduard vroeg, en ja het verlei des hertogdoms uit zyne handen ontvingGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 614]
| |
Nu moest de koning zynen leenman ondersteunen, hetgeen hem gelegenheid gaf om troepen naer Brittanje te zenden, met de hoop van er aenhang te vinden, en dus in het ryk zelf voet te krygen. Dit viel echter kwalyk uit. Robert d'Artois, die vooraf gingGa naar voetnoot(1), haelde er zyne dood; en Eduard zelf, zynde in October 1342 met gewapende magt derwaerts getrokken, ontmoette er zoo veel moeijelykheden, dat hy zich door twee pausselyke gezanten bewegen liet om met Philip een nieuw bestand te sluiten, aenvang nemende den 19 January 1343, en zullende loopen tot Sint Michiel 1346Ga naar voetnoot(2). Zulk een lange wapenstilstand was noodlottig voor Vlaenderen, inzonderheid voor Jakob van Artevelde, die tot dan toe de algemeene gunst des volks genoten had. Niet dat hy zich des onweerdig maekte: in tegendeel, hy had in het laetste verdrag al de voordeelen aen het land doen verzekeren welke in de vorige bepaeld waren; maer zyn gezag | |
[pagina 615]
| |
was te groot geweest om geenen nyd te verwekken vooral by de Leliaerts, en geen' tegenzin by de menigte, die thans zyne bescherming ontberen kunnende, daer welhaest den last moede van werd. Wat meer is, de rust zelf bragt inwendige twisten voort, waer Lodewyk gebruik van maekte om Artevelde in het verderf te storten. De groote steden, jaloersch van de welvaert der mindere, eischten het monopolie van de lakenwevery, dat zy lang bezeten maer in de laetste tyden verloren hadden: dit veroorzaekte een bloedig krakeel tusschen Ieperen en PoperingeGa naar voetnoot(1). Te Gent raekte Artevelde in hevig geschil met Jan van Steenbeke, die hem van verregaende heerschzucht en willekeur beschuldigde en, daer hy vele aenhangers hadGa naar voetnoot(2), tot uitersten zou gekomen zyn, hadden de wethouders | |
[pagina 616]
| |
daer geen beletsel aen gesteldGa naar voetnoot(1). De gemoederen waren nog niet gestild, toen, in de zelfde stad, eene oude vete uitborst tusschen de wevers en de volders. Het eerste dier ambachten, dat de rykste en edelste ingezetenen onder zyne leden telde, wilde het andere overheerschen. In 1345 vroegen de volders, voor het bewerken van ieder stuk laken, vier GrootenGa naar voetnoot(2) meer, dan men hun tot dus verre betaeld had: de wevers weigerden, en daer meê was 't er op. Den 2 Mei, zynde een maendagGa naar voetnoot(3), trokken beide partyen, ondersteund door andere ambachten en neringen, met opgestoken banieren naer de Vrydagmarkt, en werden daer handgemeen, erger en verwoeder dan of zy met Franschen te doen hadden. Daer bleven ongeveer vyf honderd dooden, meestendeels van den kant der volders, die het onderspit dolven en hunnen deken verlorenGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 617]
| |
Het vorstelyk gezag alleen was in staet aen zulke onlusten een eind te stellen; doch wat kon men van den graef verwachten, die niet zocht dan zyne onderdanen aen Frankryk te hechten? Hy had thans zyn verblyf gekozen in het ontevreden Dendermonde, dat hem tot wapenplaets strekken moest by verdere ondernemingen. Voor en na ging hy naer Brussel raed plegen met den hertog van Brabant, op wiens hulp hy rekenen mogt. Daer werden de Leliaerts, en alwie in Vlaenderen franschgezind was, naertoe geroepen, ten einde in hunne steden of kasselryen de geesten voor te bereiden tot Lodewyks wederkomst en herstelling. Maer ziet, te midden van al dat gekonkel, verscheen, den 5 July, koning Eduard in de haven van Sluis met eene vloot van honderd en dertig schepen. Het lydt geenen twyfel dat Artevelde hem derwaerts ontboden had, het zy om door Eduards tegenwoordigheid en bystand des graven aenslagen te verydelen en de openbare orde in de steden weêr te brengen; het zy, als anderen willenGa naar voetnoot(1), om | |
[pagina 618]
| |
