Vaderlandsche historie. Deel 4
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 242]
| |||||||
1128-1191.Gelyktydige koningen van Frankryk.
Had Dirk van Elsaten er zyne zaek moeten doorhalen, alleen met de hulp van 's lands adel, hy zou nooit gelukt hebben. Het waren de baronnen niet die hem naer Vlaenderen hadden geroepen, maer wel de steden: ook had hy den meesten onderstand gekregen van de burgeryen; en, wilde hy wyzer zyn dan zyn voorganger, zoo moest hy inzonderheid zynen steun zoeken by het vlaemsche volk, altyd standvastig en ongeveinsd, met geestdrift opstaende tegen den vreemdeling die 't onderdrukte, maer uit der herte verkleefd, en gereed goed en bloed op te offeren voor den vorst die het zelf lief had, die zich als de vader zyner onderdanen wist te gedragen. | |||||||
[pagina 243]
| |||||||
De nieuwe graef zag dit wel genoeg in; hy was overtuigd dat, om in Vlaenderen meester te blyven, om de aenslagen van heerschzuchtige mededingers te verydelen, hy vooral de steden meê moest hebben, als waer zyne grootste, om niet te zeggen zyne eenigste magt in gelegen was. Van haren kant wisten de steden ook dat zy voortaen in de openbare zaken een woord te zeggen hadden; de laetste gebeurtenissen hadden uitgewezen dat het graefschap van Vlaenderen niet meer afhing van den enkelen willekeur des konings, of van de samenstemming der edellieden; maer dat de wensch van handel- en nering dryvende burgers mede aengehoord diende te worden, ja en dat, in de weegschael der belangen, hun getal groot genoeg was om den evenaer aen de volkszyde te doen overslaen. Men zy dus niet verwonderd dat Dirk en, na hem, meer nog zyn zoon Philip van Elsaten de burgeryen des lands aenhoudend hebben bevoordeeld, en dat het vlaemsche stadregt onder de regering dier twee vorsten zyne grootste ontwikkeling heeft gekregen. Zulks was een noodwendig gevolg der omstandigheden: het toont slechts dat die beide graven hunnen tyd gekend en hunnen pligt goed verstaen hebben. | |||||||
[pagina 244]
| |||||||
De vlaemsche steden, uit kleine beginselen voortgesprotenGa naar voetnoot(1), maer, onder de begunstiging der landvorsten spoedig aengegroeid, waren sedert onheugelyke tyden voorzien van muren en vestenGa naar voetnoot(2), hadden eene parochie-kerk en een plaetselyk schependom, dry dingen welke eigentlyk de stedelyke gemeente of communitas uitmaektenGa naar voetnoot(3). Maer in | |||||||
[pagina 245]
| |||||||
die gemeenten was niet alles geregeld; het ontbrak er vooral aen wetten die de openbare veiligheid waerborgden, en even zoo zeer aen bepalingen van wederzydsche regten en pligten tusschen de stedelingen en den landheer of diens plaetsvervangers, waerdoor de inwoonders niet zelden bloot stonden aen den willekeur van grafelyke beambten, en gekrenkt werden in de hun vergunde vryheden. Kortom alles stond op losse schroeven: de burgeryen wisten wat zy doen en laten moesten alleen door het gebruik of de overlevering, maer hadden geene schriftelyke handvesten, waer zy, des noods, zich op beroepen konden om de voorkomende geschillen te slissen of om regt te verwervenGa naar voetnoot(1). | |||||||
[pagina 246]
| |||||||
Aen die gebreken en onzekerheden werd een einde gesteld door de dusgenaemde Keurbrieven of stedelyke ChartersGa naar voetnoot(1), waervan er velen, hoe oud ook, tot ons zyn overgekomen, afgeschreven in Charterboeken, of ja in hunnen oorspronkelyken vorm, met de zegels welke er aengehecht werden en voor handteeken dienden, in de stedelyke Archieven bewaerd. Deze Keuren, verschillend in sommige punten, volgens de noodwendigheden en de belangen van | |||||||
[pagina 247]
| |||||||
iedere stad in 't byzonder, komen echter genoegzaem overeen in vele andere. Zy behelzen vooreerst nauwe bepalingen van straffen tegen de meest gewoone misdryven, ten einde, van den eenen kant, de openbare veiligheid beter gehandhaefd, en van den anderen alle eigendunkelykheid in het stellen van boeten, enz. geweerd wierdeGa naar voetnoot(1). Zy staven de vrydommen en regten der inwoonders, hen ontslagende van alle vroondiensten, karweijen, hoofd- en schotgelden, of andere afpersingenGa naar voetnoot(2). Zy bepalen de lasten die de eigendommen bezwaerden, de heerlyke regten op een deel van den koopprys, op de markt- of standgeldenGa naar voetnoot(3), enz. Eindelyk zy regelen de bediening van het regt zoo in lyf- als in geldzaken, de burgers onttrekkende aen den onwil en de knevelary van Schouten of Landbaljuws, het onderzoek en de vonnissen overlatende aen de ste- | |||||||
