Gedichten
(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 144]
| |
De jonge Graaf van Buren, toen hy die proeven zag,
Kon langer niet weêrhouden een stil bedwongen lach.
Als Karel naar de reden van zulk een lachen vroeg,
Zei ongelukkiger wyze de Graaf, niet fyn genoeg:
‘Ik zag de vreemde schreden van uwe Majesteit,
En tusschen Ryk en Heerscher zocht ik het onderscheid,
Zy wanken nu op d'eenen, dan op den anderen voet;
Zoo dacht ik en ik lachte met onbedwongen moed.’
Met ernst, ofschoon met zachtheid, hernam de Keizer 't woord:
‘Zulk onbezonnene rede zy hier niet meer gehoord!
Ge zyt nog jong, Graaf Buren; des zy u dit geleerd:
Geen voeten die regeren, het hoofd alleen regeert!’ -
|
|