Vaderlandsche historie. Deel 3
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 535]
| |||||||||||||||||||||||||
912-1106.Volgorde der keizers.
Huis van Saksen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 536]
| |||||||||||||||||||||||||
Huis van Franconie.
De hertogelyke weerdigheid van Lotharingen was, in het begin, een opregt onderkoningschap, en die haer bekleedde, een ware prorex, den persoon des konings in het land vertegenwoordigende, zyne heerschappy vervangende, al de regten die daer aenkleefden uitoefenende, en het oppergezag voerende zoo wel over de leenmannen als over de onderdanen. 't Is waer, die weerdigheid was niet onwederroepelyk, veel min erfelyk. De hertog moet beschouwd worden als leenman van den koning, die hem af kon zetten en een anderen in zyn plaets stellen; doch in den staet van verval waer de koninklyke magt toe gekomen was, blykt het van zelf dat de begunstigde daeromtrent gerust mogt zyn. Zwendebout had zyn vermogen beproefd tegen den zelfden Raginer Lankhals, en men heeft in het vorige hoofdstuk gezien hoe slecht hy er zich meê bevond: niet de vasal maer de vorst raekte uit den zadel en schoot er daerenboven het leven by in. Aen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||||||
dat voorbeeld kon Karel zich spiegelen en zien wat hem te doen bleef. Met Raginer had hy geen moeite. Deze vorst bleef steeds indachtig dat hy aen 's konings gunst alles verschuldigd was: ook leefden heer en leenman in nauwe vriendschap, maer het duerde niet lang. Raginer, die niet jong meer was toen hy hertog werd, stierf ten jare 916Ga naar voetnoot(1) in het paleis van MeersenGa naar voetnoot(2). De koning zelf woonde de uitvaert by, waerna hy, in de tegenwoordigheid van de Grooten des ryks, het bestier van Lotharingen toevertrouwde aen Raginers oudsten zoon GislebertusGa naar voetnoot(3), die aldus in bezit bleef niet alleen van de hooge weerdigheid zyns vaders, maer van al de domeinen en inkomsten daeraen verknocht, welke zeer aenzienlyk moeten geweest zyn. Karel vleide zich dat zyn nieuwe gunsteling in het vaderlyk spoor zou gewandeld hebben, doch | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||||||
die hoop werd haest bedrogen. Gislebertus was een liederlyke kerel, valsch van hert, wispelturig, twistziek, en tevens sterk gespierd, onversaegd tot vermetelheid toe, en heerschzuchtig zonder weêrgaGa naar voetnoot(1). Ook had hy nauwelyks kennis gemaekt met 's lands adel, of hy begon zynen weldoener naer de kroon te steken, willende zelf koning van Lotharingen wezen. Zulk eene onderwinding kostte weinig moeite, dewyl de leenmannen van dien tyd hunnen dienst veil hadden voor den meestbiedende. Met hoeven of landhuizen aen den eenen, met geld aen den anderen te geven, maekte zich de hertog aldra veel aenhangGa naar voetnoot(2); maer het ding lekte uit voor zynen tyd en kwam Karel te weet, die aenstonds aen het hoofd van een leger hier te lande verscheen, om het kwaed in zynen oorsprong te dempen. Het eedgespan liep oogenblikkelyk uiteen. De heeren die hun woord gegeven hadden, namen de wyk naer hunne kasteelen, alwaer zy zich hielden alsof zy nergens van wisten, en de belhamel, aldus ver- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 539]
| |||||||||||||||||||||||||
laten, pakte zich weg over den Rhyn met een enkel paer vrienden, om de bescherming van hertog Hendrik van Saksen te gaen afsmeekenGa naar voetnoot(1). Deze laetste, aenbevolen door koning Koenraet, die in 918 kinderloos overleed, werd alsdan tot den troon van Duitschland verhevenGa naar voetnoot(2), waerdoor hy nu byzonder in staet was om voor Gislebertus ten beste te spreken. Door Hendriks tusschenkomst werd dan ook de banneling met Karel verzoend, en kreeg zyn eerambt zoo wel als zyn verbeurde goederen weêrGa naar voetnoot(3); maer hy bragt tevens zyn boozen aert terug naer Lotharingen en hernam welhaest zyn oude streken. In Frankryk was Rotbert, de eigen broeder van den gewezen koning Odo, eerst heimelyk, vervolgens in 't openbaer aen 't werken om Karel van den troon te krygen en er zelf op te geraken. Aldra zat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 540]
| |||||||||||||||||||||||||
Gislebertus daer tusschen, de saemgezworenen in de hand werkende zoo veel hy konGa naar voetnoot(1). Hun opzet gelukte. In Juny 922 kroonden zy Rotbert te Rheims; doch Karel daer niet gewapende magtGa naar voetnoot(2) tegen opgekomen zynde, velde, in eenen slag geleverd naby Soissons, met eigene hand zyn' mededinger neêrGa naar voetnoot(3), die nog geen volle jaer de kroon gedragen hadGa naar voetnoot(4). Hiermeê echter was 't niet uit. Karel meende dat hy de viktorie had, omdat zyn voornaemste vyand gevallen was; maer Rotberts zoon, Hugo, sedert bygenaemd de Groote, kwam op den zelfden stond bygesprongen met nieuwe legerscharen, en die onverwachte hulp besliste het pleit. De wettige vorst moest vlugten, en vond schuilplaets in Lotharin- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 541]
| |||||||||||||||||||||||||
gen, terwyl Hugo, de omstandigheden ten nutte makende, zyn' zwager Rudolf van Burgondië koning deed kiezen. Rudolf werd inderdaed gekroond den 13 July, doch niet aenstonds overal erkend, als ligt te begrypen is. De Lotharingers, onder anderen, bleven Karel getrouw, ook te midden van zyne tegenspoeden, zoodanig dat deze nog eenige hoop op herstelling bewaerde, toen hy door den graef van VermandoisGa naar voetnoot(1), in schyn een' zyner verkleefdste vasallen, tot een gesprek uitgenoodigd zynde, verraderlyk gevangen en te Chateau-ThierryGa naar voetnoot(2) in eenen toren opgesloten werdGa naar voetnoot(3). Zoo ver was 't gekomen, in 923, met de koninklyke weerdigheid van een' Karolinger! | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 542]
| |||||||||||||||||||||||||
Wat moesten de Lothryksche edellieden nu doen, afgescheiden van hun opperhoofd? De wankelsten verzonnen niet lang om zich aen Rudolf te onderwerpen; doch anderen die nog een weinig geweten hadden weigerden hunne hulde aen den onwettigen koningGa naar voetnoot(1). Onder dat getal was ook Gislebertus, niet uit besef van pligt, maer omdat hy in zyne verwachting te leur was gesteld, hebbende gehoopt zelf op den troon te klimmen en nu ziende dat Rudolf daer niet wilde van hooren. Hy werd dan bedacht om een nieuw plan te smeden. Met Rotger, aertsbisschop van Trier, die mede den ingedrongen Burgondiër zyne trouw ontzegde, trok hy naer Duitschland om koning Hendrik aen te manen tot eenen inval in Lotharingen, belovende dat zy hem beide helpen zouden en den weg tot den troon vergemakkelykenGa naar voetnoot(2). De Duitsche vorst stemde dit voorstel gereedelyk | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 543]
| |||||||||||||||||||||||||