[pagina 248]
| |||||||
delyke schepenbanken, en andere misbruiken afschaffende, tot dan toe zoo gemeen in den regtshandelGa naar voetnoot(1). Men begrypt dat het geen kleine weldaed was, aldus een plaetselyk wetboek, hoe gebrekkig dan ookGa naar voetnoot(2), aen de steden te vergunnenGa naar voetnoot(3), en wat bekwaem middel graef Dirk daerin vond om zich van de trouw der burgers te verzekeren. Die van Brugge hadden hem byzonder ter hand gestaen en hunnen yver getoond: ook werden zy, voor alle anderen, rykelyk vergolden door de opheffing van aloude cynzen en geregtigheden, welke de lieden die niet op eigen maer op grafelyken grond gehuisvest waren, jaerlyks te betalen haddenGa naar voetnoot(4). Meteen besteedde Dirk de meeste zorg om den vrede in Vlaenderen te | |||||||
[pagina 249]
| |||||||
herstellen, vooral in de stad en omstreek van Brugge alwaer hy byzonder was gestoord geworden. Hy wilde dat men aen al degenen die uitgebannen of landvlugtig waren, als verdacht van deel te hebben genomen in de samenzwering tegen. Karel den Goede, volle vryheid gave van weêr te komen, en, het zy voor 's graven regtbank indien zy leenmannen, het zy voor die der schepenen indien zy onderdanen waren, hunne onschuld te doen blykenGa naar voetnoot(1), opdat aldus alle veeten en burgertwisten een einde mogten hebben. Welhaest deed de nieuwe graef eene omreis in het Atrechtsche, alsmede in de onderscheidene gewesten van waelsch Vlaenderen, alwaer het volk insgelyks zyne heerschappy erkend, maer hem nog niet gezien had. Overal werd hy even wel onthaeldGa naar voetnoot(2); edelen en onedelen zwoeren hem trouw, en hy, van zynen kant, gaf bewyzen dat hy 't met allen goed meende, bekrachtigende al aenstonds de Keure van Sint-Omer, en daer zelfs nieuwe bepalingen byvoegende, ten meerderen voordeele der | |||||||
[pagina 250]
| |||||||
inwoondersGa naar voetnoot(1). Niet min bereidwillig toonde hy zich voor de overige steden van zyn graefschap: verre de meeste, die nog geene geschreven wetten bezaten, ontvingen Keuren van hemGa naar voetnoot(2), en hadden hem hare vryheden, naest de toenemende welvaert die er het gevolg van was, te danken. Het is derhalve niet te verwonderen dat Dirk aldra door koning Lodewyk, als mede door Hendrik van Engeland, tot wettigen graef van Vlaenderen erkend werdGa naar voetnoot(3); want hoe zou de leenheer des lands eenen man hebben kunnen verstooten, wiens regt voor het minst zoo wel gegrond was als dat van anderen, en die daerenboven door zyn edelmoedig gedrag reeds de algemeene gunst en liefde gewonnen had? Dirk trouwde Margreet van Clermont, weduwe van Karel den Goede; maer zy stierf vroegtydig in 1133Ga naar voetnoot(4). Het jaer daerna trad de graef in twee- | |||||||
[pagina 251]
| |||||||
den huwelyk met Sibylle van Anjou, dochter des konings van JerusalemGa naar voetnoot(1). Deze hooge verbindtenis zal dan wel de reden geweest zyn waerom de vlaemsche vorst, in 1138, met een talryk gevolg naer het Oosten vertrok, alwaer hy zyn' schoonvader de uitstekendste diensten beweesGa naar voetnoot(2). Na diens doodGa naar voetnoot(3) liet hy zich bewegen door de predikingen van den heiligen BernardusGa naar voetnoot(4) om deel te nemen aen de tweede algemeene kruisvaert welke, om redenen waer het niet noodig is in te treden, vry ongunstig afliep. De | |||||||
[pagina 252]
| |||||||
graef, by zyne wederkomst in 1150, had van zyn' zwager koning Boudewyn van JerusalemGa naar voetnoot(1) een kostbaer geschenk ontvangen, namelyk eenige druppelen van het heilig Bloed des Zaligmakers, door Nicodemus en Joseph van Arimatheë opgegaderd, welke hy naer Vlaenderen bragt, en te Brugge, in de kapel van den H. Basilius plegtiglyk te bewaren gafGa naar voetnoot(2). Gedurende Dirks afwezigheid hadden zyne landgenooten, onder het geleide van vlaemsche edellieden over zee naer het Oosten trekkende, beter geslaegd tegen de Saracenen van Portugael, op welks kusten de storm hen geslagen had. Zy veroverden daer, als in 't voorbygaen, met behulp der EngelschenGa naar voetnoot(3), de hoofdstad Lissabon, tot groote vreugd des christenen konings Alfonsus I, die de bevestiging van zynen troon aen deze victorie te danken hadGa naar voetnoot(4). | |||||||
[pagina 253]
| |||||||
