Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Maaltijd in der lommer. Een gloeiende walm doorbeeft den grauwen hemel Ter heete stond, als de zonnebol zijn hoogst Toppunt bereikt, en telkens op 't volksgewemel Neerblikt, dat woelt te midden des gouds van den oogst. De dorpsklok klept, en buiten des stralengeglinsters, In der lommer eens schovenhoops, eens veldplantsoens, Bekruisen zich forsche maaiers en rappe bindsters Ten soberen maal des rust verleenenden noens. En groepjes hier en groepjes ginds omringen De breede kommen van dampenden knollen gevuld - Wat stadspartij zag ooit wel blijdere kringen? Wat hof heeft ooit zoo frisch en vroo gesmuld? De minne kruidt wel eens die landgenuchten, Beschaduwd door 'nen dichten hazelstruik.... Wie zoude niet in nederigen gehuchten Eens nippen aan natuur- en vreugdekruik? Vorige Volgende