toe; want hy, zoo wel als zyn voorganger, had steeds het oog gehad op deze landen, en maer gewacht naer den gunstigen oogenblik om ze aen het germaensche ryk te verbinden. Hy kwam dan nog dat zelfde jaer met krygsmagt den Rhyn over, en beproefde eerst den Elsasz te onderwerpen; doch niet met al den voorspoed dien hy gewenscht had. De leenmannen vreesden meer van Rudolf, dan zy van Hendrik verhoopten. Zoo sleepte de zaek nog meer dan een jaer, tot dat eindelyk de koning van Neustrië in twist geraekte met hertog Rollo van Normandyë, magtig genoeg om zynen tegenstander het hoofd te bieden. Dit toeval gaf gelegenheid aen koning Hendrik om zyne poogingen te hernemen, en dit mael met meer geluk; want, na nog een weinig geaerzeld te hebben, als wilden zy eerst zeker zyn van den uitslag, verklaerden zich de Lothryksche vasallen zoo goed als eenstemmiglyk voor den germaenschen vorst, en erkenden hem alleen tot hunnen heer en koning. Dit gebeurde in 925Ga naar voetnoot(1). Een groote stap was gezet en de band tusschen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 544]
| |||||||||||||||||||||||||
middel- en west-Frankryk voor altyd gebroken. Die band had nimmer veel sterkte gehad, omdat hy aen de natuer zyne kracht niet ontleende; want in beide ryken heerschte eene gansch verschillende nationaliteit. Hier, in het oude Austrasië, had het franksch element het overwigt, terwyl in Neustrië de Gallo-RomanenGa naar voetnoot(1) de meerderheid uitmaekten, en hunne franksche medeingezetenen voor een soort van vreemdelingen aenzagen. Zoo lang echter de nakomelingschap van Karel den Groote in de twee ryken op den troon zat, hadden de volkeren, zonder in een te smelten, vreedzaem naest en tusschen elkander geleefd, en de aengeboren strydigheid had van wederzyde eenigzins gesluimerd; maer wanneer ginds de adel het koningschap uit het Karolinger stamhuis in een Gallo-Romaensch geslacht overdroeg, alsdan werd hier de volksaert wakker en de afkeer der Lothrykers tegen de onderkruipers hunner nationale vorsten groeide dagelyks aen. Ook gebeurde de scheiding zoo haest daer kans voor was, en dat men op de herstelling van Karel den Eenvoudige niet meer hopen mogt. 't Is waer, de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 545]
| |||||||||||||||||||||||||
Lothrykers, met zich aen den koning van Duitschland over te geven, kozen eenen vreemden vorst tot opperhoofd; maer hy en zyne onderdanen behoorden ten minste tot den grooten germaenschen stam, waer de Karolingers zoo wel als het meerendeel hunner Lothryksche landgenooten insgelyks uit gesproten waren. Van dan af, namelyk van het jaer 925, is dan ook België, tusschen Schelde en Rhyn, aen Germanië verbonden, en de koning van Duitschland de leenheer gebleven van al de Lothryksche graven. Hendrik had zoo haest de souvereiniteit van Lotharingen niet aenveerd, of hy nam maetregelen om de orde en de openbare rust in dit land te herstellen. Onderscheidene bisschoppen waren, gedurende de laetste jaren, uit hunne stoelen gedrongenGa naar voetnoot(1), vele kloosters en abtdyen beroofd geworden van hunne eigendommenGa naar voetnoot(2). De vorst maekte een eind aen al die moedwilligheden, en om | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 546]
| |||||||||||||||||||||||||
voortaen de leenmannen in den toom te houden, om hen te beletten de handen uit te steken naer hetgeen hun niet toekwam, vaerdigde hy den paltsgraefGa naar voetnoot(1) Everhart naer deze gewesten, met last van de Grooten te bewaken en overal het regt te handhavenGa naar voetnoot(2). Hy gebruikte een ander middel om Gislebert te winnen die, schynt het, even zoo onrustig en zoo min te vrede als weleer, onder duims weêr kwaed vuer zat te stoken. De koning gaf hem zyne eigen dochter Gerberga ten huwelykGa naar voetnoot(3), en noemde hem zynen algemeenen stedehouder in geheel het ryk van LotharingenGa naar voetnoot(4). Of de hertog, met 's ko- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 547]
| |||||||||||||||||||||||||
nings schoonzoon te wordenGa naar voetnoot(1), van alle andere plannen afzag, daer mag men aen twyfelen; doch men vindt geene blyken van verdere aenslagen die hy tegen Hendriks oppergezag zou gesmeed hebben. Hendrik maekte juist gereedschap om met een leger naer Italië te trekken, ten einde dat land te verlossen van de dwingelanden die 't sedert lang verdrukten, toen hy den 2 July 936 te sterven kwam. Zyne dood bragt nieuwe verwikkelingen voort zoo in Duitschland als in Lotharingen. Kort te voren, waren de Grooten des ryks met Hendrik overeengekomen om zyn oudsten zoon Otto, sedert bygenaemd de Groote, tot opvolger te kiezen, gelyk zy 't werkelyk deden, 's Konings krooning had plaets in de oude hofstad Aken die, behalve dat zy zoo lang tot zetel des ryks gediend had, nu nog byzonder wel gelegen was om de Lothryksche vasallen deel te laten nemen aen de plegtigheidGa naar voetnoot(2). Gislebertus woonde ze by. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 548]
| |||||||||||||||||||||||||
Duitschers en Lothrykers waren even zeer ingenomen met hun jongen vorstGa naar voetnoot(1); maer de geestdrift duerde niet lang. Otto, die de heb- en de heerschzucht der vasallen reeds had leeren kennen, toonde van eerst af ten hunnen opzigte eene strengheid welke hem aldra veel vyanden maekte. Zyne eigen broeders ThankmarGa naar voetnoot(2) en HendrikGa naar voetnoot(3) gaven het kwade voorbeeld; doch de ergste van allen was de paltsgraef Everhart, meteen hertog van Rhyn-Franken, die, om gepleegde baldadigheid tot eene zware geldboet veroordeeld zynde, de vaen des oproers uit dorst steken en jaren lang in zynen wrevel volherdde. Dat die dry roervinken beproefden om den Lothrykschen hertog op hunne hand te krygen, en dat Gislebertus opentlyk of bedektelyk met hen meê- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 549]
| |||||||||||||||||||||||||
deed, kan men raden, want zulks lag in zyne natuer. Daerby kwam eene andere moeijelykheid voor Otto. Koning Rudolf was mede in 936 gestorven, en daer hy geene mannelyke oiren naliet, had Lodewyk IV, zoon van Karel den Eenvoudige, kans om de vaderlyke kroon weêr te krygen. Inderdaed, de oude vrienden der Karolingers spanden samen, gingen den jongen vorst in Engeland halen, waer hy gevlugt wasGa naar voetnoot(1), en verhieven hem op den troon van FrankrykGa naar voetnoot(2). Maer nu sloeg de nieuwe koning ook weêr de oogen op Lothryk, en tokkelde de leenmannen tot afval, zoodat Otto meer dan eenen mededinger te bestryden had. Hy raekte er echter door. De koning zelf wist Lodewyk uit den Elsasz te dryven, terwyl Herman van Zwaben met een leger naer den Rhyn voer tegen hertog Gislebert en den | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 550]
| |||||||||||||||||||||||||