Zoo werd de vlaemsche naem van dag tot dag vermaerd in als buiten Europa. Eene gelegenheid tot nieuwen roem deed zich aldra op toen, in 1150, geheel het land de wapens nam tegen graef Boudewyn IV van Henegau. Deze had gebruik gemaekt van Dirks verwydering om den erfwrok van zyn stamhuis op Vlaenderen uit te werken, en, ondanks den Godsvrede die alle vyandlykheden verbood zoo lang de kruisvaert duerde, geheel Atrecht afgeloopen met het zweerd en de toorts in de hand, terwyl de gravin Sibylle, te Brugge in de kraem liggende, geen middel had om het kwaed te beletten. Zy riep wel aenstonds krygsmagt op, en de zaek werd bygelegd door bisschop Samson van RheimsGa naar voetnoot(1); maer de vorst der Vlamingen was kwalyk t' huis, of hy wilde het den Henegauwer betaeld zetten aldus | |||||||
[pagina 254]
| |||||||
den vrede te hebben durven breken. Boudewyn van zynen kant, wetende dat hy tegen zyn' nabuer niet opgewassen was, vroeg en bekwam hulp van zyn' leenheer den bisschop van Luik, alsmede van zyn' schoonbroeder graef Hendrik van NamenGa naar voetnoot(1). Zoo wel bygestaen, dacht hy niet veel te vreezen te hebben; maer de Vlamingen vielen verwoed in OosterbantGa naar voetnoot(2), huis houdende als men raden kan; en wanneer het henegauwsch leger, by wyze van wederwraek, Douai meende te overrompelen, schoot Dirk in tyds toe om zyne stad te dekken. Daer kwam het dan tot een treffen, ja tot een beslissend gevecht; want de razerny was even groot van wederzyde. Het pleit ving aen met pyl en boog, vervolgens met de piek of lans, die noodzakelyk de vyanden nader by elkander bragt; maer al haest raekten zy handgemeen met strydbyl en goedendag of knods, en nu ging het boven arms. Het bloed | |||||||
[pagina 255]
| |||||||
stroomde by beken; aen den eenen zoo wel als aen den anderen kant strompelde men over de lyken die den bodem bedekten; maer op den duer sloeg toch de krygskans over naer de zyde der Vlamingen, die, sterker in de vuist en beter afgerigt tot stryden, hunne tegenstanders deinzen deden en eindelyk meester bleven van het slagveldGa naar voetnoot(1). Boudewyn week met zyn overschot naer Bouchain, en sprak van vrede. Zulk voorstel werd van Dirk niet afgeslagen; want hy ook had veel volk verloren, en daerenboven, de eer van Vlaenderen was gewroken. Maer hy zocht geen voorbygaenden, geen valschen vrede, gelyk men sedert omtrent een eeuw meer dan eens met dezen naburigen Staet gesloten had: hy wilde eenen duerzamen peis, en sloeg zelf een huwelyk voor tusschen zyne dochter Margriet en Boudewyns zoon, als het eenigste middel zynde om den ouden wrok van Henegau voor goed uit te dooven. Op zulken voet raekten inderdaed de beide vorsten tot akkoord, zoo nogtans dat de echt, uit hoofde van onbekwamen ouderdom der verloofden, nog ettelyke jaren diende versteld | |||||||
[pagina 256]
| |||||||
te worden. Later kwam hy werkelyk tot standGa naar voetnoot(1). Omtrent dien zelfden tyd verzoende zich graef Dirk met Willem van Loo. Deze had sedert lang Vlaenderen geruimd, en zyn woelig leven in Engeland gaen voortzetten, maer was daer eindelyk ook met den koning in twist geraekt, en had, tot overmaet van rampspoed, het gezigt zyner oogen verloren. In dien treurigen toestand, dacht hy niet meer dan om eene goede dood te sterven; weshalve hy vriendschap maekte met den graef van VlaenderenGa naar voetnoot(2), en alzoo verlof kreeg om naer Loo te komen, alwaer hy door allerhande goede werken het verledene afkocht, en, in het klooster dat hy zelf gesticht had, ten jare 1162 godvruchtiglyk overleedGa naar voetnoot(3). Door deze dubbele verzoening met twee vorsten welke Vlaenderen steeds een kwaed hart hadden toegedragen, genoot het land een waren vrede, dien graef Dirk zich wilde ten nutte maken om een der- | |||||||
[pagina 257]
| |||||||
den togt naer 't Oosten te ondernemen; want, even als zynen voorganger Robrecht den Vries, zat hem het reizen in 't bloed. Misschien was de heerschzucht daer niet geheel vreemd aen, en had hy het oog geslagen op een of ander der Asiatische vorstendommen, waer de kruisvaerders maer al te veel meê ingenomen waren. Hoe 't zy, voor zyn vertrek, trouwde hy zyn oudsten zoon Philip met Elisabeth, vermoedelyke erfdochterGa naar voetnoot(1) van VermandoisGa naar voetnoot(2), toonende daerdoor zelf dat hy op vermeerdering van magt bedacht was, zoo niet voor hem, althans voor zyn' opvolger. Philip, ofschoon nog in jeugdigen ouderdomGa naar voetnoot(3), | |||||||
[pagina 258]
| |||||||