Eduards zoon, den prins van Wallis, tot graef van Vlaenderen te doen erkennen, als eenigste middel om den franschen invloed volkomen uit te sluiten, en 's lands rust zoo wel als zyn duerzamen voorspoed te verzekeren. Wat men daervan te gelooven hebbe, zeker is het, dat Artevelde op eens in den haet der Gentenaers verviel en daer het offer van werd. Den 7 July begaf hy zich naer Sluis om Eduard te groeten, hebbende de afgeveerdigden der steden uitgenoodigd om daer tegen den 11den ook tegenwoordig te zyn. De volgende dagen, zegt men, kwam het groote vraegstuk te berde, of, byaldien Lodewyk weigeren bleef den engelschen vorst voor koning van Frankryk te erkennen, Vlaenderen niet beter zou doen hem af te zweren en den prins van Wallis tot graef te kiezen; doch, dewyl zulk eene zaek al te ernstig scheen om aenstonds beslist te worden, verklaerden de afgeveerdigden dat zy daer eerst hunne medeburgers moesten over raedplegenGa naar voetnoot(1). Zy vertrokken van Sluis den 22 JulyGa naar voetnoot(2). Artevelde | |
[pagina 619]
| |
ging naer Brugge, van daer naer Ieperen, en vervolgens naer Gent, alwaer hy den 24sten aenkwamGa naar voetnoot(1). Maer zoo haest hy de stad binnen trad, las hy op de aenzigten der inwooners dat er tegen hem iets kwaeds berokkend was. Inderdaed, hy had nauwelyks zyn huis bereikt, of dit werd omringd van eene menigte, wier geroep en getier geenen twyfel lieten wegens hare vyandlyke inzigten. Te vergeefs beproeft Artevelde het volk aen te spreken; te vergeefs wil hy zyne diensten en weldaden herinneren: de omstaenders luisteren niet; zy eischen zyn hoofd. Het was te laet om te vlugten. De ongelukkige zocht langs achter te ontsnappen en in eene bygelegen kerk vryplaets te vinden; maer op het eigen oogenblik stortte de menigte de deur in, en een schoenlapper, met name Thomas Denys, die de anderen vooruit liep, bragt hem den doodslag toeGa naar voetnoot(2). Aldus stierf de man, die zoo veel goed aen Vlaen- | |
[pagina 620]
| |
deren gedaen had. Hy verdiende zeker zulk een lot niet; doch indien het waer is, dat hy ondernomen had de souvereiniteit des lands in vreemde handen over te voeren, zoo kan men het gedrag der Gentenaers, ik zeg niet regtveerdigen, maer uitleggenGa naar voetnoot(1). Het vlaemsche volk verloochende nimmer zynen natuerlyken heerGa naar voetnoot(2): het verzette zich tegen hem, wanneer het meende verongelykt te zyn; het raekte soms in vollen opstand, lei zelfs de hand op hem en oefende geweld om hem te doen buigen: doch nooit werd het hem ontrouw, nooit miskende het zyne heerlykheid, noch was het bedacht om zich eenen anderen meester te geven. De tyding van Artevelds dood was een harde slag | |
[pagina 621]
| |
voor koning EduardGa naar voetnoot(1): hy mogt vreezen dat de Vlamingen hem voortaen geheel zouden afvallenGa naar voetnoot(2). Dit waren zy echter niet van zin; in tegendeel vertrok er welhaest een aenzienlyk gezantschap uit Brugge, Ieperen, Kortryk en andere stedenGa naar voetnoot(3) naer Londen, om zich by den vorst te verschoonen, betuigende dat zy nergens schuld aen hadden, en verklarende dat zy niet alleen in zyne vriendschap wilden volherden; maer zelfs besloten hadden graef Lodewyk niet te zullen ontvangen, voor aleer hy Eduard, als wettigen koning van Frankryk, hulde zou gedaen hebbenGa naar voetnoot(4). Hierdoor was Eduard verzoendGa naar voetnoot(5). En de Vlamingen hielden hun woord; want kort daerna | |
[pagina 622]
| |
gingen zy den graef te Dendermonde belegeren, zoo ernstig, dat hy, om de verwoesting der stad voor te komen, die verliet, en zynen toevlugt nam tot den hertog van BrabantGa naar voetnoot(1). Het bestand met Frankryk was van Philips wege geschonden geworden door het ter dood brengen, zonder geregtelyk onderzoek, van een der aenzienlykste Brittannische edellieden, Olivier van ClissonGa naar voetnoot(2) die, in 1344, een steekspel te Parys ging bywoonenGa naar voetnoot(3). Eduard ontveinsde dit meineedig gedrag, tot dat hy zyne toebereidselen gemaekt had voor eenen nieuwen inval in Frankryk. Dit mael rustte hy eene vloot uit van 1600 schepen, bemand met 30,000 zoo ruiters, als schutters en andere voetknechten, waermede hy, in het eerste van July 1346, het eiland WightGa naar voetnoot(4) verliet, en naer | |