Paltsgraef Everhart, beide aen genen kant des strooms aen 't plunderen. Zy werden eenigzins verrast. Everhart vocht met moed, tot dat hy overdekt van wonden dood op 't slagveld bleef; maer Gislebert zocht zyn behoud in de vlugt. Te vergeefs nogtans; want de vyand zat hem zoo na op de hielen dat hy, uit de voeten niet kunnende, te peerd in den Rhyn sprong, en er zyn eind vondGa naar voetnoot(1). Zoo stierf, in 939, de woelzieke Gislebert, onder wiens bestier het land geenen oogenblik rust genoot, waer het anders zoo dringende behoefte aen had. De hertog liet een' zoon na, met name Hendrik, nog te jong om den vader op te volgen. Daer echter de koning hem daervoor bestemde, en dat Hendriks moeder Gerberga, kort na de dood haers eersten gemaels, in huwelyk trad met Lodewyk van Over-ZeeGa naar voetnoot(2), noemde Otto den graef van Verdun tot voogd zyns neefs en tot ruwaerd van Lotharingen gedurende diens minderjarigheidGa naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 551]
| |||||||||||||||||||||||||
Men ziet dat koning Otto het goed meende met Gisleberts zoon, die trouwens geen schuld had in 's vaders wangedrag, en daer niet voor lyden moest. Maer voogd en pleegkind stierven beide in 943Ga naar voetnoot(1) weinige maenden de een na den ander, waerdoor de hertogelyke weerdigheid open viel tot groot onheil van het land. De koning beschikte er over ten voordeele van Koenraet den Wyze, zoon van den graef van SpeyerGa naar voetnoot(2) die alhoewel nog jong, reeds zoo veel blyken van dapperheid en van goed beleid gegeven had, dat Otto's keus daerdoor zelf geregtveerdigd scheen. Zy was dat inderdaed, doch niet in de oogen van Raginer III, graef van Henegau, neef van Gislebertus, wiens wargeest in hem voortleefde. De graef beweerde dat hy als erfgenaem van den jongen Hendrik regt had om dezen in zyne hooge weerdigheid op te volgen. Te vergeefs werd hem geantwoord dat het hertogdom van Lothryk geen erfelyk leen was, maer afhing van de vrye | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 552]
| |||||||||||||||||||||||||
beschikking des konings: Raginer wilde zulks niet erkennen, en bleef des te halsstarriger in zyne eischen, omdat hy nagenoeg al de edellieden des lands meê had. Dit moet geenszins verwonderen. De Lothryksche graven, gebruik makende van den byzonderen toestand dezer gewesten, liepen al de anderen vooruit in de erfelykheid hunner leenenGa naar voetnoot(1), en grepen nog verder dan de Duitsche vasallen die, onder 't oog van hunnen vorst, zich al eens moesten inhouden. Men begrypt dus ligt dat zy het regt van opvolging aen Raginer toekenden, dewyl zy alzoo in hun eigen belang werkten. Daerenboven hadden zy liefst een' landgenoot aen hun hoofd gezien, eensdeels omdat deze voor hen niet te groot moest schynen, en ten andere omdat zy zich zelven niet te klein achtten om vroeg of laet, als het pas gaf, op hunne beurt naer de hertogelyke weerdigheid te dingen. Intusschen koning Otto bleef by zyn stuk, en Koenraet nam het bewind in handen, met zoo veel klem, dat men jaren lang van geenen wederstand des adels hoort gewagen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 553]
| |||||||||||||||||||||||||
Het zal dan vermoedelyk uit eene beweging van dankbare tevredenheid geweest zyn dat Otto, in of omstreeks 947Ga naar voetnoot(1), aen hertog Koenraet, zyne eenige dochter Lutgardis ten huwelyk gaf. Maer deze nieuwe gunst deed welligt den man die er 't voorwerp van was andere, ja kwade zinnen krygen; want in 't vervolg ziet men hem zyne pligten te buiten gaen. Otto had van zyne eerste vrouw een enkelen zoon, Ludolf genoemd, dien hy dan ook tot zynen opvolger bestemde. Maer in 951Ga naar voetnoot(2) hertrouwde hy met Adelheid, weduwe van den italiaenschen koning LotharisGa naar voetnoot(3). Van dan af begon de spraek te gaen dat het voorkind onterfd en Adelheids kroost in zyn plaets zou gesteld worden, waerdoor Ludolf, reeds ontevreden wegens het huwelyk zyns vaders, tegen hem in vollen opstand raekte. Hy week naer Saksen en kreeg daer, behalve zyne vrienden, al de ontevredenen des ryks tot aenhangersGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||||||||||||||||
Onder die oproerigen telde men ook welhaest hertog Koenraet van Lotharingen, waerschynlyk meêgesleept door zyne hoovaerdy en door den lust van nog hooger te klimmen. Koning Otto beproefde eerst zachte middelen om zoon en schoonzoon tot rede te brengen; doch ziende dat zy doof bleven aen alle vaderlyk vermaen, zette hy Koenraet van zyn weerdigheid af en nam de wapens op om de rebellen neêr te slaenGa naar voetnoot(1). De hertog rekende op de Lothrykers en kwam herwaerts om hunne hulp te vergen; maer nu vond hy de gemoederen tegen hem gekeerd, en graef Raginer aen 't hoofd der meeste leenmannen, kwansuis de party des konings houdende, doch inderdaed hunne eigen zaek voorstaende tegen het oppergezag. Koenraet moest wykenGa naar voetnoot(2). Het hertogdom stond dan ledig, en koning Otto wist er geen' weg meê; want zy die tot dus verre er meê beleend waren geweest hadden deerlyk misbruik van hunne magt gemaekt. Van den anderen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||||||||||||||||
kont kon Lothryk zonder bestier niet blyven, want zulks ware de heerschzuchtige vasallen in de hand gewerkt. De koning besloot dan den gewigtigen post toe te vertrouwen aen zyn jongsten broeder Bruno, en gaf hem het verlei in den nazomer van 953Ga naar voetnoot(1). Bruno, omstreeks 925 geborenGa naar voetnoot(2), was in September 953 verheven geworden tot den aertsbisschoppelyken Stoel van Keulen, dien hy weerdiglyk bekleeddeGa naar voetnoot(3). 's Mans beproefde deugd strekte den koning tot waerborg van zyne getrouwheid; daerby mogt hy rekenen op Bruno's standvastigheid en dus verhopen dat hy de orde, de rust en het regt handhaven zou in Lothryk, waer 't bisdom van Keulen deel van maekteGa naar voetnoot(4). Die standvastigheid werd eerlang op den toets- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||||||||||||||||
steen gezet door eenen inval der Hongaren. De gewezen hertog Koenraet, vol van spyt en wraekzucht tegen zyn' schoonvader die hem afgesteld en tegen de Lothrykers die hem verstooten hadden, kwam zelf aen het hoofd dier Barbaren om zyne woede hier uit te werken. By Worms zetten zy over den Rhyn en blaekten de stad. In Trier niet binnen geraekt zynde, rukten zy naer Keulen, welks omstreken schroomelyk mishandeld werden. Vervolgens zakten zy af naer Tricht, voeren daer de Maes over, en na Haspengau afgeloopen te hebben trokken zy door het KolenwoudGa naar voetnoot(1) naer Henegau, roofden op hunnen weg de abtdy van LobbesGa naar voetnoot(2), rigtten zich dan naer 't Kameryksche en zoo verder Frankryk inGa naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||||||||||||||||