had reeds zoo veel blyken gegeven van moed en wysheid, dat de vader hem het bestier van Vlaenderen dorst toevertrouwen, zoo nogtans dat hy, tot meerder verzekering, de Grooten des lands en de hooge geestelykheid te Atrecht byeen riep, om hen den heerlyken vrede alsmede de onderdanigheid aen zynen plaetsvervanger plegtiglyk te doen bezwerenGa naar voetnoot(1). In 1157 reisde hy af, dit mael vergezeld van zyne gemalin Sibylle, die begerig was haren broeder den koning van Jerusalem en andere leden van haer maegschap te bezoekenGa naar voetnoot(2). Dirks krygshaftigheid had hem zoo vermaerd gemaekt in het Oosten, dat zyne enkele aenkomst in de haven van BeiruthGa naar voetnoot(3) genoeg was om de hoop der Christenen te doen herlevenGa naar voetnoot(4). En waerlyk die hoop werd niet verydeld; want op korten tyd behaelde de graef zoo | |||||||
[pagina 259]
| |||||||
veel overwinningen, dat hy de wankele zaken zyns zwagers volkomen hersteldeGa naar voetnoot(1). Niet minder glorieryk was het bestier van Dirks zoon in Vlaenderen. Philip had zoo haest de teugels der zaken niet in handen genomen, of de dieven en de kwaeddoeners beefden voor zyne strengheid. De leenmannen die hem, wegens zyne jongheid, meenden over 't hoofd te zien, moesten zwichten of werden bedwongen door kracht van wapenenGa naar voetnoot(2). Maer het was vooral in eenen twist met graef Floris III van Holland dat zyne dapperheid uitscheen. Floris had van keizer Frederik IGa naar voetnoot(3) den tol van GeervlietGa naar voetnoot(4) weten te leen te krygen en dien, naer 't schynt, merkelyk verzwaerd, tot groot nadeel van den vlaemschen koophandel die, toen ter tyd, veel waren over de Maes op en af voerde. Groote klagten rezen op, inzonderheid te Brugge, maer zy duerden niet lang; want de graef kwam er, te water | |||||||
[pagina 260]
| |||||||
even als te land, zoo krachtdadig tusschen, dat Floris het onderspit delven moest en er zelfs veel by inschootGa naar voetnoot(1). Aldus wist de jonge vorst den voorspoed van Vlaenderen te handhaven. Het is derhalve geen wonder dat zyn vader, in 1159 uit het Oosten wederkeerende, hem het bewind liet houden, dat hy tot 's lands heil zoo wel gevoerd had. De gravin Sibylle was haren gemael op diens terugreis niet gevolgd, maer te Jerusalem gebleven, alwaer zy zelfs, uit loutere godsvrucht en om door het gebed den zegen over het ryk der Christenen te trekken, het kloosterlyk leven had omhelsdGa naar voetnoot(2) in Sint Lazarus gasthuisGa naar voetnoot(3). Koning Boudewyn stierf kinderloos in 1162, latende, om hem op den troon te volgen, een eenigen broeder Almeric, die zich | |||||||
[pagina 261]
| |||||||
weldra in zulke moeijelykheden verwikkeld vond, dat hy, doch vooral zyne zuster Sibylle, graef Dirk met dringende beden ter hulp riepGa naar voetnoot(1). Vlaenderens vorst, onaengezien zyn gevorderden ouderdom, kon die smeekingen niet verwerpen, maer trok voor de vierde mael met krygsmagt naer het heilig Land, alwaer hy echter het geluk niet had van zyn doel zoo volkomen als vroeger te bereiken. Gedurende die nieuwe afwezigheid stak Floris van Holland weêr de horens op. Hy herstelde feitelyk den tol van Geervliet, en, om dien thans beter staende te houden, had hy van den eenen kant eene menigte schepen gewapend die de vlaemsche koopvaerders het geld zouden afdwingen of hunne ladingen buit maken, van den anderen kant zich verbonden met de graven van Kleef, Gelder en Berg welke hem rugsteunen moesten. Men ziet dus dat de Hollander zyn opzet ernstig wilde doordryven; maer Philip, verre van zich te laten verschrikken door zyns vyands toebereidselen, reedde op zyne beurt eene talryke vloot uitGa naar voetnoot(2) welke hy naer zee | |||||||
[pagina 262]
| |||||||
zond, terwyl hy met hertog Godevaert III van BrabantGa naar voetnoot(1) de handen ineen sloeg, om ook te land den wreveligen buerman het hoofd te bieden. Het geschil werd haest beslist op het eiland Walcheren, in de omstreek van ArnemuidenGa naar voetnoot(2), alwaer de twee partyen een bloedigen slag leverden, en zoo wel hunne zee- als hunne landmagt te baet namen. De worsteling duerde zeven urenGa naar voetnoot(3), en had zulken uitslag, dat Floris, na vyf duizend man verloren te hebben, van zyne bondgenooten verlaten en zelf zwaerlyk gewond, met vier honderd Edelen gevangen genomen zynde, naer Brugge gevoerd werdGa naar voetnoot(4). Daer mogt hy, achter de muren der oude burgt, op zyn gemak herdenken wat het zeggen wilde tegen Vlaenderen den kryg te voeren. De arme graef | |||||||
[pagina 263]
| |||||||