[pagina 623]
| |
Normandyë stevende. Daer landde hy den 12den, zoo goed als onverwachtGa naar voetnoot(1), in de haven van La HogueGa naar voetnoot(2), zond een deel zyner bodems naer huis, en rukte onversaegd het land in, bykans tot tegen de poorten van Parys: al te vermetel, 't is waer; want indien Philip verrast werd, des te meer haestte hy zich om krygsmagt te verzamelen, in veel grooter hoeveelheid dan Eduard had meêgebragt, die daerenboven zyn leger al merkelyk gesmolten zag, door de benden welke heinde en ver op plondertogten uitgingen, als of zy nergens wederstand vinden konden. Maer Eduard had de Vlamingen uitgenoodigd om haestig in het Atrechtsche te vallen, gelyk zy deden; en toen hy vernam dat Philip met een talryk leger zynen weg zuidwaert genomen had, meenende dat de vyand daer insgelyks het oog op hield, verschalkte hy zynen mededinger andermael, en trok, den 17 Augusty, de Oise over te BeaumontGa naar voetnoot(3), willende tot de Vlamingen naderen om by hen, des noods, steun te vinden. Daer | |
[pagina 624]
| |
gaven hem echter de Franschen geenen tyd voor: hunne ruitery legde in een paer dagen zoo veel weg af, dat zy, den 20sten, de eerste te Amiëns was, waerdoor Eduard genoodzaekt werd naer 't Westen te wyken, om niet overrompeld te worden. Te NoyellesGa naar voetnoot(1) raekte hy met moeite over de Somme, en ging post nemen, in eene engte, tegen het woud van CreciGa naar voetnoot(2), dat hem van achter dekte. Gelukkiglyk; want het fransche leger was zes, ja tienmael sterker in getal. Den 26 Augusty verscheen dit ter plaetse, omstreeks middag, vermoeid van den langen togt, en op verre na niet volledig; want vele benden hadden zoo spoedig niet kunnen volgen. De koning vond raedzaem het gevecht tot 's anderdags te verschuiven, dewyl er zelfs geen tyd genoeg meer was om, vóór den avond, het heir in behoorlyke slagorde te stellen. Maer een deel der ridderschap kon haren drift niet intoomen, en vloog ten stryd met eenen drom van 6,000 genueezer boogschutters die aen 't hoofd stonden. Te kwader ure brak er juist een onweêr uit; de donder | |
[pagina 625]
| |
klaterde, en werd gevolgd van een' stortregen die de schutters dusdanig overstelpte, dat zy de natte pezen hunner bogen niet in staet waren op te spannen, en dus zoo goed als weerloos bleven: terwyl de Engelschen, die het toeval voorzien en hun wapentuig droog gehouden hadden, by het eerste treffen veel voordeel kregen, zoo verre zelfs dat Philip, twyfelende of die gehuerde voetgangers aen den vyand niet verkocht waren, bevel gaf van ze maer neêr te hakken, om baen te ruimen voor het peerdenvolk. Op dat woord stoven de ruiters voorwaerts, door en over de Italianen heen; doch zulks bragt, even als vroeger te Kortryk, een zoodanige wanorde voort, dat men van dat oogenblik af den slag voor de Franschen mogt verloren achten. Philip had moeten den aftogt doen blazen; maer neen, hy wilde voortvechten, en liet zyne ridderschap deerlyk havenen; want de Engelschen drongen overal in en door, stekende op de peerden, slaende op de mannen, en alles nedervellende, als of zy met slagtvee te doen hadden. De graven van Alençon en van Vlaenderen streden op zyde tegen eene afdeeling die den prins van Wallis aen 't hoofd had; maer niet genoegzaem | |
[pagina 626]
| |
ondersteund, kregen zy 't daer eindelyk ook te kwaed, vooral, naer 't schynt, door eenige dusgenaemde bombardenGa naar voetnoot(1), waer de Engelschen van tusschen hunne troswagens gebruik van maekten, en veel verwoesting stichtten in de fransche gelederenGa naar voetnoot(2). Hoe 't zy, Philips nederlaeg was volkomen. Hy verloor te Creci 80 baenderheerenGa naar voetnoot(3), 1200 ridders en 30,000 gemeene krygsknechtenGa naar voetnoot(4). Ook de graef van Vlaenderen was onder de doodenGa naar voetnoot(5). |
|