Men ziet, meer dan een wraekoefeningGa naar voetnoot(1) of een strooptogt was het niet, doch die des te meer kwaed deed, omdat de meeste heeren, in stede van zich tegen de plonderaers te verzetten, de bendeGa naar voetnoot(2) ontweken op hunne kasteelen en het land prys gaven aen de woede der Barbaren, welke Bruno, zonder de hulp des adels, niet in staet was uit te dryven. Hy deed echter wat hy kon om hunnen aftogt te verhaesten; maer nauwelyks was het land van den vreemden vyand verlost, of het werd op nieuw beproefd door inwendige onlusten. De leenmannen, tegen elkander in 't harnas geschoten, vernielden om stryd elkanders bezittingenGa naar voetnoot(3), terwyl Koenraet nu hier dan ginds zynen wrok op de landzaten boette, tot dat hy gelukkiger wyze Bruno in de handen viel, die hem opgesloten hield middelerwyl dat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||||||||||||||||
de koning zyn lot bestemde. Otto deed hem genade, gaf hem zelfs zyn goed in Duitschland weêr, maer niet zyn bertogdomGa naar voetnoot(1). Het jaer daerna, 955, deden de Hongaren een nieuwen inval in Duitschland, dit mael ja met al hunne magtGa naar voetnoot(2). Zy waren reeds in Beijeren aen 't moorden en branden, toen de koning er tegen optrok en hen, den 10 Augusty, aen de LechGa naar voetnoot(3) ontmoet hebbende, aenstonds slag leverde. By die gelegenheid toonde Koenraet dat zyn leedwezen opregt was. Hy vocht aen het hoofd der zynen als een leeuw, ja als had hy gezworen de dood te zoeken om zyn vorige ongelyken te herstellen: en hy vond ze inderdaed; want op het oogenblik dat hy, uitgeput van 't stryden, den helm omhoog stiet om adem te scheppen en zyn zweet af te droogen, voer hem een pyl dwars door de strot, en velde hem nederGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||||||||||||||||
Toen dit gebeurde was de overwinning reeds bebaeld, en volkomen. Zy had een heilzamen invloed, niet slechts op de zaken van Duitschland, maer tevens op die van Lotharingen, waer Bruno thans met yver doorwerkte om den moedwil der leenmannen in te toomen. Kort na den slag van LechfeldGa naar voetnoot(1) riep hy den adel byeen te IngelheimGa naar voetnoot(2) en eischte waerborgen voor zyne trouw. In een tweede vergadering, te Keulen gehouden, deed hy de vasallen geld geven, het zy om in de openbare noodwendigheden te voorzien, het zy om gepleegde onregtveerdigheden goed te makenGa naar voetnoot(3). Deze laetste onderstelling is wel de gegrondste; want omtrent dien zelfden tyd deed Bruno, met tusschenkomst van den jongen LotharisGa naar voetnoot(4), graef | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 560]
| |||||||||||||||||||||||||
Raginer van Henegau een kasteel weêrgeven dat deze aen den regtmatigen bezitter ontweldigd hadGa naar voetnoot(1). Hy had mede het weduwgoed van Gerberga, haer door wylen GislebertGa naar voetnoot(2) gelaten, feitelyk onder zyn hand gebragt, en weigerde teruggaef, tot dat men zyn slot van Bergen verrast en hy vrouw en kinderen naer Frankryk had zien voerenGa naar voetnoot(3). Alsdan, ja, legde hy 't hoofd in den schoot, zag af van Gerberga's lyftogt en kreeg, door bemiddeling van hertog Bruno, zyne gemalin en kroost wederGa naar voetnoot(4). Dit alles maekte den graef niet wyzer. Aldra zag men hem zyne schade verhalen ap de eigendommen van kerken en kloostersGa naar voetnoot(5), en wist op nieuw een eedgespan aen te knoopen met sommige Lothryksche leenmannen, zoodat Bruno an- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 561]
| |||||||||||||||||||||||||
dermael het zweerd moest opvatten, gezamentlyk met koning Lotharis, zyn eigen neef. Raginer zag dus nog eens dat hy buigen moest. Hy ging werkelyk den hertog vinden te St-Sauve by Valencyn, en gaf hem goede woorden; doch daer was Bruno niet meê voldaen: hy eischte pandslieden die voor het toekomend gedrag des wreveligen graefs zouden instaen. Zulks scheen den laetste te veel gevergd, en trouwens wie zou, wie kon voor hem borg blyven? Hy weigerde dan. Maer Bruno, op zyne beurt geduld verliezende, deed hem vast zetten, sloeg al zyne goederen aen, en zond kort daerna den eedbreukigen vasal over den Rhyn in ballingschapGa naar voetnoot(1). Dat was loon naer werken. Het graefschap van Henegau werd verleid aen zekeren edelman met naem Ricarius, terwyl des ontrouwen leenmans kinderen, Raginer en Lambertus, met hunne moeder de wyk namen naer de koningin GerbergaGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||||||||||||||||
Bruno's strengheid, die hier eens opentlyk bleek, deed den Lothrykschen adel nadenken. Het getal dergenen wier handen ledig, wier geweten zuiver was, liep niet hoog. Velen dus hadden te vreezen, indien zy de geregtigheid bleven miskennen; maer liever dan die te eerbiedigen en hunnen handel er naer te rigten, deden zy hunne sloten versterken, ja bouwden er nieuwe, om zich aen 's hertogs straffenden arm eenigzins te onttrekken. Doch Bruno was de man niet om achteruit te gaen. Hy verbood, zonder verlof, burgten te stichten of de muren der bestaende op te trekken, en, ziende dat sommigen niet gehoorzaemden, deed hy hunne torens afbreken, de pas opgeworpen wallen slechten, en sloeg daerenboven de wederspannigsten in zware boeten, toonende dat zy eenen meester hadden die zyn gezag wist te handhavenGa naar voetnoot(1). Men ziet, met den Lothrykschen adel was 't moeijelyk huis te houden. Het schynt dat hy heimelyk ondersteund werd door koning Lotharis van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||||||||||||||||
Frankryk, die ook al begerige oogen op het land sloeg dat zyn grootvader bezeten hadGa naar voetnoot(1). Wat daer van zy, Bruno kwam al de zwarigheden te boven en deed de leenmannen zwichten. Toen hy de orde hersteld had, besloot de regtschapen man een middel aen te wenden dat byzonder geschikt was om de rust des lands te bevorderen. Met 's konings toestemming verdeelde hy Lotharingen in twee hertogdommen of Provinciën: Opper- en Neder-Lotharingen, waervan het eerste nagenoeg gelyk stond met het hedendaegsche LorreynenGa naar voetnoot(2), terwyl het tweede België besloeg tusschen Schelde en RhynGa naar voetnoot(3), en steeds den naem van Lothryk bewaerd heeftGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||||||||||||||||
Deze verandering geschiedde in 959Ga naar voetnoot(1). Het bestier van Opper-Lotharingen werd toevertrouwd aen Frederik, graef van BarGa naar voetnoot(2); dat van Neder-Lotharingen aen zekeren Godfried van onbekende afkomstGa naar voetnoot(3); maer Bruno ging voort met het hoogbewind te voeren over de beide landen. Door deze schikking was er mogelykheid om de vasallen beter in 't oog te houden, de wetten getrouwer te doen nakomen, de struikroovery in te | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 565]
| |||||||||||||||||||||||||