zat er bykans dry jaren vast, omdat hy de voorwaerden door den overwinnaer gesteld niet wilde aen veerden. In 't eind nogtans maekte hy van den nood een deugd, en sloot, om los te geraken, een verdrag geheel en al in het voordeel van Vlaenderen; want niet alleen werden de Geervlietsche en andere tollen opgeheven, maer tevens de geleden schade rykelyk vergoed, en vele voorregten aen de vlaemsche kooplieden in Holland handel dryvende vergund, met allerhande beloften en waerborgen tot verzekering van den vrede tusschen de beide volkerenGa naar voetnoot(1). Op deze voorwaerden verzoende zich Philip met graef Floris, en gaf hem de zeeuwsche eilanden bewester ScheldeGa naar voetnoot(2), anders door een plegtig vonnis verbeurd verklaerdGa naar voetnoot(3), terug, om ze als voorheen van Vlaenderen te leen te houden. | |||||||
[pagina 264]
| |||||||
Dit verdrag werd gezegeld den 27 February 1168. Eenige weken vroegerGa naar voetnoot(1) was graef Diederik overleden te Grevelingen, en begraven in het klooster van WateneGa naar voetnoot(2), alwaer hy, weêrgekeerd zynde uit het Oosten, zyn verblyf had verkozen om zich tot eene goede dood te bereiden. Dirks afsterven bragt aen Philip in Vlaenderen geen grooter gezag by dan hy sedert jaren gevoerd had; maer de vermeerdering zyner magt kwam van elders. Reeds had hy, in 1164, van keizer Frederik I het kasteleinschap van KamerykGa naar voetnoot(3) te leen gekregenGa naar voetnoot(4). Twee jaer later had hy heel Ryks-VlaenderenGa naar voetnoot(5) onder zyn onmiddelyk gebiedGa naar voetnoot(6) | |||||||
[pagina 265]
| |||||||
gebragt, door de dood des laetsten graefsGa naar voetnoot(1) van AelstGa naar voetnoot(2), welke hem zyne heerlykheid alsmede de Vier Ambachten en het land van Waes by uitersten wil had overgemaektGa naar voetnoot(3), te samen met de Voogdy van Kameryk waer aenzienlyke inkomsten aen verbonden warenGa naar voetnoot(4). Eindelyk in 1167 was hy, door zyne gemalin Elisabeth, graef geworden van Ver- | |||||||
[pagina 266]
| |||||||
mandoisGa naar voetnoot(1), na de dood van dier broeder Roel II, die geen kinderen had nagelaten. Hoe ryker en hoe magtiger de vlaemsche vorst geworden was, des te grootmoediger toonde hy zich voor zyne onderdanen. De steden, zy, wier inwoonders hem meer dan eens hadden helpen de zege behalen en dus medegewerkt tot zynen roem, verkregen van hem alles wat zy wilden. Te AelstGa naar voetnoot(2) en te KortrykGa naar voetnoot(3) schafte hy de dienstbaerheid af; OrchiesGa naar voetnoot(4), DammeGa naar voetnoot(5), BiervlietGa naar voetnoot(6), Duinker- | |||||||
[pagina 267]
| |||||||
kenGa naar voetnoot(1), HulstGa naar voetnoot(2) ontvingen stedelyke inrigtingen. IeperenGa naar voetnoot(3), GentGa naar voetnoot(4), BruggeGa naar voetnoot(5), AriëGa naar voetnoot(6), AudenaerdeGa naar voetnoot(7) verwierven Keuren, of vernieuwing en uitbreiding van hun reeds bestaende stadregt. Sommige gauen zelfs, onder anderen de kasselry van BruggeGa naar voetnoot(8), sedert het Vrye genoemdGa naar voetnoot(9), kregen | |||||||
[pagina 268]
| |||||||
byzondere Keuren hun landregt uitmakendeGa naar voetnoot(1). Maer het was den graef niet genoeg heilzame instellingen en kostbare vryheden aen zyne steden te geven; hy bevlytigde zich tevens om betrekkingen met den vreemde aen te knoopen, ten einde Vlaenderens welvaert van dag tot dag te vermeerderen. | |||||||
[pagina 269]
| |||||||
Reeds had hy, door het vredeverdrag met Floris van Holland den Brugschen zeehandel merkelyk uitgebreid: nu wist hy van keizer Frederik I belangryke voorregten te verwerven, ten behoeve der Gentenaers, op de jaermerkten van Aken en van DuisburgGa naar voetnoot(1). Kort daerna ruimde hy de moeijelykheden uit den weg welke de Gentsche kooplieden te Keulen beproefden om den Rhyn op te varen, en ontsloot voor hen den stroom, door een akkoord met den aertsbisschop Philip van HeinsbergGa naar voetnoot(2). Aldus strekte ten voordeele van Vlaenderen de achting zelf welke de graef by de andere vorsten genoot. Die achting was groot, zoo wel by den keizer van Duitschland, welke hem niets weigeren kon, als by koning Lodewyk VII van Frankryk, den voornaemsten heer des lands, die de schoone hoedanigheden des vlaemschen leenmans zoo hoog waerdeerde, dat hy hem, in 1165, tot doopsvader | |||||||
[pagina 270]
| |||||||
verkoos voor zynen zoon Philip-AugusteGa naar voetnoot(1), en later tot voogd en opleider van dien jongen erfgenaem zyner kroon. Ongelukkiglyk, de anders zoo begunstigde graef had zelf geene afkomst, en zyne twee broeders stierven, de eene kinderloos in 1173, de andere in 1176 eene enkele dochter achterlatende. Door het overlyden des laetsten werd Philips zuster Margriet, gemalin des graven van Henegau, de naeste erfgenaem van Vlaenderen. Ook, toen het jaer daerna onze vorst zich gereed maekte tot eene reis naer het Oosten, riep hy zyne baronnen te Ryssel byeen, om, byaldien de dood hem onder wege verraste, de opvolging in Vlaenderen aen die zuster te verzekerenGa naar voetnoot(2). Van dat oogenblik werden de betrekkingen tusschen de beide landen natuerlykerwyze veel nauwer en vriendelyker, tot zoo verre dat Philip, na zyne wederkomst in 1178, de zorg op zich nam om zyne nicht Isabelle van Henegau uit te huwen. Namelyk hy bestemde Margareets | |||||||
