Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 395] [p. 395] Anna de Cort. Een plantjen van der fijnste soort Ontkiemde in onzen bloemengaard. Het groeide stil en ongestoord En was ons meer dan schatten waard, Het toonde ons zijnen eersten knop, En hief zich blij ten hemel op. Wat blinkt aan moeders borst zoo mooi, Wat streelt des vaders zaligen blik? Is 't niet op aard die hemelstooi, Die perel in den rozenstrik? Wie is er, die ons grieft en maant, Dat ook de duurste perel taant? [pagina 396] [p. 396] Een vogel vliegt door huis en hof, Vliegt, deuntjens zingend, in en uit; Alomme klinkt des vogels lof, Men luistert naar zijn fijn gefluit, Men heeft geen oor, tenzij veur hem - Daar zwijgt op eens die lieve stem. Ach perel, plant en vogellijn, Getaand, verwelkt en wreed ontrukt! - Zoekt geenen troost veur onze pijn, Wij gaan ten grave neergebukt En zien geen einde aan rouw en nood, Want Anna, onze vreugd, is dood. Oct. 1866. Vorige