toomen en Lothryk te laten uitrusten van zyn langdurige rampenGa naar voetnoot(1). In 962 werd Otto keizer. Hy was door het hoofd der Kerk naer 't Zuiden geroepen om een eind te stellen aen de dwingelandy van Berengarius, dien hy door zyné enkele tegenwoordigheid op de vlugt dreef en op een grooten ryksdag deed afzetten. Daerop koning van Italië uitgeroepen zynde, zette hy zynen weg voort naer Roomen, en werd daer op Lichtmis-dag door paus Jan XII met zyne gemalin gekroondGa naar voetnoot(2). Zoo kwam de keizerlyke weerdigheid, na eene lange tusschenpoos, terug aen de Duitsche vorsten, die haer sedert altyd behouden hebben. De belangen van Italië deden den keizer nog meer dan eens over de bergen trekken. Aen een' dier togten nam, op Bruno's bevel, hertog Godfried van Neder-Lotharingen deel met 's lands adel, maer stierf aen eene besmettelyke ziekte in 964Ga naar voetnoot(3), | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 566]
| |||||||||||||||||||||||||
en nergens blykt het dat hem iemand tot opvolger werd gegevenGa naar voetnoot(1), weshalve men reden heeft van te denken dat Bruno zelf, na Godfrieds dood, bet bestier van Lothryk waernam. Zulks duerde echter niet lang meer; want Bruno overleed te Rheims, den 11 Octoher 965Ga naar voetnoot(2), en werd van groot en klein beweend om zyne wysheid en heilig levenGa naar voetnoot(3). Die wysheid bragt nog heilzame vruchten voort na Brunos dood. Ofschoon Lothryk, zonder hertog, onder 't onmiddelyk bestier des keizers bleefGa naar voetnoot(4), ziet men daer jaren lang de rust en de orde heerschen; maer orde en rust verdwenen met dien vorst, die den 7 mei 973 uit dit leven scheiddeGa naar voetnoot(5). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||||||||
's Keizers eenige zoonGa naar voetnoot(1), Otto II, volgde hem op in al zyne rykenGa naar voetnoot(2), onder de algemeene toejuiching der DuitschersGa naar voetnoot(3). In Lotharingen werd even zoo min zyne heerschappy betwist; maer de kinderen van Raginer IIIGa naar voetnoot(4), oordeelende dat het oogenblik gunstig was, beproefden om Henegau weêr te krygenGa naar voetnoot(5), en, erger nog, koning Lotharis van Frankryk maekte aenstonds gereedschap tot eenen inval, hebbende zich reeds in zyne diplomen den titel van koning van Lotharingen aengematigdGa naar voetnoot(6). Otto II, alhoewel nog jongGa naar voetnoot(7) moest juist den | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||||||||||||||
Franschman niet vreezen; maer hy had eenen oproer in Beijeren te bevechtenGa naar voetnoot(1) en derhalve de handen niet ruim om aen dezen kant krachtdadig door te werken. Daerby maekte Karel, Lotharis broederGa naar voetnoot(2), aenspraek op het erfgoed zyner moeder Gerberga, en daer had hy regt toeGa naar voetnoot(3). De keizer erkende zulks, stelde Karel in bezit van hetgeen hem toekwam, en beleende hem tevens met het hertogdom van Lothryk, op voorwaerde dat hy het, des noods, tegen de aenslagen zyns broeders verdedigen zouGa naar voetnoot(4). Otto meende dat hy aldus alle verdere moeijelykheden verwyderd had, maer hy bedroog zich; want het jaer daerna, 978, viel Lotharis onverhoeds met een leger in Opper-Lotharingen, veroverde dat nagenoeg geheel, en drong door tot Aken, met zoo veel spoed, dat de keizer en zyne gemalin, die juist in de hofstad zich ophielden, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||||||||||||||
kwalyk den tyd hadden om weg te geraken. Zy weken naer Keulen. Lotharis nam de stad in en hield daer dry dagen huis gelyk men denken kan. Doch voor zynen aftogt deed Otto hem boodschappen dat hy, vóór het einde des volgenden jaers, een tegenbezoek in Frankryk verwachten mogt, waer list noch verrassing tusschen zou komenGa naar voetnoot(1). De keizer hield zyn woord, des te getrouwer, dat hy juist van den beijerschen kryg ontslagen was. Met zestig duizend manGa naar voetnoot(2) voer hy, den 1 October 979, door het Ardennen-Woud, in Frankryk, verwoestte Champagne en andere streken, trok voort tot Parys waer hy de voorsteden van in asch legde: kortom hy zette het den franschen koning zoo duer betaeld, dat Lotharis vrede vroeg en dien met Otto sloot in 980, plegtiglyk afziende van alle verdere aenspraek op LotharingenGa naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||||||||||||||
Karel bleef in bezit van het bertogdom. Hy vestigde zich te BrusselGa naar voetnoot(1), bewoonende daer een kasteel dat door zyne voorouders gebouwd was tusschen twee armen der Senne, en waer Sint-Gorix kerkGa naar voetnoot(2) van afhingGa naar voetnoot(3). In 983 stierf keizer Otto II, in den ouderdom van 28 jaren, een' zoon nalatende van den zelfden naem, die er pas dry teldeGa naar voetnoot(4). Het kind was door den vader tot diens opvolger bestemd, en werd ja aenstonds te Aken gekroondGa naar voetnoot(5); doch zulks belette niet dat er in Duitschland groote onlusten ontstonden die ook weêrgalm in Lothryk hadden en veel kwaed veroorzaekten. Dry jaer later, namelyk in 986, kwam koning Lotharis van Frankryk te sterven, hebbende tot op- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||||||||||||||
volger zyn' zoon Lodewyk V, ten onregt bygenaemd den NietsdoendeGa naar voetnoot(1), die achttien jaer oud was als hy den troon beklom. Maer hy bezat hem niet lang; want den 21 mei 987Ga naar voetnoot(2) scheidde hy ook uit deze wereld, vergeven, zegt men, door zyn eigen gemalin. Wat daer van zy, hy liet geen kinderen, zoodat de kroon van regts wege verviel op zyn vaderlyken oom, hertog Karel van Lothryk. Deze zou dan ook, naer 't schynt, op den troon geraekt zynGa naar voetnoot(3), had hy zich gehaest om zyn regt te doen gelden; maer hy talmdeGa naar voetnoot(4) en liet den graef van Parys Hugo Capet vooruitloopen die, met behulp van zyn' zwager en van zyn' broeder, de een hertog van Normandyë de andere van Burgondië, vele voorname leenmannen op zyn hand bragt, en na te Noyon koning gegroet | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 572]
| |||||||||||||||||||||||||
te zyn geworden, zich den 3 july te Rheims liet kroonen en zalvenGa naar voetnoot(1). Toen alles gedaen en het te laet was, werd Karel bedacht om zyn erfdeel met de wapens af te eischen. Krachtdadig ondersteund door de Lothryksche leenmannen, trok hy naer Frankryk en nam eenige steden in, onder andere Rheims en LaonGa naar voetnoot(2). Zulks was een goed begin, en Karel had moeten doorwerken, maer wat deed hy? Hy verspilde tyd en gelegenheid achter de stevige muren van Laon, verzekerd zynde dat Hugo hem daer niet ligt uit zou krygen. Hugo beproefde het inderdaed te vergeefs; doch wat het geweld niet vermogt deed het verraed. Eenige omgekochte mannen maekten, den 2 april 991, de poorten der stad open; de vyand kwam binnen, Karel werd verrast, met zyne gemalin opgeschept, en te Orleans in de gevangenis gesloten, alwaer hy, naer het zeggen van velen, het zelfde jaer overleedGa naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 573]
| |||||||||||||||||||||||||