[pagina 271]
| |||||||
dochter tot gemalin van den jongen Philip-Auguste, en daer hy met diens vader zoo wel stond, werd dit voorstel van 's konings wege gereedelyk toegestemd, weshalve de ondertrouw het jaer daerna plaets hadGa naar voetnoot(1). Isabelle van Henegau was zoo edel als haer verloofde, maer zoo ryk niet. Haer oom belastte zich dan tevens om haer een behoorlyken uitzet te geven; doch hier mag men zeggen dat hy de staetkunde en de voorzigtigheid niet ernstig raedpleegde; want hy stond haer ten bruidschat af al de Atrechtsche deelen van zyn graefschap, met andere woorden Arras, St. Omer, Aire, Hesdin, Bapaume en LensGa naar voetnoot(2), | |||||||
[pagina 272]
| |||||||
kortom de steden en de landen die gelegen waren aen gene zyde der Nieuwe-GrachtGa naar voetnoot(1). Hierdoor verminderde hy niet alleen het erfdeel zyner nakomelingen en de volksmagt van Vlaenderen, maer hy verzwakte het land aen eene zyde van waer het voortaen het meest te vreezen had. Inderdaed, het had genoegzaem gebleken dat Lodewyk de Dikke, al den tyd zyner regering, er onophoudelyk naer gestreefd had om aen de fransche kroon haren vorigen luister, en aen het koninklyk gezag over de vasallen des ryks zyne oude klem weêr te geven. Hy had zyn doel, althans gedeeltelyk, bereikt, namelyk meer dan eenen leenman de vlag doen strykenGa naar voetnoot(2): en ware zyn opvolger een man van ridderlyken aert geweest, hy die door zyn huwelyk met de erfdochter van AquitaniëGa naar voetnoot(3) het koninklyk grondgebied tot tegen de Pyreneën had uitgebreid, de Engelschen zouden onder hem niet herwonnen | |||||||
[pagina 273]
| |||||||
hebben wat zy onder den Dikke verloren hadden. Doch zulks was maer een oogenblikkelyke stilstand in den loop der zaken, en men kon ligt voorzien dat een opvolger die hart in 't lyf had en handen uit de mouw kon steken, de plannen zyns voorgangers wel zou weten voort te zetten en de leenmannen onder den voet te krygen, nu vooral dat de stedelingen er over 't algemeen voordeel in zagen den koning in de hand te werken. De streving der fransche kroon was dus hoogstgevaerlyk voor Vlaenderen dat, ofschoon wars van Frankryk sedert het huis van Capet aldaer de Karolingers van den troon gestooten had, niet te min het voorwerp was der koninklyke heerschzucht, en zulks dagelyks meer en meer worden moest, uit hoofde van zyn gedurig toenemenden rykdom. Derhalve was het van Philips wege onstaetkundig gehandeld zyne eigen magt te knotten door den afstand van bykans de helft zyner staten ten voordeele van eenen leenheer die eerlang aenspraek zou weten te maken op de andere helft, gelyk het maer al te vroeg uitvielGa naar voetnoot(1). 't Is waer, de vlaem- | |||||||
[pagina 274]
| |||||||
sche vorst schond zyn erfdeel niet zonder vergoeding: hy kreeg in de plaets de graefschappen van Vermandois, Valois en Amiens, om die, na de dood zyner gemalin, in leenroerigen eigendom te bezitten, gelyk hem door den koning toegezeid werdGa naar voetnoot(1). Zulks stelde hem schadeloos en bragt hem zelfs nieuwe voorregten by; want indien hy als graef van Vlaenderen Konstabel des ryks was en, by groote plegtigheden, het zweerdGa naar voetnoot(2) voor den koning droeg: als graef van Vermandois was hy erf-SeneschalkGa naar voetnoot(3) van het hof, en diende aen de koninklyke tafel de spyzen op. Dat dubbele eerambt bekleedde de graef, toen, in 1179, Lodewyk VIIGa naar voetnoot(4) zyn' zoon plegtiglyk zal- | |||||||
[pagina 275]
| |||||||
ven en kroonen deedGa naar voetnoot(1). Het jaer daerna tot voogd des jongen konings genoemd zynde, alsmede tot bestierder des ryks gedurende diens minderjarigheid, zag hy, den 28 April, het gewenschte huwelyk inzegenen, en stond aen zyne nicht het eigendomsregt der landen af welke haer ten bruidschat beloofd warenGa naar voetnoot(2), zoo niet met volle genoegen der Vlamingen, evenwel zonder sterke tegenspraek. Alles ging dus wel, zelfs na de dood van Lodewyk die in September overleed. De graef nam het bewind in handen, en toonde met der daed dat hy bekwaem was om aen het hoofd van een groot ryk te staen; maer de voorspoed duerde niet lang. De jonge koningGa naar voetnoot(3), begerig om zelf te regeeren, opgestookt vooral door zyne moeder, door den graef van Clermont en andere edellieden, lag welhaest overhoop met zynen voogd, dusdanig dat deze, aen- | |||||||
