Verspreide en nagelaten gedichten
(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 227]
| |
[pagina 228]
| |
Dat zoo honigzoet, dat zoo honigzoet
Van des hemels lusten spreekt.
En in mijn gemoed, en in mijn gemoed
Vaak licht ontsteekt;
Dat met God den Heer, dat met God den Heer
En met Jezulijn begint,
Die de wichtjens teer, die de wichtjens teer
En vurig mint!
O des liedjens toon, o des liedjens toon,
Dien ik Goddank niet verloor,
Klinkt nog lief en schoon, klinkt nog lief en schoon
Mij in het oor.
O du dietsche klank, o du dietsche klank,
Dien geen andere evenaart,
Heersche vrij en vrank, heersche vrij en vrank
Aan mijnen haard!
|
|