Karel liet, behalve twee dochters Gerberga en Ermengardis, een' zoon na met name Otto die, gedurende 's vaders gevangenis het hertogdom bestierde en, na diens dood, in zyn plaets trad. Otto deed geen moeite om op den troon van Frankryk te klimmen, zelfs niet na Hugo's dood. Te vrede met zyn hertogdom, gedroeg hy zich steeds als trouwen leenman des keizers, met wien hy, in 1001, naer Italië vertrok, en hem 't jaer daerna sterven zag. Otto III was maer 22 jaer oud; onze hertog, die het lyk zyns naemgenoots naer Aken vergezeldeGa naar voetnoot(1), volgde hem eerlang ook in het graf; want hy overleed te Maestricht in 1005Ga naar voetnoot(2), kinderloos als de keizerGa naar voetnoot(3). Otto was de laetste telg van Karel den Groote. Het doorluchtig huis der Karolingers ontsproot in België, en in België stierf het uit. Althans de mannelyke afkomst staekte in den persoon van Otto; maer het geslacht werd voortgezet door Otto's zus- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 574]
| |||||||||||||||||||||||||
ters, Gerberga die getrouwd was met graef Lambert van Leuven, en Ermengardis weduwe van graef Adelbert van NamenGa naar voetnoot(1). Het hertogdom van Lothryk stond open. Keizer Hendrik gaf dit te leen aen GodevaertGa naar voetnoot(2) van EenhamGa naar voetnoot(3), bygenaemd den Wyze, uit een hoogadelyk huis van ArdennenGa naar voetnoot(4), dat sedert lang door de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 575]
| |||||||||||||||||||||||||
duitsche vorsten byzonder begupstigd werdGa naar voetnoot(1). Zulks mishaegde echter grootelyks aen de inlandsche heeren. Deze hadden 't reeds zoo ver gebragt, dat hunne graefschappen, zoo niet in regte, althans in der daed erfelyk geworden waren; maer nu wilden zy ook de erfelykheid des hertogdoms erkend hebben, en stonden op tegen den keizer, omdat hy het anders begrepen en er vrymagtig over beschikt had. Graef Lambert van Leuven was de eerste die er stout voor uitkwam dat hy, als gemael van Gerberga, in Otto's weerdigheid diende gesteld te worden: en wat de keizer ook inbrengen mogt om te toonen dat het hertogdom van Lothryk geen erfelyk, veel min een vrouwelyk leen was, zulke redenen golden niet meer. Lambert, verre van zich te laten overtuigen, greep naer zyn wapens en begon den kryg tegen den keizer, met des te meer | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 576]
| |||||||||||||||||||||||||
onbeschroomdheid, dat nagenoeg al de groote vasallen des ryks, ja tot den graef van Vlaenderen toe, zyne party kozen. De oorlog duerde tot dat, in 1015, de roekelooze Albert op 't slagveld bleef en door zyn dood er een eind aen steldeGa naar voetnoot(1). Zoo haest het in Lotharingen uit was, begon het spel in HollandGa naar voetnoot(2). Daer had graef Diederik III een slot gebouwd of herbouwd aen het uiteind der Maes, ter plaetse waer zich thans de stad Dordrecht verheftGa naar voetnoot(3). Aldus meester zynde van het water, deed hy op eigen gezag tollen heffen van al de waren die den stroom op of af gevoerd werden, tot groote belemmering van den koophandel. De TielenaersGa naar voetnoot(4), | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 577]
| |||||||||||||||||||||||||
die daer byzonder veel schade by leden, deden hun klagten aen keizer Hendrik toen deze, in 1018, te Nimwegen het paeschfeest was komen vieren en ryksdag houden. Zy werden ondersteund door den bisschop van Utrecht, wiens regten van jagt en vischvangst insgelyks door den moedwilligen graef verkort waren. Men haelde dan den keizer over om er tusschen te komen, en, dewyl Diederik, die den ryksdag bywoonde, weêrbarstig bleef, werd aenstonds besloten dat men hem met de wapens op zyn plaets zou zetten. Hertog Godevaert van Lothryk moest den togt bestierenGa naar voetnoot(1) onder de medewerking der bisschoppen van Utrecht, van LuikGa naar voetnoot(2), van Keulen en van Kameryk, by welke zelfs nog dry graven bevel hadden zich met hunne manschap te vervoegen. Het kan wonder schynen dat er tegen een enkelen leenman, en die nog van de sterksten niet was, zoo veel krygsmagt verzameld werdGa naar voetnoot(3); maer het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| |||||||||||||||||||||||||
dient opgemerkt dat in zulke byzondere togten de leenmannen juist van geen talryke benden vergezeld waren, gelyk in eenen oorlog waer het de natie of het geheele land gold. Daerenboven ziet men dat de bondgenooten op den Waalstroom by Nimwegen samen kwamen, om met schepen, van elders daerheen gevoerd, naer Dordrecht te stevenen. Dat de vloot niet zeer groot, noch de manschap zeer talryk geweest zy, kan men uit die omstandigheden eenigzins opmaken; doch zeker is het dat de onderneming deerlyk mislukte. De keizerlyken werden geslagenGa naar voetnoot(1): menigen sneuvelden op het veld, anderen vonden hun dood in 't water; hertog Godfried zelf sterk gewond zynde viel den vyand in de handen en werd naer Dordrecht vervoerdGa naar voetnoot(2); maer graef Diederik had het verstand van zyn' gevangen zonder losgeld in vryheid te stellen, waerdoor hy | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| |||||||||||||||||||||||||
dezen te vriend kreeg, en door zyne tusschenspraek verzoend werd met den keizerGa naar voetnoot(1). Hertog Godevaert stierf in 1023. Daer hy geen kinderen had, noemde de keizer in zyne plaets een' eigen broeder des aflyvigen, GodeloGa naar voetnoot(2), die reeds markgraef van Antwerpen wasGa naar voetnoot(3). Dit maei ontmoette de nieuwe hertog geene tegenspraek van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| |||||||||||||||||||||||||
den kant des Lothrytschen adels; maer hy had nauwelyks bezit genomen van zyn leen, of hy verwikkelde zich in de zaken van Duitschland op eene wyze die niet zonder gevaer voor Lothryk was. Keizer Hendrik II overleed in 1024, geene kinderen nalatende, noch iemand van zyn maegschap die redelyker wyze aenspraek op den troon maken kon, zoodat de vrye keus der Grooten moest uitwyzen wie hun hoofd en leenheer wezen zou. Dat er dus onder de ryksvorsten meer dan een zich niet te klein achtte om naer die hooge weerdigheid te dingen, spreekt van zelf. Welhaest vergaderden de Duitsche en tevens de Lothryksche vasallen, met Godelo voorop, te Maintz, en kozen daer Koenraet II van Franconie, bygenaemd den Saliër, tot opvolger des verstorvenen keizers. Hy werd zonder uitstel gekroond in de stad zelf waer de keus had plaets gehad; maer de plegtigheid was kwalyk voleind, of daer ontstond yverzucht in 's konings eigen stamhuis, zoodanig dat een andere Koenraet, van zyn naeste maegschap, ondernam hem den voet te ligten. Waerschynlyk had Godelo op den ryksdag van Maintz, voor dezen laetste, die er ook verschenen was, gestemd; althans hy verklaerde | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 581]
| |||||||||||||||||||||||||