[pagina 276]
| |||||||
zien en gezag kwyt gerakende, vol spyt het hof verliet en naer Vlaenderen wederkwam, gevolgd zelfs van de koningin zyne nicht, die zich van de Franschen even min te beloven had. Het jaer daerna schoot de graef in 't harnas, om, met zyn bondgenooten, wraek te oefenen tegen de snoodaerts die hem den voet geligt hadden. Maer deze werden ondersteund van den koning, waerdoor de zomer verliep in wederzydsche strooptogten, in 't belegeren en verwoesten van kasteelen, doch zonder beslissend gevechtGa naar voetnoot(1), tot dat, in 1183, het groote onweêr uitbrak. De gravin Elisabeth was in 't voorjaer gestorvenGa naar voetnoot(2) zonder kinderen na te laten, en nu trad hare zuster Leonora als erfgenaem vooruit, houdende staen dat al de graefschappen en sloten welke Philip in den naem zyner gemalin bezeten had, haer van regtswege toekwamen. Daer moet wel eenige grond voor geweest zyn, want de vlaemsche vorst maekte niet veel moeije- | |||||||
[pagina 277]
| |||||||
lykheid om aen zyne zwagerin de stad van Amiens en het graefschap van ValoisGa naar voetnoot(1) uit te keerenGa naar voetnoot(2); maer Leonora eischte er dat van Vermandois by, en, om zeker te spelen, had zy onder duims een deel van het erfleen aen den jongen koning afgestaenGa naar voetnoot(3), die nu zyne eigen regten deed gelden. Te vergeefs beriep zich de graef op de schikkingen door wylen zyne vrouw gemaekt en door koning Lodewyk bekrachtigd, ja door Philip-Auguste zelf naderhand toegestemd: dat alles kon niet helpen. De Franschman wist het door drogredenen of valsche voorwendselen te wederleggen; hy sprak van leenheerlyke regten, van terugkeer der graefschappen tot de kroon, by gebreke van mannelyke oirenGa naar voetnoot(4): kortom, het bleek dat er voor 's konings | |||||||
[pagina 278]
| |||||||
oom en doopsvader niets anders overbleef dan zich te laten uitschudden of naer zyn wapens te grypen. Tot het laetste besloot hy, en trouwens de middelen ontbraken hem niet om de oorlogskans te wagen; want behalve zyne leenmannen en bondgenooten mogt hy rekenen op de hulp zyner magtige steden, welke inderdaed vol yver waren om haers heeren hoon te wreken. Gent alleen leverde 20,000 man; Ieperen wapende twee keurbendenGa naar voetnoot(1); Brugge, Damme, Ryssel, St. Omer, Atrecht zelfs en al de steden der afgestane deelen bragten haer aendeel in 't veldGa naar voetnoot(2), zoodat de graef van Vlaenderen in staet was om den koning het hoofd te bieden. Maer de vraeg is, kon hy tegen den koning van Frankryk ten stryd trekken zonder gevaer te loopen van Vlaenderen zelf kwyt te worden? Volgens de oude beginselen van het feodale stelsel, verbeurde de leenman zyn leen door ongetrouwigheid | |||||||
[pagina 279]
| |||||||
of eedbreuk, als, omgekeerd, de heer zyn regt verloor door onbillyk gedrag ten opzigte van den leenmanGa naar voetnoot(1), in welk geval de laetste het ongelyk hem aengedaen wreken mogt, zelfs met de wapenen. Was het twyfelachtig wie van beide schuld had, zoo moesten des leenmans evenknien of paresGa naar voetnoot(2) oordeelen en uitspraek doen tusschen hem en den heer. Maer sedert het verval van het koningschap waren de wederzydsche pligten van leenheer en leenman in de war geraekt, en zoo lang de groote vasallen de overhand hadden, dat is, in magt den koning gelyk stonden of zelfs te boven gingen, ondersteunden zy eerder malkander dan huns gelyken te veroordeelen, dusdanig dat er op hun vonnis weinig staet te maken was, en dat derhalve de wapenen by voorkeur ingeroepen werden om den twist te beslissen. Zoo ging het gewoonelyk in als voor den tyd van Lodewyk VI en VII, en zelfs nog in het begin der regering van Philip-Auguste. Maer by lateren dag, wanneer deze vorst de bezittingen zyner kroon merkelyk vermeerderd en tevens het konink- | |||||||
[pagina 280]
| |||||||
