Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 182] [p. 182] Duitsch-Vlaemsch Zangerbond. O Rhijn, ge brengt der Schelde blij Uw' groet vol zielenharmonij In duitsche broederzangen; Ons lacht Europa's stroomvorst aen: ‘O zuster, spreekt ge, blijf ook staen, Wat strik u wil omvangen.’ Het lied, dat op uw golven dreunt, Aenhoort ge, op 't rotsgevaert geleund, Als op een' eeuwgen zetel - Dat lied, herhaeld door groot en kleen: Zij zullen hem niet hebben, neen! Wie om dien roof zich ketel'. Dat lied weergalmt in Scheldes oor, Ja, heel 't verrukte Belgie door, ‘En spreekt: Wie zal ons dwingen: Wie zal ons boeien, vader Rhijn, Zoo lang er Nederduitschers zijn, Die vlaemsche Chooren zingen?’ Juich, Rhijn, van boeijen los, gij, Schelde, hef uw toonen! De zang op vrijheid trotsch ontstroom uw' echten zonen. Bezing op eigen trant de kunsten en den vrede: Het lied voor 't vaderland is een verheven bede. Prudens VAN DUYSE. Vorige Volgende