zich opentlyk als aenhanger des tweeden Koenraets, en zyn voorbeeld werd gevolgd door onderscheidene bisschoppen en graven. Zulk eene scheuring in het ryk kon niet dan op onheilen uitleiden. Reeds beproefde de koning van FrankrykGa naar voetnoot(1) om hier te lande voet te krygen; maer de Saliër deed zoo gunstige voorslagen aen hertog Godelo, en nam zoo wyze maetregelen in Duitschland en in Italië, dat hy de tegenparty tot stilzitten bragt, ja en algemeen tot hoofd des ryks erkend werdGa naar voetnoot(2). Zoo zag men dan hier en elders de vrede gelukkig hersteld. Godelo's verzoening met den keizer was zoo innig, zoo wel gemeend, dat hy sedert een der trouwste en yverigste leenmannen van Koenraet werd, hem allen dienst bewyzende zoo wel in de raedzael als op het slagveld. Ook ontving hy blyken van 's keizers erkentenis wanneer, in 1034, door de dood van Frederik II, die geen mannelyke oiren naliet, het hertogdom van Opper-Lotharingen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 582]
| |||||||||||||||||||||||||
open viel. Godelo werd er meê beleend, en was nu een der magtigste vorsten van zynen tydGa naar voetnoot(1). Hy had dry zonen: Godfried, Godelo en Frederik, welke laetste zich aen den dienst der Kerk toewydde en laterGa naar voetnoot(2) paus werd onder den naem van Stephanus IX. Aen de twee eersten bestemde de Lothryksche vorst, met inwilliging des keizers, zyn beide hertogdommen, dat van Neder-Lotharingen aen den oudste, het andere aen zynen naemgenoot. Middelerwyl nam Godfried, ter oorzake van 's hertogs klimmenden ouderdom, deel aen het bestier der landen; maer toen in 1044Ga naar voetnoot(3) de vader te sterven kwam, lag alles weldra overhoop. Godevaert III was niet te vrede met Neder-Lotharingen. Hy wilde zoo groot wezen als zyn vader, en vroeg er het andere hertogdom nog by, tot reden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 583]
| |||||||||||||||||||||||||
gevende of liever tot voorwendsel, dat zyn broeder Godelo geen hoofd had om aen 't roer te staen. Zulks had wel eenigen grondGa naar voetnoot(1); doch de keizerGa naar voetnoot(2) raedde de geheime reden, en vreezende dat Godfried, wiens dapperheid en beleid hy reeds had leeren kennen, hem boven 't hoofd mogt wassen, hield hy aen hetgeen vroeger gesteld was, en beleende Godelo met Opper-Lotharingen. Nu schoot Godfried in de wapens. Met behulp van den graef van VlaenderenGa naar voetnoot(3), trok hy naer de Moezel om 't geen hem geweigerd was meester te worden, en zou daer misschien in geslaegd hebben, hadden niet de aertsbisschop Herman van Keulen en diens broeder OttoGa naar voetnoot(4) er zich krachtdadig tegen verzet. Weldra kwam er de keizer zelf tusschen, zoodat de wedstryd voor den hertog veel ernstiger werd, toen zyne vrienden, beter bedacht dan hy en te regt een | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 584]
| |||||||||||||||||||||||||
kwaden uitslag voorziende, hem met dringende woorden overhaelden om onverwyld het hoofd in den schoot te leggen. Godevaert deed zich geweld, en ging by zyn' leenheer een' knieval doen; maer Hendrik was zoo ligt niet te verbidden. Dewyl hy nu den vogel in de hand hield, vond hy geraden hem op te sluiten, en liet hem inderdaed een jaer mymeren in het slot van Gibichenstein op de SaaleGa naar voetnoot(1). Vervolgens los gelaten zynde en, in schyn, wyzer geworden, begaf hy zich andermael tot den keizer, terwyl deze te Aken het Pinksterfeest vierde, om in genade ontvangen te worden. Dit mael schonk Hendrik hem vergiffenis; hy gaf hem zelfs het hertogdom van Lothryk weêr, maer eischte nogtans dat zyn zoon in Duitschland bleef, tot pand en waerborg van 's vaders onderdanigheidGa naar voetnoot(2). Het zelfde jaer, 1046, stierf Godelo. Nu, dacht Godfried, had hy nieuwe kans om zyn doel te be- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 585]
| |||||||||||||||||||||||||
reiken; maer, hoe sluw hy 't anders daerop aenlegde, hy mistte 't nog eens, want de keizer gaf het hertogdom van Opper-Lotharingen aen zekeren Albrecht uit het Elsaszer huis van EgisheimGa naar voetnoot(1), en aldus nieuwe stof aen Godfrieds wrevel. Deze kon zyne razerny niet meer intoomen. Hy zocht bondgenooten op, den graef van Vlaenderen namelyk en Diederik IV van Holland, die, terwyl de hertog, zoo lang zyn zoon in Duitschland was, niet opentlyk dorst meêdoen, al vast den kryg begonnen en den keizer veel werk gavenGa naar voetnoot(2). Maer Godevaerts kind stierf omtrent dien tyd, weshalve de vader, geen reden meer hebbende om zich te wederhouden, aenstonds het harnas aengespte en door het Limburgsche naer Nimwegen trok, waer hy het oud paleis der Karolingers in asch legde. Vervolgens ylde hy naer Opper-Lotharingen, geraekte in Verdun, dat op zyn beurt veel te lyden kreegGa naar voetnoot(3), en overviel kort daerna zyn' mededinger Albrecht, met zulk gevolg, dat deze niet alleen verslagen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 586]
| |||||||||||||||||||||||||
werd en veel volk verloor, maer zelf in het gevecht dood bleefGa naar voetnoot(1). De keizer gaf het daerom niet op. Hy verving den gesneuvelden hertog door diens eigen neef, Geeraert van MetzGa naar voetnoot(2), en strafte den wederspannigen Godfried met hem nu ook van het Lothryksch leen af te zetten, dat hy opdroeg aen Frederik van LuxemburgGa naar voetnoot(3). Meteen ging de keizer voort den kryg te voeren tegen Godfrieds bondgenooten, en overwon den graef van Holland in een veldslag by Dordrecht geleverdGa naar voetnoot(4), waerdoor hy den hertog, die 't nu hier te lande niet meer houden kon, dwong naer Italië te vlugten; doch de oorlog sleepte voort, zoo lang, dat er de keizer geen eind aen zag. Hy overleed in 1056 en werd opgevolgd door zyn' zoon Hendrik IV. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 587]
| |||||||||||||||||||||||||
Hendrik IV was nog een kindGa naar voetnoot(1) toen hy op den troon van Duitschland klom. Zyne moeder, Agnes van Aquitanië, zocht den vrede in Lothryk te herstellen, ten einde hare bekommernissen eenigermate te verminderen. Daer werd dan een ryksdag te Keulen beroepen, op welken, door de tusschenspraek van paus Victor II, de jonge vorst zich verzoende met den graef van Vlaenderen, en tevens met hertog Godfried. Deze kreeg zyne weerdigheid en leenen weêr, om die te bezitten na de dood van FrederikGa naar voetnoot(2). Godfried was er niet haestig meê, dewyl hy in Italië een tweeden echt aengegaen en groote bezittingen verworven had. Zelfs na Frederiks dood, in 1065 voorgevallen, bleef hy nog een geruimen tyd in den vreemde, tot dat hy, ontrust door eene beginnende ziekte, naer Lothryk keerde, alwaer hy eerst in 1069 schynt aengekomen te zyn. Hy kwam de laetste dagen van een woelig leven in 't vaderland doorbrengen, en koos tot zyn verblyf | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 588]
| |||||||||||||||||||||||||