lyk gezag versterkt had, werden de feodale betrekkingen weêr hersteld, en dan ziet men voor goed het adelyk geregtshofGa naar voetnoot(1) vonnis stryken, leenen verbeurd verklaren, kortom de oude regelen op nieuw toepassen, het zy te regt of te onregt. Zoo ver was 't in 1185 nog niet gekomen. Philip-Auguste dacht niet om het graefschap van Vlaenderen aen te slaen, maer wel om krygsmagt te verzamelen en den graef te bevechten. De vyandlykheden duerden jaren, maer leveren weinig belang op voor onze geschiedenis, omdat Philip van Elsaten de wysheid had van zyn leger op franschen bodem te leiden, waerdoor Vlaenderen zoo goed als vry bleef van de rampen des oorlogs. De beide partyen, nagenoeg even sterk, maekten zich moe met steden te belegeren of te ontzetten, sloten te verrassen of te beschermen, met geheele gauen af te loopen en te verwoesten; maer tot een algemeenen slag in het open veld kwam het niet: de koning had daer geen lust voor. Hy kende de onversaegdheid der Vlamingen, en vreesde van, zoo hy de nederlaeg kreeg, al te veel | |||||||
[pagina 281]
| |||||||
te moeten toeleggen. Hy beproefde liever om 's graven bondgenooten te doen wankelen, iets wat hem op den duer zoo wel gelukte, dat hy zelfs Boudewyn van Henegau tot afval bragt. Daerby werkten 's konings vrienden om den vlaemschen vorst tot vreedzame gevoelens over te halen, waerdoor men allengskens een bestand wist te treffen, en van lieverlede tot een akkoord te geraken. De peis werd gemaekt in 1186, op raed vooral van keizer Frederik, doch geheel in het voordeel van Frankryk. Philip stond Vermandois af aen Leonora, of liever aen den koningGa naar voetnoot(1), zoo nogtans dat hy er den grafelyken titel zyn leven lang mogt van voeren en in bezit blyven van de steden St. QuentinGa naar voetnoot(2) en PeronneGa naar voetnoot(3) met het slot van HamGa naar voetnoot(4). Dit was alles wat hem gelaten werd: al het overige bleef hy | |||||||
[pagina 282]
| |||||||
kwyt, zoo wel de Atrechtsche deelen van zyn graefschap, als de erflanden zyner gemalin, welke hem by wyze van schadeloosstelling toegezeid warenGa naar voetnoot(1). De ontrouw van zyn' zwager griefde Philip nog meer dan hetgeen hy verloor. Zoo haest hy zag dat Boudewyn naer de fransche zyde overhelde, nam hy het besluit van eenen nieuwen echt aen te gaen, en deed Mathilde, de dochter des konings van Portugael, ten huwelyk vragen. Alphonsus stemde daer des te gereedelyker in toe, dewyl hem zulks eene gelegenheid gaf om zyne dankbaerheid te toonen voor de uitstekende diensten welke hem vroeger door de Vlamingen bewezen warenGa naar voetnoot(2): zoodat de echt nog het zelfde jaerGa naar voetnoot(3) voltrokken werd, tot groot spyt van Henegau, welks vorsten aldus gevaer liepen van de vlaemsche erfenis hun te zien ontsnappen. | |||||||
[pagina 283]
| |||||||
In het najaer van 1187 kwam de treurige tyding dat Jerusalem in de handen der ongeloovigen was gevallenGa naar voetnoot(1). Deze ramp, welke aen paus Urbanus III het leven kostteGa naar voetnoot(2), verwekte eene algemeene ontsteltenis in de westelyke staten, en deed de noodzakelykheid zien om door eenen nieuwen kruistogtGa naar voetnoot(3), waer al de christene vorsten zouden deel aen nemen, het heilige Land, reeds zoo lang van alle kanten bedreigd, andermael te verlossen. Jammer maer, de gedurige twisten die de koningen van Frankryk en van Engeland in de wapens hielden, vertraegden de toebereidselen derwyze, dat de onderneming eerst in 1190 voor goed aengevangen werdGa naar voetnoot(4), toen het al te laet was om de veroveringen der Turken krachtdadiglyk te keer te gaen. De graef van Vlaenderen had zoo lang niet ge- | |||||||
[pagina 284]
| |||||||
wacht om aen de Christenen van Syrië hulp te verschaffen. Nauwelyks had hy narigt van hunne onheilen, of hy wapende eene vloot van zeven en dertig schepen, welke hy wel bemand naer het Oosten zond, om al voorloopig den overmoed, der ongeloovigen op zee te beteugelenGa naar voetnoot(1). Hy zelf vertrok, in den herfst van 1190, met de bloem van Vlaenderens adel, het bewind des lands overlatende aen de gravin Mathilde. Hy nam zynen weg langs Duitschland, van waer hy den jongen keizer Hendrik VI, die naer Roomen ging om gekroond te worden, vergezelde. Den winter in Italië doorgebragt hebbende, hernam hy, zoo haest het weder gunstig was, zynen togt over zee, en kwam ja behouden aen in de haven van PtolemaïsGa naar voetnoot(2), maer om daer niet meer van weêr te keeren. De Christenen belegerden die stad sedert acht maenden, wanneer de zomerhitte de pest verwekte in het kamp der belegeraers en er met duizenden deed omkomen. Onder dat getal was ook de graef van Vlaenderen: hy | |||||||
[pagina 285]
| |||||||
stierf den 1 Juny 1191, in de onzekerheid of de zege aen de vrienden of aen de vyanden van het kruis te beurt zou vallenGa naar voetnoot(1). Ptolemaïs ging eindelyk over, maer Jerusalem bleef in de handen der ongeloovigen. |
|