het slot van BouillonGa naar voetnoot(1), hopende daer misschien de gezondheid weêr te krygen. Ydele hoop! De ziekte nam toe, en de lyder deed zich voor 't laetste vervoeren naer Verdun, alwaer hy op 't einde van 1070 de oogen slootGa naar voetnoot(2). Godfried IV, bygenaemd de Bultenaer, was zyn eenige zoon, en opvolger zoo in het hertogdom van Lothryk als in 't markgraefschap van Antwerpen. Mismaekt van lichaem, maer begaefd met de grootste hoedanigheden van hert en geestGa naar voetnoot(3), scheen hy als voorbeschikt om de wonden des lands te heelen en er de openbare rust te herstellen. Deze was juist op dat oogenblik diep gestoord, in Holland, door de twisten van Robbert den Fries met bisschop Willem van Utrecht, zoodat Godevaert al aenstonds gelegenheid had om blyken te geven van zyn beleid, en hy deed het met zulken uitslag dat, voor het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 589]
| |||||||||||||||||||||||||
einde van 1071, Holland en Westfriesland in zyne magt en alle oorzaken van oorlog uit den weg geruimd warenGa naar voetnoot(1). Sedert diende hy den keizer in Duitschland tegen de oproerige Saksers, en verwierf daer geen minderen roem; want het was vooral aen Godevaerts ervarenheid in de krygskunst dat Hendrik IV de groote overwinning te danken had welke hy, in den zomer van 1075, te Langensalz op de UnstrutGa naar voetnoot(2) behaelde, en die de Saksers tot onderwerping bragtGa naar voetnoot(3). Na dien luisterryken veldtogt kwam de hertog weder naer Lothryk, met het inzigt van voortaen al zynen tyd en al zyne zorg te besteden aen het uitroeijen van velerhande misbruiken, aen het beramen van goede instellingen en wetten, ten einde de openbare welvaert te doen herleven welke, door de gedurige krygen en onlusten, geknakt en vervallen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 590]
| |||||||||||||||||||||||||
was. Maer al die loffelyke voornemens werden verydeld door de hand eens moordenaers. Zekere Gislebert, het zy uit eigen boosheid, het zy door anderen opgestookt, beloerde den hertog nacht en dag, tot hy eindelyk, den 19 February 1076, te Antwerpen de gelegenheid vond om hem heimelyk eene lans in den buik te stooten, aen welke wond Godevaert na korte dagen overleedGa naar voetnoot(1). Hy was door den echt verbonden met Mathilde erfdochter van Toscanen, doch geene kinderen hebbende had hy zynen neef Godevaert van BouillonGa naar voetnoot(2) tot vollen erfgenaem aengesteld. Erfgenaem, ja, van zyns ooms alloden, maer niet van diens hertogdom, hetwelk hy uit de handen des keizers ontvangen moest. Keizer Hendrik kwam eerlang naer Utrecht, om het Paeschfeest te vieren. Daer beleende hy Godevaert met het markgraef- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 591]
| |||||||||||||||||||||||||
schap van Antwerpen, maer het hertogdom van Lothryk gaf hy aen zynen eigen zoon KoenraetGa naar voetnoot(1), naer alle waerschynlykheid om dezen jongen vorst ver van Duitschland, ver van Italië te verwyderen, alwaer hy met zyn woeligen aert en te midden van allermoeijelykste omstandigheden, niet dan gevaerlyk voor den keizer wezen kon. Maer Koenraet, in stede van zich met de noodwendigheden van zyn hertogdom te bekommeren, zocht niet dan nut te trekken uit de verwarringen van het ryk, en werkte voor of tegen zyn' vader volgens dat eigen belang hem ingaf; terwyl de grootmoedige Godevaert, voor het weinige dat Hendrik hem geschonken had, al het vuer zyner jeugd, al het vermogen van zynen geest, al de kracht van zynen arm gebruikte om den keizer te verdedigen tegen diens mededinger naer de kroon hertog Rudolf van Saksen, en zyn' leenheer in den slag van VolksheimGa naar voetnoot(2) eene volkomen overwinning | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 592]
| |||||||||||||||||||||||||
deed behalen. Hy bewees den keizer nog andere diensten, waerdoor deze eindelyk bewogen werd om het hertogdom van Lothryk, dat Koenraet door zyn gedrag meer dan eens verbeurd had, dien ondankbaren zoon af te nemen, en er den getrouwen Godevaert meê te beleenen, als hy werkelyk deed in 1089Ga naar voetnoot(1). Zoo kwam de uitstekende krygsman in bezit van het hertogdom dat, als 't ware, een erfgoed van zyn doorluchtig stamhuis geworden was. Maer Lothryk was niet lang gelukkig onder het bestier van hertog Godevaert. Opgewekt door zyn godsdienstig gevoel zoo wel als door zyne dapperheid, deelde hy weldra in den algemeenen geestdrift die de westelyke volkeren aendrong om het heilig graf des Zaligmakers op de ongeloovigen te veroveren. In het gezelschap van zeventig duizend voetknechten en tien duizend edele ruiters, vertrok hy den 15 Augusty 1096 naer 't Oosten. In Bithynië gekomen zynde, kozen de kruisvaerders Godevaert tot hun opperhoofd, en het was in die hoedanigheid | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 593]
| |||||||||||||||||||||||||
dat hy, in 1099, het beleg van Jerusalem ondernam. De stad ging over den 15 July. Acht dagen daerna werd de Lothryksche vorst verheven tot de koninklyke weerdigheid, maer hy droeg zyne duer gewonnen kroon niet lang, want hy stierf, ongehuwd, den 18 July des volgenden jaers 1100. Zoo zien wy dan het dierbaer graf des Heilands verlost, en het koningryk van Jerusalem gesticht door een belgischen vorst, een' hertog van Lothryk, een' markgraef van Antwerpen. Vroeger zagen wy een anderen Belg, Karel den Groote, het Westryk herstellen en de tydelyke magt der Pauzen op onwrikbare gronden vestigen. Later zullen wy een' graef van Vlaenderen de stichter zien worden van een nieuw keizerryk te Constantinopelen, alsof het bestemd was dat, door alle eeuwen heen, de grootste feiten der wereldgeschiedenis moeten verknocht zyn aen belgische namen. Te regt dus mogen wy roem dragen op onze doorluchtige voorvaders: die roem is ons nationael eigendom, en kan ons niet betwist worden. Maer de Belgen moeten indachtig wezen dat hunne groote mannen tevens uitgemunt hebben in christelyke deugd en wysheid, zoo wel als in dapperheid en krygsbeleid: en indien het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 594]
| |||||||||||||||||||||||||
vaderland hun lief is; indien zy prys hechten aen de eer der natie, zoo moeten zy de glorieryke voorbeelden die hunne historie oplevert in hun eigen gedrag afspiegelen, en mogen den luister van het voorgeslacht niet bezwalken door schandelyke daden of onchristelyken levenswandel. Na Godevaerts dood bleef het hertogdom van Lothryk eenigen tyd zonder hoofd. Vervolgens werd het door keizer Hendrik uitgegeven aen eenen graef van Limburg, maer in 1106 door Hendriks opvolger overgedragen in het grafelyk huis van Leuven, dat het gedurende dry volle eeuwen erfelyk bezeten heeft. Deze feiten, met de omstandigheden die ze vergezeld hebben, voorgegaen of er op gevolgd zyn, zullen hunne plaets vinden in de geschiedenis van Brabant.
einde van het derde deel. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 594]
| |||||||||||||||||||||||||
|